regelbalk



 

Canto 10

Yadi Gaura

 


 

Hoofdstuk 70: Krishna's Routines, Moeilijkheden en Nārada Nog Eens op Bezoek

(1) S'rī S'uka zei: 'Bij het aanbreken van de dag werden de kraaiende hanen verwenst door de vrouwen van de Lieve Heer die, met de armen van hun echtgenoot [de Ene YogamāyāHeer in Velen] om hun nek, verstoord waren over de [onvermijdelijke] scheiding. (2) De vogels, die door de bijen in de bries van de pārijātabomen ontwaakten uit hun slaap, wekten Krishna met hun luidruchtig gezang, als waren ze de dichters aan het hof. (3) Maar Vaidarbhī [Rukminī] hield niet van die zo gunstige tijd van de dag, omdat ze dan de omhelzing van haar geliefde [Krishna] zou moeten missen. (4-5) Mādhava stond op tijdens de brāhma-muhūrta [het uur voor zonsopgang], beroerde water en maakte Zijn geest vrij om te mediteren op het ongeėvenaarde, enige, zelfverlichtende Zelf voorbij al de traagheid van de materie. Dat Ware Zelf verdrijft, onfeilbaar als het is, overeenkomstig zijn [Zijn] eigen aard onophoudelijk de onzuiverheid en geeft aanleiding tot de vreugde van het bestaan. Men kent het als het Brahman dat, met zijn [Zijn] energieėn, de oorzaak vormt van de schepping en vernietiging van dit universum [zie ook 3.29: 31 & 36-37, B.G. 7: 5 & 6 en *]. (6) Toen Hij overeenkomstig de vidhi een bad had genomen in zuiver water, volbracht Hij, de Meest Waarachtige, na Zich eerst in onder- en bovenkleding te hebben gestoken, de hele routine van het eerbetoon bij het ochtendgloren, en chantte vervolgens, na uitgietingen te hebben gedaan in het vuur, rustig Zijn spraak beheersend, de Vedische mantra [de Gāyatrī, zie ook **]. (7-9) Trouw aan Zijn eigen aard stemde Hij Zijn eigen expansies gunstig met eerbetoon voor de opkomende zon. Met het verschuldigde respect voor de goden, de wijzen en de voorvaderen, alsmede voor de senioren en de geleerden, schonk Hij dag na dag vele, vele gehoorzame koeien weg met goud op hun horens, zilver op hun hoeven en paarlen halssnoeren om hun nekken, koeien die rijk waren aan melk en nog maar één kalf ter wereld hadden gebracht. Fraai opgetuigd werden ze aan de geschoolde brahmanen aangeboden samen met linnen, hertenvellen, sesamzaad en sieraden [zie ook ***]. (10) Met het tonen van respect voor de koeien, de mannen van scholing, de goddelijken, de ouderen, de geestelijk leraren en alle levende wezens die enkel maar expansies van Hemzelf waren, legde Hij [darshan verlenend] Zijn hand op alle [personen en] goedgunstige artikelen. (11) Hij, het sieraad van de samenleving Zelve, sierde Zich met de kleren, de goddelijke bloemenslingers, de geurige smeersels en de juwelen die bij Hem pasten. (12) Hij droeg zowel zorg voor de ghee [gebruikt in de offers] als voor de spiegel, en bekommerde Zich om de koeien, de stieren, de tweemaal geborenen, de goden en de voorwerpen van begeerte. Hij voorzag in giften naar de voldoening van alle maatschappelijke groeperingen die in de stad en het paleis leefden, en kwam Zijn ministers tegemoet met het ten volle lenigen van al hun noden. (13) Na eerst bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta uitgedeeld te hebben aan de geschoolden, [en dan aan] Zijn vrienden, Zijn ministers en Zijn vrouwen, nam Hij vervolgens Zelf Zijn deel. (14) Zijn menner, die tegen die tijd Zijn allerprachtigste strijdwagen had gebracht met daarvoor gespannen de paarden Sugrīva enzovoorts [zie 10.53: 5], stond buigend voor Hem klaar. (15) De handen van de wagenmenner beetpakkend klom Hij toen vergezeld door Sātyaki en Uddhava op de wagen, als was Hij de zon die opkomt boven de heuvels in het oosten. (16) Met moeite Zich losmakend van de vrouwen in het paleis, die Hem aankeken met verlegen en liefdevolle blikken, vertrok Hij met het tonen van een glimlach die hun geesten in beslag nam. (17) Opgewacht door al de Vrishni's betrad Hij, mijn beste, de zaal genaamd Sudharmā [zie ook 10.50: 54] die, voor hen die er binnengaan, de zes golven [van het materieel bestaan] bestrijdt [zie shath-ūrmi]. (18) De Almachtige, de Beste van de Yadu's, aldaar hoog op Zijn troon gezeten temidden van de Yadu's die de leeuwen onder de mensen waren, verlichtte alle richtingen met Zijn gloed, stralend als de maan aan de hemel omringd door de sterren. (19) Er waren hofnarren, o Koning, die de Almachtige met verschillende vormen van amusement dienden, beroepsentertainers [zoals goochelaars] en vrouwen die energiek dansend van dienst waren. (20) Zij dansten op de geluiden van vīnā's, mridanga's en murajatrommels, fluiten, cymbalen en schelphoorns, terwijl de hofzangers, verhalenvertellers en lofprijzers zongen en de loftrompet staken. (21) Enkele brahmanen reciteerden, daar zittend, doorlopend Vedische mantra's, terwijl anderen verhalen vertelden over koningen uit het verleden die beroemd waren om hun vroomheid.
 
(22) Op een dag kwam er een persoon, o Koning, die daar nog nooit eerder gezien was. Via de wachters bij de deur aangekondigd kreeg hij toegang tot de Fortuinlijke. (23) Na zich voor Krishna, de Allerhoogste Heerlijkheid, te hebben verbogen, legde hij aan Hem voor dat [een zeker aantal] koningen te lijden had omdat ze gevangen werden gehouden door Jarāsandha. (24) Tijdens een campagne van hem om al de windrichtingen te veroveren, waren die koningen gevangen genomen die hem niet in volmaakte onderwerping hadden aanvaard. Zij - zo'n twintigduizend - werden met geweld vastgezet in de vesting Girivraja. (25) De koningen stuurden het bericht: 'Krishna, o Krishna, o onmetelijke Ziel, o U die de angst wegneemt van de overgegeven zielen. Wij, zo verschillend van mentaliteit, hebben het moeilijk in ons materiėle bestaan en komen naar U voor onze toevlucht! (26) De hele wereld die behagen schept in een verkeerde manier van doen is verbijsterd over de plichten alhier om van het eigen eerbetoon te zijn voor U overeenkomstig Uw [varnās'rama] woord. Mogen er de eerbetuigingen zijn voor U, de Altijd Waakzame ['het open oog van de Tijd'], die plotseling [ten tijde van iemands stervensuur] een einde maakt aan die koppige hoop op een lang leven in dit bestaan. (27) U, de heersende autoriteit van dit universum, bent samen met Uw expansie [Balarāma] nedergedaald om de deugdzamen te beschermen en de kwaadwilligen te onderwerpen. We kunnen niet begrijpen, o Heer, hoe iemand in overtreding met Uw wet [zoals Jarāsandha] zo'n gezag kon verwerven, noch hoe iemand anders [zoals wij, mits hij bij U zijn toevlucht zoekt] de vrucht moet plukken [van tegenslagen]. (28) Met de last van dit sterfelijke lichaam die we altijd vol van angst dragen, is ons geluk als het voorwaardelijke geluk van koningen, o Heer, dat [zo vluchtig] is als een droom. Als wij het geluk van de ziel afwijzen dat wordt verworven door onzelfzuchtige dienstverlening aan U, krijgen we de grootste ellende te verduren met Uw verstandsverbijsterende werkelijkheid van māyā alhier. (29) Derhalve, o Goedheid wiens twee voeten het leed verdrijven, verlos alstUblieft ons overgegeven zielen van de boeien van het karma gevormd door de koning van Magadha. Zoals de koning van de dieren schapen te pakken neemt, zette hij, in zijn eentje het gezag uitoefenend van een tienduizendtal kwaaie olifanten, ons gevangen in zijn paleis. (30) Achttien keer [tegenover hem staand] hebt U [zeventien keer] Uw cakra geheven en hem verpletterd. Slechts één enkele keer slaagde hij erin U te verslaan in de slag, toen U, vertrouwend op Uw onbegrensde macht, in beslag werd genomen door menselijke aangelegenheden [zie 10.50: 41 & 10.52: 7]. En nu, kwelt hij vol van trots ons, Uw onderdanen, o Onoverwinnelijke. Zet dat alstUblieft recht!' (31) De boodschapper zei: 'En zo smachten degenen die gevangen worden gehouden door Jarāsandha, ernaar Uw aanblik te mogen genieten in hun overgave aan de basis van Uw voeten. Laat deze arme zielen alstUblieft delen in Uw welvaart!'

(32) S'rī S'uka zei: 'Nadat de boodschapper van de koningen dat had gezegd, verscheen de allerhoogste rishi [Nārada] ten tonele die met zijn geel gekleurde, samengeklitte lokken een uitstraling had als die van de zon. (33) Zo gauw de Allerhoogste Heer Krishna, de Allerhoogste Heerser van de heersers van alle werelden, hem zag, kwam Hij samen met Zijn volgelingen en de leden van de vergadering verheugd overeind en bewees Hij hem de eer met gebogen hoofd. (34) Nadat de muni een zitplaats had aanvaard, stelde Hij hem tevreden met eerbetoon overeenkomstig de regels en sprak Hij vervolgens de waarachtige, en aangename woorden: (35) 'Het is een feit dat vandaag de drie werelden volledig zijn bevrijd van alle angst, want dat is de kwaliteit van een  grote en fortuinlijke ziel als u, die rondtrekt door de werelden. (36) In de drie werelden geschapen door de Heer is er niets dat u niet bekend is, laten we daarom van u vernemen wat de plannen van de Pāndava's zijn.'

(37) S'rī Nārada zei: 'Ik was vaak getuige van [de vele gedaanten van] Uw ondoorgrondelijke māyā, o Almachtige, o U die [zelfs] de Schepper van het Universum verbijstert [zie 10.14]. Het verbaast me niet, o Alomvattende Ene, dat U, verhuld door Uw eigen energieėn, Zich rondbeweegt onder de geschapen wezens als een vuur waarvan het licht is afgedekt. (38) Wie is er toe in staat zich een juist begrip te vormen van de bedoeling van U, die middels Uw materiėle energie dit universum tot stand brengt en ook weer opheft, dat zich [voor de levende wezens] manifesteert om met U in relatie te kunnen staan [om de essentie te ervaren]. Alle eer aan U wiens aard niet te doorgronden is. (39) Voor de individuele ziel in samsāra, die geen bevrijding kent uit de problemen die het materiėle lichaam met zich meebrengt, ontsteekt Hij Zijn toorts van roem middels het spel en vermaak van Zijn avatāra's. U, die Heer, benader ik voor mijn toevlucht. (40) Ik zal U niettemin, o Hoogste Waarheid die de menselijke manier van doen imiteert, vertellen wat Uw toegewijde, de koning [Yudhishthhira], de zoon van Uw vaders zuster, zich heeft voorgenomen. (41) De koning, de zoon van Pāndu, wenst de soevereiniteit en wil terwille van U de grootste offerplechtigheid houden die bekend staat als de Rājasūya. Kan U hier alstUblieft Uw zegen aan geven? (42) O Heer, op die beste van alle offerplechtigheden zullen alle verlichte en aanverwante zielen afkomen die U graag willen zien, alsook al de koningen van zege en glorie. (43) Als mensen aan de onderkant van de samenleving al zuivering vinden door te luisteren naar, te zingen over, en te mediteren op U, de Volle Manifestatie van het Absolute, wat zou dat dan niet betekenen voor hen die U daadwerkelijk zien en aanraken? (44) De smetteloze reputatie van U, welke zich in alle richtingen verspreidt, wordt verkondigd in de hemel, in de lagere regionen en op aarde, o Brenger van Al het Geluk voor Al de Werelden. In de vorm van het water dat van Uw voeten spoelt en zo het hele universum zuivert, wordt die genade de Mandākinī [een rivier] genoemd in het goddelijke bereik, de Bhogavatī in de lagere leefwerelden, en de Ganges hier op aarde.'

(45) S'rī S'uka zei: 'Toen Zijn aanhangers [de Yādu's] niet met dit voorstel [voor een Rājasūya] instemden, omdat ze de overwinning [op Jarāsandha] verlangden, richtte Kes'ava met een bekoorlijke woordkeuze Zich glimlachend tot Zijn dienaar Uddhava. (46) De Fortuinlijke zei: 'Jij, als Onze oogappel en welgezinde vriend, weet om die reden perfect welke uitdrukking van toepassing zou zijn in dit verband. Zeg Ons alsjeblieft wat er moet worden gedaan, We stellen volkomen vertrouwen in je en zullen doen wat je zegt.'

(47) Met dat verzoek van zijn Behouder, die deed alsof Hij, de Alwetende, het niet meer wist, gaf Uddhava, die nederig de opdracht op zijn hoofd aanvaardde, een antwoord.' 

 

next                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 25 augustus, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Bij het aanbreken van de dag werden de kraaiende hanen verwenst door de vrouwen van de Lieve Heer die, met de armen van hun echtgenoot [de Ene YogamāyāHeer in Velen] om hun nek, verstoord waren over de [onvermijdelijke] scheiding.
S'rī S'uka zei: 'Toen, met het aanbreken van de dag, werden de kraaiende hanen verwenst door de vrouwen van de Lieve Heer die, bij hun hoofden vastgehouden door hun echtgenoten [de Ene Yogamāyā Heer in Velen], verstoord waren over [de onvermijdelijke] scheiding. (Vedabase)

 

Tekst 2

De vogels, die door de bijen in de bries van de pārijātabomen ontwaakten uit hun slaap, wekten Krishna met hun luidruchtig gezang, als waren ze de dichters aan het hof.

Vogels ontwakend uit hun slaap door de bries van de parijāta-bomen met hun bijen, wekten Krishna met hun luidruchtig zingen als waren ze de dichters aan het hof. (Vedabase)

 

Tekst 3

Maar Vaidarbhī [Rukminī] hield niet van die zo gunstige tijd van de dag, omdat ze dan de omhelzing van haar geliefde [Krishna] zou moeten missen.

Maar Vaidarbhī [Rukminī] hield niet van die zo gunstige tijd van de dag omdat die haar de armen van Krishna om haar heen zou ontzeggen.  (Vedabase)

 

Tekst 4-5

Mādhava stond op tijdens de brāhma-muhūrta [het uur voor zonsopgang], beroerde water en maakte Zijn geest vrij om te mediteren op het ongeėvenaarde, enige, zelfverlichtende Zelf voorbij al de traagheid van de materie. Dat Ware Zelf verdrijft, onfeilbaar als het is, overeenkomstig zijn [Zijn] eigen aard onophoudelijk de onzuiverheid en geeft aanleiding tot de vreugde van het bestaan. Men kent het als het Brahman dat, met zijn [Zijn] energieėn, de oorzaak vormt van de schepping en vernietiging van dit universum [zie ook 3.29: 31 & 36-37, B.G. 7: 5 & 6 en *].

Opstaand tijdens de brahma-muhūrta [het uur voor zonsopgang] beroerde Mādhava water en maakte Hij Zijn geest vrij om te mediteren op het ongeėvenaarde, enige, zelfverlichtende Zelf voorbij alle traagheid der materie. Dat Ware Zelf verdrijft, onfeilbaar als het is, overeenkomstig zijn [Zijn] eigen aard onophoudelijk de onzuiverheid en geeft aanleiding tot de vreugde van het bestaan. Men kent het als het Brahman dat met zijn [Zijn] energieėn de oorzaak vormt van schepping en vernietiging in dit universum [zie ook 3.29: 31 & 36-37, B.G. 7: 5 & 6 en *]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Toen Hij overeenkomstig de vidhi een bad had genomen in zuiver water, volbracht Hij, de Meest Waarachtige, na Zich eerst in onder- en bovenkleding te hebben gestoken, de hele routine van het eerbetoon bij het ochtendgloren, en chantte vervolgens, na uitgietingen te hebben gedaan in het vuur, rustig Zijn spraak beheersend, de Vedische mantra [de Gāyatrī, zie ook **].

Nadat Hij overeenkomstig de vidhi een bad had genomen in zuiver water, volbracht Hij, de Meest Waarachtige, na Zich eerst in boven- en onderkleding te hebben gestoken, de gehele routine van het eerbetoon bij het ochtendgloren en chantte Hij, nadat Hij uitgietingen had gedaan in het vuur, rustig Zijn spraak beheersend de vedische mantra [de Gāyatrī, zie ook **]. (Vedabase)

 

Tekst 7-9

Trouw aan Zijn eigen aard stemde Hij Zijn eigen expansies gunstig met eerbetoon voor de opkomende zon. Met het verschuldigde respect voor de goden, de wijzen en de voorvaderen, alsmede voor de senioren en de geleerden, schonk Hij dag na dag vele, vele gehoorzame koeien weg met goud op hun horens, zilver op hun hoeven en paarlen halssnoeren om hun nekken, koeien die rijk waren aan melk en nog maar één kalf ter wereld hadden gebracht. Fraai opgetuigd werden ze aan de geschoolde brahmanen aangeboden samen met linnen, hertenvellen, sesamzaad en sieraden [zie ook ***].

Consequent naar Zijn eigen aard stemde Hij met eerbetoon voor de opkomende zon Zijn eigen expansies gunstig: met het verschuldigde respect voor de goden, de wijzen en de voorvaderen, alsmede voor de senioren en de geleerden, schonk Hij dag na dag vele, vele gehoorzame koeien weg met goud op hun horens, zilver voorop hun hoeven en paarlen halssnoeren om, die rijk aan melk waren en maar één kalf ter wereld hadden gebracht. Zij, fraai opgetuigd werden aan de geschoolden aangeboden samen met linnen, hertenvellen, sesamzaad en sieraden [zie ook ***]. (Vedabase)

 

Tekst 10

Met het tonen van respect voor de koeien, de mannen van scholing, de goddelijken, de ouderen, de geestelijk leraren en alle levende wezens die enkel maar expansies van Hemzelf waren, legde Hij [darshan verlenend] Zijn hand op alle [personen en] goedgunstige artikelen.

Met het tonen van respect voor de koeien, de mannen van scholing, de goddelijken, de ouderen, de geestelijk leraren en alle levende wezens die enkel maar expansies van Hemzelf waren, beroerde Hij [darshan verlenend, alle personen en] goedgunstige dingen. (Vedabase)

   

Tekst 11

Hij, het sieraad van de samenleving Zelve, sierde Zich met de kleren, de goddelijke bloemenslingers, de geurige smeersels en de juwelen die bij Hem pasten.

Hij, het sieraad van de samenleving Zelve, kleedde Zich aan met de kleren, de goddelijke bloemenslingers, de kleuren en de juwelen die bij Hem pasten. (Vedabase)

     

Tekst 12

Hij droeg zowel zorg voor de ghee [gebruikt in de offers] als voor de spiegel, en bekommerde Zich om de koeien, de stieren, de tweemaal geborenen, de goden en de voorwerpen van begeerte. Hij voorzag in giften naar de voldoening van alle maatschappelijke groeperingen die in de stad en het paleis leefden, en kwam Zijn ministers tegemoet met het ten volle lenigen van al hun noden.

Met het zowel zorgdragen voor de ghee [gebruikt in de offers] als voor de spiegel bekommerde Hij zich om de koeien, de stieren, de tweemaal geborenen, de goden en de voorwerpen van begeerte, met het voorzien in giften naar de voldoening van alle maatschappelijke groeperingen die in de stad en het paleis leefden en begroette Hij Zijn ministers ten volle al hun noden lenigend. (Vedabase)

   

Tekst 13

Na eerst bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta uitgedeeld te hebben aan de geschoolden, [en dan aan]  Zijn vrienden, Zijn ministers en Zijn vrouwen, nam Hij vervolgens Zelf Zijn deel.

Allereerst bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta verdelend onder de geschoolden, [en dan] onder Zijn vrienden, Zijn ministers en Zijn vrouwen, was Hij gewoon vervolgens Zelf Zijn deel te nemen. (Vedabase)

  

Tekst 14

Zijn menner, die tegen die tijd Zijn allerprachtigste strijdwagen had gebracht met daarvoor gespannen de paarden Sugrīva enzovoorts [zie 10.53: 5], stond buigend voor Hem klaar.

Zijn menner, die tegen die tijd Zijn allerprachtigste strijdwagen had gebracht met ingespannen de paarden Sugrīva enzovoorts [zie 10.53: 5], stond gebogen klaar voor Hem.  (Vedabase)

 

Tekst 15

De handen van de wagenmenner beetpakkend klom Hij toen vergezeld door Sātyaki en Uddhava op de wagen, als was Hij de zon die opkomt boven de heuvels in het oosten.

De wagenmenner zijn handen beethoudend klom Hij toen vergezeld door Sātyaki en Uddhava naar binnen als was Hij de zon opkomend boven de heuvels in het oosten. (Vedabase)

     

Tekst 16

Met moeite Zich losmakend van de vrouwen in het paleis, die Hem aankeken met verlegen en liefdevolle blikken, vertrok Hij met het tonen van een glimlach die hun geesten in beslag nam.

Met moeite Zich losmakend van de vrouwen in het paleis die Hem aankeken met verlegen en liefdevolle blikken, vertrok Hij, een glimlach prijsgevend die hun geesten vervoerde. (Vedabase)

 

Tekst 17

Opgewacht door al de Vrishni's betrad Hij, mijn beste, de zaal genaamd Sudharmā [zie ook 10.50: 54] die, voor hen die er binnengaan, de zes golven [van het materieel bestaan] bestrijdt [zie shath-ūrmi].

Opgewacht door al de Vrishni's betrad hij de zaal bekend als Sudharmā [zie ook 10.50: 54] die voor hen die er binnengingen de zes golven afweert, mijn beste [zie shath-ūrmi]. (Vedabase)

 

Tekst 18

De Almachtige, de Beste van de Yadu's, aldaar hoog op Zijn troon gezeten temidden van de Yadu's die de leeuwen onder de mensen waren, verlichtte alle richtingen met Zijn gloed, stralend als de maan aan de hemel omringd door de sterren.

De Almachtige, de Beste van de Yadu's, aldaar hoog op Zijn troon gezeten temidden van de Yadu's, de leeuwen onder de mannen, verlichtte alle richtingen met Zijn gloed die straalde als de maan aan de hemel omringd door de sterren. (Vedabase)

  

Tekst 19

Er waren hofnarren, o Koning, die de Almachtige met verschillende vormen van amusement dienden,  beroepsentertainers [zoals goochelaars] en vrouwen die energiek dansend van dienst waren.

Daar waren de hofnarren, o Koning, die de Almachtige met verschillende vormen van amusement van dienst waren, zoals ook op hun beurt de beroepsentertainers [zoals de goochelaars] en de vrouwen die energiek dansten dat deden. (Vedabase)

 

Tekst 20

Zij dansten op de geluiden van vīnā's, mridanga's en murajatrommels, fluiten, cymbalen en schelphoorns, terwijl de hofzangers, verhalenvertellers en lofprijzers zongen en de loftrompet staken.

Zij dansten op de geluiden van vīnā's, mridanga's en muraja-trommels, fluiten, cymbalen en schelphoorns, terwijl de hofzangers, verhalenvertellers en lofprijzers zongen en de loftrompet staken. (Vedabase)

 

Tekst 21

Enkele brahmanen reciteerden, daar zittend, doorlopend Vedische mantra's, terwijl anderen verhalen vertelden over koningen uit het verleden die beroemd waren om hun vroomheid.

Daar reciteerden brahmanen neergezeten doorlopend vedische mantra's terwijl anderen verhalen vertelden over koningen uit het verleden die beroemd waren om hun vroomheid. (Vedabase)

  

 Tekst 22

Op een dag kwam er een persoon, o Koning, die daar nog nooit eerder gezien was. Via de wachters bij de deur aangekondigd kreeg hij toegang tot de Fortuinlijke.

Op een dag werd de aankomst gemeld van een persoon, o Koning, die via de wachters bij de deur toegang verkreeg tot de Fortuinlijke, maar daar nog nooit eerder gezien was. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Na zich voor Krishna, de Allerhoogste Heerlijkheid, te hebben verbogen, legde hij aan Hem voor dat [een zeker aantal] koningen te lijden had omdat ze gevangen werden gehouden door Jarāsandha.

Na zijn eerbetoon met samengebrachte handpalmen voor Krishna, de Allerhoogste Heerlijkheid, legde hij Hem het lijden voor van de koningen die gevangen gehouden werden door Jarāsandha. (Vedabase)

   

Tekst 24

Tijdens een campagne van hem om al de windrichtingen te veroveren, waren die koningen gevangen genomen die hem niet in volmaakte onderwerping hadden aanvaard. Zij - zo'n twintigduizend - werden met geweld vastgezet in de vesting Girivraja.

Gedurende een campagne van hem in alle windrichtingen waren al die koningen die hem niet in volmaakte onderwerping van dienst waren - zo'n twintigduizend van hen - met geweld vastgezet in de vesting Girivraja.  (Vedabase)

 

 Tekst 25

De koningen stuurden het bericht: 'Krishna, o Krishna, o onmetelijke Ziel, o U die de angst wegneemt van de overgegeven zielen. Wij, zo verschillend van mentaliteit, hebben het moeilijk in ons materiėle bestaan en komen naar U voor onze toevlucht!

De koningen brachten over: 'Krishna, o Krishna, o onmetelijke Ziel, o U die de angst wegneemt van de overgegevenen; zo uiteenlopend van mentaliteit als we zijn, komen we, het moeilijk hebbend in ons materiėle bestaan, naar U voor onze toevlucht! (Vedabase)

 

 Tekst 26

De hele wereld die behagen schept in een verkeerde manier van doen, is verbijsterd over de plichten alhier om van het eigen eerbetoon te zijn voor U overeenkomstig Uw [varnās'rama] woord. Mogen er de eerbetuigingen zijn voor U, de Altijd Waakzame ['het open oog van de Tijd'], die plotseling [ten tijde van iemands stervensuur] een einde maakt aan die koppige hoop op een lang leven in dit bestaan.

De hele wereld neigend tot het verkeerde handelen is verbijsterd over de plichten alhier die ten gunste werken in de aanbidding van U naar Uw woord die, in zoverre men het eigene daarin doet, de macht van het bestaan vormt door van dienst te zijn met langlevendheid en hoop; mogen er de eerbetuigingen zijn voor Hem, de Altijd Waakzame ['die niet aflaat met de Tijd'] die plotseling weer een einde maakt aan dit alles [ten tijde van het stervensuur]. (Vedabase)

 

 Tekst 27

U, de heersende autoriteit van dit universum, bent samen met Uw expansie [Balarāma] nedergedaald om de deugdzamen te beschermen en de kwaadwilligen te onderwerpen. We kunnen niet begrijpen, o Heer, hoe iemand in overtreding met Uw wet [zoals Jarāsandha] zo'n gezag kon verwerven, noch hoe iemand anders [zoals wij, mits hij bij U zijn toevlucht zoekt] de vrucht moet plukken [van tegenslagen].

U, de heersende autoriteit van dit universum, bent nedergedaald met Uw expansie [Balarāma] om hen die zich heiligden te beschermen en de slechten te onderwerpen; we begrijpen niet, o Heer, hoe iemand anders die in overtreding verkeert met Uw wet [zoals Jarāsandha] of anders op gezag van zijn eigen creativiteit [zoals wij] ooit zoiets zou kunnen bereiken. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Met de last van dit sterfelijke lichaam die we altijd vol van angst dragen, is ons geluk als het voorwaardelijke geluk van koningen, o Heer, dat [zo vluchtig] is als een droom. Als wij het geluk van de ziel afwijzen dat wordt verworven door onzelfzuchtige dienstverlening aan U, krijgen we de grootste ellende te verduren met Uw verstandsverbijsterende werkelijkheid van māyā alhier.

Het voorwaardelijke geluk van koningen, o Heer, is als een droom, omdat ze altijd vervuld van angst zijn met de last van dit sterfelijke lichaam; met het afwijzen van dat geluk van de ziel dat wordt verworven door onzelfzuchtige dienstverlening aan U, hebben wij, met Uw verstandsverbijsterende werkelijkheid van māyā alhier, te lijden onder de grootste ellende.  (Vedabase)

 

 Tekst 29

Derhalve, o Goedheid wiens twee voeten het leed verdrijven, verlos alstUblieft ons overgegeven zielen van de boeien van het karma gevormd door de koning van Magadha. Zoals de koning van de dieren schapen te pakken neemt, zette hij, in zijn eentje het gezag uitoefenend van een tienduizendtal kwaaie olifanten, ons gevangen in zijn paleis.

Derhalve, o Goedheid wiens voetenpaar het leed verdrijven, verlos alstUblieft ons, de overgegevenen, die in de boeien van het karma werden geslagen door hem die de naam van Maghada voert en die, gelijk de koning der dieren met de schapen, in zijn eentje het gezag uitoefenend van een tienduizendtal kwaaie olifanten ons in zijn woonstede gevangen heeft gezet. (Vedabase)

 

 Tekst 30

Achttien keer [tegenover hem staand] hebt U [zeventien keer] Uw cakra geheven en hem verpletterd. Slechts één enkele keer slaagde hij erin U te verslaan in de slag, toen U, vertrouwend op Uw onbegrensde macht, in beslag werd genomen door menselijke aangelegenheden [zie 10.50: 41 & 10.52: 7]. En nu, kwelt hij vol van trots ons, Uw onderdanen, o Onoverwinnelijke. Zet dat alstUblieft recht!'

Achttien maal Uw cakra geheven en hem verpletterd hebbend versloeg hij één enkele keer in de slag U, die vol van vertrouwen in Uw onbegrensde macht in beslag werd genomen door menselijke aangelegenheden [zie 10.50: 41 & 10.52: 7]; en nu, vol van trots, kwelt hij ons, Uw onderdanen, o Onoverwinnelijke; alstUblieft zet dat recht!' (Vedabase)

 

 Tekst 31

De boodschapper zei: 'En zo smachten degenen die gevangen worden gehouden door Jarāsandha, ernaar Uw aanblik te mogen genieten in hun overgave aan de basis van Uw voeten. Laat deze arme zielen alstUblieft delen in Uw welvaart!'

De boodschapper zei: 'Aldus smachten degenen die gevangen gehouden worden door Jarāsandha, in hun overgave aan de basis van Uw voeten, ernaar de aanblik van U te mogen genieten; alstUblieft laat deze arme zielen delen in Uw welvaart!' (Vedabase)

 

 Tekst 32

S'rī S'uka zei: 'Nadat de boodschapper van de koningen dat had gezegd, verscheen de allerhoogste rishi [Nārada] ten tonele die met zijn geel gekleurde, samengeklitte lokken een uitstraling had als die van de zon.

S'rī S'uka zei: 'Toen de boodschapper van de koningen zich aldus had uitgedrukt, verscheen de allerhoogste rishi [Nārada] ten tonele die met zijn geelgekleurde, samengeklitte lokken een gloed had gelijk die van de zon. (Vedabase)

 

Tekst 33

Zo gauw de Allerhoogste Heer Krishna, de Allerhoogste Heerser van de heersers van alle werelden, hem zag, kwam Hij samen met Zijn volgelingen en de leden van de vergadering verheugd overeind en bewees Hij hem de eer met gebogen hoofd.

Hem ziend bracht de Allerhoogste Heer Krishna, de Allerhoogste Heerser van de heersers aller werelden, met Zijn hoofd Zijn eerbetuigingen, waarbij Hij verheugd samen met Zijn volgelingen en de leden van de vergadering opstond. (Vedabase)

 

Tekst 34

Nadat de muni een zitplaats had aanvaard, stelde Hij hem tevreden met eerbetoon overeenkomstig de regels en sprak Hij vervolgens de waarachtige, en aangename woorden:

Na met zijn aanvaarden van een zitplaats met hem van eerbetoon te zijn geweest overeenkomstig de regels, sprak Hij met waarachtige, aangename woorden van respect naar de tevredenheid van de wijze: (Vedabase)

 

Tekst 35

'Het is een feit dat vandaag de drie werelden volledig zijn bevrijd van alle angst, want dat is de kwaliteit van een  grote en fortuinlijke ziel als u, die rondtrekt door de werelden.

'Het is een feit dat vandaag de drie werelden volledig zijn bevrijd van alle angst, want dat is nu de kwaliteit van de grote en fortuinlijke [die u bent] rondreizend door de werelden. (Vedabase)

 

Tekst 36

In de drie werelden geschapen door de Heer is er niets dat u niet bekend is, laten we daarom van u vernemen wat de plannen van de Pāndava's zijn.'

Met de drie werelden zoals die zijn opgezet door hun Beheerser, is er waarlijk niets dat u niet bekend is en laat ons om die reden dan van u vernemen wat de plannen van de Pāndava's zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 37

S'rī Nārada zei: 'Ik was vaak getuige van [de vele gedaanten van] Uw ondoorgrondelijke māyā, o Almachtige, o U die [zelfs] de Schepper van het Universum verbijstert [zie 10.14]. Het verbaast me niet, o Alomvattende Ene, dat U, verhuld door Uw eigen energieėn, Zich rondbeweegt onder de geschapen wezens als een vuur waarvan het licht is afgedekt.

S'rī Nārada zei: 'Ik was getuige van de vele vormen van Uw ondoorgrondelijke māyā, o Almachtige, o U die [zelfs] de Schepper van het Universum begoochelt [zie 10.14]; bij mij wekt het geen verbazing, o Allesomvattende Ene, dat U door Uw eigen energieėn verhuld zich beweegt onder de geschapen wezens als een vuur waarvan het licht afgedekt is. (Vedabase)


Tekst 38

Wie is er toe in staat zich een juist begrip te vormen van de bedoeling van U, die middels Uw materiėle energie dit universum tot stand brengt en ook weer opheft, dat zich [voor de levende wezens] manifesteert om met U in relatie te kunnen staan [om de essentie te ervaren]. Alle eer aan U wiens aard niet te doorgronden is.

Wie is er toe in staat zich een juist begrip te vormen van Uw bedoeling, van U die met Uw materiėle energie alles tot stand brengt en dit universum ook weer opheft dat zich [voor de levende wezens] manifesteert om in relatie te kunnen staan tot U; alle eer aan U die ondoorgrondelijk van aard bent. (Vedabase)

 

Tekst 39

Voor de individuele ziel in samsāra, die geen bevrijding kent uit de problemen die het materiėle lichaam met zich meebrengt, ontsteekt Hij Zijn toorts van roem middels het spel en vermaak van Zijn avatāra's. U, die Heer, benader ik voor mijn toevlucht.

Hij die voor de individuele ziel in samsāra, die geen bevrijding weet uit de problemen die het materiėle lichaam met zich meebrengt, met Zijn avatāra's voor Zijn spel en vermaak Zijn eigen toorts van roem ontsteekt; U, die Heer, benader ik voor mijn toevlucht. (Vedabase)

 

Tekst 40

Ik zal U niettemin, o Hoogste Waarheid die de menselijke manier van doen imiteert, vertellen wat Uw toegewijde, de koning [Yudhishthhira], de zoon van Uw vaders zuster, zich heeft voorgenomen.

Niettemin zal ik U, o Hoogste Waarheid die de Menselijke Gang van Zaken Imiteert, vertellen wat Uw toegewijde de koning [Yudhishthhira], de zoon van Uw vaders zuster, zich heeft voorgenomen. (Vedabase)

 

Tekst 41

De koning, de zoon van Pāndu, wenst de soevereiniteit en wil terwille van U de grootste offerplechtigheid houden die bekend staat als de Rājasūya. Kan U hier alstUblieft Uw zegen aan geven?

De koning, de zoon van Pāndu, de toppositie verlangend wil te Uwentwille de grootste offerplechtigheid houden die bekend staat als Rājasūya, alstUblieft geef dat Uw zegen. (Vedabase)

 

Tekst 42

O Heer, op die beste van alle offerplechtigheden zullen alle verlichte en aanverwante zielen afkomen die U graag willen zien, alsook al de koningen van zege en glorie.

O Heer op die beste van alle offerplechtigheden zullen alle verlichte en aanverwante zielen alsook de koningen van zege en glorie afkomen, met het verlangen U daar te aanschouwen. (Vedabase)

 

Tekst 43

Als mensen aan de onderkant van de samenleving al zuivering vinden door te luisteren naar, te zingen over, en te mediteren op U, de Volle Manifestatie van het Absolute, wat zou dat dan niet betekenen voor hen die U daadwerkelijk zien en aanraken?

Als van het luisteren naar, bezingen van en mediteren op U, het Volle van het Absolute, zelfs degenen aan de onderkant van de samenleving zuivering vinden, wat valt er dan niet te verwachten voor hen die U zien en U aanraken? (Vedabase)

 

Tekst 44

De smetteloze reputatie van U, welke zich in alle richtingen verspreidt, wordt verkondigd in de hemel, in de lagere regionen en op aarde, o Brenger van Al het Geluk voor Al de Werelden. In de vorm van het water dat van Uw voeten spoelt en zo het hele universum zuivert, wordt die genade de Mandākinī [een rivier] genoemd in het goddelijke bereik, de Bhogavatī in de lagere leefwerelden, en de Ganges hier op aarde.'

De onberispelijke faam van U die zich verspreid [als een overkapping] in alle richtingen wordt verkondigd in de hemel, in de lagere regionen en op aarde, o Brenger van Al het Geluk voor Al de Werelden. In de vorm van het water dat van Uw voeten spoelt en zo het hele universum zuivert wordt die genade de Mandākinī genoemd in het goddelijke bereik, de Bhogavatī in de lagere leefwerelden en de Ganges hier op aarde.' (Vedabase)

 

Tekst 45

S'rī S'uka zei: 'Toen Zijn aanhangers [de Yādu's] niet met dit voorstel [voor een Rājasūya] instemden, omdat ze de overwinning [op Jarāsandha] verlangden, richtte Kes'ava met een bekoorlijke woordkeuze Zich glimlachend tot Zijn dienaar Uddhava.

S'rī S'uka zei: 'Toen Zijn eigen aanhangers [de Yādu's] er niet mee instemden omdat ze de overwinning [op Jarāsandha] verlangden sprak Kes'ava glimlachend tot Zijn dienaar Uddhava met een bekoorlijke woordkeuze. (Vedabase)

 

Tekst 46

De Fortuinlijke zei: 'Jij, als Onze oogappel en welgezinde vriend, weet om die reden perfect welke uitdrukking van toepassing zou zijn in dit verband. Zeg Ons alsjeblieft wat er moet worden gedaan, We stellen volkomen vertrouwen in je en zullen doen wat je zegt.'

De Fortuinlijke zei: 'Jij inderdaad als Onze oogappel en welgezinde vriend weet om die reden volmaakt welke uitdrukking van nut zou zijn in dit opzicht, zeg alsjeblieft wat er moet worden gedaan, We stellen volkomen vertrouwen in je en zullen dat ten uitvoer brengen.' (Vedabase)

 

Tekst 47

Met dat verzoek van zijn Behouder, die deed alsof Hij, de Alwetende, het niet meer wist, gaf Uddhava, die nederig de opdracht op zijn hoofd aanvaardde, een antwoord.' 

Aldus ertoe verzocht door zijn Behouder die deed alsof Hij, de Alwetende, het niet meer wist, gaf Uddhava, die nederig de opdracht op zijn hoofd aanvaarde, een antwoord.' (Vedabase)

 


*: Wat betreft de aangelegenheid van het Brahman in relatie tot de persoon van Krishna voegt de paramparā toe: 'Iemand die de gunst geniet van de Heer Zijn inwendige vermogen kan de aard doorgronden van de Absolute Waarheid [of het Brahman]; dit begrip wordt het Krishna bewustzijn genoemd'.

**: Volgens S'rīdhara Svāmī zou Heer Krishna met het in dezen voor zonsopgang eerst brengen van offers en het dan pas doen van de mantra, de erfopvolging volgen van Kanva Muni [vermeld in 9.20].

***: Met de bevestiging in het M.W. woordenboek van de term badva hier gebruikt in de zin van 'een groot aantal' haalt S'rīdhara Svāmī verschillende Vedische geschriften aan om aan te tonen dat in de context van het Vedisch ritueel, een badva hier betrekking heeft op 13.084 koeien, en geeft hij er verder bewijs van dat het de gebruikelijke praktijk van grote geheiligde koningen in voorgaande tijdperken was om 107 van zulke badva, of groepen van 13.084 koeien weg te schenken. Aldus kan het totaal aantal koeien weggegeven in dit offer, bekend als Mańcāra, hebben opgelopen tot 14 lakhs, ofwel 1.400.000.

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.
Het plaatje van de kleine Krishna met achter zich Zijn Vishnu-gedaante is een
traditionele Hindoe-afbeelding,
net als het tweede plaatje waarop Rāma Hanuman omhelst.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties