regelbalk



 

 

Canto 10

Rādhā Mādhava 2

 

 

 

Hoofdstuk 84: Vasudeva Offert voor de Wijzen die te Kurukshetra de Weg naar het Succes Wijzen

(1) S'rī S'uka zei: 'Toen Prithā, de dochter van de koning van Subala [Gāndhārī], Draupadī, Subhadrā en de vrouwen van de koningen, alsook Zijn gopī's, vernamen over de liefdevolle gehechtheid [van de echtgenotes] aan Krishna, Heer Hari, de Ziel van Allen, waren ze allen zeer verwonderd met tranen in hun ogen. (2-5) Terwijl de vrouwen zich aldus onderhielden met de vrouwen en de mannen met de mannen, arriveerden er wijzen ter plekke die graag Krishna en Rāma wilden zien: Dvaipāyana, Nārada, Cyavana, Devala en Asita; Vis'vāmitra, S'atānanda, Bharadvāja en Gautama; Heer Paras'urāma en zijn discipelen, Vasishthha, Gālava, Bhrigu, Pulastya en Kas'yapa; Atri, Mārkandeya en Brihaspati; Dvita, Trita, Ekata en de zonen van Brahmā [de vier Kumāra's], alsook Angirā, Agastya, Yājńavalkya, wijzen als Vāmadeva en anderen. (6) Toen ze hen zagen, stonden de Pāndava's, Krishna, Balarāma, de koningen en anderen die gezeten waren, meteen op om te buigen voor de zielen die door het ganse universum worden geėerd. (7) Met inbegrip van Rāma en Acyuta, bewezen ze hen allen gepast de eer met begroetingen, zitplaatsen, water om hun voeten te wassen, water om te drinken, bloemenslingers, wierook en sandelhoutpasta. (8) Toen de wijzen comfortabel zaten, richtte de Allerhoogste Heer, die in Zijn belichaming het dharma verdedigt, Zich tot die met stille aandacht luisterende vergadering van grote zielen. (9) De Opperheer zei: 'Wij die deze geboorte verwierven, plukken er nu allen de vrucht van: de aanwezigheid van de yogameesters welke zelfs door de halfgoden maar zelden wordt verkregen. (10) Hoe is het mogelijk dat mensen, die pover in hun verzaking zijn en God zien in de vorm van een beeld in de tempel, nu in uw gezelschap mogen verkeren en u aan mogen raken, vragen mogen stellen, zich mogen verbuigen, en aan uw voeten van eerbetoon mogen zijn en zo meer? (11) Door slechts u, de heiligen, te aanschouwen, raakt men meteen gezuiverd, terwijl dat niet zo is met de heilige plaatsen bestaande uit water of de beeltenissen vervaardigd uit klei en steen, die dat slechts na een lange tijd bewerkstelligen [1.13: 10]. (12) Niet het vuur, noch de zon, de maan of het firmament, niet de aarde, noch het water, de ether, de adem, de spraak of de geest, nemen, als men ze aanbidt, de zonden weg van hen die verstrikt zijn in materiėle tegenstellingen. Maar ze worden weggevaagd door slechts een enkel moment een man van [brahmaanse] scholing van dienst te zijn. (13) Met het idee van zichzelf als zijnde het lichaam, dat zo kan stinken met zijn drie elementen [van slijm, gal en lucht], met de notie van een echtgenote en zo meer als zijnde zijn eigendom, met zijn benadering van klei als iets aanbiddelijks, met de gedachte van water als zijnde een bedevaartsoord, is hij [de gewone man afgaande op uiterlijkheden] niet [van respect] voor mannen van wijsheid. Wat dat betreft is hij [niet veel beter dan] een koe of een ezel.'

(14) S'rī S'uka zei: 'Toen ze dit vernamen uit de mond van Krishna, de Allerhoogste Heer die van een Onbegrensde Wijsheid is, waren de geleerde mannen stil, onthutst over de woorden die ze maar moeilijk verteren konden. (15) De wijzen peinsden een tijdje over de Heer en  de ondergeschikte positie [die Hij in had genomen], en concludeerden dat wat Hij gezegd had was bedoeld om de mensen een licht op te steken. Dus richtten ze zich met een glimlach tot Hem, de Geestelijk Leraar van het Universum. (16) De achtenswaardige wijzen zeiden: 'Zie toch hoe wij, de beste kenners van de waarheid en belangrijkste scheppers van het universum, zijn begoocheld door de macht van de materiėle illusie teweeggebracht door de handelingen van de Opperheer die, zo verbazingwekkend verdekt in Zijn praktijken, doet alsof Hij degene is die beheerst wordt. (17) Moeiteloos schept Hij, geheel op eigen kracht, de veelvoud van dit universum en handhaaft Hij en vernietigt Hij dat zonder Zelf verstrikt te raken. Hij is in Zijn handelingen net als het element aarde met de vele namen en vormen van zijn transformaties. Wat een acteur [imitator] is de Almachtige met alles wat Hij doet [zie ook 8.6: 10]! (18) Uw goede Zelf, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van de Ziel, neemt niettemin mettertijd de geaardheid goedheid aan, zodat U Uw mensen kan beschermen en de slechten kan bestraffen; aldus handhaaft U het eeuwige Vedische pad van de varnās'ramaverdelingen [in status/beroeps oriėntaties] door middel van Uw spel en vermaak [zie ook sanātana dharma]. (19) De Geest van het Absolute [zoals gekend middels de Veda's] vormt Uw zuivere hart, waarin men zich het manifeste, niet-manifeste en de tijdloze transcendentale positie realiseert met behulp van verzakingen, studie en het zich geconcentreerd in meditatie naar binnen keren [zie ook B.G. 7: 5]. (20) O Absolute Waarheid, U toont Uw respect voor de gemeenschap van de brahmanen omdat men, door die perfecte vertegenwoordigers, Uw geopenbaarde geschriften kan begrijpen. Bijgevolg bent U de leider van allen die de brahmaanse cultuur achten. (21) Heden bereiken we de vervulling van onze geboorte, opleiding, verzakingen en visie, omdat het vinden van omgang met U, die de Volkomenheid van Alle Welvaart bent, het doel vormt van de deugdzame zielen. (22) We brengen [U, o] Krishna onze eerbetuigingen, U, de Allerhoogste Heer wiens wijsheid altijd nieuw is, de Superziel die Zijn glorie verhult met Zijn yogamāyā. (23) Geen van deze koningen die Uw gezelschap genieten, noch de Vrishni's, kennen U, die schuilgaat achter het gordijn van māyā, als de Allerhoogste Ziel, de Tijd en de Heer [B.G. 6: 26]. (24-25) Zoals iemand in slaap zichzelf een alternatieve werkelijkheid voorstelt met de namen en gedaanten die hij zich voor de geest haalt, en daarmee geen weet heeft van een aparte werkelijkheid die daar los van staat, heeft men, op dezelfde manier met de benamingen en vormen van alles om ons heen, geen idee van U, omdat de herinnering [aan het ware zelf, aan U] is verstoord door de drukke zinnen die het bewustzijn verbijsteren met Uw māyā [vergelijk B.G. 4: 5 en 4.29: 1, 10.1: 41 en 7.7: 25]. (26) Vandaag hebben we Uw voeten mogen aanschouwen die de oorsprong vormen van de Ganges welke de overmaat aan zonden wegwast. Als men [met hen] goed in het hart gevestigd in zijn yogapraktijk is gerijpt en de toegewijde dienst zich volledig heeft ontwikkeld, wordt de materiėle mentaliteit die de individuele zielen versluiert, vernietigt en bereikt men Uw bestemming - dus alstUblieft, toon Uw toegewijden Uw genade.'

(27)
S'uka zei: 'Nadat de wijzen dit gezegd hadden, namen ze afscheid van Das'ārha [Krishna], Dhritarāshthra en Yudhishthhira, o wijze onder de koningen, en troffen ze voorbereidingen om terug te keren naar hun hermitages. (28) Toen de alom geroemde Vasudeva [de vader van Krishna] dit zag, benaderde hij hen, greep ze buigend bij hun voeten beet en zei hij het volgende in zorgvuldig gekozen termen. (29) S'rī Vasudeva zei: 'Mijn eerbetuigingen voor u die al de goden [vertegenwoordigt *]. O zieners, luister alstublieft, zeg ons dit: hoe kunnen we van ons karma verlost raken door het verrichten van arbeid?'

(30) S'rī Nārada zei: 'Beste geleerden, deze vraag, die Vasudeva zo leergierig stelde wat betreft zijn hoogste levensdoel, is niet zo verrassend gezien het feit dat hij over Krishna denkt als was Hij een kind [van hem, zijn zoon]. (31) Als iemand in de nabijheid verkeert vormt dat makkelijk een aanleiding tot verontachtzaming, net zoals dat bijvoorbeeld het geval is met iemand die aan de oever van de Ganges woont maar elders zijn heil zoekt om zuivering te vinden. (32-33) De kwaliteit van [de Heer] Zijn bewustzijn wordt nimmer verstoord door tijdafhankelijke zaken als de schepping, vernietiging en zo meer van dit universum, niet door zijn eigen werking en ook niet als gevolg van een invloed van buitenaf [zie B.G. 4: 14 en 10: 30].
Het bewustzijn van Hem, de Ene Heer die Zijn gelijke niet kent, wordt niet beļnvloed door hindernissen, materiėle handelingen en hun terugslagen, en de basiskwaliteiten van de natuur met hun stroom van veranderingen [kles'a, karma en guna]. Een [onwetende] buitenstaander kan Hem [echter] zien als zijnde overdekt door Zijn eigen expansies van prāna en andere elementen van de natuur, precies zoals de zon schuil gaat achter wolken, sneeuw of verduisteringen.'

(34) Terwijl al de koningen samen met Acyuta en Rāma toehoorden, o Koning, richtten de wijzen zich vervolgens tot Vasudeva en zeiden: (35) 'Vastgesteld als zijnde juist is dat het karma wordt tegengegaan door dit [soort] werk: het met geloof en met feestelijke offerplechtigheden vereren van Vishnu, de Heer van Alle Offers. (36) De geleerden toonden vanuit het gezichtspunt van de S'āstra's aan dat deze religiositeit van verbonden zijn [in de yoga] de makkelijkste manier is om de geest tot vrede te bewegen; het brengt het hart vreugde. (37) Het thuis gewetensvol tewerkgaan terwille van de Persoonlijkheid van God middels offers uitgevoerd met onberispelijk [rechtschapen] verkregen bezittingen, vormt voor de tweemaal geboren ziel het pad dat naar succes leidt [**]. (38) Iemand die intelligent is behoort het verlangen naar rijkdom te verzaken door offers te brengen en liefdadig te zijn. Het verlangen naar een vrouw en kinderen behoort hij op te geven door zich bezig te houden met tempelzaken. Met behulp van de [cakra-orde van de] Tijd [
de Tijd die eveneens de vernietiger van alle werelden is, zie ook 9.5 en B.G. 3: 16] moet hij afzien van het verlangen naar een wereld voor zichzelf, o Vasudeva. Alle wijzen verzaakten hun [drie soorten van] verlangens naar [de weelde van, het gezin van, en de zeggenschap over] een huiselijk bestaan en begaven zich voor boetedoeningen het bos in [zie ook B.G. 2: 13]. (39) Prabhu, een tweemaal geboren ziel wordt geboren met drie schulden: een schuld aan de goden, een schuld aan de wijzen en een schuld aan de voorvaderen. Als hij die niet inlost door [respectievelijk] offers te brengen, de geschriften te bestuderen en door kinderen te verwekken [of middels leerlingen dan wel geesteskinderen zoals boeken, zie ***] zal hij, bij het verlaten van het lichaam, ten val komen [terug in de materiėle wereld]. (40) Momenteel bent u [Vasudeva] bevrijd van twee van die schulden, de schuld aan de wijzen en de schuld aan de voorvaderen, o grootmoedige ziel. Maak uzelf nu vrij van uw schuld aan de goden door huis en haard achter te laten. (41) O Vasudeva, uw goede zelf moet [in een voorgaand leven] wel veel van aanbidding zijn geweest met toewijding voor de Allerhoogste Heer van het Universum, aangezien Hij de rol van uw zoon op Zich heeft genomen [zie ook 10.3: 32-45 en 11.5: 41].'

(42) S'rī S'uka zei: 'Toen de liefdadige Vasudeva gehoord had wat ze hadden te zeggen, koos hij voor de wijzen als zijn priesters en stemde hij ze gunstig door zijn hoofd te buigen. (43) De rishi's, o Koning, betrokken de vrome ziel desgevraagd toen in vuuroffers die strikt volgens de religieuze voorschriften met excellente voorzieningen werden uitgevoerd op het heilige veld [van Kurukshetra]. (44-45) Toen hij zou worden ingewijd, kwamen de Vrishni's gebaad en goed gekleed, met lotusbloemenslingers om en rijkelijk opgesierd, verheugd naar de offertent. Ze kwamen samen met de andere koningen wiens koninginnen, met de artikelen voor de aanbidding in hun handen, in de fijnste kleren waren gestoken met gouden hangers om hun nekken, en die waren ingesmeerd met sandelhoutpasta, o Koning. (46) Tweezijdige kleitrommels, kleine trommeltjes, pauken en drums, schelphoorns en andere muziekinstrumenten weerklonken, dansers en danseressen dansten, en de hofzangers en lofprijzers zongen zoetgevooisd mee met de zangeressen uit de hemel en hun echtgenoten. (47) Door de priesters [voor zijn inwijding] besprenkeld met gewijd water zoals staat voorgeschreven, zag Vasudeva, met zijn ogen zwart opgemaakt en zijn lichaam gezalfd, er met zijn achttien vrouwen [zie 9.24: 21-23 & 45] uit als koning maan omringd door de sterren. (48) Met hen, allen allerfijnst opgesierd en met zijden sārī's aan, met armbanden om, halskettingen, enkelbelletjes en oorbellen, straalde hij, geļnitieerd en gehuld in een hertenvel, prachtig. (49) O grote Koning, zijn functionarissen en priesters schitterden, met hun juwelen en kledingstukken van zijde, als bevonden ze zich in het offerperk van de doder van Vritra [Indra, zie 6.11]. (50) Op dat moment traden ook de twee Heren Rāma en Krishna naar voren. Met ieder van Hen begeleid door Hun vrouwen, zonen en familieleden als expansies van Hun glorie, straalden Ze net zo prachtig. (51) Vasudeva oefende, volgens de regels, respect voor de Heer van de Rituelen, Mantra's en Benodigdheden, door [alle twee de soorten] offers te brengen, en zo meer, die men verschillend omschrijft als 'oorspronkelijk' [of primair, verschillende prototypes zoals omschreven in de s'ruti] en 'veranderd' [of secundair, offers volgens aangepaste procedures, zie *4]. (52) Vervolgens compenseerde hij
zoals voorgeschreven, op het juiste moment, de priesters, die reeds rijkelijk opgesierd waren, met giften uit dankbaarheid die hen er nog fraaier deden uitzien, alsook met huwbare meisjes, koeien en land van grote waarde. (53) Nadat de grote wijzen de plechtigheid hadden uitgevoerd met uitgietingen door de sponsor en zijn vrouw [patnī-samyāja], alsook die van het afsluitende ritueel [avabhrithya], baadden de brahmanen, vooropgegaan door [Vasudeva] het hoofd van de yajńa, in het meer van Heer Paras'urāma [9.16: 18-19]. (54) Volgend op dat bad schonk hij samen met de vrouwen hun sieraden en kleding weg aan de hofzangers en vereerde hij vervolgens, in zijn mooiste kleren, al de klassen van mensen, en zelfs de honden, met voedsel. (55-56) Zijn verwanten, hun vrouwen en kinderen, de leiders van de Vidarbha's, Kos'ala's, Kuru's, Kās'ī's, Kekaya's en Srińjaya's, de functionarissen, de priesters, de verschillende soorten van verlichte zielen, de gewone mensen, de paranormalen ['de geesten'], de voorvaderen en de achtenswaardigen, bedacht hij rijkelijk met giften. Toen namen ze afscheid van Krishna, het Verblijf van S'rī, en vertrokken ze, vol van lof over het offer dat was gebracht. (57-58) De naaste familieleden Dhritarāshthra en zijn jongere broer [Vidura], Prithā en haar zoons [Arjuna, Bhīma en Yudhishthhira], Bhīshma, Drona, de tweelingen [Nakula en Sahadeva], Nārada, Bhagavān Vyāsadeva en andere verwanten, omhelsden hun vrienden en verwanten, de Yadu's, en keerden, in hun hart bewogen over de scheiding, met moeite terug naar hun respectievelijke woonplaatsen, zoals ook de rest van de gasten dat deed. (59) Uit genegenheid voor zijn verwanten bleef Nanda samen met de koeherders [nog wat langer]. Ze werden door Krishna, Balarāma, Ugrasena en de rest vereerd met een extra rijke eredienst. (60) Vasudeva, die met gemak de oceaan van zijn grote ambitie had overgestoken [zie ook 10.3: 11-12], was er zeer voldaan over. Omringd door zijn weldoeners greep hij Nanda's hand vast en sprak hij tot hem.

(61) S'rī Vasudeva zei: 'De door God gesmede band van de mens die genegenheid wordt genoemd is, zo meen ik, zelfs voor helden en yogi's moeilijk op te geven. (62) Ook al werd de vriendschap die jullie zo heilig boden door ons
niet beantwoord in onze vergeetachtigheid over wat jullie deden, zal die nimmer ophouden daar ze alles overtreft. (63) Voorheen [toen we in Kamsa's gevangenis zaten] konden we ons niet om jullie bekommeren, en nu het ons goed gaat, o broeder, zien we zelfs met jullie recht voor ons, jullie niet werkelijk staan omdat onze ogen verblind zijn onder de invloed van de weelde. (64) Moge iemand die uit is op het ware voordeel in het leven nimmer de rijkdom van koningen ten deel vallen, o jullie vol van respect, want met zijn blik aldus verduisterd ziet hij zelfs zijn eigen familie en vrienden niet meer staan [vergelijk 10.10: 8].'

(65) S'rī S'uka zei: 'Zich aldus met tranen in de ogen herinnerend wat hij [Nanda] allemaal gedaan had uit vriendschap, moest Ānakadundubhi, met zijn hart in beroering door de intimiteit, huilen. (66) Uit liefde voor zijn vriend die zijn genegenheid toonde en voor Krishna en Rāma zei Nanda toen: 'Ik ga wel later, ik ga morgen wel', maar bleef nog drie maanden langer bij de Yadu's die hem eerden. (67-68) Tevredengesteld met begerenswaardige zaken, zoals de meest kostbare sieraden, het fijnste linnen en verschillende meubelstukken van onschatbare waarde, accepteerden ze de geschenken gegeven door Vasudeva, Ugrasena, Krishna, Uddhava en anderen. Uitgewuifd door de Yadu's vertrok hij toen samen met de bewoners van Vraja en zijn familie. (69) Toen Nanda, de gopa's en de gopī's naar Mathurā vertrokken, waren ze niet in staat Govinda's lotusvoeten uit hun hoofd te zetten en keken ze bijgevolg [heel wat keren] achterom. (70) Met hun verwanten vertrokken, merkten de Vrishni's, die Krishna als hun godheid hadden, dat het regenseizoen zich aandiende en keerden daarom terug naar Dvārakā. (71) Aan de mensen [thuis] deden ze verslag van de grote festiviteit en van alles wat zich had afgespeeld in relatie tot de heer van de Yadu's [Vasudeva] en de weldoeners die ze tijdens hun bedevaart hadden ontmoet [zie 10.82].'
 

next                       

 
 

 

Derde herziene editie, geladen 8 december, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Toen Prithā, de dochter van de koning van Subala [Gāndhārī], Draupadī, Subhadrā en de vrouwen van de koningen, alsook Zijn gopī's, vernamen over de liefdevolle gehechtheid [van de echtgenotes] aan Krishna, Heer Hari, de Ziel van Allen, waren ze allen zeer verwonderd met tranen in hun ogen.
S'rī S'uka zei: 'Toen Prithā, de dochter van de koning van Subala [Gāndhārī] en Draupadī, Subhadrā en de vrouwen van de koningen zowel als Zijn gopī's, vernamen over de liefdevolle gehechtheid [van de echtgenotes] aan Krishna, Heer Hari, de Ziel van Allen, vielen allen, met tranen in hun ogen, in grote verbazing. (Vedabase)

 

Tekst 2-5

Terwijl de vrouwen zich aldus onderhielden met de vrouwen en de mannen met de mannen, arriveerden er wijzen ter plekke die graag Krishna en Rāma wilden zien: Dvaipāyana, Nārada, Cyavana, Devala en Asita; Vis'vāmitra, S'atānanda, Bharadvāja en Gautama; Heer Paras'urāma en zijn discipelen, Vasishthha, Gālava, Bhrigu, Pulastya en Kas'yapa; Atri, Mārkandeya en Brihaspati; Dvita, Trita, Ekata en de zonen van Brahmā [de vier Kumāra's], alsook Angirā, Agastya, Yājńavalkya, wijzen als Vāmadeva en anderen.

Terwijl de vrouwen zich aldus onderhielden met de vrouwen en de mannen met de mannen, arriveerden ter plekke met het verlangen Krishna en Rāma te zien, de wijzen Dvaipāyana, Nārada, Cyavana, Devala en Asita; Vis'vāmitra, S'atānanda, Bharadvāja en Gautama; Heer Paras'urāma en zijn discipelen, Vasishthha, Gālava, Bhrigu, Pulastya en Kas'yapa; Atri, Mārkandeya en Brihaspati; Dvita, Trita, Ekata en de zonen van Brahmā [de vier Kumāra's] als ook Angirā, Āgastya, Yājńavalkya en anderen met Vāmadeva aan het hoofd. (Vedabase)

  

Tekst 6

Toen ze hen zagen, stonden de Pāndava's, Krishna, Balarāma, de koningen en anderen die gezeten waren, meteen op om te buigen voor de zielen die door het ganse universum worden geėerd.

Toen ze hen zagen stonden de Pāndava's, Krishna, Rāma, de koningen en anderen die tot dusverre nederzaten, meteen op om zich te verbuigen voor hen die door het ganse universum worden geėerd. (Vedabase)

 

Tekst 7

Met inbegrip van Rāma en Acyuta, bewezen ze hen allen gepast de eer met begroetingen, zitplaatsen, water om hun voeten te wassen, water om te drinken, bloemenslingers, wierook en sandelhoutpasta.

Zij allen, met inbegrip van Rāma en Acyuta, bewezen hen tezamen naar behoren de eer met begroetingen, zitplaatsen, water om hun voeten te wassen en om te drinken, bloemenslingers, wierook en sandelhoutpasta. (Vedabase)

 

Tekst 8

Toen de wijzen comfortabel zaten, richtte de Allerhoogste Heer, die in Zijn belichaming het dharma verdedigt, Zich tot die met stille aandacht luisterende vergadering van grote zielen.

De Allerhoogste Heer in den vleze het dharma verdedigend, sprak in de met stille aandacht luisterende vergadering de comfortabel gezeten grote zielen toe. (Vedabase)

      

Tekst 9

De Opperheer zei: 'Wij die deze geboorte verwierven, plukken er nu allen de vrucht van: de aanwezigheid van de yogameesters welke zelfs door de halfgoden maar zelden wordt verkregen.

De Opperheer zei: 'Wij bij elkaar die geboren raakten plukken er nu de vrucht van: de aanblik van de meesters van de yoga die zelfs door de halfgoden maar zelden wordt verkregen. (Vedabase)

 

 Tekst 10

Hoe is het mogelijk dat mensen, die pover in hun verzaking zijn en God zien in de vorm van een beeld in de tempel, nu in uw gezelschap mogen verkeren en u aan mogen raken, vragen mogen stellen, zich mogen verbuigen, en aan uw voeten van eerbetoon mogen zijn en zo meer?

Hoe kan het dat menselijke wezens met ogen voor God als de beeltenis in de tempel, nu in audiėntie aan mogen raken, vragen mogen stellen, ons voorover mogen buigen en van eerbetoon mogen zijn aan de voeten en zo meer? (Vedabase)

    

 Tekst 11

Door slechts u, de heiligen, te aanschouwen, raakt men meteen gezuiverd, terwijl dat niet zo is met de heilige plaatsen bestaande uit water of de beeltenissen vervaardigd uit klei en steen, die dat slechts na een lange tijd bewerkstelligen [1.13: 10].

Gezuiverd door enkel maar u te zien, de heiligen, zijn het niet de heilige plaatsen bestaande uit water noch de beeltenissen vervaardigd uit klei waarmee het zo lang duurt voordat dat gebeurt [1.13: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 12

Niet het vuur, noch de zon, de maan of het firmament, niet de aarde, noch het water, de ether, de adem, de spraak of de geest, nemen, als men ze aanbidt, de zonden weg van hen die verstrikt zijn in materiėle tegenstellingen. Maar ze worden weggevaagd door slechts een enkel moment een man van [brahmaanse] scholing van dienst te zijn.

Noch het vuur, noch de zon, de maan noch het firmament, noch de aarde, het water, de ether, de adem, de spraak, noch de geest nemen, aanbeden zijnde, de zonden weg van hen die de dingen tegenover elkaar plaatsen; ze worden weggevaagd door een enkel moment van dienst aan de mannen van [brahmaanse] scholing. (Vedabase)

 

Tekst 13

Met het idee van zichzelf als zijnde het lichaam, dat zo kan stinken met zijn drie elementen [van slijm, gal en lucht], met de notie van een echtgenote en zo meer als zijnde zijn eigendom, met zijn benadering van klei als iets aanbiddelijks, met de gedachte van water als zijnde een bedevaartsoord, is hij [de gewone man afgaande op uiterlijkheden] niet [van respect] voor mannen van wijsheid. Wat dat betreft is hij [niet veel beter dan] een koe of een ezel.'

Hij met het idee van zichzelf als zijnde het lichaam dat stinkt met zijn drie elementen [van slijm, gal en lucht], met de notie van een echtgenote en dat alles als zijnde zijn eigendom, met zijn omzien naar klei als iets aanbiddelijks, met de gedachte van water als zijnde een bedevaartsoord, is, [afgaande op uiterlijkheden maar] nimmer naar het wijze in de man, waarlijk als een koe of een ezel.' (Vedabase)

 

Tekst 14

S'rī S'uka zei: 'Toen ze dit vernamen uit de mond van Krishna, de Allerhoogste Heer die van een Onbegrensde Wijsheid is, waren de geleerde mannen stil, onthutst over de woorden die ze maar moeilijk verteren konden.

S'rī S'uka zei: 'Toen ze dit vernamen uit de mond van de Allerhoogste Heer Krishna Onbegrensd in de Wijsheid, waren de geschoolden stil, onthutst over de woorden die ze maar moeilijk konden bevatten. (Vedabase)

 

Tekst 15

De wijzen peinsden een tijdje over de Heer en de ondergeschikte positie [die Hij in had genomen], en concludeerden dat wat Hij gezegd had was bedoeld om de mensen een licht op te steken. Dus richtten ze zich met een glimlach tot Hem, de Geestelijk Leraar van het Universum.

De wijzen die een tijdje peinsden over de Allerhoogste Beheerser en [Zijn aannemen van] de positie van het beheerst zijn, kwamen tot de slotsom dat het was bedoeld om de mensen een licht op te steken en richtten zich glimlachend tot Hem, de Geestelijk Leraar van het Universum. (Vedabase)

 

Tekst 16

De achtenswaardige wijzen zeiden: 'Zie toch hoe wij, de beste kenners van de waarheid en belangrijkste scheppers van het universum, zijn begoocheld door de macht van de materiėle illusie teweeggebracht door de handelingen van de Opperheer die, zo verbazingwekkend verdekt in Zijn praktijken, doet alsof Hij degene is die beheerst wordt.

De achtenswaardige wijzen zeiden: 'Ach, wij, de beste kenners der waarheid en belangrijkste scheppers van het universum, zijn begoocheld door de macht van de materiėle illusie van de handelingen van de Opperheer, die zo verbazingwekkend verdekt in Zijn praktijken doet alsof Hij degene is die beheerst wordt. (Vedabase)

 

Tekst 17

Moeiteloos schept Hij, geheel op eigen kracht, de veelvoud van dit universum en handhaaft Hij en vernietigt Hij dat zonder Zelf verstrikt te raken. Hij is in Zijn handelingen net als het element aarde met de vele namen en vormen van zijn transformaties. Wat een acteur [imitator] is de Almachtige met alles wat Hij doet [zie ook 8.6: 10]!

Moeiteloos schept Hij, helemaal op Zichzelf, de veelvoud van dit universum en handhaaft en vernietigt Hij zonder verstrikt te raken, waarlijk net zoals de aarde niet verstrikt raakt in zijn transformaties met het hebben van vele vormen en namen; och, welk een schijn vormen de handelingen van de Almachtige [zie ook 8.6: 10]! (Vedabase)

   

Tekst 18

Uw goede Zelf, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van de Ziel, neemt niettemin mettertijd de geaardheid goedheid aan, zodat U Uw mensen kan beschermen en de slechten kan bestraffen; aldus handhaaft U het eeuwige Vedische pad van de varnās'ramaverdelingen [in status/beroeps oriėntaties] door middel van Uw spel en vermaak [zie ook sanātana dharma].

Niettemin neemt Uw goede Zelf, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van de Ziel, bij tijden, om Uw mensen te beschermen en de slechten af te straffen, de geaardheid van de goedheid aan, middels Uw spel en vermaak het eeuwige vedische pad van de varnās'rama statusoriėntaties handhavend [zie ook sanātana dharma]. (Vedabase)

 

 Tekst 19

De Geest van het Absolute [zoals gekend middels de Veda's] vormt Uw zuivere hart, waarin men zich het manifeste, niet-manifeste en de tijdloze transcendentale positie realiseert met behulp van verzakingen, studie en het zich geconcentreerd in meditatie naar binnen keren [zie ook B.G. 7: 5].

Het spirituele [het 'brahma'] is uw zuivere hart waarin met verzakingen, studie en het zich inwaarts keren geconcentreerd in meditatie [samyama] het eeuwige manifeste en niet-manifeste wordt gerealiseerd als ook het transcendentale erbij [zie ook: B.G. 7: 5]. (Vedabase)

 

 Tekst 20

O Absolute Waarheid, U toont Uw respect voor de gemeenschap van de brahmanen omdat men, door die perfecte vertegenwoordigers, Uw geopenbaarde geschriften kan begrijpen. Bijgevolg bent U de leider van allen die de brahmaanse cultuur achten.

Om die reden bewijst U, o Absolute van de Waarheid, Uw respect voor de gemeenschap der brahmanen, door middel van de volmaakten van wie de geopenbaarde geschriften worden begrepen, en zo bent U de leider van hen die van respect zijn voor het brahmaanse. (Vedabase)

 

 Tekst 21

Heden bereiken we de vervulling van onze geboorte, opleiding, verzakingen en visie, omdat het vinden van omgang met U, die de Volkomenheid van Alle Welvaart bent, het doel vormt van de deugdzame zielen.

Vandaag zien we [inderdaad] onze geboorte, opleiding, verzakingen en visie vrucht dragen; met U omgang te verkrijgen is het doel van de geheiligden aangezien U de Limiet vormt, het Uiteindelijke van alle Welzijn. (Vedabase)


 Tekst 22

We brengen [U, o] Krishna onze eerbetuigingen, U, de Allerhoogste Heer wiens wijsheid altijd nieuw is, de Superziel die Zijn glorie verhult met Zijn yogamāyā.

Onze eerbetuigingen voor Hem, de Allerhoogste Heer steeds nieuw in Zijn wijsheid, [U] Krishna, de Superziel die met Zijn yoga-māyā Zijn eigen glorie overdekt. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Geen van deze koningen die Uw gezelschap genieten, noch de Vrishni's, kennen U, die schuilgaat achter het gordijn van māyā, als de Allerhoogste Ziel, de Tijd en de Heer [B.G. 6: 26].

Geen van deze koningen genietend met U, noch de Vrishni's, kennen U, verhuld door het gordijn van māyā, als de Allerhoogste Ziel, de Tijd en de Beheerser [B.G. 6: 26]. (Vedabase)

  

 Tekst 24-25

Zoals iemand in slaap zichzelf een alternatieve werkelijkheid voorstelt met de namen en gedaanten die hij zich voor de geest haalt, en daarmee geen weet heeft van een aparte werkelijkheid die daar los van staat, heeft men, op dezelfde manier met de benamingen en vormen van alles om ons heen, geen idee van U, omdat de herinnering [aan het ware zelf, aan U] is verstoord door de drukke zinnen die het bewustzijn verbijsteren met Uw māyā [vergelijk B.G. 4: 5 en 4.29: 1, 10.1: 41 en 7.7: 25].

Zoals een persoon in slaap zichzelf een alternatieve werkelijkheid voorstellend met namen en gedaanten met wat hij zich voor de geest haalt geen weet heeft van een aparte werkelijkheid daar los van staande, heeft men met U, op dezelfde manier namen en gedaanten hebbend, door de activiteit van de zinnen met Uw māyā verbijsterd rakend in het bewustzijn, geen idee vanwege de discontinuļteit van het geheugen [vergelijk B.G. 4.5 en 4.29:1b, 10.1: 41 en 7.7: 25]. (Vedabase)

  

 Tekst 26

Vandaag hebben we Uw voeten mogen aanschouwen die de oorsprong vormen van de Ganges welke de overmaat aan zonden wegwast. Als men [met hen] goed in het hart gevestigd in zijn yogapraktijk is gerijpt en de toegewijde dienst zich volledig heeft ontwikkeld, wordt de materiėle mentaliteit die de individuele zielen versluiert, vernietigt en bereikt men Uw bestemming - dus alstUblieft, toon Uw toegewijden Uw genade.'

Dat van U, de voeten, de oorsprong van de Ganges, die de overmaat aan zonden weg wassen, hebben we vandaag aanschouwd; [met hen] goed geļnstalleerd in het hart wordt door hen wiens yogapraktijk rijpte en de toegewijde dienst zich volledig ontwikkelde, de materiėle mentaliteit, de overdekking van hun individuele zielen, vernietigd en de bestemming van U bereikt - dus alstublieft, toon Uw toegewijden Uw genade.' (Vedabase)

 

 Tekst 27

S'uka zei: 'Nadat de wijzen dit gezegd hadden, namen ze afscheid van Das'ārha [Krishna], Dhritarāshthra en Yudhishthhira, o wijze onder de koningen, en troffen ze voorbereidingen om terug te keren naar hun hermitages.

S'uka zei: 'Hiermee afscheid nemend van Dās'ārha [Krishna], Dhritarāshthra en Yudhishthhira, o wijze onder de koningen, overwogen de wijzen terug te keren naar hun hermitages. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Toen de alom geroemde Vasudeva [de vader van Krishna] dit zag, benaderde hij hen, greep ze buigend bij hun voeten beet en zei hij het volgende in zorgvuldig gekozen termen.

Toen hij dit zag benaderde de overal geroemde Vasudeva hen en greep hij, zich buigend, hun voeten beet de volgende zorgvuldig overwogen woorden tot uitdrukking brengend. (Vedabase)

 

 Tekst 29

S'rī Vasudeva zei: 'Mijn eerbetuigingen voor u die al de goden vertegenwoordigt [*]. O zieners, luister alstublieft, zeg ons dit: hoe kunnen we van ons karma verlost raken door het verrichten van arbeid?'

S'rī Vasudeva zei: 'Mijn eerbetuigingen aan u die al de goden vertegenwoordigt [*], o zieners, alstublieft luister, zeg ons dit: hoe kunnen we van ons karma verlost raken door het verrichten van arbeid?' (Vedabase)

 

 Tekst 30

S'rī Nārada zei: 'Beste geleerden, deze vraag, die Vasudeva zo leergierig stelde wat betreft zijn hoogste levensdoel, is niet zo verrassend gezien het feit dat hij over Krishna denkt als was Hij een kind [van hem, zijn zoon].

S'rī Nārada zei: 'Beste geleerden, dit zo leergierig vragen stellen van Vasudeva over het hoogste goed voor zichzelf, is niet zo verrassend, gezien het feit dat hij denkt aan Krishna als zijnde een kind [van hem, zijn zoon]. (Vedabase)

 

 Tekst 31

Als iemand in de nabijheid verkeert vormt dat makkelijk een aanleiding tot verontachtzaming, net zoals dat bijvoorbeeld het geval is met iemand die aan de oever van de Ganges woont maar elders zijn heil zoekt om zuivering te vinden.

Het voor stervelingen elkaar nabij staan alhier vormt een oorzaak van minachting zoals dat b.v. met iemand aan de Ganges wonend is die erop uit gaat om elders zuivering te vinden. (Vedabase)

 

 Tekst 32-33

De kwaliteit van [de Heer] Zijn bewustzijn wordt nimmer verstoord door tijdafhankelijke zaken als de schepping, vernietiging en zo meer van dit universum, niet door zijn eigen werking en ook niet als gevolg van een invloed van buitenaf  [zie B.G. 4: 14 en 10: 30]. Het bewustzijn van Hem, de Ene Heer die Zijn gelijke niet kent, wordt niet beļnvloed door hindernissen, materiėle handelingen en hun terugslagen, en de basiskwaliteiten van de natuur met hun stroom van veranderingen [kles'a, karma en guna]. Een [onwetende] buitenstaander kan Hem [echter] zien als zijnde overdekt door Zijn eigen expansies van prāna en andere elementen van de natuur, precies zoals de zon schuil gaat achter wolken, sneeuw of verduisteringen.'

[De Heer] Zijn bewustzijn wordt om geen enkele reden, noch uit zichzelf noch als gevolg van een invloed van buitenaf, in zijn kwaliteiten ooit verstoord door het destructieve en creatieve dat wordt teweeg gebracht door de tijd van dit [universum, zie B.G. 4.14 en 10.30]; Hij, de Beheerser zonder een Tweede, wiens bewustzijn niet is aangedaan door hindernissen, materiėle handelingen en hun gevolgen en de geaardheden en hun stroom van veranderingen [kles'a, karma en guna], wordt door iemand anders [onwetend] beschouwd als zijnde overdekt door Zijn eigen expansies van prāna en andere elementen, precies zoals de zon wordt overdekt door wolken, sneeuw of verduisteringen.' (Vedabase)

 

 Tekst 34

Terwijl al de koningen samen met Acyuta en Rāma toehoorden, o Koning, richtten de wijzen zich vervolgens tot Vasudeva en zeiden:

Toen, o Koning, zeiden de wijzen zich tot Vasudeva richtend terwijl al de koningen als ook Acyuta en Rāma toehoorden: (Vedabase)

 

 Tekst 35

'Vastgesteld als zijnde juist is dat het karma wordt tegengegaan door dit [soort] werk: het met geloof en met feestelijke offerplechtigheden vereren van Vishnu, de Heer van Alle Offers.

'Als zijnde juist is vastgesteld dat het karma wordt tegengegaan door dit werk: dat men met geloof met offers [levendig, als in een kirtan] Vishnu aanbidt, de Heer van Alle Offers. (Vedabase)

 

 Tekst 36

De geleerden toonden vanuit het gezichtspunt van de S'āstra's aan dat deze religiositeit van verbonden zijn [in de yoga] de makkelijkste manier is om de geest tot vrede te bewegen; het brengt het hart vreugde.

Dit is waarlijk wat de geleerden door het oog van de s'āstra's aantoonden als zijnde de makkelijkste manier om de geest tot vrede te brengen; het is het yoga-dharma dat het hart genoegen verschaft. (Vedabase)

 

 Tekst 37

Het thuis gewetensvol tewerkgaan terwille van de Persoonlijkheid van God middels offers uitgevoerd met onberispelijk [rechtschapen] verkregen bezittingen, vormt voor de tweemaal geboren ziel het pad dat naar succes leidt [**].

De tweemaal geborene die thuis offers aan het brengen is behoort zuiver en onzelfzuchtig met de toevertrouwde bezittingen van aanbidding te zijn voor de Persoonlijkheid van God; dit is het pad dat naar succes leidt [**]. (Vedabase)


 Tekst 38

Iemand die intelligent is behoort het verlangen naar rijkdom te verzaken door offers te brengen en liefdadig te zijn. Het verlangen naar een vrouw en kinderen behoort hij op te geven door zich bezig te houden met tempelzaken. Met behulp van de [cakra-orde van de] Tijd [de Tijd die eveneens de vernietiger van alle werelden is, zie ook 9.5 en B.G. 3: 16] moet hij afzien van het verlangen naar een wereld voor zichzelf, o Vasudeva. Alle wijzen verzaakten hun [drie soorten van] verlangens naar [de weelde van, het gezin van, en de zeggenschap over] een huiselijk bestaan en begaven zich voor boetedoeningen het bos in [zie ook B.G. 2: 13].

Iemand die intelligent is behoort het verlangen naar rijkdom te verzaken door offers te brengen en liefdadig te zijn, het verlangen naar een vrouw en kinderen te verzaken door zich bezig te houden met huishoudelijke zaken en het verlangen naar een wereld voor zichzelf [of een ander leven] te verzaken, o Vasudeva, met behulp van de Tijd [door zijn effecten te bestuderen, zie ook 9.5 en B.G. 3: 16]; allen die nuchter waren verzaakten hun verlangens naar een huiselijk bestaan en begaven zich voor boetedoeningen het bos in [zie ook B.G. 2: 13]. (Vedabase)

 

 Tekst 39

Prabhu, een tweemaal geboren ziel wordt geboren met drie schulden: een schuld aan de goden, een schuld aan de wijzen en een schuld aan de voorvaderen. Als hij die niet inlost door [respectievelijk] offers te brengen, de geschriften te bestuderen en door kinderen te verwekken [of middels leerlingen dan wel geesteskinderen zoals boeken, zie ***] zal hij, bij het verlaten van het lichaam, ten val komen [terug in de materiėle wereld].

Prabhu, een tweemaal geboren iemand wordt geboren met drie schulden: de schuld aan de goden, de wijzen en aan de voorvaderen; ze niet inlossend door [respectievelijkelijk] offers te brengen [het celibaat b.v.], de geschriften te bestuderen en met bijproducten [kinderen, leerlingen of boeken, zie ***] zal hij, bij het verlaten van het lichaam, ten val komen [terug in de materiėle wereld]. (Vedabase)

 

 Tekst 40

Momenteel bent u [Vasudeva] bevrijd van twee van die schulden, de schuld aan de wijzen en de schuld aan de voorvaderen, o grootmoedige ziel. Maak uzelf nu vrij van uw schuld aan de goden door huis en haard achter te laten.

Maar met u feitelijk bevrijd van de twee van hen naar de wijzen toe en de voorvaderen, o grootmoedige, mag u nu, om vrij van schulden te zijn, uzelf vrijmaken door aan de goden te offeren en huis en haard achter te laten. (Vedabase)

 

 Tekst 41

O Vasudeva, uw goede zelf moet [in een voorgaand leven] wel veel van aanbidding zijn geweest met toewijding voor de Allerhoogste Heer van het Universum, aangezien Hij de rol van uw zoon op Zich heeft genomen [zie ook 10.3: 32-45 en 11.5: 41].'

O Vasudeva, aangezien Hij de rol als zijnde uw zoon op Zich nam, moet uw goede zelf [in een voorgaand leven] inderdaad wel met toewijding grondig van aanbidding zijn geweest voor de Allerhoogste Heer en Beheerser Aller Werelden [zie ook 10.3: 32-45 en 11.5: 41].' (Vedabase)

 

 Tekst 42

S'rī S'uka zei: 'Toen de liefdadige Vasudeva gehoord had wat ze hadden te zeggen, koos hij voor de wijzen als zijn priesters en stemde hij ze gunstig door zijn hoofd te buigen.

S'rī S'uka zei: Met het hebben aangehoord van hun woorden aldus uitgesproken, koos Vasudeva de wijzen uit als zijn priesters, ze gunstig stemmend door zijn hoofd voorover te buigen. (Vedabase)

 

 Tekst 43

De rishi's, o Koning, betrokken de vrome ziel desgevraagd toen in vuuroffers die strikt volgens de religieuze voorschriften met excellente voorzieningen werden uitgevoerd op het heilige veld [van Kurukshetra].

De rishi's, o Koning, uitverkozen door hem daarmee zo religieus naar de principes, betrokken hem in de vuurrituelen in het heilige veld [van Kurukshetra] met de meest verfijnde rituele voorzieningen. (Vedabase)

 

 Tekst 44-45

Toen hij zou worden ingewijd, kwamen de Vrishni's gebaad en goed gekleed, met lotusbloemenslingers om en rijkelijk opgesierd, verheugd naar de offertent. Ze kwamen samen met de andere koningen wiens koninginnen, met de artikelen voor de aanbidding in hun handen, in de fijnste kleren waren gestoken met gouden hangers om hun nekken, en die waren ingesmeerd met sandelhoutpasta, o Koning.

Toen zijn inwijding aan de orde was, kwamen verheugd de Vrishni's, gebaad en goed gekleed, bloemenslingers om en rijkelijk opgesierd, samen met hun koninginnen met gouden hangers om hun nekken, in de fijnste kleren en ingesmeerd met sandelhoutpasta, naar de offertent, o Koning, met de artikelen voor de aanbidding in hun handen. (Vedabase)


 Tekst 46

Tweezijdige kleitrommels, kleine trommeltjes, pauken en drums, schelphoorns en andere muziekinstrumenten weerklonken, dansers en danseressen dansten, en de hofzangers en lofprijzers zongen zoetgevooisd mee met de zangeressen uit de hemel en hun echtgenoten.

Tweezijdige kleien trommels, kleine trommeltjes, pauken en drums, schelphoorns en andere muziekinstrumenten weerklonken, mannelijke en vrouwelijke dansers dansten en de hofzangers en lofprijzers zongen zoetgevooisd mee met de zangeressen uit de hemel en hun echtgenoten. (Vedabase)

 

 Tekst 47

Door de priesters [voor zijn inwijding] besprenkeld met gewijd water zoals staat voorgeschreven, zag Vasudeva, met zijn ogen zwart opgemaakt en zijn lichaam gezalfd, er met zijn achttien vrouwen [zie 9.24: 21-23 & 45] uit als koning maan omringd door de sterren.

Zoals schriftuurlijk voorgeschreven door de priesters besprenkeld met gewijd water [voor zijn inwijding], zag hij met zijn ogen zwart opgemaakt en zijn lichaam ingesmeerd met verse boter, er met zijn achttien vrouwen [zie 9.24: 21-23 & 45] uit alsof hij [- als de maan -] omringd was door de sterren. (Vedabase)

 

 Tekst 48

Met hen allen, allerfijnst opgesierd en met zijden sārī's aan, met armbanden om, halskettingen, enkelbelletjes en oorbellen, straalde hij, geļnitieerd en gehuld in een hertenvel, prachtig.

Met hen allen allerfijnst opgesierd zijden sārī's dragend, met armbanden om, halskettingen, enkelbelletjes, en oorbellen, straalde hij, geļnitieerd gehuld in een hertenvel, prachtig. (Vedabase)

 

 Tekst 49

O grote Koning, zijn functionarissen en priesters schitterden, met hun juwelen en kledingstukken van zijde, als bevonden ze zich in het offerperk van de doder van Vritra [Indra, zie 6.11].

O grote Koning, zijn supervisors en priesters schitterden met hun juwelen en kledingstukken van zijde als bevonden ze zich in het offerperk van de doder van Vritra [Indra, zie 6.11]. (Vedabase)

 

 Tekst 50

Op dat moment traden ook de twee Heren Rāma en Krishna naar voren. Met ieder van Hen begeleid door Hun vrouwen, zonen en familieleden als expansies van Hun glorie, straalden Ze net zo prachtig.

Op dat moment traden ook de twee Heren Rāma en Krishna even zo glansrijk naar voren, ieder begeleid door Hun eigen macht aan vrouwen, zonen en familieleden als expansies van Henzelf. (Vedabase)

 

 Tekst 51

Vasudeva oefende, volgens de regels, respect voor de Heer van de Rituelen, Mantra's en Benodigdheden, door [alle twee de soorten] offers te brengen, en zo meer, die men verschillend omschrijft als 'oorspronkelijk' [of primair, verschillende prototypes zoals omschreven in de s'ruti] en 'veranderd' [of secundair, offers volgens aangepaste procedures, zie *4].

Hij aanbad volgens de regels met ieder soort van offer gekenschetst als primair [naar de s'ruti] en secundair [aangepast naar andere bronnen, zie *4], met offerandes in het vuur en zo voorts, de Heer van de Benodigdheden, de Mantra's en de Rituelen. (Vedabase)


 Tekst 52

Vervolgens compenseerde hij zoals voorgeschreven, op het juiste moment, de priesters, die reeds rijkelijk opgesierd waren, met giften uit dankbaarheid die hen er nog fraaier deden uitzien, alsook met huwbare meisjes, koeien en land van grote waarde.

Vervolgens gaf hij, op de aangegeven tijd, aan de priesters die reeds rijkelijk opgesierd waren, giften uit dankbaarheid die hen nog meer opsierden, als ook huwbare meisjes, koeien en land van grote waarde. (Vedabase)

  

 Tekst 53

Nadat de grote wijzen de plechtigheid hadden uitgevoerd met uitgietingen door de sponsor en zijn vrouw [patnī-samyāja], alsook die van het afsluitende ritueel [avabhrithya], baadden de brahmanen, vooropgegaan door [Vasudeva] het hoofd van de yajńa, in het meer van Heer Paras'urāma [9.16: 18-19].

Na het volbrengen van de plechtigheid uitgevoerd door de sponsor [patnī-samyāja] en het afsluitende ritueel [avabhrithya], baadden de grote wijzen, met het voorop plaatsen van de geschoolden en de sponsor van de yajna, in het meer van Heer Paras'urāma [9.16: 18-19]. (Vedabase)

 

 Tekst 54

Volgend op dat bad schonk hij samen met de vrouwen hun sieraden en kleding weg aan de hofzangers en vereerde hij vervolgens, in zijn mooiste kleren, al de klassen van mensen, en zelfs de honden, met voedsel.

Na dat bad schonk hij sieraden en kleding weg aan de hofzangers en de vrouwen en vereerde hij vervolgens in zijn mooiste kleren al de klassen van mensen en zelfs de honden met voedsel. (Vedabase)

 

 Tekst 55-56

Zijn verwanten, hun vrouwen en kinderen, de leiders van de Vidarbha's, Kos'ala's, Kuru's, Kās'ī's, Kekaya's en Srińjaya's, de functionarissen, de priesters, de verschillende soorten van verlichte zielen, de gewone mensen, de paranormalen ['de geesten'], de voorvaderen en de achtenswaardigen, bedacht hij rijkelijk met giften. Toen namen ze afscheid van Krishna, het Verblijf van S'rī, en vertrokken ze, vol van lof over het offer dat was gebracht.

Met de weelde aan giften namen zijn verwanten en hun vrouwen en kinderen, de leiders van de Vidarbha's, Kos'ala's, Kuru's, Kās'ī's, Kekaya's en Srińjaya's; de supervisoren, de priesters, de verschillende soorten van verlichte zielen, de gewone mensen, de paranormalen ['de geesten'], de voorvaderen en de achtenswaardigen, allen afscheid van het Verblijf van S'rī om te vertrekken vol van lof over het offer dat was gebracht. (Vedabase)

 

 Tekst 57-58

De naaste familieleden Dhritarāshthra en zijn jongere broer [Vidura], Prithā en haar zoons [Arjuna, Bhīma en Yudhishthhira], Bhīshma, Drona, de tweelingen [Nakula en Sahadeva], Nārada, Bhagavān Vyāsadeva en andere verwanten, omhelsden hun vrienden en verwanten, de Yadu's, en keerden, in hun hart bewogen over de scheiding, met moeite terug naar hun respectievelijke woonplaatsen, zoals ook de rest van de gasten dat deed.

De naaste familieleden Dhritarāshthra en zijn jongere broer [Vidura], Prithā en haar zoons [Arjuna, Bhīma en Yudhishthhira], Bhīshma, Drona, de tweelingen [Nakula en Sahadeva], Nārada, en Bhagavān Vyāsadeva en andere verwanten keerden toen, hun vrienden en verwanten, de Yadu's, omhelzend, in hun hart bewogen over de scheiding met moeite terug naar hun respectievelijke woonplaatsen zoals ook de rest van de gasten dat deed. (Vedabase)

 

 Tekst 59

Uit genegenheid voor zijn verwanten bleef Nanda samen met de koeherders [nog wat langer]. Ze werden door Krishna, Balarāma, Ugrasena en de rest vereerd met een extra rijke eredienst.

Nanda samen met de koeherders bleef uit genegenheid voor zijn verwanten en werd door Krishna, Rāma, Ugrasena en de rest in aanbidding zeer ruimhartig vereerd. (Vedabase)

 

 Tekst 60

Vasudeva, die met gemak de oceaan van zijn grote ambitie had overgestoken [zie ook 10.3: 11-12], was er zeer voldaan over. Omringd door zijn weldoeners greep hij Nanda's hand vast en sprak hij tot hem.

Vasudeva die met gemak de oceaan was overgestoken van zijn grote ambitie [zie ook 10.3: 11-12], was er zeer mee in zijn sas en richtte zich, omringd door zijn weldoeners, tot Nanda, zijn hand beroerend terwijl hij sprak. (Vedabase)

 

 Tekst 61

S'rī Vasudeva zei: 'De door God gesmede band van de mens die genegenheid wordt genoemd is, zo meen ik, zelfs voor helden en yogi's moeilijk op te geven.

S'rī Vasudeva zei: 'De door God gesmede band van de mens die genegenheid wordt genoemd is, zo meen ik, voor krijgslieden net zo moeilijk op te geven als voor yogī's. (Vedabase)

 

 Tekst 62

Ook al werd de vriendschap die jullie zo heilig boden door ons niet beantwoord in onze vergeetachtigheid over wat jullie deden, zal die nimmer ophouden daar ze alles overtreft.

Ookal wordt de vriendschap geboden door jullie die zo heilig zijn niet beantwoord door ons zo vergeetachtig met wat jullie gedaan hebben, neemt ze niettemin nimmer af daar ze alles te boven gaat. (Vedabase)

 

 Tekst 63

Voorheen [toen we in Kamsa's gevangenis zaten] konden we ons niet om jullie bekommeren, en nu het ons goed gaat, o broeder, zien we zelfs met jullie recht voor ons, jullie niet werkelijk staan omdat onze ogen verblind zijn onder de invloed van de weelde.

Voorheen [door Kamsa gevangen gezet] waren we er niet toe in staat zorg te dragen voor jullie en nu het ons goed gaat, o broeder, zien we met jullie recht voor ons, jullie niet werkelijk staan met onze ogen verblind onder de invloed van de weelde. (Vedabase)

 

 Tekst 64

Moge iemand die uit is op het ware voordeel in het leven nimmer de rijkdom van koningen ten deel vallen, o jullie vol van respect, want met zijn blik aldus verduisterd ziet hij zelfs zijn eigen familie en vrienden niet meer staan [vergelijk 10.10: 8].'

Moge voor een persoon uit op het ware voordeel in het leven zich nimmer het fortuin der koningen opwerpen, o jullie vol respect, daar hij met zijn blik verduisterd daardoor zelfs zijn eigen soortgenoten of vrienden niet ziet staan [vergelijk 10.10: 8].' (Vedabase)

 

 Tekst 65

S'rī S'uka zei: 'Zich aldus met tranen in de ogen herinnerend wat hij [Nanda] allemaal gedaan had uit vriendschap, moest Ānakadundubhi, met zijn hart in beroering door de intimiteit, huilen.

S'rī S'uka zei: 'Zich aldus met tranen in zijn ogen herinnerend wat hij allemaal gedaan had uit vriendschap, moest Ānakadundubhi, in zijn hart ontroerd door de intimiteit, huilen. (Vedabase)

 

 Tekst 66

Uit liefde voor zijn vriend die zijn genegenheid toonde en voor Krishna en Rāma zei Nanda toen: 'Ik ga wel later, ik ga morgen wel', maar bleef nog drie maanden langer bij de Yadu's die hem eerden.

Nanda, uit liefde voor Govinda en Rāma, tot zijn zo openlijk warmhartige vriend zeggende: 'Ik ga wel later, ik ga morgen wel', bleef, geėerd door de Yadu's, toen drie maanden. (Vedabase)


 Tekst 67-68

Tevredengesteld met begerenswaardige zaken, zoals de meest kostbare sieraden, het fijnste linnen en verschillende meubelstukken van onschatbare waarde, accepteerden ze de geschenken gegeven door Vasudeva, Ugrasena, Krishna, Uddhava en anderen. Uitgewuifd door de Yadu's vertrok hij toen samen met de bewoners van Vraja en zijn familie.

Overladen met begerenswaardige zaken als de meest kostbare sieraden, het fijnste linnen en verschillende meubelstukken van onschatbare waarde, vertrok hij, uitgewuifd door de Yadu's, samen met de luitjes van Vraja en zijn familie, onder medeneming van de gaven geschonken door Krishna, Uddhava en anderen. (Vedabase)

 

 Tekst 69

Toen Nanda, de gopa's en de gopī's naar Mathurā vertrokken, waren ze niet in staat Govinda's lotusvoeten uit hun hoofd te zetten en keken ze bijgevolg [heel wat keren] achterom.

Nanda, de gopa's en de gopī's, niet in staat Govinda's lotusvoeten uit hun hoofd te zetten, keerden bijgevolg [heel wat keren] achterom kijkend, weer terug naar Mathurā. (Vedabase)

 

 Tekst 70

Met hun verwanten vertrokken, merkten de Vrishni's, die Krishna als hun godheid hadden, dat het regenseizoen zich aandiende en keerden daarom terug naar Dvārakā.

Met hun verwanten vertrokken opmerkend dat het regenseizoen zich aandiende, gingen de Vrishni's, die Krishna als hun aanbiddelijke godheid hadden, weer terug naar Dvārakā. (Vedabase)

 

Tekst 71

Aan de mensen [thuis] deden ze verslag van de grote festiviteit en van alles wat zich had afgespeeld in relatie tot de heer van de Yadu's [Vasudeva] en de weldoeners die ze tijdens hun bedevaart hadden ontmoet [zie 10.82].'

Aan de mensen [daar] deden ze verslag van de grote festiviteit en dat alles die zich van de heer van de Yadu's [Vasudeva] had voorgedaan en vertelden ze over allen hen toegenegen die ze tijdens hun bedevaart hadden ontmoet [zie 10.82]. (Vedabase)

 

*: Deze uitspraak, zo brengt ons de paramparā in herinnering, wordt ondersteund in de gezaghebbende s'rutimantra's, die verklaren 'yāvatīr vai devatās tāh sarvā veda-vidi brāhmane vasanti': "Welke halfgoden er ook bestaan, ze houden zich allen in een brāhmana op die de Veda kent."

**: De paramparā voegt toe: 'Zowel S'rīdhara Svāmī als S'rī Jīva Gosvāmī zijn het op dit punt eens dat het rituele karma van Vedische offers met name is bedoeld voor gehechte huishouders. Zij die reeds gelouterd zijn in Krishnabewustzijn, zoals Vasudeva zelf, hoeven alleen maar hun geloof te cultiveren in de Heer Zijn toegewijden, de beeltenis die men van Hem heeft, Zijn naam, de overblijfselen van Zijn maaltijd en Zijn leringen, zoals geboden in de Bhagavad Gītā en het S'rīmad Bhāgavatam.'

***: Het woord putra hier gebruikt heeft gewoonlijk betrekking op een kind, maar betekent ook een pop of enig kunstmatig iets om zorg voor te dragen, zoals een huis, of kunstwerken, een boek of een ander bijproduct, zoals Prabhupāda en zijn leerlingen het hebben genoemd in b.v. 3.28: 38 en 11.20: 27-28. Letterlijk betekent het: 'het redden uit de hel genaamd Put', de plaats waar zij die kinderloos zijn verblijven.'

*4: De paramparā verklaart: 'Het Brāhmana gedeelte van de Vedische s'ruti specificeert de volledige stap-voor-stap procedure van enkel maar een paar prototypische offerplechtigheden, zoals het Jyotishthoma en het Dars'a-pūrnamāsa. Dezen worden de prākrita, of de oorspronkelijke, yajńa's genoemd; de details van andere yajńa's moeten worden afgeleid uit de patronen van deze prākrita voorschriften overeenkomstig de strenge regels van de Mīmāmsā-s'āstra. Aangezien andere yajńa's dus bekend staan door afleiding uit de prototypische offers worden ze vaikrita, of "veranderd" genoemd.'

 

 

 

 

 Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.
Het schilderij op deze pagina "Krishna als Ambassadeur aan het
hof van de Kuru's probeert oorlog te voorkomen " is van
Raja Ravi Varma.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties