HOOFDSTUK
10:
DE
YOGA
VAN
ZIJN WEELDE Over Zijn
Identiteit (1)
De
Allerhoogste Heer zei: 'Luister enkel
opnieuw, zo zij het, o machtig gearmde, naar Mijn allerhoogste
onderricht aangaande dat wat Ik jou, omdat je Mij zo dierbaar bent, zeg
in je voordeel. (2)
Noch het
aantal atheïsten, noch de
grote wijzen kennen Mijn oorsprong; Ik ben voorzeker de bron van de
goddelijken en de grote wijzen in alle opzichten. (3) Hij die Mij kent als de Ongeborene die
zonder begin is en Me eveneens kent als de grote Heer der Wereld, is
onder de stervelingen vrij van begoocheling en bevrijd van alle
terugslagen der zonde. (4-5)
Intelligentie, kennis, kalmte, vergevingsgezindheid,
waarheidlievendheid, beheersing over de zinnen en de geest, geluk,
leed, geboorte, dood, vrees en onbevreesdheid eveneens, geweldloosheid,
evenwichtigheid, tevredenheid, versobering, roem en schande zijn de
verschillende aspecten van het levend wezen die door Mij worden
gearrangeerd. (6) Uit de geest van de zeven grote wijzen
[Marîci, Atri, Angirâ, Pulastya, Pulaha, Kratu en
Vasishthha] van voorheen en de vier Manu's [de stamvaderen
Svâyambhuva, Svârocisha, Raivata en Uttama] die ook van Mij
afstammen, is de hele bevolking in deze wereld voortgekomen. (7) Een ieder die feitelijk op de hoogte is van
het feit dat al deze weelde en vereniging van bewustzijn ook van Mij
afkomstig is, zal onverdeeld zijn in zijn bezigheid van toegewijde
dienst, daarover bestaat geen twijfel. (8)
Ik ben de bron van allen, uit Mij komt alles voort; aldus bekend met de
feiten ontwikkelen de intelligenten met liefde in hun hart toewijding
voor Mij. (9) Met hun volle verstand en hun leven op Mij
gericht, verlichten ze elkaar, voortdurend over Me sprekend en ontlenen
ze daaraan hun tevredenheid en verrukking. (10)
Zij die altijd bezig zijn in de liefdevolle vervoering van de
toegewijde dienst schenk Ik die eenheid van intelligentie waarmee ze
tot Mij kunnen komen. (11) Voor hen
verdrijf Ik voorzeker, om speciale genade te tonen, gezeten in hun
hart, de duisternis geboren uit onwetendheid met het stralende licht
van de kennis.' (12-13) Arjuna
zei: 'De Allerhoogste Geest, de
hoogste verblijfplaats, de zuiverste van het Allerhoogste ben Je, de
oorspronkelijke persoonlijkheid, de bovenzinnelijke Heer, de ongeborene
en de grootste. Van Jouw spreken de grote wijzen onder de goddelijken
als Nârada en Asita, Devala en Vyâsa en inderdaad verklaar
Je het Me nu zelf. (14) Dit alles wat
Je me gezegd hebt, o Krishna, neem ik voor waar aan; zeker is deze
openbaring van Je Allerhoogste Heerschappij niet bekend bij de
goddelijken noch bij de goddelozen. (15)
Zeker zal Je Jezelf persoonlijk kennen vanuit Jezelf, o allergrootste
en oorsprong van allen, Heer van alle wezens, God der Goden en meester
van het Universum. (16) Want Jij bent
degene die in detail kan uitweiden over het Goddelijke van Jouw weelde
waarmee Je, al deze werelden doordringend, verblijft. (17) Hoe kan ik Je kennen, o Yoga, altijd aan Je
denken en in welke gedaanten allemaal moet ik me Jouw herinneren, o
Allerhoogste Heer? (18) O doder der
atheïsten, wat nogmaals is de weelde van Jouw Yoga daar ik
voorzeker niet genoeg kan horen van de beschrijving van de nectar.' (19)
De
Allerhoogste Persoonlijkheid zei: 'Ja, Ik
zal je zeker van het goddelijke van Mijn persoonlijke schittering het
belangrijkste vertellen, o beste van de Kuru's, daar er aan mijn
uitgebreidheid geen grenzen gesteld zijn. (20)
Ik ben, o Arjuna, de ziel in het hart van alle levende wezens; Ik ben
ook de oorsprong, het midden en eveneens het einde van al het
bestaande. (21) Van de Âditya's [Diti was de dochter
van Daksha en de vrouw van Kas'yapa], ben Ik Vishnu, van al de
hemellichten ben Ik de stralende zon, Marîci [een
Prajâpati, een vader der mensheid, en de vader van Kas'yapa] van
de Maruts [de goden der schittering] ben Ik en van de indelingen van
het jaar [de sterrentekens of van wat gefixeerd is] ben Ik de Maan. (22) Van al de Veda's ben Ik de Sâma-veda
[de liederen], van de goddelijken ben Ik Indra [of Vâsava], de
koning der hemel, van de zinnen ben Ik de geest en Ik ben ook de
levenskracht van alle schepselen. (23)
Van al de Rudra's [zij die angst aanjagen] ben Ik S'iva [of S'ankara];
ook ben Ik Vittes'a [de schatbewaarder] van de Yaksha's [dienaren van
Kuvera, de hemelse schatbewaarder] en Râkshasa's [de demonen],
van de Vasu's [de goden der natuur ] ben Ik het vuur en van al de
bergen ben Ik eveneens de berg Meru [die in het midden staat]. (24) Ken Mij als de belangrijkste van alle
priesters, Brihaspati [de priester van Indra], o zoon van Prithâ,
van alle militaire bevelhebbers ben Ik Kârtikeya [Skanda, de god
van de oorlog en zoon van S'iva en Pârvatî] en van alle
wateren ben Ik de oceaan. (25)
Van de grote wijzen ben Ik Bhrigu [een van de tien Mahârishi's
naar de eerste Manu],van het gesprokene ben Ik de Pranava, van de
offers ben Ik japa [mantra-meditatie met kralen] en van de
onbeweeglijke dingen ben Ik de Himalaya's. (26)
Van de bomen ben Ik de As'vattha [Banyan of een zonder eigenschappen],
van al de zieners onder de goddelijken ben Ik Nârada, van de
hemelse wezens [Gandharva's] ben Ik Cittaratha [de beste zanger] en van
hen die perfect zijn ben Ik Kapila Muni [een Vishnu avatâr, zoon
van Devahûti]. (27)
Ken Me als
Uccaihs'ravâ onder de
paarden, die voortkwam uit het karnen van de oceaan om de nectar te
verkrijgen en als Airâvata onder de olifanten; onder de mensen
ben Ik degene die aan de top staat [de koning]. (28) Van al de wapens ben Ik de bliksemschicht,
van de koeien ben Ik de Surabhi [die van overvloed] en Ik ben Cupido,
de oorzaak van het krijgen van kinderen; van de slangen ben Ik
Vâsuki [met wie de oceaan werd gekarnd]. (29) Van de Nâga's [slang-achtigen] ben Ik
Ananta [die Vishnu ondersteunt], van al de wezens in het water ben Ik
Varuna [de halfgod], van de voorvaderen ben Ik Aryamâ [een
Âditya] en van al de uitvoerders der wet ben Ik Yama, de heerser
over de dood. (30) Van de
Daitya's [niet-theïstische zoons van Diti die de oceaan karnden]
ben Ik Prahlâda, van wat heerst ben Ik de Tijd, van de dieren de
leeuw en van de vogels ben Ik Garuda [Vainateya]. (31) Van al wat zuivert ben Ik de wind, Ik ben
Râma [een Vishnu avatâr] van hen die gewapend zijn, van al
de vissen ben Ik de haai en ook ben Ik van de stromende rivieren de
Ganges ['de dochter van Jahnu']. (32)
Van de
veelvoud ben Ik [zoals gezegd] het
begin, het einde en het midden en ook ben Ik zeker, o Arjuna, de
geestelijke kennis van alle opvoeding en de dialektiek van alle
argumentatie. (33) Van de
letters ben Ik de eerste [de A], van de samengestelde woorden ben Ik
het tweevoudige woord en voorzeker ben Ik het eeuwige van de Tijd en de
Schepper die in alle richtingen ziet [Brahmâ]. (34) Ik ben ook de allesverslindende dood en het
tot stand komen van alles wat voorbestemd is en de roem, schoonheid en
de welsprekendheid ben Ik van de vrouwen als ook het geheugen, de
intelligentie, de standvastigheid en het geduld. (35) Van de Sâma-veda-hymnen ben Ik de
Brihat-sâma [de metrische], van alle poëzie ben Ik de
Gâyatrî [een zuiveringsmantra], van de maanden ben Ik
degene die in Boogschutter staat en van al de seizoenen ben Ik het
voorjaar. (36) Van de misvattingen ben Ik het gokken, Ik
ben de schittering van al het schitterende, Ik ben de victorie van alle
avontuur en de kracht der sterken ben Ik. (37)
Van de Vrishni's ben Ik Vâsudeva [Krishna], van de
Pândava's ben Ik Arjuna, van de wijsgeren ben Ik Vyâsa [die
de Veda's samenstelde] en van al de grote denkers ben Ik Usanâ
[de leraar der atheïsten]. (38)
Van de middelen der onderdrukking ben Ik de roede, Ik ben de moraal van
hen die de overwinning zoeken, de stilte van alle geheimen en van hen
die met weten begaan zijn ben Ik de kennis. (39)
Van wat er
ook van al de wezens mag bestaan
ben Ik de bron, o Arjuna; niets van het bewegende en onbeweeglijke
bestaat zonder Mij. (40) Mijn
goddelijke weelde is onbegrensd, o overwinnaar der vijanden; alles waar
Ik over sprak is slechts een voorbeeld van de uitgebreidheid van Mijn
vermogen. (41) Wat er ook van macht zijn bestaan heeft en
daadwerkelijk van schoonheid en glorie is, dat alles moet je zeker
kennen als zijnde geboren als een deel van Mijn heerlijkheid. (42) Maar wat heb je eraan de veelvoud van dit
alles in te zien, o Arjuna, door één enkel deel verkeer
Ik in de positie waarin Ik het gehele Universum doordring.'
Filognostisch* begrip van de Bhagavad Gîtâ van OrdeDe Allerhoogste Heer zei: 'Luister enkel opnieuw, zo zij het, o machtig gearmde, naar Mijn allerhoogste onderricht aangaande dat wat Ik jou, omdat je Mij zo dierbaar bent, zeg in je voordeel.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
De man van het geluk zei: 'Luister nogmaals, o man van beheersing, naar de bovenzinnelijke instructie die ik je geef in jouw voordeel omdat je mij zeer dierbaar bent. (Sanskriet & traditie)
Noch het aantal atheïsten, noch de grote wijzen kennen Mijn oorsprong; Ik ben voorzeker de bron van de goddelijken en de grote wijzen in alle opzichten.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Mijn oorsprong is zelfs niet bekend bij de grootste wijzen of goden der verlichting; in ieder opzicht ben ik de bron van de grote wijzen en de godsbewusten. (Sanskriet & traditie)
Hij die Mij kent als de Ongeborene die zonder begin is en Me eveneens kent als de grote Heer der Wereld, is onder de stervelingen vrij van begoocheling en bevrijd van alle terugslagen der zonde.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Hij die me kent als de ongeborene voor wie er geen aanwijsbaar begin bestaat, en als de grote heerser over de wereld, ziet de dingen zoals ze zijn; zo iemand, die niet begoocheld is temidden van de sterfelijken, raakt bevrijd van al de terugslagen van zijn overtredingen. (Sanskriet & traditie)
Intelligentie, kennis, kalmte, vergevingsgezindheid, waarheidlievendheid, beheersing over de zinnen en de geest, geluk, leed, geboorte, dood, vrees en onbevreesdheid eveneens, geweldloosheid, evenwichtigheid, tevredenheid, versobering, roem en schande zijn de verschillende aspecten van het levend wezen die door Mij worden gearrangeerd.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
De verschillende aspecten waar ik zorg voor draag met het levende wezen zijn de intelligentie, de kennis, de integriteit, de vergevingsgezindheid, de waarachtigheid, de beheersing van de zinnen en de geest; het geluk, de treurnis, de geboorte, de dood, de angst en ook de onbevreesdheid, alsmede de geweldloosheid, de evenwichtigheid, de tevredenheid, de ascese, de liefdadigheid, de roem en de schande. (Sanskriet & traditie)
Uit de geest van de zeven grote wijzen [Marîci, Atri, Angirâ, Pulastya, Pulaha, Kratu en Vasishthha] van voorheen en de vier Manu's [de stamvaderen Svâyambhuva, Svârocisha, Raivata en Uttama] die ook van Mij afstammen, is de hele bevolking in deze wereld voortgekomen.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Ieder menselijk wezen dat ter wereld komt heeft zijn oorsprong in de zeven klassieke, grote wijzen en de vier oervaders die eveneens uit mijn geest zijn voortgekomen.10 (Sanskriet & traditie)
Een ieder die feitelijk op de hoogte is van het feit dat al deze weelde en vereniging van bewustzijn ook van Mij afkomstig is, zal onverdeeld zijn in zijn bezigheid van toegewijde dienst, daarover bestaat geen twijfel.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Zij die inzien dat de volheid en bewustzijnsvereniging van dit alles van mij afkomstig zijn, zullen onverdeeld van dienst zijn in hun yoga, dat lijdt geen twijfel. (Sanskriet & traditie)
Ik ben de bron van allen, uit Mij komt alles voort; aldus bekend met de feiten ontwikkelen de intelligenten met liefde in hun hart toewijding voor Mij.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Ik ben de bron van waaruit al het bestaande ontstond, uit mij is alles voortgekomen; en derhalve zullen de intelligenten die hiervan op de hoogte zijn, verbonden door hun liefde, mij toegewijd zijn. (Sanskriet & traditie)
Met hun volle verstand en hun leven op Mij gericht, verlichten ze elkaar, voortdurend over Me sprekend en ontlenen ze daaraan hun tevredenheid en verrukking.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Met hun geesten op mij ingesteld en hun levens aan mij gewijd, inspireren ze elkaar door het steeds over mij te hebben, en vinden ze hun bevrediging en tevredenheid. (Sanskriet & traditie)
Zij die altijd bezig zijn in de liefdevolle vervoering van de toegewijde dienst schenk Ik die eenheid van intelligentie waarmee ze tot Mij kunnen komen.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Zij die voortdurend zijn verbonden in de vreugde die zo essentieel is voor de toegewijde dienst, verleen ik de intelligentie van een verenigd bewustzijn door middel waarvan ze mij bereiken. (Sanskriet & traditie)
Voor hen verdrijf Ik voorzeker, om speciale genade te tonen, gezeten in hun hart, de duisternis geboren uit onwetendheid met het stralende licht van de kennis.'
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Met de weelde van mijn mededogen verdrijf ik, die zich in hun harten bevind, met het heldere licht van de kennis, alle duisternis der onwetendheid.' (Sanskriet & traditie)
Arjuna zei: 'De Allerhoogste Geest, de hoogste verblijfplaats, de zuiverste van het Allerhoogste ben Je, de oorspronkelijke persoonlijkheid, de bovenzinnelijke Heer, de ongeborene en de grootste. Van Jouw spreken de grote wijzen onder de goddelijken als Nârada en Asita, Devala en Vyâsa en inderdaad verklaar Je het Me nu zelf.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Arjuna zei: 'Dit van jou, wat je nu met me bespreekt, heeft betrekking op de Ene over wie al de grote wijzen onder de goddelijken zoals Nârada, Asita, Devala en Vyâsa het hebben: het betreft jou in de vorm van de allerhoogste geest, de hoogste verblijfplaats, de zuiverheid van de transcendentie, de oorspronkelijke persoonlijkheid, de beheerser in het voorbije, de ongeborene en de grootste. (Sanskriet & traditie)
Dit alles wat Je me gezegd hebt, o Krishna, neem ik voor waar aan; zeker is deze openbaring van Je Allerhoogste Heerschappij niet bekend bij de goddelijken noch bij de goddelozen.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Dit alles wat je me nu toevertrouwt neem ik voor waar aan, o toonbeeld van de schoonheid, en ik ben er zeker van dat er geen mens van God of zelfs maar een onwetende ziel is, die weet heeft van deze openbaring van jou als de Oorspronkelijke Persoon van de Volheid! (Sanskriet & traditie)
Zeker zal Je Jezelf persoonlijk kennen vanuit Jezelf, o allergrootste en oorsprong van allen, Heer van alle wezens, God der Goden en meester van het Universum.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Jij, die jezelf persoonlijk kent als de Ziel aller zielen, bent aldus de grootste aller personen, de bron van alle levende wezens, de Heer van alle schepselen, de God der goden en de meester van het universum. (Sanskriet & traditie)
Want Jij bent degene die in detail kan uitweiden over het Goddelijke van Jouw weelde waarmee Je, al deze werelden doordringend, verblijft.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Als zodanig is het aan jou om tot in detail uitleg te verschaffen over alles wat betrekking heeft op je goddelijke volheid, alles wat betreft die kennismiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende menselijke zienswijzen, door middel waarvan jij voor je zaak opkomt en standhoudt in al de werelden.11 (Sanskriet & traditie)
Hoe kan ik Je kennen, o Yoga, altijd aan Je denken en in welke gedaanten allemaal moet ik me Jouw herinneren, o Allerhoogste Heer?
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Hoe kan ik, o man van de eenheid, jou nu kennen; hoe kan ik jou nu in gedachten houden; in welke gedaante, of in welke hoedanigheid, moet ik me je herinneren, o man van het geluk? (Sanskriet & traditie)
O doder der atheïsten, wat nogmaals is de weelde van Jouw Yoga daar ik voorzeker niet genoeg kan horen van de beschrijving van de nectar.'
FILOGNOSTISCHE VERTALING
O opwinding van de mens, ik smeek je nogmaals, om me alles te vertellen over je vermogens om het bewustzijn te verenigen, want ik krijg er nooit genoeg van te luisteren naar de nectar van die beschrijvingen!' (Sanskriet & traditie)
De Allerhoogste Persoonlijkheid zei: 'Ja, Ik zal je zeker van het goddelijke van Mijn persoonlijke schittering het belangrijkste vertellen, o beste van de Kuru's, daar er aan mijn uitgebreidheid geen grenzen gesteld zijn.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
De fortuinlijke zei: 'Oké, ik zal met jou het belangrijkste bespreken van mijn goddelijke, persoonlijke krachten, o beste der Kuru's, daar er aan mijn uitgebreidheid waarlijk geen grenzen gesteld zijn. (Sanskriet & traditie)
Ik ben, o Arjuna, de ziel in het hart van alle levende wezens; Ik ben ook de oorsprong, het midden en eveneens het einde van al het bestaande.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
O overwinnaar van de slaap, ik als die ziel vanbinnen, vorm het begin, het leven in de tussentijd alsook het eindpunt van alle levende wezens. (Sanskriet & traditie)
Van de Âditya's [Diti was de dochter van Daksha en de vrouw van Kas'yapa], ben Ik Vishnu, van al de hemellichten ben Ik de stralende zon, Marîci [een Prajâpati, een vader der mensheid, en de vader van Kas'yapa] van de Maruts [de goden der schittering] ben Ik en van de indelingen van het jaar [de sterrentekens of van wat gefixeerd is] ben Ik de Maan.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder al de zonen die hun geboorte namen uit de wijzen ben ik Vishnu; van al de hemellichten ben ik de stralende zon, onder de helderste geesten ben ik Marîci en wat betreft de orde van de tijd in relatie tot de sterren ben ik de maan.12 (Sanskriet & traditie)
Van al de Veda's ben Ik de Sâma-veda [de liederen], van de goddelijken ben Ik Indra [of Vâsava], de koning der hemel, van de zinnen ben Ik de geest en Ik ben ook de levenskracht van alle schepselen.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van de religieuze geschriften ben ik het boek waaruit men reciteert, de Sâmaveda; onder de goden ben ik de Indra, koning van de hemel13; van de zintuigen ben ik het zesde zintuig, de geest, en van al de levende wezens ben ik de levenskracht. (Sanskriet & traditie)
Van al de Rudra's [zij die angst aanjagen] ben Ik S'iva [of S'ankara]; ook ben Ik Vittes'a [de schatbewaarder] van de Yaksha's [dienaren van Kuvera, de hemelse schatbewaarder] en Râkshasa's [de demonen], van de Vasu's [de goden der natuur ] ben Ik het vuur en van al de bergen ben Ik eveneens de berg Meru [die in het midden staat].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van hen die een bedreiging vormen ben ik S'iva en onder hen die bezeten en slecht zijn ben ik Kuvera, de schatbewaarder; van natuurgoden ben ik het vuur en van al de bergen ben ik de berg Meru in het midden van het universum.14 (Sanskriet & traditie)
Ken Mij als de belangrijkste van alle priesters, Brihaspati [de priester van Indra], o zoon van Prithâ, van alle militaire bevelhebbers ben Ik Kârtikeya [Skanda, de god van de oorlog en zoon van S'iva en Pârvatî] en van alle wateren ben Ik de oceaan.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van al de priesters ben ik de priester van de hemel, Brihaspati, o zoon van Prithâ, van de militaire bevelhebbers ben ik Skanda, de god van de oolog, en van al de waterbekkens ben ik de oceaan. (Sanskriet & traditie)
Van de grote wijzen ben Ik Bhrigu [een van de tien Mahârishi's naar de eerste Manu],van het gesprokene ben Ik de Pranava, van de offers ben Ik japa [mantra-meditatie met kralen] en van de onbeweeglijke dingen ben Ik de Himalaya's.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder de wijzen ben ik Bhrigu, de raadgever van de eerste man die leefde; van alle gesproken woorden ben ik het woord AUM dat weerklinkt met de adem; van al de offers ben ik japa, het herhaalde gebed dat met een bidsnoer wordt gedaan; en van al het onbeweeglijke ben ik de Himalaya's. (Sanskriet & traditie)
Van de bomen ben Ik de As'vattha [Banyan of een zonder eigenschappen], van al de zieners onder de goddelijken ben Ik Nârada, van de hemelse wezens [Gandharva's] ben Ik Cittaratha [de beste zanger] en van hen die perfect zijn ben Ik Kapila Muni [een Vishnu avatâr, zoon van Devahûti].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder de bomen ben ik de levensboom, de as'vattha, onder de zieners van het goddelijke ben ik de wijze Nârada, onder de hemelwezens ben ik Cittaratha, de zanger van het goddelijke lied, en onder hen die van een volmaakt succes zijn ben ik de analyticus Kapila die tussen geest en stof onderscheid. (Sanskriet & traditie)
Ken Me als Uccaihs'ravâ onder de paarden, die voortkwam uit het karnen van de oceaan om de nectar te verkrijgen en als Airâvata onder de olifanten; onder de mensen ben Ik degene die aan de top staat [de koning].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder de paarden ben ik Uccaihs'ravâ, het paard dat de last van de orde van de zon torst en dat voortkwam uit de politieke strijd tussen de verlichte en de onverlichte zielen, en onder de olifanten ben ik Airâvata die Indra draagt. (Sanskriet & traditie)
Van al de wapens ben Ik de bliksemschicht, van de koeien ben Ik de Surabhi [die van overvloed] en Ik ben Cupido, de oorzaak van het krijgen van kinderen; van de slangen ben Ik Vâsuki [met wie de oceaan werd gekarnd].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van alle wapens ben ik de bliksemschicht, van de koeien ben ik de koe van overvloed, de Surabhi; van de oorzaken van het verwekken van kinderen ben ik Cupido, de god van de liefde, en van alle slangen ben ik Vâsuki, het ego dat de strijd tussen hen die van de kracht en hen die van de moraal zijn in gang zet. (Sanskriet & traditie)
Van de Nâga's [slang-achtigen] ben Ik Ananta [die Vishnu ondersteunt], van al de wezens in het water ben Ik Varuna [de halfgod], van de voorvaderen ben Ik Aryamâ [een Âditya] en van al de uitvoerders der wet ben Ik Yama, de heerser over de dood.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder hen die in zichzelf tevreden zijn ben ik Ananta, degene waar Vishnu op rust; onder de waterwezens van het onbewuste ben ik Varuna, degene van het inzicht die de overtreding de baas is; onder de voorvaderen ben ik Aryâma, hij in het voorbije die men zich herinnert vanwege zijn wellevendheid, en van alles wat controle uitoefent ben ik Yama, de heer van de dood. (Sanskriet & traditie)
Van de Daitya's [niet-theïstische zoons van Diti die de oceaan karnden] ben Ik Prahlâda, van wat heerst ben Ik de Tijd, van de dieren de leeuw en van de vogels ben Ik Garuda [Vainateya].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder de atheïsten ben ik Prahlâda, degene die de genade vond; onder de onderwerpers ben ik de tijd; van alle dieren ben ik de leeuw en van alles wat gevleugeld is ben ik Garuda, de integriteit van de mantra's. (Sanskriet & traditie)
Van al wat zuivert ben Ik de wind, Ik ben Râma [een Vishnu avatar] van hen die gewapend zijn, van al de vissen ben Ik de haai en ook ben Ik van de stromende rivieren de Ganges ['de dochter van Jahnu'].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van alles wat zuivert ben ik de wind; van allen die een wapen dragen ben ik Heer Râma, die tevreden in zichzelf is; van alle schepselen van de zee ben ik de haai en van al de rivieren die op aarde stromen ben ik de Ganges die afkomstig is van de hoogste bergtop. (Sanskriet & traditie)
Van de veelvoud ben Ik [zoals gezegd] het begin, het einde en het midden en ook ben Ik zeker, o Arjuna, de geestelijke kennis van alle opvoeding en de dialektiek van alle argumentatie.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van al het geschapene ben ik, zoals ik al zei, het begin, het einde en het leven er tussenin; ik ben, o Arjuna, van alle opvoeding de opvoeding wat betreft de âtmatattva en van alle argumentatie ben ik de dialoog. (Sanskriet & traditie)
Van de letters ben Ik de eerste [de A], van de samengestelde woorden ben Ik het tweevoudige woord en voorzeker ben Ik het eeuwige van de Tijd en de Schepper die in alle richtingen ziet [Brahmâ].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van al de letters van het alfabet ben ik de A, van de samengestelde woorden ben ik het tweeledige woord, van alles wat eeuwig is ben ik de tijd15 en van degenen die creatief zijn ben ik Heer Brahmâ, de godheid met het gezicht dat alle kanten opkijkt. (Sanskriet & traditie)
Ik ben ook de allesverslindende dood en het tot stand komen van alles wat voorbestemd is en de roem, schoonheid en de welsprekendheid ben Ik van de vrouwen als ook het geheugen, de intelligentie, de standvastigheid en het geduld.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van iemands lot en toekomst ben ik het levenseinde zowel als het levensbegin en onder de vrouwen ben ik de roem, de schoonheid, de intelligentie, de spraak, het geheugen, de standvastigheid en het geduld. (Sanskriet & traditie)
Van de Sâma-veda-hymnen ben Ik de Brihat-sâma [de metrische], van alle poëzie ben Ik de Gâyatrî [een zuiveringsmantra], van de maanden ben Ik degene die in Boogschutter staat en van al de seizoenen ben Ik het voorjaar.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van de hymnen in de Sâmaveda ben ik de metrische Brihat-sâma, van alle verzen ben ik de drievoetige Gâyatri, van de maanden ben ik degene die in het sterrenteken Boogschutter staat en van de seizoenen ben ik de lente. (Sanskriet & traditie)
Van de misvattingen ben Ik het gokken, Ik ben de schittering van al het schitterende, Ik ben de victorie van alle avontuur en de kracht der sterken ben Ik.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van alle trucs ben ik het spel, van alles wat uitnemend is ben ik de schittering, van alle victorie ben ik de onderneming en van de sterken ben ik de kracht. (Sanskriet & traditie)
Van de Vrishni's ben Ik Vâsudeva [Krishna], van de Pândava's ben Ik Arjuna, van de wijsgeren ben Ik Vyâsa [die de Veda's samenstelde] en van al de grote denkers ben Ik Usanâ [de leraar der atheïsten].
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Onder de Yadu's ben ik Krishna, onder de Pândava's ben ik Arjuna; onder de wijzen ben ik Vyâsadeva16 en onder de denkers ben ik Us'anâ, de leraar der atheïsten. (Sanskriet & traditie)
Van de middelen der onderdrukking ben Ik de roede, Ik ben de moraal van hen die de overwinning zoeken, de stilte van alle geheimen en van hen die met weten begaan zijn ben Ik de kennis.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Van de methoden der onderdrukking ben ik de knoet van de wettelijke maatregel17, van hen die de overwinning zoeken ben ik de alle geheimen ben ik de stilte. (Sanskriet & traditie)
Van wat er ook van al de wezens mag bestaan ben Ik de bron, o Arjuna; niets van het bewegende en onbeweeglijke bestaat zonder Mij.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Ik ben de oorsprong van welk levend wezen dat je je ook maar voor kan stellen Arjuna; er is geen levend wezen, rondbewegend of niet rondbewegend, dat buiten mij om bestaat. (Sanskriet & traditie)
Mijn goddelijke weelde is onbegrensd, o overwinnaar der vijanden; alles waar Ik over sprak is slechts een voorbeeld van de uitgebreidheid van Mijn vermogen.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Aan mijn goddelijke weelde zijn geen grenzen gesteld, o winnaar van de veldslag, en dit alles wat ik je vertelde is nog maar een voorbeeld van de uitgebreidheid van mijn grootheid. (Sanskriet & traditie)
Wat er ook van macht zijn bestaan heeft en daadwerkelijk van schoonheid en glorie is, dat alles moet je zeker kennen als zijnde geboren als een deel van Mijn heerlijkheid.
FILOGNOSTISCHE VERTALING
O overwinnaar van je tegenstanders, wat ook van de macht dat gekenmerkt wordt door glorie en schoonheid moge bestaan, vond zijn bestaan als een deel van mijn heerlijkheid. (Sanskriet & traditie)
Maar wat heb je eraan de veelvoud van dit alles in te zien, o Arjuna, door één enkel deel verkeer Ik in de positie waarin Ik het gehele Universum doordring.'
FILOGNOSTISCHE VERTALING
Je mag je ook afvragen wat voor nut het voor jou zou hebben weet te hebben van al deze verscheidenheid Arjuna, als ik al met een enkel deel van mezelf het gehele levende wezen doordring dat het universum is.' (Sanskriet & traditie)
Versies geraadpleegd:
- Een Lied van Geluk - Een moderne Gîtâ - de moderne versie van filognosie (ook in mp3-audio).- Een Lied van Geluk - Een Klassieke Gîtâ - de klassieke versie van filognosie.
- The Bhagavad Gîta-as-it-is by Swami Bhaktivedânta Prabhupâda (PDF-download).
- The Bhagavad Gîta-as-it-is: online (version 1.0).
- The Bhagavad Gita by the Bhagavad Gita Trust.
- Bhagavad Gita by Sanderson Beck.
- Bhagavad Gita by Ramanad Prasad (American Gita society).
- Srimad Bhagavad-gita - The Hidden Treasure of the Sweet Absolute (from the Vaishnav' S'rî Caitanya Saraswath math).
Sanskrit dictionary: (Monier-Williams' 'Sanskrit-English Dictionary').
Productie
en
copyright
van
deze
vertaling:
Anand
Aadhar Prabhu
De filognostische vertaling is van dezelfde
auteur.
2007©Bhagavata.org