A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M|N|O|P|Q|R|S|T|U|V|W|X|Y|Z

 

E

 

Ego, geestelijk: werkelijke identiteit van het levend wezen, andere naam voor ziel (zie: jîva, âtmâ, ahamkâra).

Ekâdas'î: dag van bezinning voor de vaishnava's, vastendag van granen en bonen op de elfde dag na volle en nieuwe maan. Extra Japa (9 ronden) en lezen is voor de vaishnava de activiteit op zo'n dag.

Elementen (dhâtavah): de essentiële onderdelen van het bestaan; water, vuur, aarde, lucht en ether.  Ook de zeven essentiële ingredienten van het lichaam zijn dhâtava: huid, vlees, zenuw, merg, been, bloed en vet [vermeld in 2.6: 1]. In ruimere zin spreekt men ook wel van 16 elementen samen met het verstand en de 10 werkende en de waarnemende zinnen. Ook zijn er indelingen met 24 of 25 elementen: de grofstoffelijke elementen, de fijnstoffelijke elementen (de vijf objecten van de zinnen: geur, kleur, smaak, aanraking en geluid), de tien zinnen van waarnemen en handelen, geest, intelligentie, ego en bewustzijn met het element van de tijd als het vijfentwintigste element. Er zijn ook de negen tattva 's (zie ook Pradhâna en S.B.: 3-26:11-15, 6.1: 50).

- S'rîla Prabhupâda, betekenis verklaring 10.13: 52: 'De vierentwintig elementen zijn de vijf werkende zinnen (pañca-karmendriya), de vijf zinnen voor het verkrijgen van kennis (pañca-jñânendriya), de vijf elementen van de grove materie (pañca-mahâbhûta), de vijf zinsobjecten (pañca-tanmâtra),de geest (manas), het valse ego (ahankâra), de mahat-tattva, en de materiële natuur (prakriti). Alle deze vierentwintig elementen zijn betrokken bij de manifestatie van deze materiële wereld'.

- Krishna geeft Zijn goedkeuring eraan ze als volgt in achtentwintig te bezien: de negen van de materiële natuur (prakriti), het levende wezen (purusha), de cosmische intelligentie (mahat-tattva), het valse ego (ahankâra) en de vijf voorwerpen van de zinnen (de tanmâtrâ's) van het geluid, de aanraking, de vorm, de smaak, en het aroma; de elf van het coördinerende zesde zintuig van de geest (manas) in combinatie met de vijf werkende zinnen (karmendriya's) van de stem, de handen, de benen, de anus en het geslachtsdeel plus de vijf kennisverwervende of waarnemende zinnen van (jñânendriya's) de oren, de huid, de ogen, de tong en de neusgaten; de drie van de geaardheden van de natuur (de guna's) van hartstocht, goedheid en onwetendheid en de vijf van de grofstoffelijke elementen (de mahâ-bhûta's) van het vuur, het water, de aarde, de lucht en de ether (zie ook 11.19: 14 en 11.22).

Energieën: de Heer Zijn energieën van voeding, schoonheid, reputatie en materiële schepping (resp. Pushthi, S'rî, Kîrti en Ajâ, zie 10.89: 54-56)

Energie, Begoochelende: zie Mâyâ.

Energie, Hogere-, of innerlijke, geestelijke energie (parâ-prakriti of parâ-s'akti): een van de drie belangrijkste energieën van de Heer (geestelijke, tussen- en stoffelijke energie). Ze is de openbaring van 's Heren innerlijk vermogen; ze omvat de geestelijke wereld. In tegenstelling tot de stoffelijke energie bestaat ze geheel uit eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid (sac-cid-ânanda). Heet driekwart van de werkelijkheid te beslaan.

Energie, Lagere-, of uitwendige of stoffelijke of materiële energie (aparâ-prakriti, aparâ-s'akti of mahâ-brahman): Een van de drie belangrijkste energieën van de Heer (geestelijke, tussen- en stoffelijke energie). Ze is de openbaring van 's Heren uitwendig vermogen, dat de vierentwintig stoffelijke elementen omvat en het universum vormt waarin wij leven. De wisselwerkingen tussen deze elementen voltrekken zich onder invloed van de tijd en door aanraking met de geestelijke energie van de Heer, waarvan ze verschilt in die zin dat ze nu eens geopenbaard is en dan weer niet. Is als een ijsberg zichtbaar slechts voor een kwart de totale werkelijkheid.

EnergieTussen-: (jîva-s'akti of tathastha-s'akti); een van de drie belangrijkste energieën van de Heer (geestelijke, tussen- en stoffelijke energie). Ze omvat de levende wezens, uiterst kleine deeltjes van God, die hoewel ze in wezen geestelijk zijn, als gevolg van hun beperkte macht ten prooi kunnen vallen aan de begoocheling van de lagere energie.

Erfopvolging, geestelijke: (paramparâ); opvolging van geestelijk leraren die het geestelijk onderricht van de Heer tot op de huidige dag onveranderd hebben doorgegeven.

Expansie, Volkomen: (Vishnu-tattva); openbaring van God, Krishna, door middel van een persoonlijke gedaante die van Zijn oorspronkelijke gedaante verschilt, maar dezelfde absolute almacht bezit.

 

  

  Doorzoek het Lexicon

 

Sanskriet Woordenboek

 

S'rîmad Bhâgavatam | Bhagavad Gîtâ | Zingende Filosoof
 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties