regelbalk



 

 

 

Canto 11

Krishna Murâri

 


 

Hoofdstuk 25: De Drie Geaardheden van de Natuur en Daarboven



(1) De Opperheer zei: 'O beste van alle personen, probeer te begrijpen wat Ik je nu ga zeggen over de manier waarop iemand wordt beïnvloed door een bepaalde geaardheid van Mijn materiële natuur [*]. (2-5) Met de basiskwaliteit goedheid vindt men gelijkmoedigheid, zinsbeheersing, tolerantie, onderscheidingsvermogen, boetvaardigheid, waarachtigheid, mededogen, heugenis, tevredenheid, verzaking, begeerteloosheid, gelovigheid, bescheidenheid en innerlijke tevredenheid. Met de geaardheid hartstocht loopt men op tegen lusten, ondernemingszin, zelfmisleiding, ongenoegen, hoogmoed, een verlangen naar zegeningen, partijdigheid, zinsbevrediging, overhaast tewerk gaan, behoefte aan erkenning, hoon, machtsvertoon en straffen met harde hand. Met de natuurlijke kwaliteit onwetendheid is er intolerantie, hebzucht, bedrieglijkheid, geweld, aandacht zoeken, huichelarij, lusteloosheid, ruzie, weeklagen, begoocheling, het lijden onder depressiviteit, laksheid, valse hoop, angst en indolentie. Dezen, de een na de ander door Mij beschreven, vormen het grootste deel van de effecten van de natuurlijke geaardheden. Verneem nu over hun combinaties [zie ook B.G. 14]. (6) O Uddhava, het idee van 'zo ben ik nu eenmaal' en 'dat is een eigenschap van mij' dat de mensen erop nahouden [in relatie tot deze kwaliteiten] als ze bezig zijn met hun geest, zinnen, zinsobjecten en hun levensadem, weerspiegelt een combinatie van de geaardheden [zie ook 11.23: 49, 11.24: 7, 11.24: 13]. (7) In geval een persoon zich baseert op religiositeit, economische ontwikkeling en zinsbevrediging, is het resulterende geloof, de welvaart en het zinsgenoegen [eveneens] een uiting van de wisselwerking van de geaardheden. (8) Als iemand in het gezinsleven van een toewijding is gekenmerkt door zinsbevrediging en vervolgens zijn religieuze plichten vervult, is er sprake van een combinatie van de geaardheden. (9) Uit iemands zelfbeheersing en dergelijke kan men afleiden dat hij bewogen wordt door goedheid, iemands lust en zo meer duidt op de geaardheid hartstocht, en uit zijn woede enzovoorts kan men opmaken dat hij in de greep van onwetendheid verkeert. (10) Als iemand Mij vereert met toewijding zonder zich er druk over te maken of zijn arbeid wat oplevert, moet men ervan uitgaan dat zo iemand uit goedheid handelt, onverschillig of het nu een man of een vrouw betreft. (11) Als men Mij in zijn plichtsvervulling aanbidt in de hoop op zegeningen, moet men dat begrijpen als zijnde van de geaardheid hartstocht, en als men het doet met geweld op het oog behoort zoiets tot de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 20-22]. (12) De geaardheden sattva, tamas en rajas zijn van invloed op het [geconditioneerde] individu maar niet op Mij; men is aan hen gebonden omdat ze zich in de geest opwerpen en leiden tot gehechtheid aan levensvormen en zinsobjecten [zie ook B.G. 4: 14]. (13) Als de geaardheid goedheid - welke zuiver is, stralend en goedgunstig - heerst over de andere twee, zal iemand gezegend worden met geluk, religiositeit, kennis en andere goede eigenschappen [zie ook B.G. 14: 11, 18: 37]. (14) Als de hartstocht het wint van goedheid en traagheid raakt men gehecht, wil men zich onderscheiden en is men uit op verandering, waardoor men dan ongelukkig wordt vanwege baatzuchtig handelen en het streven naar een goede naam en welvaart [zie ook B.G. 14: 12, 18: 38]. (15) Als onwetendheid hartstocht e n goedheid overvleugelt, raakt men zijn onderscheidingsvermogen kwijt, wordt het bewustzijn versluierd, verliest men zijn initiatief en belandt men in verbijstering en geklaag, met te veel slapen, geweld en valse verwachtingen [zie ook B.G. 14: 13, 18: 39]. (16) Als het bewustzijn helder wordt en de zinnen niet worden afgeleid, krijgt men lichamelijk zelfvertrouwen en is men van een onthechte geest; weet dat dat de goedheid van Mijn toevlucht is. (17) Als de intelligentie wordt verstoord door te veel drukte, men zich niet van het zintuiglijke los kan maken, men zich niet op zijn gemak voelt met zijn lichaam en de geest wispelturig is, moet je dat herkennen als de symptomen van hartstocht. (18) Falen in de hogere functies van het bewustzijn, versuffen, je niet kunnen concentreren, onaandachtig zijn, dingen niet begrijpen en neerslachtig zijn, moet je herkennen als de geaardheid onwetendheid. (19) Neemt de geaardheid goedheid toe, dan winnen de goden aan kracht, neemt de hartstocht toe dan winnen de demonen aan kracht, en als de geaardheid onwetendheid toeneemt, Uddhava, treden de wildemannen naar voren. (20) Weet dat men waakzaam is met de geaardheid goedheid, men slaperig is met de hartstocht, men onbewust is met de onwetende aard van het levende wezen, en dat de [bovenzinnelijke] vierde staat [turîya] deze drie doordringt [zie ook 7.7: 25 en B.G. 6: 16]. (21) In de geaardheid goedheid klimmen spirituele [Vedische] mensen hoger en hoger, in de geaardheid onwetendheid zakt men met het hoofd naar beneden [met iedere geboorte] steeds verder af, en in de geaardheid hartstocht blijft men halverwege steken [in gehechtheid, zie ook B.G. 6: 45, 16: 19]. (22) Zij die sterven in de geaardheid goedheid gaan naar de hemel, zij die heengaan in hartstocht gaan naar de wereld van de mensen en zij die dood gaan in onwetendheid gaan naar de hel. Maar zij die vrij zijn van de geaardheden komen naar Mij [zie ook B.G. 9: 25, 14: 18]. (23) Werk plichtmatig gedaan als een offer aan Mij zonder de vruchten te verlangen, is van de geaardheid goedheid, werk gedaan met een winstoogmerk is van de geaardheid hartstocht, en werk verricht met geweld en dwang en dergelijke, is van de geaardheid onwetendheid [B.G. 17: 20-22]. (24) De geestelijke kennis van onthechting is van de geaardheid goedheid, het erop nahouden van meningen is van de geaardheid hartstocht, en een materialistische overtuiging behoort tot de geaardheid onwetendheid. Spirituele kennis [daarentegen] die op Mij is gericht, beschouwt men als vrij van de geaardheden [zie ook 6.14: 2]. (25) In het woud verblijven is van de geaardheid goedheid, in een stad verblijven is van de geaardheid hartstocht, zo zegt men, in een gokhuis verblijven is van de geaardheid onwetendheid, maar Mijn verblijf is verheven boven de geaardheden. [zie ook 7.12: 22, 11.18: 25]. (26) Een werker vrij van gehechtheid is van de geaardheid goedheid, verblind door persoonlijke verlangens is men van de hartstocht, met je geheugen kwijt verkeert men in de geaardheid onwetendheid [zie 11.22: 38-39], maar als men bij Mij zijn toevlucht heeft gezocht is men vrij van de geaardheden. (27) In de geaardheid goedheid gelooft men in spirituele zaken, in de geaardheid hartstocht gelooft men in vruchtdragend handelen, in de geaardheid onwetendheid is men areligieus, maar transcendentaal aan de geaardheden gelooft men in Mijn toegewijde dienst. (28) Voedsel dat zonder moeite verkregen wordt, volwaardig en zuiver is, acht men als zijnde van de geaardheid goedheid, [sterk] appellerend aan de zintuigen is het van de geaardheid hartstocht, en onzuivere voeding die iemand doet lijden is van de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 7-10]. (29) Geluk ontleend aan de ziel is van de geaardheid goedheid, opgewekt door zinsobjecten is het van de hartstocht, ontleend aan misvatting en ontaarding is geluk van de geaardheid onwetendheid, maar vrij van de geaardheden vindt men het geluk in Mij [zie 11.15: 17 & B.G. 5: 21, maar ook 6: 7].

(30) De materiële substantie, de plaats, de vrucht van het handelen, tijd, kennis, het handelen, degene die handelt, geloof, de staat van bewustzijn, en de bestaansvormen en levensbestemmingen behoren allen aldus tot de drie guna's. (31) O beste onder de mannen, alles wat bestaat, wat wordt gezien, gehoord of voor de geest wordt gehaald, vormt een samenstelling van de drie basiskwaliteiten die tot stand werd gebracht door de ongeziene [Oorspronkelijke] Genieter. (32) Deze bestaansvormen [en levensstadia] van het [herhaaldelijk incarnerende] levende wezen, zijn gebonden aan de werking van de geaardheden. O zachtmoedige, de individuele ziel die, Mij toegewijd in bhakti-yoga, deze zich in de geest manifesterende natuurlijke kwaliteiten overwint, komt in aanmerking voor Mijn bovenzinnelijke liefde. (33) Daarom moeten zij die dit menselijk lichaam verwierven waarin men kennis opdoet en wijsheid ontwikkelt, zo slim zijn zich los te maken van hun gehechtheid aan de natuurlijke geaardheden en Mij aanbidden. (34) Een ontwikkeld mens moet Me vrij van materiële gehechtheid aanbidden; na aandachtig zijn zinnen te hebben onderworpen behoort een wijze zich tot de geaardheid goedheid te wenden en de geaardheden van de hartstocht en de onwetendheid te overwinnen. (35) Met zijn intelligentie tot vrede gebracht moet hij, verbonden [in bhakti] zonder enige [andere] afhankelijkheid, ook de geaardheid goedheid overwinnen. De belichaamde ziel die [aldus] bevrijd van de geaardheden de oorzaak van zijn conditionering opgeeft, bereikt Mij. (36) Het levende wezen, dat als een individuele ziel door Mij aldus is bevrijd van de basiskwaliteiten van de natuur die zich in zijn geest nestelden, vindt zo, door de werking van de Absolute Waarheid, volkomen vervulling en zal, vanbinnen noch vanbuiten, niet langer ronddolen.'

 

 next                    

 
 

Derde herziene editie, geladen 24 juli, 2022.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De Opperheer zei: 'O beste van alle personen, probeer te begrijpen wat Ik je nu ga zeggen over de manier waarop iemand wordt beïnvloed door een bepaalde geaardheid van Mijn materiële natuur [*].
De Opperheer zei: 'O beste van alle personen, probeer te begrijpen wat Ik je nu ga zeggen over de manier waarop iemand wordt beïnvloed door een bepaalde geaardheid van Mijn materiële natuur [*]. (Vedabase)

  

Tekst 2-5

Met de basiskwaliteit goedheid vindt men gelijkmoedigheid, zinsbeheersing, tolerantie, onderscheidingsvermogen, boetvaardigheid, waarachtigheid, mededogen, heugenis, tevredenheid, verzaking, begeerteloosheid, gelovigheid, bescheidenheid en innerlijke tevredenheid. Met de geaardheid hartstocht loopt men op tegen lusten, ondernemingszin, zelfmisleiding, ongenoegen, hoogmoed, een verlangen naar zegeningen, partijdigheid, zinsbevrediging, overhaast tewerk gaan, behoefte aan erkenning, hoon, machtsvertoon en straffen met harde hand. Met de natuurlijke kwaliteit onwetendheid is er intolerantie, hebzucht, bedrieglijkheid, geweld, aandacht zoeken, huichelarij, lusteloosheid, ruzie, weeklagen, begoocheling, het lijden onder depressiviteit, laksheid, valse hoop, angst en indolentie. Dezen, de een na de ander door Mij beschreven, vormen het grootste deel van de effecten van de natuurlijke geaardheden. Verneem nu over hun combinaties [zie ook B.G. 14].

Met de geaardheid goedheid vindt men gelijkmoedigheid, zinsbeheersing, tolerantie, onderscheidingsvermogen, boetvaardigheid, waarachtigheid, mededogen, heugenis, tevredenheid, verzaking, begeerteloosheid, gelovigheid, bescheidenheid en innerlijke tevredenheid. Met de geaardheid hartstocht loopt men op tegen lusten, ondernemingszin, zelfmisleiding, ongenoegen, hoogmoed, een verlangen naar complimenten [m.n. bij vrouwen], partijdigheid, zinsbevrediging, overhaast tewerk gaan, behoefte aan erkenning, hoon, machtsvertoon en straffen met harde hand. Met de geaardheid onwetendheid is er intolerantie, hebzucht, bedrieglijkheid, geweld, hysterie, huichelarij, lusteloosheid, ruzie, weeklagen, begoocheling, depressiviteit, laksheid, valse hoop, angst en indolentie. Dezen, de een na de ander beschreven, vormen het leeuwendeel van de effecten van de geaardheden. Verneem nu over hun combinaties [zie ook B.G. 14]. (Vedabase)

  

 Tekst 6

O Uddhava, het idee van 'zo ben ik nu eenmaal' en 'dat is een eigenschap van mij' dat de mensen erop nahouden [in relatie tot deze kwaliteiten] als ze bezig zijn met hun geest, zinnen, zinsobjecten en hun levensadem, weerspiegelt een combinatie van de geaardheden [zie ook 11.23: 49, 11.24: 7, 11.24: 13].

Het idee van 'ik' en 'mijn' dat de mensen erop nahouden O Uddhava, is in feite gebaseerd op een combinatie van de geaardheden. Wat ze normaal met hun geest, zinnen, en hun ademhalen doen in relatie tot de zinsobjecten wordt door de geaardheden beheerst [zie ook 11.23: 49, 11.24: 7, 11.24: 13]. (Vedabase)

 

 Tekst 7

In geval een persoon zich baseert op religiositeit, economische ontwikkeling en zinsbevrediging, is het resulterende geloof, de welvaart en het zinsgenoegen [eveneens] een uiting van de wisselwerking van de geaardheden.

Als een persoon zich baseert op religiositeit, economische ontwikkeling en zinsbevrediging is het resulterende geloof, de welvaart en het zinsgenoegen eveneens een uiting van de wisselwerking van de verschillende geaardheden. (Vedabase)

 

Tekst 8

Als iemand in het gezinsleven van een toewijding is gekenmerkt door zinsbevrediging en vervolgens zijn religieuze plichten vervult, is er sprake van een combinatie van de geaardheden.

 In het geval iemand in de rol van een huishouder [rajas] van een toewijding is die zich kenmerkt door een materieel gemotiveerde praktijk [tamas] en als gevolg daarvan vasthoudt aan zijn persoonlijke [religieuze] plichtsvervulling [sattva] is er duidelijk sprake van een combinatie van geaardheden. (Vedabase)

 

Tekst 9

Uit iemands zelfbeheersing en dergelijke kan men afleiden dat hij bewogen wordt door goedheid, iemands lust en zo meer duidt op de geaardheid hartstocht, en uit zijn woede enzovoorts kan men opmaken dat hij in de greep van onwetendheid verkeert.

Uit een persoon zijn kalmte kan men afleiden dat hij bewogen wordt door goedheid, zijn lust duidt op de geaardheid hartstocht en uit zijn woede kan men opmaken dat hij in de greep van onwetendheid verkeert. (Vedabase)

 

Tekst 10

Als iemand Mij vereert met toewijding zonder zich er druk over te maken of zijn arbeid wat oplevert, moet men ervan uitgaan dat zo iemand uit goedheid handelt, onverschillig of het nu een man of een vrouw betreft.

Als iemand Mij, met het vervullen van zijn plichten, onafhankelijk van het behalen van resultaten aanbidt met toewijding, moet men begrijpen dat een dergelijke man, danwel vrouw, zich bevindt in de geaardheid goedheid. (Vedabase)

 

 Tekst 11

Als men Mij in zijn plichtsvervulling aanbidt in de hoop op zegeningen, moet men dat begrijpen als zijnde van de geaardheid hartstocht, en als men het doet met geweld op het oog behoort zoiets tot de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 20-22].

Mij met zijn plichten aanbidden in de hoop op zegeningen moet men begrijpen als zijnde van de geaardheid hartstocht, en als men het doet met geweld op het oog behoort dat tot de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 20-22]. (Vedabase)

 

Tekst 12

De geaardheden sattva, tamas en rajas zijn van invloed op het [geconditioneerde] individu maar niet op Mij; men is aan hen gebonden omdat ze zich in de geest opwerpen en leiden tot gehechtheid aan levensvormen en zinsobjecten [zie ook B.G. 4: 14].

Men zou kunnen zeggen dat de geaardheden sattva, tamas en rajas betrekking hebben op de individuele ziel en niet op Mij; men is aan hen gebonden omdat ze, zoals ze zich in de geest opwerpen, leiden tot iemands gehechtheid aan materiële resultaten [zie ook B.G. 4: 14]. (Vedabase)

 

Tekst 13

Als de geaardheid goedheid - welke zuiver is, stralend en goedgunstig - heerst over de andere twee, zal iemand gezegend worden met geluk, religiositeit, kennis en andere goede eigenschappen [zie ook B.G. 14: 11, 18: 37].

Als de geaardheid goedheid - welke zuiver is, van het licht en goedgunstig - heerst over de andere twee, zal een man gezegend zijn met geluk, religiositeit, kennis en andere goede eigenschappen [zie ook B.G. 14: 11, 18: 37]. (Vedabase)

  

Tekst 14

Als de hartstocht het wint van goedheid en traagheid raakt men gehecht, wil men zich onderscheiden en is men uit op verandering, waardoor men dan ongelukkig wordt vanwege baatzuchtig handelen en het streven naar een goede naam en welvaart [zie ook B.G. 14: 12, 18: 38].

Als de hartstocht het wint van zowel de goedheid als de traagheid raakt men verstrikt in baatzuchtige arbeid, het verdedigen van een goede naam en het welvarend zijn, omdat men dan door de gehechtheid van het partijdige en veranderlijke is en dus ongelukkig [zie ook B.G. 14: 12, 18: 38]. (Vedabase)

 

Tekst 15

Als onwetendheid hartstocht en goedheid overvleugelt, raakt men zijn onderscheidingsvermogen kwijt, wordt het bewustzijn versluierd, verliest men zijn initiatief en belandt men in verbijstering en geklaag, met te veel slapen, geweld en valse verwachtingen [zie ook B.G. 14: 13, 18: 39].

Als onwetendheid hartstocht en goedheid overvleugelt is men zijn onderscheidingsvermogen kwijt, is het bewustzijn oversluierd, verliest men zijn initiatief en beland men in verbijstering en geklaag, met te veel slapen, geweld en valse verwachtingen [zie ook B.G. 14: 13, 18: 39]. (Vedabase)

 

 Tekst 16

Als het bewustzijn helder wordt en de zinnen niet worden afgeleid, krijgt men lichamelijk zelfvertrouwen en is men van een onthechte geest; weet dat dat de goedheid van Mijn toevlucht is.

Als het bewustzijn weer helder wordt en de zinnen niet langer worden afgeleid, heeft men lichamelijk zelfvertrouwen en is men van een onthechte geest; dan kan men spreken van de goedheid van Mijn toevlucht. (Vedabase)

 

Tekst 17

Als de intelligentie wordt verstoord door te veel drukte, men zich niet van het zintuiglijke los kan maken, men zich niet op zijn gemak voelt met zijn lichaam en de geest wispelturig is, moet je dat herkennen als de symptomen van hartstocht.

De hartstocht herken je aan de volgende symptomen: de intelligentie is verstoord door te veel drukte, men slaagt er niet in zich los te maken van het zintuiglijke, men voelt zich niet op zijn gemak met zijn lichaam en de geest is wispelturig. (Vedabase)

  

 Tekst 18

Falen in de hogere functies van het bewustzijn, versuffen, je niet kunnen concentreren, onaandachtig zijn, dingen niet begrijpen en neerslachtig zijn, moet je herkennen als de geaardheid onwetendheid.

Falen in de hogere functies van het bewustzijn, versuffen, je niet kunnen concentreren, je verstand verliezen, in het duister tasten en neerslachtig zijn moet je begrijpen als behorend tot de geaardheid onwetendheid. (Vedabase)

 

 Tekst 19

Neemt de geaardheid goedheid toe, dan winnen de goden aan kracht, neemt de hartstocht toe dan winnen de demonen aan kracht, en als de geaardheid onwetendheid toeneemt, Uddhava, treden de wildemannen naar voren.

Neemt de geaardheid goedheid toe, dan neemt de kracht van de godsbewusten toe, neemt de hartstocht toe dan winnen de onverlichte zielen aan kracht en als de geaardheid onwetendheid toeneemt, o Uddhava, treedt de wildeman naar voren. (Vedabase)

 

Tekst 20

Weet dat men waakzaam is met de geaardheid goedheid, men slaperig is met de hartstocht, men onbewust is met de onwetende aard van het levende wezen, en dat de [bovenzinnelijke] vierde staat [turîya] deze drie doordringt [zie ook 7.7: 25 en B.G. 6: 16].

Weet dat de bewustzijnstoestand van het waken er is bij genade van de geaardheid goedheid, dat slaap een aanduiding vormt voor de hartstocht, dat de diepe slaap er is met de onwetendheid van het levende wezen, terwijl de vierde staat [turîya, het transcendentale] de drie doordringt [zie ook 7.7: 25 en B.G. 6: 16]. (Vedabase)

 

 Tekst 21

In de geaardheid goedheid klimmen spirituele [Vedische] mensen hoger en hoger, in de geaardheid onwetendheid zakt men met het hoofd naar beneden [met iedere geboorte] steeds verder af, en in de geaardheid hartstocht blijft men halverwege steken [in gehechtheid, zie ook B.G. 6: 45, 16: 19].

In de geaardheid goedheid klimmen spirituele mensen hoger en hoger op, in de geaardheid onwetendheid zakt men, het hoofd eerst, steeds verder af en in de geaardheid hartstocht blijft men halverwege steken [zie ook B.G. 6: 45, 16: 19].  (Vedabase)

 

 Tekst 22

Zij die sterven in de geaardheid goedheid gaan naar de hemel, zij die heengaan in hartstocht gaan naar de wereld van de mensen en zij die dood gaan in onwetendheid gaan naar de hel. Maar zij die vrij zijn van de geaardheden komen naar Mij [zie ook B.G. 9: 25, 14: 18].

Zij die sterven in de geaardheid goedheid gaan naar de hemel, zij die heengaan in hartstocht gaan naar de wereld der mensen en zij die dood gaan in onwetendheid gaan naar de hel. Maar zij die vrij zijn van de geaardheden komen naar Mij [zie ook B.G. 9: 25, 14: 18]. (Vedabase)

 

Tekst 23

Werk plichtmatig gedaan als een offer aan Mij zonder de vruchten te verlangen, is van de geaardheid goedheid, werk gedaan met een winstoogmerk is van de geaardheid hartstocht, en werk verricht met geweld en dwang en dergelijke, is van de geaardheid onwetendheid [B.G. 17: 20-22].

Werk plichtmatig gedaan als een offer voor Mij zonder de resultaten te verlangen, verkeert in de geaardheid goedheid, werk gedaan met het oog op een of ander resultaat verkeert in de geaardheid hartstocht en als men gewelddadig tewerk gaat of jaloers en zo, verkeert men in de geaardheid onwetendheid [B.G. 17: 20-22]. (Vedabase)

 

Tekst 24

De geestelijke kennis van onthechting is van de geaardheid goedheid, het erop nahouden van meningen is van de geaardheid hartstocht, en een materialistische overtuiging behoort tot de geaardheid onwetendheid. Spirituele kennis [daarentegen] die op Mij is gericht, beschouwt men als vrij van de geaardheden [zie ook 6.14: 2].

Kennis in de geaardheid goedheid is emancipatoir [van de verlichting], in hartstocht is men meningen toegedaan en in onwetendheid is men van een materialistische overtuiging. Spirituele kennis daarentegen die op Mij is gericht beschouwt men als vrij van de geaardheden [zie ook 6.14: 2]. (Vedabase)

 

Tekst 25

In het woud verblijven is van de geaardheid goedheid, in een stad verblijven is van de geaardheid hartstocht, zo zegt men, in een gokhuis verblijven is van de geaardheid onwetendheid, maar Mijn verblijf is verheven boven de geaardheden [zie ook 7.12: 22, 11.18: 25].

Als men zijn verblijf heeft in het woud [men een kluizenaar is] is men van de geaardheid goedheid, als men onder de mensen verblijft [familie] is men van de hartstocht zo zegt men, en als men zich ophoudt in een gokhuis is men van de geaardheid onwetendheid, maar Mijn verblijf bevindt zich boven de geaardheden [zie ook 7.12: 22, 11.18: 25]. (Vedabase)

 

Tekst 26

Een werker vrij van gehechtheid is van de geaardheid goedheid, verblind door persoonlijke verlangens is men van de hartstocht, met je geheugen kwijt verkeert men in de geaardheid onwetendheid [zie 11.22: 38-39], maar als men bij Mij zijn toevlucht heeft gezocht is men vrij van de geaardheden.

Een werker vrij van gehechtheid is van de geaardheid goedheid, verblind door persoonlijke verlangens is men een man van de hartstocht, en bij iemand die het niet meer helder voor ogen staat spreekt men van onwetendheid [zie 11.22: 38-39]. Hij [echter] die bij Mij zijn toevlucht heeft gezocht is vrij van de geaardheden.. (Vedabase)

 

Tekst 27

In de geaardheid goedheid gelooft men in spirituele zaken, in de geaardheid hartstocht gelooft men in vruchtdragend handelen, in de geaardheid onwetendheid is men areligieus, maar transcendentaal aan de geaardheden gelooft men in Mijn toegewijde dienst.

Als men van de ziel is verkeert het geloof in goedheid, maar als men van de hartstocht is hecht men geloof aan vruchtdragend handelen, aan karma. Areligieus zijnd is men van de geaardheid onwetendheid, maar dat geloof dat Mij ten dienste staat is ontstegen aan de geaardheden. (Vedabase)

 

Tekst 28

Voedsel dat zonder moeite verkregen wordt, volwaardig en zuiver is, acht men als zijnde van de geaardheid goedheid, [sterk] appellerend aan de zintuigen is het van de geaardheid hartstocht, en onzuivere voeding die iemand doet lijden is van de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 7-10].

Voedsel dat zonder moeite verkregen wordt, goedgunstig is en zuiver beschouwt men als zijnde van de geaardheid goedheid, [sterk] appellerend aan de zintuigen is het van de geaardheid hartstocht en onzuivere voeding die iemand doet lijden is van de onwetendheid [zie ook B.G. 17: 7-10]. (Vedabase)

 

Tekst 29

Geluk ontleend aan de ziel is van de geaardheid goedheid, opgewekt door zinsobjecten is het van de hartstocht, ontleend aan misvatting en ontaarding is geluk van de geaardheid onwetendheid, maar vrij van de geaardheden vindt men het geluk in Mij [zie 11.15: 17 & B.G. 5: 21, maar ook 6: 7].

Geluk ontleend aan de ziel is van de geaardheid goedheid maar opgewekt door zinsobjecten is het van de hartstocht. Men spreekt van de geaardheid onwetendheid als men zijn geluk ontleent aan misvatting en ontaarding, maar geluk dat vrij is van de geaardheden treft men in Mij aan [zie 11.15: 17 & B.G. 5: 21, maar ook 6: 7]. (Vedabase)

 

Tekst 30

De materiële substantie, de plaats, de vrucht van het handelen, tijd, kennis, het handelen, degene die handelt, geloof, de staat van bewustzijn, en de bestaansvormen en levensbestemmingen behoren allen aldus tot de drie guna's.

En aldus behoren de materiële substantie, de plaats, de vrucht van het handelen, de tijd, de kennis, de handeling, degene die handelt, het geloof, de staat van bewustzijn en de bestaansvormen en levensbestemmingen, allen tot de drie guna's. (Vedabase)

 

Tekst 31

O beste onder de mannen, alles wat bestaat, wat wordt gezien, gehoord of voor de geest wordt gehaald, vormt een samenstelling van de drie basiskwaliteiten die tot stand werd gebracht door de ongeziene [Oorspronkelijke] Genieter.

Alle vormen van bestaan die men ziet, hoort of die men zich voor de geest haalt, worden, samengesteld als ze zijn uit de guna's, gereguleerd en bewaakt door de genieter die subtiel van aard is, o beste onder de mannen [zie ook linga]. (Vedabase)


Tekst 32

Deze bestaansvormen [en levensstadia] van het [herhaaldelijk incarnerende] levende wezen, zijn gebonden aan de werking van de geaardheden. O zachtmoedige, de individuele ziel die, Mij toegewijd in bhakti-yoga, deze zich in de geest manifesterende natuurlijke kwaliteiten overwint, komt in aanmerking voor Mijn bovenzinnelijke liefde.

Deze bestaansvormen [en levensstadia] van de genieter ontstaan uit het karma dat men heeft met de geaardheden der natuur. O zachtmoedige, door de individuele ziel die Mij toegewijd is in bhakti-yoga worden de zich in de geest manifesterende geaardheden overwonnen. Een dergelijke ziel komt in aanmerking voor Mijn bovenzinnelijke liefde. (Vedabase)


Tekst 33

Daarom moeten zij die dit menselijk lichaam verwierven waarin men kennis opdoet en wijsheid ontwikkelt, zo slim zijn zich los te maken van hun gehechtheid aan de natuurlijke geaardheden en Mij aanbidden.

Daarom moeten zij die dit menselijk lichaam verwierven, zo slim zijn de geaardheden uit hun hoofd te zetten en Mij aanbidden, de bron van de kennis en wijsheid. (Vedabase)

 

Tekst 34

Een ontwikkeld mens moet Me vrij van materiële gehechtheid aanbidden; na aandachtig zijn zinnen te hebben onderworpen behoort een wijze zich tot de geaardheid goedheid te wenden en de geaardheden van de hartstocht en de onwetendheid te overwinnen.

Een geschoold, wijs mens die vrij van begoocheling is moet Mij zonder gehechtheid aanbidden en, met zijn zinnen onder controle zich wendend tot de geaardheid goedheid, de geaardheden van de hartstocht en de onwetendheid overwinnen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Met zijn intelligentie tot vrede gebracht moet hij, verbonden [in bhakti] zonder enige [andere] afhankelijkheid, ook de geaardheid goedheid overwinnen. De belichaamde ziel die [aldus] bevrijd van de geaardheden de oorzaak van zijn conditionering opgeeft, bereikt Mij.

En ook de geaardheid goedheid moet hij aldus verbonden [in toewijding] overwinnen. De ziel wiens intelligentie de vrede vond door zich niet te bekommeren om de geaardheden, raakt bevrijdt van hen met het opgegeven hebben van dat wat de oorzaak vormde van de verhulling van zijn ziel en bereikt Mij. (Vedabase)

Tekst 36

Het levende wezen, dat als een individuele ziel door Mij aldus is bevrijd van de basiskwaliteiten van de natuur die zich in zijn geest nestelden, vindt zo, door de werking van de Absolute Waarheid, volkomen vervulling en zal, vanbinnen noch vanbuiten, niet langer ronddolen.'

Het levende wezen, dat als een individuele ziel dod,king van de Absolute Waarheid, de volkomenheid en hoeft noch wat betreft het innerlijk noch wat betreft het uiterlijke bestaan nog langer rond te dolen.' (Vedabase)

 

*: Het woord natuur kan letterlijk worden genomen als de geaardheden in de zin van de seizoenen en hun bijbehorende primaire godheden. Krishna zegt dat Vishnu, die de oorspronkelijke heerser boven de geaardheden is, de beste van alle goden is [10.89: 14-17], van de goedheid is [11.15: 15], de zuiverste geaardheid [B.G. 14: 6], die leidt tot de goddelijkheid die Hij is [B.G. 14: 14], en dat van de seizoenen Hij het lenteseizoen is [B.G. 10: 35]. Als zodanig is de lente/herfst Zijn seizoen van evenwicht en de geaardheid goedheid. Op dezelfde manier is de onbeweeglijkheid van de koude representatief voor de geaardheid onwetendheid die beheerst wordt door S'iva, en is de hyperactiviteit en hitte van de zomer een verto0n van de geaardheid hartstocht waarover Brahmâ heerst.

 

 

 

 

 

 

Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De afbeelding is getiteld: 'Brahmâ, Vishnu and Shiva seated on lotuses with their consorts,
Sarasvati, Lakshmi and Parvati respectively.' ca 1770. Guler, India.
Bron:
V&A Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties