Afbeeldingen Canto 10 deel 2 - pagina
1 - 2 - 3 - 4
Hoofdstuk
30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35
Hoofdstuk
30: De
Gopî's op Zoek naar Krishna er Vandoor met
Râdhâ
(2) De
dames die in hun harten waren overweldigd door
de bewegingen, liefdevolle glimlachen, speelse
blikken, charmante praatjes en andere gracieuze
gebaren van de echtgenoot van Ramâ, speelden
verzonken in Hem daarop ieder van die
wonderbaarlijke activiteiten na.

(28) Hij moet volmaakt door
haar vereerd zijn [ârâdhitah, zie Râdhâ] als
zijnde de Allerhoogste, Ene Heer en Meester,
want Govinda aldus behaagd heeft ons laten
zitten en haar apart genomen.

Hoofdstuk
31: De
Gezangen van de Gopî's in Gescheidenheid
(10) Het doet ons goed om te
mediteren op Je beminnelijke glimlachen vol
goddelijke liefde, Je blikken en Je avonturen,
maar door die intieme onderonsjes, welke ons recht
in ons hart raken, o schurk, raken onze geesten
van streek! (11) Als Je uit Vraja
vertrekt om de dieren te hoeden, o Meester,
voelt het niet goed, o Minnaar, eraan te denken
hoe pijnlijk de harde grassen en opschietende
planten zijn voor Je voeten, de voeten die nog
prachtiger zijn dan een lotus, o Meester.
Hoofdstuk
32: Krishna
Keert Terug naar de Gopî's
(11-12) De Almachtige nam hen
met Zich mee en belandde met hen aan de oever
van de Yamunâ. Aldaar had de zegenrijke rivier
zacht zand bijeengebracht met de handen van haar
golven. De kunda- en mandârabloemen bloeiden er
geurig met bijen [aangetrokken] door het
herfstbriesje, terwijl de maan, helder
schijnend, met zijn stralen de duisternis van de
nacht verdreef.

Hoofdstuk
33: De
Râsadans
(3-4) Het feest van de dans nam
zijn aanvang met de gopî's opgesteld in
een cirkel. Krishna,
de Meester van de Mystieke Eenheid, hield, Zich telkens
tussen twee van hen ophoudend, Zijn armen geslagen om de nekken van de
vrouwen naast Zich. Op dat moment dromden in de hemel
honderden hemelse voertuigen samen van
hemelbewoners met hun vrouwen wiens geesten zich
door nieuwsgierigheid hadden laten meeslepen.
(17) De Meester van de Godin
van het Geluk vermaakte zich aldus, met Zijn
omhelzingen, met de aanrakingen van Zijn handen,
met Zijn liefdevolle blikken en Zijn brede,
speelse glimlachen, met de jongedames van Vraja,
zoals een
jongen zich vermaakt spelend met zijn
spiegelbeeld.

Hoofdstuk
34: Sudars'ana
Verlost en S'ankhacûda Gedood
(12-13) Het [voormalige] serpent zei:
'Ik ben Sudars'ana, een bepaalde Vidyâdhara
die bekend staat om zijn weelde en verschijning.
Ik trok altijd overal rond met mijn hemelwagen.
Omdat ik, verwaand over mijn verschijning, de
wijzen die voortkwamen uit Angirâ heb uitgelachen,
werd ik vanwege mijn zonde hen te minachten, ertoe
gedwongen deze kwalijke gedaante aan te nemen.
(31) Hem inhalend alsof het
niets was, sloeg de Almachtige Heer met Zijn
vuist
het kruinjuweel van de snoodaard eraf samen met
zijn hoofd.

Hoofdstuk
35: De
Gopî's Zingen van Krishna als
Hij in het Woud Rondtrekt

(18-19) Soms als Hij, met
de bloemenslinger om die geurt naar de door Hem
gewaardeerde tulsî, de koeien telt op een koord
van kleurige kralen en dan, met het gooien van
Zijn arm over de schouder van een geliefde metgezel, zingt,
gaan de vrouwen van de zwarte herten, de reeën -
net als de gopî's die
hun burgerlijke verlangens opgaven - af op die
oceaan van bovenzinnelijke kwaliteiten om aan
Zijn zijde te gaan zitten met hun harten
gestolen door het geluid dat Krishna voortbrengt
met Zijn fluit.
Kijk
voor de © copyright
rechten van de individuele
schilderijen
onderaan het hoofdstuk waar
het geplaatst is.
|