Afbeeldingen Canto 10 deel 2 - pagina
1 - 2 - 3 - 4
Hoofdstuk
24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29
Hoofdstuk
24: Krishna
Gaat in Tegen Indra ten Gunste van de
Brahmanen,
de Koeien en de Heuvel Govardhana
(12) S'rī
S'uka zei: 'Toen Hij had geluisterd naar wat Nanda
en ook de andere ingezetenen van Vraja te zeggen
hadden, sprak Heer Kes'ava tot Zijn vader op een
manier die Heer Indra kwaad maakte.
Hoofdstuk
25: Heer
Krishna Tilt de Heuvel Govardhana*
op

(19) Dit [voor
Zichzelf] gezegd hebbende, pakte [deze
nederdaling van] Vishnu met één
hand [Zijn linkerhand] de heuvel Govardhana op
en hield Hij hem zo makkelijk omhoog als een
kind een paddestoel vasthoudt.

Foto van Govardhana hill.

Hoofdstuk
26: Nanda
Brengt de Verblufte Gopa's de
Woorden van Garga in Herinnering
(2) 'Hoe kon de
jongen, gezien Zijn buitengewone optreden, nu
een geboorte onder gewone plattelandsmensen ten
deel vallen, die voor Hem afkeurenswaardig zou
zijn?

Hoofdstuk
27: Heer
Indra en Moeder Surabhi
Brengen Gebeden
(22-23) S'rī S'uka zei: 'Na dat verzoek werd
Heer Krishna door Surabhi gebaad met haar eigen
melk. In opdracht van de
moeders van de halfgoden [de
dochters van Aditi] werd
Hij vervolgens door Indra gebaad met het hemelse
Gangeswater meegevoerd in Airāvata's slurf.
Aldus ontving Hij, de afstammeling
van Das'arha, in het gezelschap
van de verlichte zielen en de zieners, de naam Govinda
['hij die de koeien vindt'].
Hoofdstuk
28: Krishna
Redt Nanda Mahārāja
uit het Rijk van Varuna

(8) Wees
zelfs voor mij, o Krishna, o
U die alles ziet, alstUblieft van genade. O
Govinda, neem
deze persoon die
Uw vader is mee met U, die zo vol
van zorg bent voor
Uw ouders.'

Hoofdstuk
29: Het
Rasa-spel: Krishna Ontmoet 's Nachts
de Gopī's en Ontsnapt
(3) Krishna zag hoe de
kumudalotussen zich openden voor de volle
maanschijf, die zo rood gloeide als de verse kunkuma op
het gelaat van de godin van het geluk. Hij zag
hoe het woud rood kleurde door de zachte stralen
van dat licht, en speelde lieflijk op Zijn fluit
die de geesten van de [gopī's met
hun] mooie ogen bekoorde.
(41) Jij hebt duidelijk Je
geboorte genomen als de Godheid die de angst en het leed
van de mensen van Vraja verdrijft, als niemand
anders dan de
Oorspronkelijke Persoonlijkheid die al de goden en
werelden beschermt. Wees daarom zo goed, o Vriend
van Allen die in Nood Verkeren, Je lotusgelijke
hand op de brandende borsten en hoofden van Je
dienstmaagden
te leggen.'
Kijk voor de ©
copyright rechten van de
individuele schilderijen
onderaan het hoofdstuk waar het
geplaatst is.
|