bij het boek de Bhāgavata Purāna

"Het Verhaal van de Fortuinlijke"

door KRISHNA -DVAIPĀYANA VYĀSA

Downloads:
Bekijk de volledige tekstbestanden boek voor boek.

Muziekbestanden
Luister naar MIDI en Audio-bestanden van de devotionele muziek

Afbeeldingen
Bekijk al de afbeeldingen van het boek

Links
Vind de oorspronkelijke tekst en vertaling hoofdstuk voor hoofdstuk en andere links




Afbeeldingen Canto 10 deel 2 - pagina 1 - 2 - 3 - 4

Hoofdstuk 36 - 37 - 38 - 39 - 40

 

Hoofdstuk 36: De Stier Arishthāsura Verslagen en
Akrūra Gestuurd door Kamsa

(1) De zoon van Vyāsa zei: 'Kort daarna kwam de duivelse stier genaamd Arishtha, die een enorme bult had, 
naar het koeherdersdorp. 
Met zijn lijf deed hij de aarde schudden terwijl hij met zijn hoeven de grond openspleet.




(21) Daarop riep hij Mushthika, Cānūra, S'ala, Tos'ala en anderen bij elkaar, alsook zijn ministers en zijn olifantenverzorgers. De koning van Bhoja zei tot hen: (22-23) 'Mushthika en Cānūra, beste maten, luister alsjeblieft goed naar wat ik jullie te zeggen heb, o helden. De twee zoons van Ānakadundubhi houden zich op in het koeherdersdorp van Nanda. Voorspeld werd dat mijn dood zich door toedoen van Krishna en Balarāma zou voltrekken. Als we Ze zo ver krijgen om hier te komen voor een worstelwedstrijd, kunnen jullie Ze doden.

Hoofdstuk 37: Kes'i en Vyoma Gedood en
Nārada Looft Krishna's Toekomst

(3) Zo gauw hij, die moeilijk was te overwinnen en te benaderen en zeer agressief met zijn mond open de lucht indronk,
Hem voor zich zag, rende hij in volle vaart op de Lotusogige Heer af om Hem met zijn benen aan te vallen.



(29) De grote demon gooide ze één voor één in een berggrot waarvan hij de ingang met een grote kei blokkeerde,
zodat er nog maar vier of vijf van hen overbleven.

 


Hoofdstuk 38: Akrūra's Gemijmer en de Ontvangst in Gokula

(28-33) In Vraja zag hij Krishna en Rāma die, gestoken in gele en blauwe kleding en met ogen zo mooi als herfstlotussen, op weg waren naar de plek waar de koeien gemolken worden. De twee die de toevlucht zijn van de Godin waren, blauwig donker en blank van teint, als jongens hoogst fraai om te zien met machtige armen, aantrekkelijke gezichten en een tred gelijk die van een jonge olifant. Met Hun voeten gemerkt met de vlag, de schicht, de drijfstok en de lotus, verhoogden de grote zielen vol van mededogen, samen met Hun glimlachen en blikken, de schoonheid van het weidegebied. Zij wiens avonturen zo groots en aantrekkelijk zijn, waren fris gewassen, onberispelijk gekleed, droegen bloemenslingers en halskettingen met juwelen, en hadden Hun ledematen ingesmeerd met heilzame, geurige substanties. De twee oorspronkelijke, hoogst uitzonderlijke personen, die de Oorzaak en de Meesters van het universum zijn [zie ook 5.25], waren voor het welzijn van dat universum nedergedaald in Hun afzonderlijke gedaanten van Balarāma en Kes'ava. O Koning, met Hun uitstraling verdreven Ze, als een berg van smaragd en een berg van zilver beiden opgesierd met goud, de duisternis in alle richtingen.



Hoofdstuk 39: Krishna en Balarāma
Vertrekken naar Mathurā

(8) S'rī S'uka zei: 'Op verzoek van de Allerhoogste Heer beschreef de nazaat van Madhu [Akrūra, zie 9.23: 29]
alles van [Kamsa's] vijandige houding tegenover de Yadu's en zijn moorddadigheid jegens Vasudeva.



(19)  De fijne gopī's zeiden: 'O Voorzienigheid, waar is uw genade om in liefde en vriendschap de belichaamde zielen samen te brengen? Ons scheidend frustreert u onze plannen. Hoe zinloos zit u, net als een kind, met ons te sollen! (20) Met het ons getoond hebben van het gelaat van Mukunda omlijst door zwarte lokken, Zijn fraaie kaaklijn, rechte neus, en de schoonheid van Zijn bescheiden glimlach die de ellende verdrijft, doet u er helemaal geen goed aan dit alles [nu] aan ons zicht te onttrekken.





(32) Terwijl de vrouwen aldus aan het treuren waren trok Akrūra, na zijn ochtendroutines te hebben uitgevoerd, bij zonsopkomst eropuit met zijn wagen. (33 De gopa's, die Hem toen onder leiding van Nanda volgden in hun karren, namen een overvloed aan offergaven en aarden potten vol met melkproducten mee. (34) Ook de gopī's volgden hun beminde Krishna [enige tijd] en stonden [toen] te wachten, in de hoop op een paar liefdevolle woorden van de Heer. (35) De grootste onder de Yadu's zag ze bij Zijn vertrek staan treuren en troostte ze toen liefdevol met de boodschap: 'Ik zal Mijn best doen!'


Hoofdstuk 40: Akrūra's Gebeden

(28) In deze staat benader ik nu Uw voeten die voor iedere onzuivere persoon, zo denk ik, onmogelijk te bereiken zijn zonder Uw genade. Alleen maar door het ware van dienst te zijn [het ware van Uw toegewijden, natuur en cultuur, sat] kan een persoon Uw [Krishna-]bewustzijn ontwikkelen en een einde maken aan de kringloop van wedergeboorte in deze materiėle wereld, o Heer met de lotusnavel.




Kijk voor de © copyright rechten van de individuele schilderijen 
 onderaan het hoofdstuk waar het geplaatst is.


 

volgende pagina