regelbalk


 

Canto 10

Mânasa Deho Geho

 

 

Hoofdstuk 29: Het Râsa-spel: Krishna Ontmoet 's Nachts de Gopî's en Ontsnapt

(1) De zoon van Vyâsa zei: 'Hoewel Krishna de Allerhoogste Heer was, besloot Hij, vertrouwend op Zijn innerlijk vermogen [zie yoga-mâyâ], te genieten van de herfstnachten toen Hij de jasmijnbloemen zag bloeien. (2) De koning van de sterren [de maan] kleurde te dien tijde met zijn actie het aangezicht van het oosten rood, waarmee hij allen die naar hem uitkeken een genoegen deed, precies zoals een minnaar die naar zijn geliefde toekomt een einde maakt aan haar leed als hij zich na een lange tijd weer laat zien. (3) Krishna zag hoe de kumudalotussen zich openden voor de volle maanschijf, die zo rood gloeide als de verse kunkuma op het gelaat van de godin van het geluk. Hij zag hoe het woud rood kleurde door de zachte stralen van dat licht, en speelde lieflijk op Zijn fluit die de geesten van de [gopî's met hun] mooie ogen bekoorde. (4) Dat lied gehoord door de vrouwen van Vraja wekte Cupido op in hun harten, zodat ieder van hen, zonder dat de anderen er weet van hadden, met haar geest in de greep van Krishna en met van de haast zwaaiende oorhangers, zich naar de plek begaf waar Hij, haar vriendje, zich bevond. (5) Sommigen vertrokken midden onder het melken van de koeien, sommigen lieten in hun geestdrift de melk staan die op het fornuis stond, terwijl anderen vertrokken zonder de cake uit de oven te halen. (6-7) Sommigen zetten de kinderen naast zich neer die ze melk aan het geven waren en kleedden zich om zonder nog te denken aan de dienst die ze voor hun echtgenoten zouden verrichtten. Sommigen vertrokken midden onder het eten, sommigen terwijl ze zich olieden, terwijl ze zich insmeerden of terwijl ze hun ogen opmaakten. Anderen begaven zich naar Krishna zonder dat hun kleren en sieraden in orde waren. (8) Ze werden tegengehouden door hun echtgenoten, vaders, broers en andere verwanten maar, bekoord door Govinda met hun harten gestolen, keerden ze niet om [voor hun huishoudelijke taken]. (9) Sommige gopî's die niet weg konden komen, bleven thuis en sloten hun ogen om te mediteren op hun [bovenzinnelijke] verbondenheid in de liefde met Hem [zie voetnoot* en 10.1: 62-63]. (10-11) De onverdraaglijke, intense kwelling gescheiden te zijn van hun Geliefde, deed al het slechte denken wijken. Maar hun materiële deugd reduceerde ook tot nul door de vreugde die ze door hun meditatie op de omhelzing met Acyuta verkregen. Hoewel Hij de Opperziel was, dachten ze over Hem als hun minnaar. Met het verkrijgen van Zijn directe omgang echter werden hun karmische banden tegengegaan zodat ze onmiddellijk hun fysieke belangstelling beheerst door de natuurlijke geaardheden opgaven.'

(12) S'rî Parîkchit zei: 'Zij kenden Krishna enkel als hun geliefde, en niet als de Absolute Waarheid, o wijze. Hoe kon er, voor hen zo vol van gedachten over de materiële kwestie, nu een einde komen aan de machtige stroom van de guna's?'


(13) S'rî S'uka zei: 'Ik sprak hierover al eerder met u [in 3.2: 19 en in 7.1: 16-33]. Als de koning van Cedi [S'is'upâla] zelfs de volmaaktheid kon bereiken door de Heer van de Zinnen te haten, wat zou dat dan wel niet betekenen voor hen die de Heer in het Voorbije dierbaar zijn? (14) Het persoonlijke verschijnen van de Allerhoogste, Onvergankelijke en Ondoorgrondelijke Heer die, vrij van de geaardheden, de heerser over de geaardheden is, is er om de mensheid te leiden tot de vervolmaking van het leven, o Koning. (15) Zij die naar de Heer toe constant in lust, woede, angst, genegenheid, eenheid of vriendschap verkeren, zullen de verzonkenheid in Hem zeker bereiken. (16) U moet zich niet verbazen over dit [feit] aangaande de Ongeboren, Hoogste Persoonlijkheid, de meester van alle meesters van de yoga, Krishna door wie deze wereld haar bevrijding vindt. (17) Toen de Opperheer de meisjes van Vraja naar Zich toe zag komen liet Hij, de beste van alle sprekers, Zich uit in bekoorlijke woorden die hen verwarden. (18) De Allerhoogste Heer zei: 'Ik heet jullie allen welkom, o fortuinlijke dames. Wat kan Ik doen om jullie te behagen? Zeg Me alsjeblieft of in Vraja alles in orde is en waarom jullie hier naar toe kwamen. (19) Deze nacht is vol van lelijke, enge wezens, keer alsjeblieft terug naar Vraja, o slanke meisjes. Jullie vrouwen moeten hier niet rondhangen. (20) Zonder twijfel zijn jullie moeders, vaders, zoons, broers en echtgenoten naar jullie op zoek en kunnen ze jullie nergens vinden. Maak jullie families niet bang. (21-22) Jullie hebben Râkâ [de godin van de volle maansdag] zien schitteren met haar maanlicht. Jullie hebben het woud vol bloemen gezien dat zelfs nog aangenamer is door het briesje, afkomstig van de Yamunâ, dat speelt door de bladeren van de bomen. Ga nu, zonder dralen, terug naar het koeherdersdorp. Jullie moeten je echtgenoten van dienst zijn, o kuise dames, de kalfjes en de kindjes huilen ervoor dat jullie ze melk geven. (23) Of als je anders bent gekomen omdat jullie harten overliepen van liefde voor Mij, is dat zeker lofwaardig van jullie, want alle levende wezens zijn Mij toegenegen. (24) Voor vrouwen bestaat het hoogste dharma eruit om gewetensvol haar echtgenoot van dienst te zijn, eenvoudig en eerlijk te zijn tegenover de verwanten, en goed te zorgen voor haar gezin. (25) Tenzij hij ten val kwam [met zijn geloof dan wel zijn huwelijkstrouw] moet een echtgenoot, zelfs als die slecht gemutst is, onfortuinlijk, oud, afgetakeld, ziek of arm, door vrouwen die naar de hemel willen niet worden afgewezen [zie ook 9.14: 37 en B.G. 1: 40]. (26) Het is voor een welopgevoede vrouw te allen tijde een afkeurenswaardige zwakheid om zich oneerbaar te verliezen in overspel; het roept angst op en schaadt de reputatie. (27) Door te luisteren, in Mijn aanwezigheid te verkeren [met de beeltenis en de toegewijden], door te mediteren en door verhalen te vertellen [te verkondigen en te publiceren] is men van liefde voor Mij, en niet zozeer door Mij fysiek nabij te zijn. Ga daarom allemaal terug naar huis [zie ook 10.23: 33].'

(28) S'rî S'uka zei: 'De gopî's die aldus de voor hen niet zo aangename woorden van Govinda hoorden, ondervonden daarmee, vertwijfeld te zijn teleurgesteld in hun sterke verlangens, een moeilijk te overwinnen zielenpijn. (29) Verdrietig lieten ze, terwijl ze met hun voet over de grond schraapten, hun gezichten hangen en hun bimbarode lippen al zuchtend verdrogen. Met de tranenvloed die hun make-up bedierf en de kunkum op hun borsten wegwaste, droegen ze in stilte de last van hun grote leed. (30) Hun Geliefde had, in het geheel niet zo lief, hen tegengesteld toegesproken, terwijl ze te Zijnentwille hadden afgezien van al hun materiële verlangens. Ze veegden hun tranen weg en stopten met huilen en zeiden toen, met hun stemmen verstikt in gehechtheid, gekweld iets terug. (31) De mooie gopî's zeiden: 'O Machtige, o Goedheid, Je moet niet zo hardvochtig spreken. AlstJeblieft beantwoordt onze toewijding aan Jouw voeten, waarvoor wij van al het overige hebben afgezien. Wijs ons niet zo moeilijk-te-krijgen terug. Wees net als de Godheid, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die wederkerig is met hen die verlangen naar bevrijding. (32) O liefste, Jij als de Kenner van het Dharma sprak met ons over de plicht van vrouwen, die zou bestaan uit haar trouw aan haar echtgenoot, kinderen en verwanten. Zo zij het, maar is het niet zo dat Jij, o Heer, Jij de Godheid, de hoogst gewaardeerde, die als de Ziel voor al de belichaamde wezens de meest nabije verwant is, het ware voorwerp van deze instructie bent? (33) De deskundigen zijn steeds Jou van dienst, Jij die hen altijd bekoort als hun eigenlijke Zelf. Dus wat betekenen dan onze echtgenoten, kinderen en verwanten voor ons die ons last bezorgen? Wees ons genadig, o Allerhoogste Meester, ontneem ons, o Lotusogige, niet de door ons zo lang gekoesterde hoop op Jou. (34) Zonder moeite nam Je bezit van onze geesten die opgingen in ons huishouden, alsook van onze handen die druk bezig waren met huishoudelijk werk. Onze voeten zullen zich geen stap van Jouw voeten verwijderen. Hoe kunnen we nu teruggaan naar Vraja, wat moeten we anders doen? (35) AlstJeblieft, o Allerbeste, stort de vloed van de nectar van Je glimlachende blikken en melodieuze liederen, die [met de fluit] ontsnappen aan Je lippen, uit over het vuur in onze harten. Want anders zullen we onze lichamen aan het vuur overgeven dat brandt van de gescheidenheid, en door meditatie op Je voeten Jouw verblijf bereiken, o Vriend. (36) O Jij met Je lotusogen, voor de godin van het geluk is het een feest telkens als ze verblijft aan de basis van Je voeten, de voeten die nu worden gekoesterd door [ons] de mensen die in het bos leven. Als we ze aanraken zullen wij, vervuld van Jouw vreugde, vanaf dat moment ons nimmer meer in de directe nabijheid van welke andere man dan ook op kunnen houden! (37) De godin van het geluk die samen met Tulasî-devî een plaats op Je borst heeft verworven, wordt door dienaren gediend, en de andere goden trachten haar blikken van waardering te verwerven. Maar zoals zelfs zij nog het stof van Je lotusvoeten begeert, hebben ook wij de toevlucht van het stof van Je voeten gezocht. (38) Wees ons daarom genadig, o Vernietiger van Alle Leed. Met het verzaken van onze huishoudens hebben we Jouw voeten benaderd in de hoop Je te kunnen aanbidden. Sta het ons alstJeblieft toe om Jou, o sieraad van alle mensen, van dienst te zijn, o Jij met Je mooie glimlachen en blikken waar onze harten in een intens verlangen naar smachten. (39) Met de aanblik van Je gezicht omlijst door Je haar, de schoonheid van Je oorhangers bij Je kaken, de nectar van Je glimlachende lippen, die blikken die iemand onbevreesd maken, Je beide machtige armen en met het zien van Je borst, de enige bron van genoegen voor de godin, zijn we overgeleverd als Jouw dienaren. (40) Welke vrouw in de drie werelden, o teerbeminde, zou, geheel ondersteboven van de langgerekte melodieën van het lied van Je fluit, niet afwijken in haar burgerlijke gedrag, bij de aanblik van deze gratie van de drie werelden, deze schitterende gedaante waardoor (zelfs) de koeien, de vogels, de bomen en de herten een huiver van vreugde vertoonden? (41) Jij hebt duidelijk Je geboorte genomen als de Godheid die de angst en het leed van de mensen van Vraja verdrijft, als niemand anders dan de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die al de goden en werelden beschermt. Wees daarom zo goed, o Vriend van Allen die in Nood Verkeren, Je lotusgelijke hand op de brandende borsten en hoofden van Je dienstmaagden te leggen.'


(42)
S'rî S'uka zei: 'Nadat Hij de vertwijfelde woorden van de gopî's had aangehoord, glimlachte de Heer van alle Heren van de Yoga vol van genade, Hij die tevreden was ondanks dat Hij immer in Zichzelf tevreden is. (43) Met hen allen tezamen straalde Hij - als het gespikkelde hert - zo schitterend als de gevlekte maan omringd door de sterren. Als de Onfeilbare Heer, zo gul en groots met Zijn blikken en bewijzen van genegenheid, liet Hij hun gezichten opbloeien met Zijn brede glimlachen die Zijn jasmijngelijke tanden deden blinken. (44) Bezongen en Zelf zingend Zich bewegend als de gebieder tussen honderden vrouwen, droeg Hij de vijfkleurige [Vaijayantî]bloemenslinger waarmee Hij de schoonheid van het woud verhoogde. (45-46) Samen met de gopî's kwam Hij aan bij de rivieroever die, bediend door de golven, koel was met haar [vochtige] zand en aangenaam was door de geur van de lotussen die werd meegevoerd door de wind. Samen met de schoonheden van Vraja Cupido tot leven wekkend, schiep Hij er genoegen in Zijn armen om hen heen te slaan in omhelzingen. Hun haar, middel, dijen en borsten zo met Zijn handen beroerend, wierp Hij, ze uitdagend strelend met Zijn vingernagels, hun Zijn blikken toe en speelde en lachte Hij met hen. (47) Op deze manier van Krishna, de Allerhoogste Heer, de speciale aandacht van de Grotere Ziel krijgend, werden ze trots en beschouwden ze zichzelf als de beste van alle vrouwen op aarde. (48) Toen Hij zag hoe ze, als gevolg van hun geluk, in een bedwelmde staat van inbeelding verkeerden, verdween Heer Kes'ava, bij wijze van genade, uit het zicht om dat een halt toe te roepen.'

next          

 
 

Derde herziene editie, geladen 27 october, 2020.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De zoon van Vyâsa zei: 'Hoewel Krishna de Allerhoogste Heer was, besloot Hij, vertrouwend op Zijn innerlijk vermogen [zie yoga-mâyâ], te genieten van de herfstnachten toen Hij de jasmijnbloemen zag bloeien.
De zoon van Vyâsa zei: 'Hoewel Hij de Allerhoogste Heer was, besloot Hij, afgaand op Zijn innerlijk vermogen [zie yoga-mâyâ], te gaan genieten van die herfstnachten waarin de jasmijnbloemen bloeien. (Vedabase)

 

Tekst 2

De koning van de sterren [de maan] kleurde te dien tijde met zijn actie het aangezicht van het oosten rood, waarmee hij allen die naar hem uitkeken een genoegen deed, precies zoals een minnaar die naar zijn geliefde toekomt een einde maakt aan haar leed als hij zich na een lange tijd weer laat zien.

Op dat uur kleurde de koning van de sterren [de maan] met zijn handen het aangezicht van het oosten rood waarmee hij allen die naar hem uitkeken een genoegen deed, precies zoals een minnaar die naar zijn geliefde toekomt een einde maakt aan het leed als hij na een lange tijd zich weer laat zien. (Vedabase)

 

Tekst 3

Krishna zag hoe de kumuda-lotussen zich openden voor de volle maanschijf, die zo rood gloeide als de verse kunkuma op het gelaat van de godin van het geluk. Hij zag hoe het woud rood kleurde door de zachte stralen van dat licht, en speelde lieflijk op Zijn fluit die de geesten van de [gopî's met hun] mooie ogen bekoorde.

Met de aanblik van de kumuda-lotussen die zich openden naar zijn volle ronde gelaat dat, gelijk het gezicht met de verse kunkuma van de godin van het geluk, met zijn licht het woud rood kleurde, speelde Hij, in de klare zachte stralen van dat schijnsel, lieflijk op Zijn fluit waarmee Hij de ogen van de charme [van de gopî's] bekoorde. (Vedabase)

 

Tekst 4

Dat lied gehoord door de vrouwen van Vraja wekte Cupido op in hun harten, zodat ieder van hen, zonder dat de anderen er weet van hadden, met haar geest in de greep van Krishna en met van de haast zwaaiende oorhangers, zich naar de plek begaf waar Hij, haar vriendje, zich bevond.

Het aanhoren van dat lied wekte Cupido op bij de vrouwen van Vraja en in hun geesten meegevoerd door Krishna ging ieder van hen zonder dat de anderen er weet van hadden, met van de haast zwaaiende oorhangers, naar daar waar Hij, hun vriendje, was. (Vedabase)

 

Tekst 5

Sommigen vertrokken midden onder het melken van de koeien, sommigen lieten in hun geestdrift de melk staan die op het fornuis stond, terwijl anderen vertrokken zonder de cake uit de oven te halen.

Sommigen vertrokken midden onder het melken van de koeien, sommigen lieten in hun graagte de melk staan die op het fornuis stond terwijl anderen eropuit gingen zonder de cake uit de oven te halen. (Vedabase)

 

Tekst 6-7

Sommigen zetten de kinderen naast zich neer die ze melk aan het geven waren, en kleedden zich om zonder nog te denken aan de dienst die ze voor hun echtgenoten zouden verrichtten. Sommigen vertrokken midden onder het eten, sommigen terwijl ze zich olieden, terwijl ze zich insmeerden of terwijl ze hun ogen opmaakten. Anderen begaven zich naar Krishna zonder dat hun kleren en sieraden in orde waren.

Sommigen zetten de kinderen naast zich neer die ze melk aan het geven waren en dosten zich uit zonder nog te denken aan de dienst die ze voor hun echtgenoten verrichtten, sommigen vertrokken midden onder het eten, sommigen olieden, beschilderden zichzelf en maakten hun ogen op, terwijl anderen zich naar Krishna begaven met hun kleren en sieraden in wanorde. (Vedabase)

   

Tekst 8

Ze werden tegengehouden door hun echtgenoten, vaders, broers en andere verwanten maar, bekoord door Govinda met hun harten gestolen, keerden ze niet om [voor hun huishoudelijke taken].

Zij, tegengehouden door hun echtgenoten, vaders, broers en andere verwanten keerden echter, bekoord door Govinda met hun harten gestolen, niet weer terug [naar hun plichten]. (Vedabase)

 

Tekst 9

Sommige gopî's die niet weg konden komen, bleven thuis en sloten hun ogen om te mediteren op hun [bovenzinnelijke] verbondenheid in de liefde met Hem [zie voetnoot* en 10.1: 62-63].

Sommige gopî's die er niet in slaagden om weg te komen, sloten thuisblijvend hun ogen en mediteerden verbonden in die liefde [zie voetnoot* en 10.1: 62 & 63]. (Vedabase)

   

 Tekst 10-11

De onverdraaglijke, intense kwelling gescheiden te zijn van hun Geliefde, deed al het slechte denken wijken. Maar hun materiële deugd reduceerde ook tot nul door de vreugde die ze door hun meditatie op de omhelzing met Acyuta verkregen. Hoewel Hij de Opperziel was, dachten ze over Hem als hun minnaar. Met het verkrijgen van Zijn directe omgang echter werden hun karmische banden tegengegaan zodat ze onmiddellijk hun fysieke belangstelling beheerst door de natuurlijke geaardheden opgaven.'

De onverdraaglijke, intense kwelling van het gescheiden zijn van hun Geliefde deed al het slechte denken wijken terwijl het goede van hen tot nul reduceerde door de vreugde verkregen in de meditatie op de omhelzing door de Onfeilbare. Ook al was Hij de Opperziel, dachten ze over Hem na als zijnde hun minnaar, maar met het niettemin verkrijgen van Zijn directe omgang gaven ze, met hun banden doorsneden, terstond hun bestaan op zoals dat wordt bepaald door de kwaliteiten der materie.' (Vedabase)

   

Tekst 12

S'rî Parîkchit zei: 'Zij kenden Krishna enkel als hun geliefde, en niet als de Absolute Waarheid, o wijze. Hoe kon er, voor hen zo vol van gedachten over de materiële kwestie, nu een einde komen aan de machtige stroom van de guna's?'

S'rî Parîkchit zei: 'Zij kenden Krishna enkel als hun geliefde en niet als de Absolute Waarheid, o wijze, hoe kon er voor hen, zo vol van gedachten over de materiële kwestie, nu het beëindigen van de machtige stroom van de guna's zijn?' (Vedabase)

 

Tekst 13

S'rî S'uka zei: 'Ik sprak hierover al eerder met u [in 3.2: 19 en in 7.1: 16-33]. Als de koning van Cedi [S'is'upâla] zelfs de volmaaktheid kon bereiken door de Heer van de Zinnen te haten, wat zou dat dan wel niet betekenen voor hen die de Heer in het Voorbije dierbaar zijn?

S'rî S'uka zei: 'Hierover heb ik al voorheen met u gesproken [in 3.2: 19 en in 7.1: 16-33]: als de koning van Cedi [S'is'upâla] de volmaaktheid al kon bereiken met zelfs het haten van de Heer van de Zinnen, wat dan zou dat wel niet inhouden voor hen die Hem, de Heer in het Voorbije, dierbaar zijn? (Vedabase)

 

Tekst 14

Het persoonlijke verschijnen van de Allerhoogste, Onvergankelijke en Ondoorgrondelijke Heer die, vrij van de geaardheden, de heerser over de geaardheden is, is er om de mensheid te leiden tot de vervolmaking van het leven, o Koning.

Met het hoogste voordeel voor de mensheid voor ogen, o Koning, is er daar het persoonlijke verschijnen van de Allerhoogste, Onvergankelijke en Ondoorgrondelijke Heer, die vrij van de geaardheden de Beheerser van de geaardheden is. (Vedabase)

 

Tekst 15

Zij die naar de Heer toe constant in lust, woede, angst, genegenheid, eenheid of vriendschap verkeren, zullen de verzonkenheid in Hem zeker bereiken.

Zij die zonder ophouden lust, woede, angst, genegenheid, eenheid en goede wil aan de dag leggen met de Heer kunnen er op rekenen dat ze de verzonkenheid in Hem bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 16

U moet zich niet verbazen over dit [feit] aangaande de Ongeboren, Hoogste Persoonlijkheid, de meester van alle meesters van de yoga, Krishna door wie deze wereld haar bevrijding vindt.

U moet zich wat betreft de Ongeboren, Hoogste Persoonlijkheid hier niet over verbazen daar Hij de meester van alle meesters van de yoga is door wie deze wereld zijn bevrijding vindt. (Vedabase)

 

Tekst 17

Toen de Opperheer de meisjes van Vraja naar Zich toe zag komen liet Hij, de beste van alle sprekers, Zich uit in bekoorlijke woorden die hen verwarden.

Toen de Opperheer de meisjes van Vraja bij Hem zag aankomen sprak Hij, de beste van alle sprekers, met een weelde aan woorden die hen verbijsterde. (Vedabase)

 

Tekst 18

De Allerhoogste Heer zei: 'Ik heet jullie allen welkom, o fortuinlijke dames. Wat kan Ik doen om jullie te behagen? Zeg Me alsjeblieft of in Vraja alles in orde is en waarom jullie hier naar toe kwamen.

De Allerhoogste Heer zei: 'Weest welkom jullie allen, o fortuinlijke dames, wat kan Ik doen om jullie te behagen? Zeg me alsJeblieft of in Vraja alles in orde is en om welke reden jullie hier naar toe kwamen. (Vedabase)

 

Tekst 19

Deze nacht is vol van lelijke, enge wezens, keer alsjeblieft terug naar Vraja, o slanke meisjes. Jullie vrouwen moeten hier niet rondhangen.

Deze nacht is vol van angstaanjagende schepselen, keer dus alsjeblieft terug naar Vraja o slanke meisjes, jullie vrouwen behoren hier niet rond te hangen. (Vedabase)

 

Tekst 20

Zonder twijfel zijn jullie moeders, vaders, zoons, broers en echtgenoten naar jullie op zoek en kunnen ze jullie nergens vinden. Maak jullie families niet bang.

Het is ongetwijfeld zo dat jullie moeders, vaders, zoons, broers en echtgenoten, naar jullie uitkijkend, jullie nergens kunnen vinden; bezorg jullie verwanten nu geen kopzorgen. (Vedabase)

 

Tekst 21-22

Jullie hebben Râkâ [de godin van de volle maansdag] zien schitteren met haar maanlicht. Jullie hebben het woud vol bloemen gezien dat zelfs nog aangenamer is door het briesje, afkomstig van de Yamunâ, dat speelt door de bladeren van de bomen. Ga nu, zonder dralen, terug naar het koeherdersdorp. Jullie moeten je echtgenoten van dienst zijn, o kuise dames, de kalfjes en de kindjes huilen ervoor dat jullie ze melk geven.

Jullie hebben Râka (de godin van de dag van de volle maan) zien schitteren met haar maanlicht, jullie hebben nu het woud vol van bloemen gezien dat zelfs nog aangenamer is door het briesje dat vanaf de Yamunâ waaiend speelt door de bladeren van de bomen. Ga nu, zonder dralen, terug naar het koeherdersdorp, jullie moeten je echtgenoten van dienst zijn, o kuise dames, de kalfjes en de kindjes huilen ervoor dat jullie ze melk geven. (Vedabase)


Tekst 23

Of als je anders bent gekomen omdat jullie harten overliepen van liefde voor Mij, is dat zeker lofwaardig van jullie, want alle levende wezens zijn Mij toegenegen.

Of anders, als jullie zijn gekomen omdat jullie harten overstroomden van liefde voor Mij, is dat voorwaar lofwaardig van jullie daar alle levende wezens genegenheid voor Mij koesteren. (Vedabase)

 

Tekst 24

Voor vrouwen bestaat het hoogste dharma eruit om gewetensvol haar echtgenoot van dienst te zijn, eenvoudig en eerlijk te zijn tegenover de verwanten, en goed te zorgen voor haar gezin.

Voor vrouwen is het voorzeker het hoogste dharma om volijverig haar echtgenoot van dienst te zijn, eenvoudig en eerlijk te zijn met de verwanten en goed te zorgen voor haar gezin. (Vedabase)

 

Tekst 25

Tenzij hij ten val kwam [met zijn geloof dan wel zijn huwelijkstrouw] moet een echtgenoot, zelfs als die slecht gemutst is, onfortuinlijk, oud, afgetakeld, ziek of arm, door vrouwen die naar de hemel willen niet worden afgewezen [zie ook 9.14: 37 en B.G. 1: 40].

Vermits hij niet ten val kwam [met zijn geloof of zijn huwelijkstrouw] moet een echtgenoot slecht gemutst, onfortuinlijk, oud, afgetakeld, ziek en zelfs arm zijnde door vrouwen die naar de hemel willen niet worden afgewezen [zie ook 9.14: 37 en B.G. 1: 40]. (Vedabase)

 

Tekst 26

Het is voor een welopgevoede vrouw te allen tijde een afkeurenswaardige zwakheid om zich oneerbaar te verliezen in overspel; het roept angst op en schaadt de reputatie. 

Om verdoold zwak en overspelig te zijn is voor een vrouw van stand in ieder geval iets verwerpelijks: het schaadt de reputatie, veroorzaakt angst, en geeft moeilijkheden. (Vedabase)


Tekst 27

Door te luisteren, in Mijn aanwezigheid te verkeren [met de beeltenis en de toegewijden], door te mediteren en door verhalen te vertellen [te verkondigen en te publiceren] is men van liefde voor Mij, en niet zozeer door Mij fysiek nabij te zijn. Ga daarom allemaal terug naar huis [zie ook 10.23: 33].'

Door te luisteren, in de aanwezigheid te verkeren [van de beeltenis en de toegewijden], door meditatie en door daarbij te zingen is men van liefde voor Mij, en niet zozeer door Mij fysiek nabij te zijn; keert daarom allen naar huis terug [zie ook 10.23: 33].' (Vedabase)

 

Tekst 28

S'rî S'uka zei: 'De gopî's die aldus de voor hen niet zo aangename woorden van Govinda hoorden, ondervonden daarmee, vertwijfeld te zijn teleurgesteld in hun sterke verlangens, een moeilijk te overwinnen zielenpijn.

S'rî S'uka zei: 'De gopî's die aldus de voor hen minder aangename woorden van Govinda hoorden ondervonden, wanhopig als ze waren te zijn teleurgesteld in hun sterke verlangens, een moeilijk te overwinnen zielenpijn. (Vedabase)

 

Tekst 29

Verdrietig lieten ze, terwijl ze met hun voet over de grond schraapten, hun gezichten hangen en hun bimbarode lippen al zuchtend verdrogen. Met de tranenvloed die hun make-up bedierf en de kunkum op hun borsten wegwaste, droegen ze in stilte de last van hun grote leed.

Verdrietig lieten ze, terwijl ze over de grond stonden te schrapen, hun gezichten hangen en hun bimba-rode lippen al zuchtend verdrogen en droegen ze, met hun tranenvloed die hun make-up bedierf en de kunkum op hun borsten wegwaste, in stilte de last van hun grote leed. (Vedabase)

 

Tekst 30

Hun Geliefde had, in het geheel niet zo lief, hen tegengesteld toegesproken, terwijl ze te Zijnentwille hadden afgezien van al hun materiële verlangens. Ze veegden hun tranen weg en stopten met huilen en zeiden toen, met hun stemmen verstikt in gehechtheid, gekweld iets terug.

Met hun Geliefde in het geheel niet zo lief hen in tegenspraak toesprekend, terwijl zij te Zijnentwille hadden afgezien van al hun materiële verlangens, veegden ze hun tranen weg hun huilen een halt toeroepend en zeiden ze vervolgens met hun stemmen verstikt in de gehechtheid gekweld iets tegen Hem terug. (Vedabase)

 

Tekst 31

De mooie gopî's zeiden: 'O Machtige, o Goedheid, Je moet niet zo hardvochtig spreken. AlstJeblieft beantwoordt onze toewijding aan Jouw voeten, waarvoor wij van al het overige hebben afgezien. Wijs ons niet zo moeilijk-te-krijgen terug. Wees net als de Godheid, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die wederkerig is met hen die verlangen naar bevrijding.

De mooie gopî's zeiden: 'Jouw goede zelf, o Machtige, moet niet zo hardvochtig spreken met het afzweren van iedere vorm van zinnelijk genot; alstJeblieft beantwoordt onze toewijding aan Jouw voeten, wijs ons niet zo moeilijk te krijgen terug, wees net als de Godheid, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die wederkerig is met hen die uitzien naar de bevrijding. (Vedabase)

 

Tekst 32

O liefste, Jij als de Kenner van het Dharma sprak met ons over de plicht van vrouwen, die zou bestaan uit haar trouw aan haar echtgenoot, kinderen en verwanten. Zo zij het, maar is het niet zo dat Jij, o Heer, Jij de Godheid, de hoogst gewaardeerde, die als de Ziel voor al de belichaamde wezens de meest nabije verwant is, het ware voorwerp van deze instructie bent?

O liefste, Jij als de Kenner van het Dharma sprak aldus over de plicht der vrouwen die zou bestaan uit haar trouw aan haar echtgenoot, kinderen en verwanten, zo zij het, maar is het niet zo dat Jij, o Heer, het ware voorwerp van deze instructie bent; Jij, de Godheid hoogst gewaardeerd die voor alle belichaamde wezens de nauwste verwant bent als zijnde de ziel?  (Vedabase)

 

Tekst 33

De deskundigen zijn steeds Jou van dienst, Jij die hen altijd bekoort als hun eigenlijke Zelf. Dus wat betekenen dan onze echtgenoten, kinderen en verwanten voor ons die ons last bezorgen? Wees ons genadig, o Allerhoogste Meester, ontneem ons, o Lotusogige, niet de door ons zo lang gekoesterde hoop op Jou.

De deskundigen inderdaad leveren bewijs van de aantrekking tot Jou, Jij die hen immer bekoort als hun eigenlijke Zelf, dus wat moeten we dan met onze echtgenoten, kinderen en verwanten die ons last bezorgen? Wees ons genadig, o Allerhoogste Beheerser, ontneem ons niet de hoop op Jou die we zo lang gekoesterd hebben, o Lotusogige. (Vedabase)

 

Tekst 34

Zonder moeite nam Je bezit van onze geesten die opgingen in ons huishouden, alsook van onze handen die druk bezig waren met huishoudelijk werk. Onze voeten zullen zich geen stap van Jouw voeten verwijderen. Hoe kunnen we nu teruggaan naar Vraja, wat moeten we anders doen?

Zonder moeite nam Je bezit van onze geesten welke opgingen in ons huishouden, zowel als van onze handen die druk waren met huishoudelijk werk; onze voeten zullen zich geen stap van Jouw voeten verwijderen - hoe kunnen we nu teruggaan naar Vraja, wat moeten we dan nog verder beginnen? (Vedabase)

 

Tekst 35

AlstJeblieft, o Allerbeste, stort de vloed van de nectar van Je glimlachende blikken en melodieuze liederen, die [met de fluit] ontsnappen aan Je lippen, uit over het vuur in onze harten. Want anders zullen we onze lichamen aan het vuur overgeven dat brandt van de gescheidenheid, en door meditatie op Je voeten Jouw verblijf bereiken, o Vriend.

AlstJeblieft, o Allerbeste, stort de vloed, van de nectar van Je glimlachende blikken en melodieuze liederen die ontsnappen aan Je lippen, uit over het vuur in onze harten; of anders zullen we met onze meditatie onze lichamen aan het vuur overgeven dat brandt van de gescheidenheid en gaan voor het verblijf van Jouw voeten, o Vriend. (Vedabase)

 

Tekst 36

O Jij met Je lotusogen, voor de godin van het geluk is het een feest telkens als ze verblijft aan de basis van Je voeten, de voeten die nu worden gekoesterd door [ons] de mensen die in het bos leven. Als we ze aanraken zullen wij, vervuld van Jouw vreugde, vanaf dat moment ons nimmer meer in de directe nabijheid van welke andere man dan ook op kunnen houden!

O, Jij met Je lotusgelijke ogen, voor de godin van het geluk is het een feest te verkeren aan de basis van Je voeten die, bij tijden gekoesterd door de mensen die zich in het woud ophouden, we nu zullen beroeren en van dat moment af aan zullen we, vol van Jouw vreugde, voorzeker er nimmer toe in staat zijn om ons in de directe nabijheid van welke andere man dan ook op te houden! (Vedabase)

 

Tekst 37

De godin van het geluk die samen met Tulasî-devî een plaats op Je borst heeft verworven, wordt door dienaren gediend, en de andere goden trachten haar blikken van waardering te verwerven. Maar zoals zelfs zij nog het stof van Je lotusvoeten begeert, hebben ook wij de toevlucht van het stof van Je voeten gezocht.

Zoals de godin, die tezamen zelfs met Tulasî-devî het stof van de lotusvoeten begeert, haar positie aan Jouw boezem heeft verworven en voor wiens blik rustend op hen, zo wil het geval, de anderen der verlichting zich inspannen van dienst te zijn als dienaren, zoeken wij overeenkomstig ook het stof van Je voeten. (Vedabase)


Tekst 38

Wees ons daarom genadig, o Vernietiger van Alle Leed. Met het verzaken van onze huishoudens hebben we Jouw voeten benaderd in de hoop Je te kunnen aanbidden. Sta het ons alstJeblieft toe om Jou, o sieraad van alle mensen, van dienst te zijn, o Jij met Je mooie glimlachen en blikken waar onze harten in een intens verlangen naar smachten.

Wees ons daarom genadig, o Vernietiger van Alle Leed, Jouw voeten hebben we benaderd met het verzaken van onze huishoudens in de hoop Je te aanbidden, Jij met Je mooie glimlachen en blikken waar onze harten naar smachtten in een intens verlangen; o sieraad van alle mensen, sta het ons alstJeblieft toe van dienst te zijn. (Vedabase)

 

Tekst 39

Met de aanblik van Je gezicht omlijst door Je haar, de schoonheid van Je oorhangers bij Je kaken, de nectar van Je glimlachende lippen, die blikken die iemand onbevreesd maken, Je beide machtige armen, en met het zien van Je borst, de enige bron van genoegen voor de godin, zijn we overgeleverd als Jouw dienaren.

Met de aanblik van Je haar rondom Je gezicht, Je oorhangers, de schoonheid van Je kaken en de nectar van Je glimlachende lippen, die blikken die iemand onbevreesd maken, Je beide machtige armen en met het zien van Je borst, de enige bron van genoegen voor de godin, zijn we overgeleverd als Jouw dienaren. (Vedabase)

 

Tekst 40

Welke vrouw in de drie werelden, o teerbeminde, zou, geheel ondersteboven van de langgerekte melodieën van het lied van Je fluit, niet afwijken in haar burgerlijke gedrag, bij de aanblik van deze gratie van de drie werelden, deze schitterende gedaante waardoor (zelfs) de koeien, de vogels, de bomen en de herten een huiver van vreugde vertoonden?

Welke vrouw in de drie werelden, o teerbeminde, zou niet geheel ondersteboven zijn van de melodieën van de liederen die Jij tevoorschijn tovert uit Je fluit en vervolgens niet afwijken in haar burgerlijke gedrag met de aanblik van deze gratie van de drie werelden, deze schitterende gedaante waarmee (zelfs) de koeien, de vogels, de bomen en de herten worden doortrokken door een huiver van vreugde. (Vedabase)

 

Tekst 41

Jij hebt duidelijk Je geboorte genomen als de Godheid die de angst en het leed van de mensen van Vraja verdrijft, als niemand anders dan de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die al de goden en werelden beschermt. Wees daarom zo goed, o Vriend van Allen die in Nood Verkeren, Je lotusgelijke hand op de brandende borsten en hoofden van Je dienstmaagden te leggen.'

Jij, net als de aanbiddelijke God, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid, hebt, alle goden en werelden beschermend, geboorte genomen als de Godheid, die zich bewees als de verdrijver van de angst en het leed van de mensen van Vraja; wees daarom zo goed, o Vriend der Nooddruftigen, Je lotusgelijke hand te leggen op de brandende borsten en hoofden van Je dienstmaagden.' (Vedabase)

 

Tekst 42

S'rî S'uka zei: 'Nadat Hij de vertwijfelde woorden van de gopî's had aangehoord, glimlachte de Heer van alle Heren van de Yoga vol van genade, Hij die tevreden was ondanks dat Hij immer in Zichzelf tevreden is.

S'rî S'uka zei: 'Toen Hij de vertwijfelde woorden van de gopî's had aangehoord, lachte vol van genade de Heer van alle Heren van de Yoga die ermee tevreden was ondanks Zijn immer in Zichzelf tevreden zijn. (Vedabase)

 

Tekst 43

Met hen allen tezamen straalde Hij - als het gespikkelde hert - zo schitterend als de gevlekte maan omringd door de sterren. Als de Onfeilbare Heer, zo gul en groots met Zijn blikken en bewijzen van genegenheid, liet Hij hun gezichten opbloeien met Zijn brede glimlachen die Zijn jasmijngelijke tanden deden blinken.

Met hen allen tezamen was Hij zo onovertroffen als de, als het hert gespikkelde, maan omringd door de sterren, en deed Hij als de Onfeilbare Heer, zo grootmoedig in Zijn blikken en bewijzen van genegenheid, hun gezichten bloeien met Zijn brede glimlachen die Zijn jasmijngelijke tanden deden blinken. (Vedabase)

 

Tekst 44

Bezongen en Zelf zingend Zich bewegend als de gebieder tussen honderden vrouwen, droeg Hij de vijfkleurige [Vaijayantî]bloemenslinger waarmee Hij de schoonheid van het woud verhoogde.

Bezongen en Zelf zingend als de gebieder van honderden vrouwen droeg Hij de vijfkleurige [Vaijayantî-]bloemenslinger waarmee Hij het woud opluisterde waarin Hij zich rondbewoog. (Vedabase)

 

Tekst 45-46

Samen met de gopî's kwam Hij aan bij de rivieroever die, bediend door de golven, koel was met haar [vochtige] zand en aangenaam was door de geur van de lotussen die werd meegevoerd door de wind. Samen met de schoonheden van Vraja Cupido tot leven wekkend, schiep Hij er genoegen in Zijn armen om hen heen te slaan in omhelzingen. Hun haar, middel, dijen en borsten zo met Zijn handen beroerend,  wierp Hij, ze uitdagend strelend met Zijn vingernagels, hun Zijn blikken toe en speelde en lachte Hij met hen.

Samen met de gopî's kwam Hij aan bij de oever van de rivier die, bediend door de golven, koel was met haar zand en aangenaam was door de geur van de lotussen meegevoerd door de wind. Met de Vraja-schoonheden Cupido opwekkend vergenoegde Hij Zich ermee Zijn armen om hen heen te slaan in omhelzingen en hun haar, middel, dijen en borsten te beroeren met Zijn handen en zo ze speels strelend met Zijn vingernagels en Zijn blikken toewerpend, onderhield Hij zich met hen en lachte Hij. (Vedabase)

 

Tekst 47

Op deze manier van Krishna, de Allerhoogste Heer, de speciale aandacht van de Grotere Ziel krijgend, werden ze trots en beschouwden ze zichzelf als de beste van alle vrouwen op aarde.

Op deze manier van Krishna, de Allerhoogste Persoonlijkheid van God, de speciale aandacht van de Grotere Ziel krijgend, beschouwden ze zichzelf, trots rakend, zowaar de beste van alle vrouwen op aarde. (Vedabase)

 

Tekst 48

Toen Hij zag hoe ze, als gevolg van hun geluk, in een bedwelmde staat van inbeelding verkeerden, verdween Heer Kes'ava, bij wijze van genade, uit het zicht om dat een halt toe te roepen.'

Toen Hij zag hoe ze als gevolg van hun geluk in een bedwelmde staat van valse trots verkeerden, verdween, bij wijze van Zijn genade, Heer Kes'ava vandaar met de bedoeling dat een halt toe te roepen.' (Vedabase)

 

*: De verschillende typen gopî's waar hier sprake van schijnt te zijn worden eveneens vermeld in de Padma Purâna:

gopyas tu s'rutayo jñeyâ
rishi-jâ gopa-kanyakâh
deva-kanyâs' ca râjendra
na mânushyâh kathañcana

'Het wordt begrepen dat sommige van de gopî's de Vedische literatuur personifiëren (s'ruti-cârî), terwijl anderen gereïncarneerde wijzen zijn (rishi-cârî's), dochters van koeherders (gopa-kanyâ's), of halfgodenmaagden (deva-kanyâ's). Maar in geen geval, mijn beste Koning, is ook maar een van hen een gewoon menselijk wezen.' Er is ook sprake van sâdhana-siddha's en nitya-siddha's: zij die vervolmaakt in de geestelijke discipline zijn en zij die zo geboren zijn.

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding op deze pagina is van Raja Ravi Varma.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties