regelbalk



 

 

Canto 10

Guru Puja

 

 

Hoofdstuk 75: Het Afronden van de Rājasūya en Duryodhana Uitgelachen

(1-2) De achtenswaardige koning zei: 'Al de mensen van God, o brahmaan, die bijeenkwamen voor het Rājasūya-offer van Ajātas'atru ['hij wiens vijand nog geboren moest worden', ofwel Yudhishthhira], waren verrukt over de grote feestelijkheid die ze zagen: al de koningen, de wijzen en verlichte zielen, zo vernam ik, mijn heer, behalve dan Duryodhana. Alstublieft vertel ons wat de reden hiervan was.'

(3) De zoon van Vyāsa zei: 'Bij het Rājasūya-offer van de grote ziel die je grootvader is, waren de familieleden, die waren verbonden in goddelijke liefde, er in alle bescheidenheid mee bezig zijn zaak te dienen. (4-7) Bhīma was belast met de keuken, Duryodhana zag toe op de financiėn, Sahadeva regelde de ontvangst en Nakula bracht de benodigdheden bij elkaar. Arjuna was de leermeesters van dienst, Krishna waste de voeten, de dochter van Drupada diende het voedsel op en de edelmoedige Karna deelde de giften uit. Yuyudhāna, Vikarna, Hārdikya, Vidura en anderen, zoals de zonen van Bāhlīka met Bhūris'ravā voorop en Santardana, waren, ijverig de koning te behagen, ertoe bereid zich tijdens de uitvoerige offerplechtigheid in te zetten voor de verschillende plichten, o beste van de koningen. (8) De priesters, de prominente voorgangers, de hooggeleerden en allen die goed en welgezind waren, en die op gepaste wijze waren vereerd met aangename woorden, zegenrijke gaven en geschenken uit dankbaarheid, voerden het avabhritharitueel uit in de rivier [de Yamunā], nadat de koning van Cedi in de voeten van de meester van de Sātvata's was opgegaan. (9) Tijdens de avabhrithaviering weerklonk de muziek van een keur aan gomukha hoorns, pauken, grote trommen, mridanga's, kleinere trommels en schelphoorns. (10) Dansmeisjes dansten en zangers zongen vreugdevol in groepen toen de luide klanken van hun vīnā's, fluiten en handcymbalen tot de hemel reikten. (11) De koningen begaven zich met ketenen van goud om op weg samen met voetvolk, fraaie vlaggen en banieren van verschillende kleuren en fijn opgetuigde majestueuze olifanten en paarden en wagens. (12) De Yadu's, Srińjaya's, Kāmboja's, Kuru's, Kekaya's en Kos'ala's, met hun legers aangevoerd door [de koning,] de uitvoerder van het offer, deden de aarde schudden. (13) De voorgangers, de priesters en deskundige brahmanen lieten luid Vedische mantra's weerklinken, terwijl de halfgoden en de wijzen, de voorvaderen en de zangers van de hemel lofzangen zongen en bloemen lieten neerregenen. (14) Mannen en vrouwen die fraai waren opgesierd met sandelhoutpasta, bloemenslingers, juwelen en kleding, besmeurden en besprenkelden elkaar, spelend met verschillende vloeistoffen. (15) De courtisanes werden door de mannen speels met olie, yoghurt en geparfumeerd water vol turmeric- en vermiljoenpoeder ondergesmeerd, en zij besmeurden hen op hun beurt [*]. (16) Bewaakt door de soldaten gingen de koninginnen eropaf om dit met eigen ogen te zien, net zoals de vrouwen van de goden dat deden in hun hemelwagens in de lucht. Door hun neven en vrienden op hun beurt natgespoten, zagen ze er prachtig uit met hun bloeiende gezichten en bedeesde glimlachen. (17) Terwijl ze hun zwagers, hun vrienden enzovoorts natspoten met spuiten, raakten in hun opwinding hun armen, borsten, dijen en middel ontbloot, omdat hun kleren doorweekt en uit hun verband raakten en de bloemen die ze in hun haar hadden gevlochten losschoten. Aldus brachten ze met hun bekoorlijke spel hen van streek die onrein van geest waren. (18) De keizer klom in zijn wagen ingespannen met de beste paarden, en straalde, met goud omhangen, in alle richtingen met zijn vrouwen, als was hij de koning van de offers, de Rājasūya met al zijn rituelen, in eigen persoon. (19) Nadat de priesters hem begeleid hadden in de patnī-samyāja- [**] en avabhrithaplechtigheden, lieten ze hem de ācamana uitvoeren van het sippen van water ter zuivering, en hem samen met Draupadī een bad nemen in de Ganges. (20) De pauken van de goden weerklonken tezamen met die van de mensen, terwijl de halfgoden, de wijzen, de voorvaderen en de mensen een stortvloed van bloemen lieten neerregenen. (21) Hierna namen de mensen van alle rangen en standen een bad op die plaats waar zelfs de grootste zondaar op slag kan worden bevrijd van alle smetten. (22) Daarop trok de koning een nieuw stel zijden kleren aan en vereerde hij fraai opgesierd de priesters, de voorgangers en de brahmanen met juwelen en kleding. (23) De koning, Nārāyana toegewijd, putte zich op verschillende manieren uit in respectbetoon voor de koningen, zijn vrienden, weldoeners, naaste verwanten en aangetrouwde familie, alsook voor anderen. (24) Al de mannen met hun juwelen en oorhangers, bloemen en tulbanden, jasjes en zijden kleding alsook met de meest kostbare parelkettingen om, straalden als de halfgoden. De vrouwen schitterden tevens prachtig met de schoonheid van hun gezichten opgesierd door paren oorhangers en hun haarlokken en met een gouden gordel om. (25-26) O koning, de hoog gekwalificeerde priesters, de voorgangers, de Vedische experts, de brahmanen, de kshatriya's, de vais'ya's, de s'ūdra's en de koningen die waren gekomen, en samen met hun gevolg, de planetaire heersers, de geesten, de voorvaderen en de halfgoden waren vereerd, keerden toen, met zijn permissie, allen terug naar hun verblijfplaatsen. (27) Net als sterfelijke mensen die amrita drinken, konden ze er geen genoeg van krijgen zich lovend uit te laten over de grote viering van het Rājasūya-offer georganiseerd door de wijze koning, de dienaar van de Heer. (28) Door liefde gedreven hield hij zijn familieleden, vrienden en verwanten toen tegen. Koning Yudhishthhira had het er moeilijk mee dat hij van Krishna zou worden gescheiden.  (29) Mijn beste, om hem een plezier te doen bleef de Allerhoogste Heer daar toen. De Yaduhelden die door Sāmba werden aangevoerd stuurde Hij weg naar Dvārakā. (30) De koning, de zoon van Dharma [van Yamarāja ofwel Dharma, de heer van de plichten] door Krishna bevrijd van zijn koortsige toestand [zie ook 10.63: 23], slaagde er aldus in met succes de zo moeilijk te overwinnen oceaan van zijn grote ambities over te steken.

(31) Toen Duryodhana op een dag de weelde in het paleis zag, stoorde hij zich aan de grandeur van zowel de Rājasūya als van hem [Yudhishthhira] wiens hart en ziel Acyuta toebehoorde. (32) In dat paleis was de uiteenlopende weelde te zien van de koningen van de mensen, de demonen en de goden. Met die weelde, verschaft door de kosmische architect [Maya Dānava], was de dochter van koning Drupada haar echtgenoten [de Pāndava's] dienstbaar. De Kuruprins treurde omdat zijn hart op haar gefixeerd was. (33) De duizenden koninginnen van de Heer van Mathurā waren er op dat moment ook, zich hoogst aantrekkelijk met hun tailles en volle heupen er langzaam rondbewegend op hun voeten die charmant tinkelden, met hun paarlen halskettingen om, die rood waren van de kunkum van hun borsten, en met hun mooie gezichten die rijk versierd waren met oorbellen en haarlokken. (34-35) In de ontvangstzaal gebouwd door Maya gebeurde het dat de zoon van Dharma, de keizer in eigen persoon, in het gezelschap van zijn metgezellen, zijn familie en ook Krishna - die zijn alziend oog was - was gezeten op een troon van goud en uitgerust met de rijkdom van het hoogste leiderschap, terwijl hij werd geprezen door de hofdichters alsof hij Indra was. (36) Daar, o Koning, kwam toen Duryodhana binnen omringd door zijn broers. Zo trots als een pauw een kroon dragend en een halsketting, was hij met een zwaard in zijn hand kwaad aan het fulmineren [tegen de deurwachters]. (37) Begoocheld door de toverkunsten van Maya zag hij de harde vloer aan voor water en hield hij het einde van zijn kleed omhoog, maar even verderop tuimelde hij in water dat hij aanzag voor een vaste vloer. (38) Bhīma die het zag schaterde het uit, zoals ook de vrouwen, de koningen en de rest, mijn beste. Ondanks dat de koning hen de wacht aanzegde, kon het de goedkeuring van Krishna wegdragen. (39) Laaiend van woede, vertok hij [Duryidhana] daarop, beschaamd met zijn gezicht naar beneden, innerlijk ontdaan naar Hastināpura, waaropvolgend er onder de vromen een zeer luidruchtig 'helaas, helaas!' oprees. Ajātas'atru [de koning] zag het somber in en de Opperheer, uit wiens blik de verbijstering was voortgekomen, hield Zich stil. Hij was bereid de last van de aarde weg te nemen [zie ook 1.15: 25-26, 10.2: 38 en 10.63: 27].

(40) O Koning, dit is wat ik u te zeggen heb naar aanleiding van uw vraag over de kwade zin van Duryodhana gedurende het grote Rājasūya-offer.'

 

next                        

 

Derde herziene editie, geladen 1 oktober, 2021.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-2

De achtenswaardige koning zei: 'Al de mensen van God, o brahmaan, die bijeenkwamen voor het Rājasūya-offer van Ajātas'atru ['hij wiens vijand nog geboren moest worden', ofwel Yudhishthhira], waren verrukt over de grote feestelijkheid die ze zagen: al de koningen, de wijzen en verlichte zielen, zo vernam ik, mijn heer, behalve dan Duryodhana. Alstublieft vertel ons wat de reden hiervan was.'
De achtenswaardige koning zei: 'Al de menselijkheid van God, o brahmaan, die bijeenkwamen voor het Rājasūya-offer van Ajātas'atru [hij wiens vijand nog geboren moest worden, ofwel Yudhishthhira], waren verrukt over de grote feestelijkheid die ze zagen: de koningen, de wijzen en de goddelijken, zo vernam ik mijn heer, behalve dan Duryodhana; alstublieft stel ons op de hoogte van de reden hiervan.' (Vedabase)

 

Tekst 3

De zoon van Vyāsa zei: 'Bij het Rājasūya-offer van de grote ziel die je grootvader is, waren de familieleden, die waren verbonden in goddelijke liefde, er in alle bescheidenheid mee bezig zijn zaak te dienen.

De zoon van Vyāsa zei: 'Bij het Rājasūya-offer van de grote ziel die je grootvader is, waren al de familieleden die waren verbonden in goddelijke liefde, in alle bescheidenheid erbij betrokken hem van dienst te zijn. (Vedabase)

 

Tekst 4-7

Bhīma was belast met de keuken, Duryodhana zag toe op de financiėn, Sahadeva regelde de ontvangst en Nakula bracht de benodigdheden bij elkaar. Arjuna was de leermeesters van dienst, Krishna waste de voeten, de dochter van Drupada diende het voedsel op en de edelmoedige Karna deelde de giften uit. Yuyudhāna, Vikarna, Hārdikya, Vidura en anderen, zoals de zonen van Bāhlīka met Bhūris'ravā voorop en Santardana, waren, ijverig de koning te behagen, ertoe bereid zich tijdens de uitvoerige offerplechtigheid in te zetten voor de verschillende plichten, o beste van de koningen.

Bhīma was belast met de keuken, Duryodhana zag toe op de financiėn, Sahadeva regelde de ontvangst en Nakula bracht al het nodige bij elkaar. Arjuna was de leermeesters van dienst, Krishna waste de voeten, de dochter van Drupada diende het voedsel op en de edelmoedige Karna deelde de giften uit. Yuyudhāna, Vikarna, Hārdikya, Vidura en anderen als de zonen van Bāhlīka met Bhūris'ravā voorop en Santardana, waren, volijverig de koning te behagen, ertoe bereid zich tijdens de uitvoerige offerplechtigheid in te zetten voor de uiteenlopende plichten, o beste der koningen. (Vedabase)

 

Tekst 8

De priesters, de prominente voorgangers, de hooggeleerden en allen die goed en welgezind waren, en die op gepaste wijze waren vereerd met aangename woorden, zegenrijke gaven en geschenken uit dankbaarheid, voerden het avabhritharitueel uit in de rivier [de Yamunā], nadat de koning van Cedi in de voeten van de meester van de Sātvata's was opgegaan.

De priesters, de prominente voorgangers, de hooggeleerden en allen goed en welgezind, die op gepaste wijze waren vereerd met aangename woorden, zegenrijke gaven en geschenken uit dank, voerden, nadat de koning van Cedi de voeten van de meester der Sātvata's was binnengegaan, het avabhritha-baden in de rivier van de hemel [de Yamunā] uit. (Vedabase)

 

Tekst 9

Tijdens de avabhrithaviering weerklonk de muziek van een keur aan gomukha hoorns, pauken, grote trommen, mridanga's, kleinere trommels en schelphoorns.

Ter aanvang van de avabhritha-viering weerklonk de muziek van een keur aan gomukha hoorns, pauken, grote trommen, mridanga's, kleinere trommels en schelphoorns. (Vedabase)

 

Tekst 10

Dansmeisjes dansten en zangers zongen vreugdevol in groepen toen de luide klanken van hun vīnā's, fluiten en handcymbalen tot de hemel reikten.

Dansmeisjes dansten en zangers zongen vreugdevol in groepen toen de luide klanken van hun vīnā's, fluiten en hand-cymbalen de hemel roerden. (Vedabase)

     

Tekst 11

De koningen begaven zich met ketenen van goud om op weg samen met voetvolk, fraaie vlaggen en banieren van verschillende kleuren en fijn opgetuigde majestueuze olifanten en paarden en wagens.

De koningen met ketenen van goud gingen op weg [naar de Yamunā] met voetvolk, vlaggen en banieren van verschillende kleuren, uitstekende majestueuze olifanten, en fijn opgetuigde wagens en paarden. (Vedabase)

 

Tekst 12

De Yadu's, Srińjaya's, Kāmboja's, Kuru's, Kekaya's en Kos'ala's, met hun legers aangevoerd door [de koning,] de uitvoerder van het offer, deden de aarde schudden.

De Yadu's, Srińjaya's, Kāmboja's, Kuru's, Kekaya's en Kos'ala's met hun legers, met aan het hoofd [de koning,] de uitvoerder van het offer, deden de aarde schudden.  (Vedabase)

  

Tekst 13

De voorgangers, de priesters en deskundige brahmanen lieten luid Vedische mantra's weerklinken, terwijl de halfgoden en de wijzen, de voorvaderen en de zangers van de hemel lofzangen zongen en bloemen lieten neerregenen.

De voorgangers, de priesters en andere kundige brahmanen lieten luid de vedische mantra's weerklinken, terwijl de goden en de wijzen, de voorvaderen en de zangers van de hemel lovende verzen reciteerden en bloemen lieten neerregenen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Mannen en vrouwen die fraai waren opgesierd met sandelhoutpasta, bloemenslingers, juwelen en kleding, besmeurden en besprenkelden elkaar, spelend met verschillende vloeistoffen.

Mannen en vrouwen fraai opgesierd met sandelhoutpasta, bloemenslingers, juwelen en kleding, besmeurden en besprenkelden elkaar spelend met verschillende vloeistoffen. (Vedabase)

 

Tekst 15

De courtisanes werden door de mannen speels met olie, yoghurt en geparfumeerd water vol turmeric- en vermiljoenpoeder ondergesmeerd, en zij besmeurden hen op hun beurt [*].

De courtisanes werden door de mannen speels met yoghurt en geparfumeerd water vol met turmeric- en vermiljoenpoeder ondergesmeerd, en zo besmeurden ook zij hen op hun beurt  [*]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Bewaakt door de soldaten gingen de koninginnen eropaf om dit met eigen ogen te zien, net zoals de vrouwen van de goden dat deden in hun hemelwagens in de lucht. Door hun neven en vrienden op hun beurt natgespoten, zagen ze er prachtig uit met hun bloeiende gezichten en bedeesde glimlachen.

De koninginnen bewaakt door de soldaten gingen, net als de vrouwen van de goden in hun hemelwagens in de lucht, eropuit om dit met eigen ogen te aanschouwen en terwijl ze door hun neven en vrienden werden natgespoten, waren ze prachtig om te zien met hun bloeiende gezichten en bedeesde glimlachen. (Vedabase)

 

Tekst 17

Terwijl ze hun zwagers, hun vrienden enzovoorts, natspoten met spuiten, raakten in hun opwinding hun armen, borsten, dijen en middel ontbloot, omdat hun kleren doorweekt en uit hun verband raakten en de bloemen die ze in hun haar hadden gevlochten losschoten. Aldus brachten ze met hun bekoorlijke spel hen van streek die onrein van geest waren.

Zij, hun zwagers, hun vrienden enzovoorts, spoten elkaar allemaal nat met spuiten waarbij hun armen, borsten, dijen en middel als gevolg van de opwinding ontbloot raakten met hun kleren doorweekt en uit hun verband, en de bloemen in hun haar gevlochten losgeschoten; en aldus brachten ze op die manier bekoorlijk verder spelend hen van streek die onrein van geest waren. (Vedabase)

 

Tekst 18

De keizer klom in zijn wagen ingespannen met de beste paarden, en straalde, met goud omhangen, in alle richtingen met zijn vrouwen, als was hij de koning van de offers, de Rājasūya met al zijn rituelen, in eigen persoon.

Hij, de keizer klom in zijn wagen met de beste paarden ervoor en straalde, met goud omhangen, het met zijn vrouwen in alle richtingen uit als was hij de koning der offers, de Rājasūya met al zijn rituelen, in eigen persoon. (Vedabase)

  

Tekst 19

Nadat de priesters hem begeleid hadden in de patnī-samyāja- [**] en avabhrithaplechtigheden, lieten ze hem de ācamana uitvoeren van het sippen van water ter zuivering, en hem samen met Draupadī een bad nemen in de Ganges.

Na de patnī-samyāja- [**] en avabhritha-plechtigheden te hebben uitgevoerd, lieten de priesters hem de ācamana van het sippen van water ter zuivering uitvoeren, en hem samen met Draupadī een bad nemen in de Ganges. (Vedabase)

 

Tekst 20

De pauken van de goden weerklonken tezamen met die van de mensen, terwijl de halfgoden, de wijzen, de voorvaderen en de mensen een stortvloed van bloemen lieten neerregenen.

De pauken van de goden weerklonken tezamen met die van de mensen terwijl de goden, de wijzen, de voorvaderen en de mensen een stortvloed van bloemen lieten neerregenen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Hierna namen de mensen van alle rangen en standen een bad op die plaats waar zelfs de grootste zondaar op slag kan worden bevrijd van alle smetten.

Hierna namen de mensen van alle rangen en standen een bad op die plaats w aar zelfs de grootste zondaar op slag kan worden bevrijd van alle smetten. (Vedabase)

   

 Tekst 22

Daarop trok de koning een nieuw stel zijden kleren aan en vereerde hij fraai opgesierd de priesters, de voorgangers en de brahmanen met juwelen en kleding.

Daarna trok de koning een nieuw stel zijden kleren aan en vereerde hij fraai opgesierd de priesters, de voorgangers en de brahmanen met juwelen en kleding.  (Vedabase)

   

Tekst 23

De koning, Nārāyana toegewijd, putte zich op verschillende manieren uit in respectbetoon voor de koningen, zijn vrienden, weldoeners, naaste verwanten en aangetrouwde familie, alsook voor anderen.

Op verschillende manieren putte de koning, Nārāyana toegewijd, zich uit in zijn respectbetoon voor de koningen, zijn vrienden, weldoeners, naaste verwanten, aangetrouwde familie alsook voor anderen. (Vedabase)

 

Tekst 24

Al de mannen met hun juwelen en oorhangers, bloemen en tulbanden, jasjes en zijden kleding alsook met de meest kostbare parelkettingen om, straalden als de halfgoden. De vrouwen schitterden tevens prachtig met de schoonheid van hun gezichten opgesierd door paren oorhangers en hun haarlokken en met een gouden gordel om.

Al de mannen, met juwelen en oorhangers, bloemen dragend en tulbanden, jasjes en zaken van zijde, zowel als met de meest kostbare parelkettingen om, straalden als de halfgoden; en zo ook deden dat de vrouwen die met de schoonheid van hun gezichten opgesierd met paren oorhangers en haarlokken en met een gouden gordel om, prachtig schitterden. (Vedabase)

 

 Tekst 25-26

O koning, de hoog gekwalificeerde priesters, de voorgangers, de Vedische experts, de brahmanen, de kshatriya's, de vais'ya's, de s'ūdra's en de koningen die waren gekomen, en samen met hun gevolg, de planetaire heersers, de geesten, de voorvaderen en de halfgoden waren vereerd, keerden toen, met zijn permissie, allen terug naar hun verblijfplaatsen.

Toen, met zijn permissie, gingen de hooggeėerde priesters, de voorgangers, de experts in de Veda's, de brahmanen, de kshatriya's, de vais'ya's, de s'ūdra's en de koningen die waren gekomen en die, o koning, tezamen met hun gevolg, de plaatselijke autoriteiten, de geesten, de voorvaderen en de halfgoden waren vereerd, terug naar hun eigen verblijfplaatsen. (Vedabase)

 

 Tekst 27

Net als sterfelijke mensen die amrita drinken, konden ze er geen genoeg van krijgen zich lovend uit te laten over de grote viering van het Rājasūya-offer georganiseerd door de wijze koning, de dienaar van de Heer.

Als sterfelijke lieden met het drinken van de amrita konden ze er werkelijk geen genoeg van krijgen de loftrompet te steken over de grote viering van het Rājasūya-offer van de geheiligde koning, de dienaar van Heer Krishna. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Door liefde gedreven hield hij zijn familieleden, vrienden en verwanten toen tegen. Koning Yudhishthhira had het er moeilijk mee dat hij van Krishna zou worden gescheiden.

Erdoor gekweld dat hij van Krishna was gescheiden had koning Yudhishthhira zoals gezegd [in 10.74: 48] door liefde gedreven het er moeilijk mee zijn familieleden en verwanten te laten gaan. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Mijn beste, om hem een plezier te doen bleef de Allerhoogste Heer daar toen. De Yaduhelden die door Sāmba werden aangevoerd stuurde Hij weg naar Dvārakā.

Mijn beste, om hem een plezier te doen bleef de Allerhoogste Heer daar toen. De Yaduhelden die in verband daarmee door Sāmba werden aangevoerd stuurde Hij weg naar Dvārakā. (Vedabase)

 

 Tekst 30

De koning, de zoon van Dharma [van Yamarāja ofwel Dharma, de heer van de plichten] door Krishna bevrijd van zijn koortsige toestand [zie ook 10.63: 23], slaagde er aldus in met succes de zo moeilijk te overwinnen oceaan van zijn grote ambities over te steken. 

Op deze manier raakte de koning, de zoon van Dharma [Yamarāja ofwel Dharma, de heer der plichten] die met succes de zo moeilijk over te steken oceaan van zijn verlangens overstak, door Krishna bevrijd van de koorts [zie ook 10.63: 23]. (Vedabase)

 

 Tekst 31

Toen Duryodhana op een dag de weelde in het paleis zag, stoorde hij zich aan de grandeur van zowel de Rājasūya als van hem [Yudhishthhira] wiens hart en ziel Acyuta toebehoorde.

Duryodhana deed het zeer toen hij eenmaal in het paleis de weelde zag van de Rājasūya en de grootheid van hem [Yudhishthhira] wiens eigenlijke ziel Acyuta was. (Vedabase)

 

 Tekst 32

In dat paleis was de uiteenlopende weelde te zien van de koningen van de mensen, de demonen en de goden. Met die weelde, verschaft door de kosmische architect [Maya Dānava], was de dochter van koning Drupada haar echtgenoten [de Pāndava's] dienstbaar. De Kuruprins treurde omdat zijn hart op haar gefixeerd was.

In dat paleis waren de uiteenlopende vormen van weelde van de koningen der mensen, de koningen der demonen en de koningen van de godsbewusten bijeengebracht. Verschaft door de kosmische architect [Maya Dānava], stond die weelde ter beschikking van de dochter van koning Drupada met haar echtgenoten [de Pāndava's]. Zelf ook aangetrokken tot haar treurde het hart van de Kuru-prins.   (Vedabase)

 

 Tekst 33

De duizenden koninginnen van de Heer van Mathurā waren er op dat moment ook, zich hoogst aantrekkelijk met hun tailles en volle heupen er langzaam rondbewegend op hun voeten die charmant tinkelden, met hun paarlen halskettingen om die rood waren van de kunkum van hun borsten en met hun mooie gezichten die rijk versierd waren met oorbellen en haarlokken.

De duizenden koninginnen van de Heer van Mathurā waren daar de hele tijd aanwezig, hoogst aantrekkelijk met hun tailles en volle heupen, zich langzaam rondbewegend met hun voeten die charmant tinkelden, met hun paarlen halskettingen die rood waren van de kunkum van hun borsten en met hun mooie gezichten die rijk versierd waren met oorbellen en haarlokken. (Vedabase)

 

Tekst 34-35

In de ontvangstzaal gebouwd door Maya gebeurde het dat de zoon van Dharma, de keizer in eigen persoon, in het gezelschap van zijn metgezellen, zijn familie en ook Krishna - die zijn alziend oog was - was gezeten op een troon van goud en uitgerust met de rijkdom van het hoogste leiderschap, terwijl hij werd geprezen door de hofdichters alsof hij Indra was.

In de ontvangstzaal gebouwd door Maya viel het zo voor dat de zoon van Dharma, de keizer in eigen persoon, in het gezelschap van zijn metgezellen, zijn familie en ook Krishna, zijn Eigenlijke Blik, was gezeten op een troon van goud als was hij, met de rijkdom van het hoogste leiderschap, Indra die vergezeld en geprezen wordt door de hofdichters. (Vedabase)

 

Tekst 36

Daar, o Koning, kwam toen Duryodhana binnen omringd door zijn broers. Zo trots als een pauw een kroon dragend en een halsketting, was hij met een zwaard in zijn hand kwaad aan het fulmineren [tegen de deurwachters].

Daar, o Koning, kwam toen Duryodhana binnen omringd door zijn broers. Apetrots een kroon dragend en een halsketting, had hij steeds zijn hand op zijn zwaard terwijl hij kwaad aan het fulmineren was [tegen de deurwachters]. (Vedabase)

 

Tekst 37

Begoocheld door de toverkunsten van Maya zag hij de harde vloer aan voor water en hield hij het einde van zijn kleed omhoog, maar even verderop tuimelde hij in water dat hij aanzag voor een vaste vloer.

Begoocheld door de toverkunsten van Maya zag hij de harde vloer aan voor water en hield hij het einde van zijn kleed omhoog, maar verderop tuimelde hij in water dat hij aanzag voor een vaste vloer. (Vedabase)

 

Tekst 38

Bhīma die het zag schaterde het uit, zoals ook de vrouwen, de koningen en de rest, mijn beste. Ondanks dat de koning hen de wacht aanzegde, kon het de goedkeuring van Krishna wegdragen.

Bhīma die het zag schaterde het uit zoals ook de vrouwen, de koningen en de rest dat deden, die, mijn beste, ook al werd hun door de koning de wacht aangezegd, daarin de goedkeuring van Krishna konden wegdragen. (Vedabase)

 

Tekst 39

Laaiend van woede vertrok hij [Duryodhana] daarop, beschaamd met zijn gezicht naar beneden, innerlijk ontdaan naar Hastināpura, waarop er onder de vromen een zeer luidruchtig 'helaas, helaas!' oprees. Ajātas'atru [de koning] zag het somber in en de Opperheer, uit wiens blik de verbijstering was voortgekomen, hield Zich stil. Hij was bereid de last van de aarde weg te nemen [zie ook 1.15: 25-26, 10.2: 38 en 10.63: 27].

Hij [Duryodhana], laaiend van de woede, vertrok toen innerlijk ontdaan beschaamd met zijn gezicht naar beneden naar Hastināpura. Toen zich dat voordeed rees er onder de waarachtigen een zeer luidruchtig 'helaas, helaas!' op. Ajātas'atru [de koning] zag het somber in en de Opperheer, uit wiens blik de verbijstering voortkwam, hield Zich er stil bij, erop voorbereid om de last van de aarde weg te nemen [zie ook 1.15: 25-26, 10.2: 38 and 10.63: 27]. (Vedabase)

 

Tekst 40

O Koning, dit is wat ik u te zeggen heb naar aanleiding van uw vraag over de kwade zin van Duryodhana gedurende het grote Rājasūya-offer.'

Ik heb nu uitleg verschaft over dat wat u me vroeg, o Koning, betreffende de verdorvenheid van Duryodhana gedurende het grote Rājasūya-offer.' (Vedabase)

 

*: In het huidige India kent men de traditie van het Holifeest, of kleurenfeest, eens per jaar op de ochtend na volle maan begin Maart, waarbij men dit spel speelt. Men viert er het begin van de lente mee en de dood van de demone Holika. Holika was de zuster van Hiranyakas'ipu die, met het bestrijden van Prahlāda, er maar niet in slaagt hem te doden [zie 7.5]. Zij, tegen vuur bestand zo heette het, zittend met hem in een vuur kan hem echter zo niet deren. Hij blijft ongedeerd, maar zij gaat in vlammen op. Zo worden er met Holi de nacht tevoren ook grote vreugdevuren ontstoken ter nagedachtenis aan dit verhaal. Hoewel Holi over het gehele noorden van India wordt gevierd, is er speciale aandacht en vreugde voor in Mathurā, Vrindāvana, Nandgaon, en Barsnar (de plaatsen waar Heer Krishna en S'rī Rādhā opgroeiden). Heer Krishna, toen Hij opgroeide in Vraja, maakte het feest populair met Zijn inventieve streken. De gopī's van Vraja reageerden met een gepast enthousiasme, en de festiviteiten zijn sedertdien volgehouden. Rolomdraaiing met travestie, feminisme etc., zijn aanvaarde gebruiken gedurende dit festival. Mannen en vrouwen in Vraja vechten met elkaar in een kleurig vertoon van een nepgevecht tussen de seksen. Een in de natuur gevonden roodoranje kleurstof, kesudo, wordt gebruikt om alle deelnemers te besmeuren en doordrenken.

**: Het patnīs-amyājaritueel is het ritueel dat uitgevoerd wordt door de sponsor van het offer en zijn vrouw; het bestaat uit uitgietingen voor Soma, Tvashthā, de vrouwen van bepaalde halfgoden, en Agni.

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.
De afbeelding toont Krishna die het Holi-feest viert. Bron onbekend.

Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties