regelbalk



 

Canto 5

Dāmodarāshthaka

 
 

Hoofdstuk 19: De Gebeden van Hanumān en Nārada en de Glorie van Bhārata-varsha

(1) S'rī S'uka zei 'In het land Kimpurusha is de verheven en grootste toegewijde Hanumān, samen met de bewoners aldaar, altijd enthousiast bezig met het dienen van de voeten en aanbidden van de Allerhoogste Heer Rāmacandra, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die, als de oudere broer van Lakshmana, Sītā zo tevreden stemt. (2) Samen met Ārshthishena [de leider van Kimpurusha] aandachtig luisterend naar de hoogst goedgunstige verhalen over zijn allergenadigste Heer en meester, bezongen door een gezelschap van Gandharva's, bidt hij [Hanumān] zelf het volgende: (3) 'O mijn Heer, ik breng U, de Lieve Heer waarvan men spreekt in de geschriften, mijn eerbetuigingen. Al mijn respect voor U die behept bent met al de goede kwaliteiten die men ook aantreft in de gevorderde toegewijden. Mijn trouw geldt U als de Ene die Zijn zinnen onder controle heeft en altijd herinnerd en aanbeden wordt door de mensen van alle windstreken. Mijn respectbetoon voor U als de toetssteen van kwaliteit voor iedere zoeker naar de waarheid. Ik buig me voor U, de grote persoonlijkheid en godheid van de brahmanen, de Koning van alle Koningen.  (4) Laat mij Hem aanbidden, die absoluut zuivere, allerhoogste waarheid, die ene maatstaf voor het begrijpen van de wereld die, middels Zijn spiritueel vermogen, de invloed van de geaardheden van de natuur teniet doet. Hij is de innerlijke vrede van de wijsheid die men, voorbij aan naam en vorm, vrij van ego kan bereiken. (5) Geļncarneerd als een menselijk wezen was Hij er niet alleen maar als de Almachtige om de demon [Rāvana] te doden. Hij was er ook om de sterfelijken van deze materiėle wereld te onderrichten. Welke andere reden zou er anders voor al de ellende van Sītā's gescheidenheid van Hem, de Allerhoogste Heer zijn geweest, dan [de gelegenheid] om Hem te dienen die altijd innerlijk voldaan is, Hij, de oorspronkelijke geestelijke ziel? (6) Naar waarheid is Hij de Allerhoogste Ziel en beste vriend van de zelfgerealiseerde zielen, die Zich nimmer hecht aan wat dan ook in de drie werelden. Hij is de Allerhoogste Heer Vāsudeva die in feite nimmer leed onder het gescheiden zijn van Zijn vrouw Sītā, noch ooit van slag kon raken door [wat er met] Lakshmana [Zijn broer en eeuwige metgezel gebeurde]. (7) Het is niet iemands geboorte, iemands geluk, iemands welbespraaktheid, iemands gevatheid of iemands lichaamsbouw wat de voldoening teweegbrengt van de Allergrootste, want de broeder van Lakshmana accepteerde zelfs ons, bosbewoners die al die kwaliteiten missen, als Zijn vrienden. (8) Derhalve, of men nu verlicht is of niet, een beest of een menselijk wezen, een ieder die van de ziel is behoort Rāma te aanbidden, de allerbeste die zo makkelijk te behagen is, de Heer die als een menselijk wezen verscheen en zodoende de bewoners van Kosala [Ayodhyā, noordelijk India] terug naar de hemel leidde.'

(9) De Allerhoogste Heer, eveneens aanwezig in het land Bhārata, staat aldaar tot aan het einde van het millennium [*] bekend als Nara-Nārāyana. Hij wiens heerlijkheden ondoorgrondelijk zijn bewijst er Zijn grondeloze genade aan aspiranten van de zelfverwerkelijking die de verzaking beoefenen die zo bevorderlijk is voor de religie, de kennis van de spiritualiteit, de onthechting, het meesterschap van de yoga, de controle over de zinnen en de vrijheid van vals ego. (10) De praktijk van de analytische yoga over hoe men de Persoonlijkheid van God dient te begrijpen zoals geformuleerd door de Heer [Kapila, zie 3.28 & 29], werd aan Sāvarni Manu uitgelegd door de fortuinlijke Nārada, die tezamen met de in Bhārata [India] levende navolgers van het systeem van statusoriėntaties [het varnās'rama systeem, zie B.G. 4: 13], met grote liefde in vervoering de Heer dient met de lofprijzing: (11) 'Mijn respectvolle eerbetuigingen voor U, o Heer, o meester van de zinnen en verpersoonlijking van de vrijheid van gehechtheid. Alle eer aan U die het enige bezit vormt van een [uit gelofte] arm iemand. U Nara-Nārāyana, bent de meest verhevene van alle wijzen, de allerhoogste geestelijk leraar van al de paramahamsa's [de zwaan-gelijke gerealiseerde meesters] en de meester onder de zelfverwerkelijkte zielen; keer op keer bewijs ik U aldus de eer.' (12) En hij zingt daarbij: 'U bent het wakend oog werkzaam in deze kosmische schepping, Hij die er niet aan hecht de meester te zijn, noch hebt U, ondanks Uw verschijnen als een menselijk wezen, te lijden onder honger, dorst en vermoeidheid. Ook raakt U, die alles en allen overziet, in Uw visie nimmer vertroebeld door de basiskwaliteiten van de materie. Ik breng U, de onthechte en zuivere, ondoorgrondelijke getuige, mijn eerbetuigingen. (13) Als men zijn identificatie met het lichaam heeft opgegeven, moet men, aan het einde van zijn tijd [van leven], met een houding van toewijding zijn geest op U richten die verheven bent boven de materiėle kwaliteiten. Dit verzaken vormt de perfectie van de yogapraktijk zoals uiteengezet door de almachtige Brahmā. (14) Een persoon gedreven door verlangen denkt in angst over het heden en de toekomst van zijn kinderen, echtgenote en weelde, maar een ieder die weet van de hopeloosheid van dit gebrekkige vehikel van de tijd, beschouwt dergelijke ondernemingen slechts als tijdverspilling omdat het lichaam uiteindelijk verloren gaat. (15) Daarom onze meester, o Heer in het voorbije, bidt ik dat we middels de [bhakti-]yoga jegens U, zeer spoedig dit idee van 'ik' en 'mijn' wat betreft dit banale voertuig van de tijd kunnen opgeven, deze begoochelende werkelijkheid van U die zo moeilijk los te laten is, zodat we onze oorspronkelijke aard kunnen verwerkelijken.'

(16) In dit land Bhārata bevinden zich ook vele bergen en rivieren. Er zijn bergen als de Malaya, Mangala-prastha, Maināka, Trikūtha, Rishabha, Kūthaka, Kollaka, Sahya, Devagiri, Rishyamūka, S'rī-s'aila, Venkatha, Mahendra, Vāridhāra, Vindhya, S'uktimān, Rikshagiri, Pāriyātra, Drona, Citrakūtha, Govardhana, Raivataka, Kakubha, Nīla, Gokāmukha, Indrakīla en Kāmagiri, alsook honderden en duizenden andere bergpieken van wiens hellingen talloze grote en kleine rivieren naar beneden stromen. (17-18) De bewoners van Bhārata-varsha vinden zuivering van geest door deze wateren te beroeren [of in ze te baden] dan wel door slechts hun naam te herhalen. De grote rivieren zijn de Candravasā, Tāmraparnī, Avathodā, Kritamālā, Vaihāyasī, Kāverī, Venī, Payasvinī, S'arkarāvartā, Tungabhadrā, Krishnāvenyā, Bhīmarathī, Godāvarī, Nirvindhyā, Payoshnī, Tāpī, Revā, Surasā, Narmadā, Carmanvatī, Sindhu [de huidige Indus], de twee hoofdrivieren de Andha en de Sona, de Mahānadī, Vedasmriti, Rishikulyā, Trisāmā, Kaus'ikī, Mandākinī, Yamunā, Sarasvatī, Drishadvatī, Gomatī, Sarayū, Rodhasvatī, Saptavatī, Sushomā, S'atadrū, Candrabhāgā, Marudvridhā, Vitastā, Asiknī en de Vis'vā. (19) In deze landstreek leiden de mensen die er hun geboorte namen uit goedheid, hartstocht [het 'rode'] of onwetendheid, een goddelijk, menselijk of hels bestaan overeenkomstig het karma dat ze opbouwden. Zo zijn er, als gevolg van wat men in het verleden deed, voor iedere ziel vele doelen afgebakend in de zin van verschillende [varnās'rama] maatschappelijke lotsbestemmingen [status-oriėntatiegroepen] die ieder [afzonderlijk] naar het pad van de bevrijding kunnen leiden. (20) Door toegewijde dienst te verrichten voor de Fortuinlijke, de Ziel van alle levende wezens - die vrij is van alle gehechtheid, niet in woorden te vangen is en nergens van afhankelijk is -, door zonder nevenmotieven de Superziel Vāsudeva te dienen en in bhakti-yoga dat te doen wat kenmerkend is voor al die verschillende bestemmingen, kan men, aldus omgaand met de personen [de toegewijden] van de Hoogste Persoonlijkheid van God, breken met de oorzaak van de band van onwetendheid.

(21) Dit is wat de halfgoden zingen: 'O, wat voor goede daden hebben deze mensen verricht of welke zegen heeft de Heer Zelf uitgesproken in Zijn tevredenheid over hen, dat ze een geboorte verwierven in het land Bhārata-varsha, een voor het dienen van Heer Mukunda gunstige geboorte die ons ideaal vormt? (22) Wat voor nut heeft het je bezig te houden met moeilijke rituelen, verzakingen, geloften, liefdadigheid of het bereiken van het koninkrijk van de hemel als je, door een onbeteugelde zinnelijkheid de herinnering aan de lotusvoeten van Heer Nārāyana kwijt bent geraakt? (23) Van grotere waarde dan het bereiken van een positie in het leven die eindeloos voortduurt en leidt tot herhaalde geboorten, is het geboren te worden in het land Bhārata voor een leven van slechts honderd jaar. Dat is zo omdat zij die, als een sterveling voor zo'n korte tijd bezig zijnde, hun geest aandachtig weten te fixeren [op Zijn voeten] in volledige onthechting, [zo werkelijk het leven op zijn waarde weten te schatten en dan] het hemelverblijf van de Heer bereiken waar geen angst bestaat [Vaikunthha]. (24) Die plaatsen - zelfs die waar de goden zich ophouden - waar men niet de zoete stroom van de gesprekken over Vaikunthha aantreft, noch de toegewijden aanwezig zijn die, altijd bezig in Zijn dienst, bij Hem hun beschutting vinden, noch de uitvoering plaatsvindt van die offerplechtigheden voor de Heer die ware festiviteiten zijn, zijn plaatsen die men niet regelmatig moet bezoeken. (25) Die zielen die, met het hier verworven hebben van een menselijke geboorte, geheel in kennis verkeren, in staat zijn tot handelen en de beschikking hebben over alle hulpmiddelen, maar zich ondanks deze verworvenheden niet inzetten voor de verheffing van het niet weer opnieuw geboren worden, belanden net als vogels [die bevrijd van de mens niet goed oppassen] weer in gevangenschap. (26) Door hun geloof zijn ze [de bewoners van India] verdeeld in de uitvoering van de rituelen. [Maar] Met de offergaven die ze opdragen aan de godheid van hun voorkeur en het reciteren van de mantra's volgens de geijkte methode, aanvaardt de Ene God die met verschillende namen wordt aangesproken, Hij, de verlener van alle gunsten in eigen persoon, volkomen in Zichzelf, dat allergelukkigst [zie ook B.G. 7: 19-25]. (27) Hoewel Hij zeker vergunt waar de mens voor bidt, verleent Hij geen gunsten waar men telkens weer opnieuw om moet vragen [B.G. 7: 3]. Hij schenkt uit Zichzelf, ongevraagd, aan hen die Hem zijn toegewijd, de lotusbloem van Zijn voeten die een einde maken aan alle verlangens. (28) Als er alhier [na ons verblijf in de hemel] nog enige verdienste rest van ons volmaakte offeren, ons perfecte formuleren en ons goede handelen, zegen ons dan met een geboorte in Ajanābhavarsha [de aarde onder de heerschappij van Bharata, zie 5.7: 3], de plaats waar wij Hem in gedachten kunnen houden, de Heer die het geluk van Zijn toegewijden bevordert.'


(29-30) S'rī S'uka vervolgde: 'Wat betreft het continent dat bekend staat als Jambūdvīpa, o Koning [het Euraziatische continent, zie 5.1: 32], is er ook nog, zoals sommige geleerde wijzen dat beweren, sprake van acht kleinere dvīpa's [subsecties of provincies] die zich vormden door het omwoelen van de aarde door de zoons van Mahārāja Sagara [het Indiase deel ofwel Bhārata-varsha], toen ze probeerden hun verloren gegane offerpaard weer terug te vinden [zie 9.8]. Ze dragen de volgende namen: Svarnaprastha, Candras'ukla, Āvartana, Ramanaka, Mandara-harina, Pāńcajanya, Simhala en Lankā. (31) Aldus heb ik u uitgelegd wat de verdelingen van het land Jambūdvīpa zijn, o beste van de nakomelingen van Bharata, precies zoals ze aan mij werden uitgelegd.'

 

 

next                

 
Derde herziene editie, geladen 11 juni, 2018. 
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'In het land Kimpurusha is de verheven en grootste toegewijde Hanumān, samen met de bewoners aldaar, altijd enthousiast bezig met het dienen van de voeten en aanbidden van de Allerhoogste Heer Rāmacandra, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die, als de oudere broer van Lakshmana, Sītā zo tevreden stemt. 
S'rī S'uka zei: 'In het land Kimpurusha is de Allerhoogste Heer, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid, de oudere broer van Lakshmana, Rāmacandra, die Sītā zo tevreden stemt; hij die met het volk van Kimpurusha in de toewijding van aanbidding altijd bezig is met de dienst aan Zijn voeten is de verheven en grootste toegewijde Hanumān. (Vedabase)

 

Tekst 2

Samen met Ārshthishena [de leider van Kimpurusha] aandachtig luisterend naar de hoogst goedgunstige verhalen over zijn allergenadigste Heer en meester, bezongen door een gezelschap van Gandharva's, bidt hij [Hanumān] zelf het volgende:

Samen met Ārshthishena [de leider van Kimpurusha] aandachtig luisterend naar het loflied op zijn meest goedgunstige Heer en meester zoals gezongen door een gezelschap van Gandharva's, bidt hij [Hanumān] zelf het volgende: (Vedabase)

 

Tekst 3

'O mijn Heer, ik breng U, de Lieve Heer waarvan men spreekt in de geschriften, mijn eerbetuigingen. Al mijn respect voor U die behept bent met al de goede kwaliteiten die men ook aantreft in de gevorderde toegewijden. Mijn trouw geldt U als de Ene die Zijn zinnen onder controle heeft en altijd herinnerd en aanbeden wordt door de mensen van alle windstreken. Mijn respectbetoon voor U als de toetssteen van kwaliteit voor iedere zoeker naar de waarheid. Ik buig me voor U, de grote persoonlijkheid en godheid van de brahmanen, de Koning van alle Koningen.

'O mijn Heer, mijn eerbetuigingen aan U als de Lieve Heer waarvan men spreekt in de geschriften, al mijn respect voor U, behept met alle goede kwaliteiten die men aantreft bij de gevorderden, mijn trouw geldt U als de Ene die Zijn zinnen onder controle heeft en Hij die altijd herdacht en aanbeden wordt door de mensen uit alle windstreken; mijn respectbetuiging aan U als de toetssteen der kwaliteit voor iedere zoeker naar de waarheid, ik verbuig me voor U, de grote persoonlijkheid en godheid der brahmanen; aan die Koning der Koningen mijn eerbetoon. (Vedabase)

 

Tekst 4

Laat mij Hem aanbidden, die absoluut zuivere, allerhoogste waarheid, die ene maatstaf voor het begrijpen van de wereld die, middels Zijn spiritueel vermogen, de invloed van de geaardheden van de natuur teniet doet. Hij is de innerlijke vrede van de wijsheid die men, voorbij aan naam en vorm, vrij van ego kan bereiken.

Laat mij Hem aanbidden, die transcendentale zuivere, allerhoogste waarheid, die wordt ervaren als het ene lichaam van spiritueel vermogen waarmee de invloed van de geaardheden der natuur teniet wordt gedaan; Hij niet zichtbaar anders dan bij bovenzinnelijkheid, in Zijn natuur onverstoord en voorbij naam en vorm waarlijk vrij van ego, wordt middels een zuiver [natuurlijk, Krishna-]bewustzijn bereikt. (Vedabase)

 

Tekst 5

Geļncarneerd als een menselijk wezen was Hij er niet alleen maar als de Almachtige om de demon [Rāvana] te doden. Hij was er ook om de sterfelijken van deze materiėle wereld te onderrichten. Welke andere reden zou er anders voor al de ellende van Sītā's gescheidenheid van Hem, de Allerhoogste Heer zijn geweest, dan [de gelegenheid] om Hem te dienen die altijd innerlijk voldaan is, Hij, de oorspronkelijke geestelijke ziel?

Geļncarneerd als een menselijk wezen was Hij voorzeker er niet enkel als de Almachtige om de demon Rāvana te doden, maar was Hij er ook om de sterfelijken van deze materiėle wereld te onderrichten; om welke andere reden dan het dienen van de tevredenheid van Hem als de geestelijke ziel in eigen persoon, zou er anders al de ellende zijn van Sītā's gescheiden zijn van Hem, de Beheerser? (Vedabase)

 

Tekst 6

Naar waarheid is Hij de Allerhoogste Ziel en beste vriend van de zelfgerealiseerde zielen, die Zich nimmer hecht aan wat dan ook in de drie werelden. Hij is de Allerhoogste Heer Vāsudeva die in feite nimmer leed onder het gescheiden zijn van Zijn vrouw Sītā, noch ooit van slag kon raken door [wat er met] Lakshmana [Zijn broer en eeuwige metgezel gebeurde].

Naar waarheid is Hij, de Opperziel en beste vriend der zelfgerealiseerden, nimmer gehecht aan wat dan ook in de drie werelden; Hij is de Allerhoogste Heer, Vāsudeva die in feite nimmer leed onder het gescheiden zijn van Zijn vrouw Sītā - noch geldt dat voor Lakshmana, die zeker ook van dat vermogen tot loslaten is. (Vedabase)

  

Tekst 7

Het is niet iemands geboorte, iemands geluk, iemands welbespraaktheid, iemands gevatheid of iemands lichaamsbouw wat de voldoening teweegbrengt van de Allergrootste, want de broeder van Lakshmana accepteerde zelfs ons, bosbewoners die al die kwaliteiten missen,  als Zijn vrienden.

Noch is men door geboorte van het Grootste, noch is men dat door zijn kapitaal, noch is men dat door welsprekendheid, noch door eigen slimmigheid, noch is men dat door zijn lichaamsbouw; alhoewel we helaas maar bosbewoners zijn, aanvaarde Lakshmana's oudere broer ons in vriendschap en werd de oorzaak van het plezier in Hem middels al die andere methoden afgewezen. (Vedabase)


Tekst 8

Derhalve, of men nu verlicht is of niet, een beest of een menselijk wezen, een ieder die van de ziel is behoort Rāma te aanbidden, de allerbeste die zo makkelijk te behagen is, de Heer die als een menselijk wezen verscheen en zodoende de bewoners van Kosala [Ayodhyā, noordelijk India] terug naar de hemel leidde.'

Derhalve, verlicht of niet, beest of menselijk wezen, een ieder die van de ziel is behoort Rāma te aanbidden, de allerbeste die zo makkelijk te behagen is, de Heer die als een menselijk wezen verscheen en zodoende de bewoners van Kosala [Ayodhyā], noordelijk India, terug naar God leidde.' (Vedabase)

 

Tekst 9

De Allerhoogste Heer, eveneens aanwezig in het land Bhārata, staat aldaar tot aan het einde van het millennium [*] bekend als Nara-Nārāyana. Hij wiens heerlijkheden ondoorgrondelijk zijn bewijst er Zijn grondeloze genade aan aspiranten van de zelfverwerkelijking die de verzaking beoefenen die zo bevorderlijk is voor de religie, de kennis van de spiritualiteit, de onthechting, het meesterschap van de yoga, de controle over de zinnen en de vrijheid van vals ego.

Ook in het land Bhārata kent men de Allerhoogste Heer tot aan het einde van het millennium als Nara-Nārāyana; Hij, wiens heerlijkheden ondoorgrondelijk zijn, bewijst Zijn grondeloze genade aan de kandidaten van de zelfverwerkelijking die de verzaking beoefenen die zo bevorderlijk is voor de religie, de kennis der spiritualiteit, de onthechting, het meesterschap van de yoga, de controle over de zinnen en de vrijheid van vals ego. (Vedabase)

 

Tekst 10

De praktijk van de analytische yoga, over hoe men de Persoonlijkheid van God dient te begrijpen zoals geformuleerd door de Heer [Kapila, zie 3.28 & 29], werd aan Sāvarni Manu uitgelegd door de fortuinlijke Nārada, die tezamen met de in Bhārata [India] levende navolgers van het systeem van statusoriėntaties [het varnās'rama systeem, zie B.G. 4: 13], met grote liefde in vervoering de Heer dient met de lofprijzing:

De praktijk van de analytische yoga over hoe men zich God behoort te realiseren, zoals geformuleerd door de Heer [Kapila, zie 3.28 & 29], werd Sāvarni Manu onderwezen door de meest machtige Nārada, die tezamen met de in Bhārata [India] levende navolgers van het systeem van statusoriėntaties [het varnās'rama systeem, zie B.G. 4: 13], met grote liefde in vervoering de Heer dient terwijl hij uitroept:  (Vedabase 

 

Tekst 11

'Mijn respectvolle eerbetuigingen voor U, o Heer, o meester van de zinnen en verpersoonlijking van de vrijheid van gehechtheid. Alle eer aan U die het enige bezit vormt van een [uit gelofte] arm iemand. U Nara-Nārāyana, bent de meest verhevene van alle wijzen, de allerhoogste geestelijk leraar van al de paramahamsa's [de zwaan-gelijke gerealiseerde meesters] en de meester onder de zelfverwerkelijkte zielen; keer op keer bewijs ik U aldus de eer.'

'Mijn respectvolle eerbetuigingen voor U o Heer, meester der zinnen en verpersoonlijking van de vrijheid van gehechtheid, alle eerbewijs aan U die het enige bent wat een man van armoede bezit. U, Nara-Nārāyana, bent de meest verhevene van alle wijzen, de allerhoogste geestelijk leraar van al de paramahamsa's [de zwaan-gelijke gerealiseerde meesters] en de oorspronkelijke onder de zelfverwerkelijkten; keer op keer betoon ik U aldus de eer.' (Vedabase)

 

Tekst 12

En hij zingt daarbij: 'U bent het wakend oog werkzaam in deze kosmische schepping, Hij die er niet aan hecht de meester te zijn, noch hebt U, ondanks Uw verschijnen als een menselijk wezen, te lijden onder honger, dorst en vermoeidheid. Ook raakt U, die alles en allen overziet, in Uw visie nimmer vertroebeld door de basiskwaliteiten van de materie. Ik breng U, de onthechte en zuivere, ondoorgrondelijke getuige, mijn eerbetuigingen.

En hij zingt daarbij: 'U bent degene van overzicht werkzaam in deze kosmische schepping; de Ene die er niet aan is gehecht de meester te zijn, noch hebt U, alhoewel U als een menselijk wezen ten tonele verschijnt, te lijden onder honger, dorst en vermoeidheid; noch raakt de visie van U, die alles en allen overziet, ooit onzuiver door de kwaliteiten der materie; jegens U als de onthechte en zuivere getuige die boven alle emotie staat, mijn betoon van respect. (Vedabase)

 

Tekst 13

Als men zijn identificatie met het lichaam heeft opgegeven, moet men, aan het einde van zijn tijd [van leven], met een houding van toewijding zijn geest op U richten die verheven bent boven de materiėle kwaliteiten. Dit verzaken vormt de perfectie van de yogapraktijk zoals uiteengezet door de almachtige Brahmā.

O Heer van de Yoga, van dit, wat zo trefzeker werd uitgesproken door de almachtige Heer Brahmā over hoe volmaakt te volgen naar de beginselen van de yoga, weten we dat iemand die de identificatie met het lichaam heeft opgegeven, ten tijde van zijn dood, met een houding van toewijding, zijn geest moet richten op U als de transcendentie. (Vedabase)



Tekst 14

Een persoon gedreven door verlangen denkt in angst over het heden en de toekomst van zijn kinderen, echtgenote en weelde, maar een ieder die weet van de hopeloosheid van dit gebrekkige vehikel van de tijd, beschouwt dergelijke ondernemingen slechts als tijdverspilling omdat het lichaam uiteindelijk verloren gaat.

Een persoon gedreven door verlangen denkt in angst over zijn kinderen, echtgenote en weelde; maar iedere persoon die bekend is met het triviale van zijn aan de tijd gebonden lichaam, beschouwt, vanwege het feit dat het lichaam verloren gaat, dergelijke ondernemingen slechts als tijdverspilling. (Vedabase)

 

Tekst 15

Daarom onze meester, o Heer in het voorbije, bidt ik dat we middels de [bhakti-]yoga jegens U, zeer spoedig dit idee van 'ik' en 'mijn' wat betreft dit banale voertuig van de tijd kunnen opgeven, deze begoochelende werkelijkheid van U die zo moeilijk los te laten is, zodat we onze oorspronkelijke aard kunnen verwerkelijken.'

Derhalve, o meester van ons, o Bovenzinnelijkheid over de zintuigen, bidt ik dat wij, met het illusoire van U, zeer spoedig dit gefixeerde idee van 'ik' en 'mijn' mogen opgeven, dat in verband met de banaliteit van ons materiėle voertuig zo moeilijk te overwinnen is; alstUblieft vergun ons de yogawetenschap in relatie tot U, zodat we onze natuur vinden.' (Vedabase)

 

Tekst 16

In dit land Bhārata bevinden zich ook vele bergen en rivieren. Er zijn bergen als de Malaya, Mangala-prastha, Maināka, Trikūtha, Rishabha, Kūthaka, Kollaka, Sahya, Devagiri, Rishyamūka, S'rī-s'aila, Venkatha, Mahendra, Vāridhāra, Vindhya, S'uktimān, Rikshagiri, Pāriyātra, Drona, Citrakūtha, Govardhana, Raivataka, Kakubha, Nīla, Gokāmukha, Indrakīla en Kāmagiri, alsook honderden en duizenden andere bergpieken van wiens hellingen talloze grote en kleine rivieren naar beneden stromen.

Ook zijn er in dit land Bhārata vele rivieren en bergen als de Malaya, Mangala-prastha, Maināka, Trikūtha, Rishabha, Kūthaka, Kollaka, Sahya, Devagiri, Rishyamūka, S'rī-s'aila, Venkatha, Mahendra, Vāridhāra, Vindhya, S'uktimān, Rikshagiri, Pāriyātra, Drona, Citrakūtha, Govardhana, Raivataka, Kakubha, Nīla, Gokāmukha, Indrakīla en Kāmagiri, zowel als honderden en duizenden andere bergpieken; en de grote en kleine rivieren die hun ontstaan vinden op hun hellingen zijn niet te tellen. (Vedabase)

 

Tekst 17-18

De bewoners van Bhārata-varsha vinden zuivering van geest door deze wateren te beroeren [of in ze te baden] dan wel door slechts hun naam te herhalen. De grote rivieren zijn de Candravasā, Tāmraparnī, Avathodā, Kritamālā, Vaihāyasī, Kāverī, Venī, Payasvinī, S'arkarāvartā, Tungabhadrā, Krishnāvenyā, Bhīmarathī, Godāvarī, Nirvindhyā, Payoshnī, Tāpī, Revā, Surasā, Narmadā, Carmanvatī, Sindhu [de huidige Indus], de twee hoofdrivieren de Andha en de Sona, de Mahānadī, Vedasmriti, Rishikulyā, Trisāmā, Kaus'ikī, Mandākinī, Yamunā, Sarasvatī, Drishadvatī, Gomatī, Sarayū, Rodhasvatī, Saptavatī, Sushomā, S'atadrū, Candrabhāgā, Marudvridhā, Vitastā, Asiknī en de Vis'vā.

Door al deze wateren van Bhārata vinden de bewoners zuivering van geest, door alleen al hun naam alsook door ze te beroeren. De grote rivieren zijn de Candravasā , Tāmraparnī, Avathodā, Kritamālā, Vaihāyasī, Kāverī, Venī, Payasvinī, S'arkarāvartā, Tungabhadrā, Krishnāvenyā, Bhīmarathī, Godāvarī, Nirvindhyā, Payoshnī, Tāpī, Revā, Surasā, Narmadā, Carmanvatī, Sindhu [de huidige Indus], de twee hoofdrivieren de Andha en de Sona, de Mahānadī, Vedasmriti, Rishikulyā, Trisāmā, Kaus'ikī, Mandākinī, Yamunā, Sarasvatī, Drishadvatī, Gomatī, Sarayū, Rodhasvatī, Saptavatī, Sushomā, S'atadrū, Candrabhāgā, Marudvridhā, Vitastā, Asiknī en de Vis'vā. (Vedabase)

 

Tekst 19

In deze landstreek leiden de mensen die er hun geboorte namen uit goedheid, hartstocht [het 'rode'] of onwetendheid, een goddelijk, menselijk of hels bestaan overeenkomstig het karma dat ze opbouwden. Zo zijn er, als gevolg van wat men in het verleden deed, voor iedere ziel vele doelen afgebakend in de zin van verschillende [varnās'rama] maatschappelijke lotsbestemmingen [status-oriėntatiegroepen] die ieder [afzonderlijk] naar het pad van de bevrijding kunnen leiden.

In deze landstreek leiden de mensen, die daar uit de goedheid, het rode [de hartstocht] en uit de duisternis zijn geboren in een klasse die overeenstemt met hun verworven karma, levens die goddelijk zijn, menselijk of hels; en zo ook zijn er, overeenkomstig wat men in het verleden deed, afgegrensd in de zin van kasten, naar het pad van de bevrijding vele doelen met iedere ziel mogelijk. (Vedabase)

 

Tekst 20

Door toegewijde dienst te verrichten voor de Fortuinlijke, de Ziel van alle levende wezens - die vrij is van alle gehechtheid, niet in woorden te vangen is en nergens van afhankelijk is -, door zonder nevenmotieven de Superziel Vāsudeva te dienen en in bhakti-yoga dat te doen wat kenmerkend is voor al die verschillende bestemmingen, kan men, aldus omgaand met de personen [de toegewijden] van de Hoogste Persoonlijkheid van God, breken met de oorzaak van de band van onwetendheid.

In relatie tot de Opperheer, die de ziel van gelijkheid in alle levende wezens is en de onafhankelijke, de Superziel Vāsudeva is van de vrijheid boven het denken en de spraak, kan in dezen een ieder, door middel van de verschillende wegen en doelen van de bhakti-yoga, breken met de oorzaak van het gebonden zijn in onwetendheid. Er wordt immers met deze wegen en doelen daadwerkelijk een nauwe betrekking gevonden tussen de persoon en de Allerhoogste Persoonlijkheid, buiten wie er in werkelijkheid geen andere oorzaak te vinden is.' (Vedabase)


Tekst 21

Dit is wat de halfgoden zingen: 'O, wat voor goede daden hebben deze mensen verricht of welke zegen heeft de Heer Zelf uitgesproken in Zijn tevredenheid over hen, dat ze een geboorte verwierven in het land Bhārata-varsha, een voor het dienen van Heer Mukunda gunstige geboorte die ons ideaal vormt?

Het volgende is wat voorzeker door al de halfgoden wordt gezegd: 'Men zegt dat het vanwege al de vrome daden die deze mensen volbrachten is dat de Heer zelve over hen verheugd is en dat ze de maatschappij van het land Bhārata-varsha verwierven. Het is die Heer Mukunda die in feite onze ambitie is; door Hem verwerven wij de dienstbaarheid. (Vedabase)


Tekst 22

Wat voor nut heeft het je bezig te houden met moeilijke rituelen, verzakingen, geloften, liefdadigheid of het bereiken van het koninkrijk van de hemel als je, door een onbeteugelde zinnelijkheid, de herinnering aan de lotusvoeten van Heer Nārāyana kwijt bent geraakt?

Wat loont al die moeite van je bezighouden met rituelen, verzakingen, geloften en liefdadigheden volbracht, of een hemels koninkrijk; het is allemaal van nul en generlei belang als men zich daarbij, als gevolg van zinnelijke onmatigheid, niet de lotusvoeten van Heer Nārāyana herinnert. (Vedabase)

 

Tekst 23

Van grotere waarde dan het bereiken van een positie in het leven die eindeloos voortduurt en leidt tot herhaalde geboorten, is het geboren te worden in het land Bhārata voor een leven van slechts honderd jaar. Dat is zo omdat zij die, als een sterveling voor zo'n korte tijd bezig zijnde, hun geest aandachtig weten te fixeren [op Zijn voeten] in volledige onthechting, [zo werkelijk het leven op zijn waarde weten te schatten en dan] het hemelverblijf van de Heer bereiken waar geen angst bestaat [Vaikunthha].

Van grotere waarde dan het bereiken van een positie van een leven dat eindeloos duurt en vatbaar is voor herhaling [zoals van Brahmā], is het geboren te zijn in het land Bhārata voor slechts honderd jaren, daar, in een dergelijk kort leven als een sterfelijk mens, het werk gedaan wordt door degenen die daadwerkelijk het leven zelf op zijn waarde weten te schatten; in volledige onthechting, verwerven zij, bevrijd van angst, de Heer Zijn verblijf. (Vedabase)


Tekst 24

Die plaatsen - zelfs die waar de goden zich ophouden - waar men niet de zoete stroom van de gesprekken over Vaikunthha aantreft, noch de toegewijden aanwezig zijn die, altijd bezig in Zijn dienst, bij Hem hun beschutting vinden, noch de uitvoering plaatsvindt van die offerplechtigheden voor de Heer die ware festiviteiten zijn, zijn plaatsen die men niet regelmatig moet bezoeken.

Daar waar de zoete stroom van de gesprekken over Vaikunthha niet wordt aangetroffen, noch de toegewijden worden gevonden die, altijd bezig in Zijn dienst, bij Hem hun beschutting vinden, noch de uitvoering plaatsvindt van die offerplechtigheden voor de Heer die ware festiviteiten zijn, dan is, hoewel het een plaats kon zijn bewoond door hemellieden, dat zeker niet een plaats om regelmatig te bezoeken. (Vedabase)

  

Tekst 25

Die zielen die, met het hier verworven hebben van een menselijke geboorte, geheel in kennis verkeren, in staat zijn tot handelen en de beschikking hebben over alle hulpmiddelen, maar zich ondanks deze verworvenheden niet inzetten voor de verheffing van het niet weer opnieuw geboren worden, belanden net als vogels [die bevrijd van de mens niet goed oppassen] weer in gevangenschap.

Als zij die hier een menselijke geboorte verwierven, en alsook zij onder de [elders] levenden die volledig zijn toegerust met alles van de kennis en het handelen, zich ondanks deze verworvenheden niet inzetten voor de positie van het eeuwige, treden dergelijke personen, net als vogels die waren weggetrokken, de gebondenheid weer tegemoet. (Vedabase)

Tekst 26

Door hun geloof zijn ze [de bewoners van India] verdeeld in de uitvoering van de rituelen. [Maar] Met de offergaven die ze opdragen aan de godheid van hun voorkeur en het reciteren van de mantra's volgens de geijkte methode, aanvaardt de Ene God die met verschillende namen wordt aangesproken, Hij, de verlener van alle gunsten in eigen persoon, volkomen in Zichzelf, dat allergelukkigst [zie ook B.G. 7: 19-25].

Met hun geloof zijn ze in de uitvoering van de rituelen verdeeld; met de offerandes gebracht aan de heersende godheid en met het reciteren van de mantra's volgens de geijkte methode, wordt de Ene God afzonderlijk met verschillende namen aangeroepen. Hij, volkomen in Zichzelf, aanvaardt dat allergelukkigst daar Hij de verlener van alle gunsten is in eigen persoon. (Vedabase)

 

Tekst 27

Hoewel Hij zeker vergunt waar de mens voor bidt, verleent Hij geen gunsten waar men telkens weer opnieuw om moet vragen [B.G. 7: 3]. Hij schenkt uit Zichzelf, ongevraagd, aan hen die Hem zijn toegewijd, de lotusbloem van Zijn voeten die een einde maken aan alle verlangens.

Hoewel Hij naar waarheid precies dat vergunt waarvoor de mens tot Hem bad, is Hij niet de verlener van gunsten waar men telkens weer opnieuw om vraagt; Hij schenkt persoonlijk, zelfs ongevraagd, aan hen die bezig zijn in Zijn dienst al het gewenste dat zonder ophouden ontspruit aan Zijn lotusvoeten.(Vedabase)

 

Tekst 28

Als er alhier [na ons verblijf in de hemel] nog enige verdienste rest van ons volmaakte offeren, ons perfecte formuleren en ons goede handelen, zegen ons dan met een geboorte in Ajanābhavarsha [de aarde onder de heerschappij van Bharata, zie 5.7: 3], de plaats waar wij Hem in gedachten kunnen houden, de Heer die het geluk van Zijn toegewijden bevordert.'

Als er van ons hier enige verdienste rest van ons volmaakte offeren, grondige bestuderen en goede handelen, laat dat dan leiden tot een geboorte in het land van Bhārata dat ons inspireert de Heer in gedachten te houden heersend over die plaats waar, vanuit de toegewijden, alle geluk zich uitbreidt.' (Vedabase)

 

Tekst 29-30

S'rī S'uka vervolgde: 'Wat betreft het continent dat bekend staat als Jambūdvīpa, o Koning [het Euraziatische continent, zie 5.1: 32], is er ook nog, zoals sommige geleerde wijzen dat beweren, sprake van acht kleinere dvīpa's [subsecties of provincies] die zich vormden door het omwoelen van de aarde door de zoons van Mahārāja Sagara [het Indiase deel ofwel Bhārata-varsha], toen ze probeerden hun verloren gegane offerpaard weer terug te vinden [zie 9.8]. Ze dragen de volgende namen: Svarnaprastha, Candras'ukla, Āvartana, Ramanaka, Mandara-harina, Pāńcajanya, Simhala en Lankā.

 S'rī S'uka vervolgde: 'Wat betreft het continent dat bekend staat als Jambūdvīpa [het euraziatische continent, zie 5.1: 32], o Koning, is er ook, zoals sommige geleerden die op de hoogte zijn dat beweren, sprake van een onderverdeling in acht deelgebieden ['eilanden' in de zin van provincies] van het land welke zich vormde door het rondwroeten van de zoons van Mahārāja Sagara [het indiase deel ofwel Bhārata-varsha], die probeerden het verloren gegane offerpaard weer terug te vinden [zie 9.8]. Ze dragen de volgende namen: Svarnaprastha, Candras'ukla, Āvartana, Ramanaka, Mandara-harina, Pāńcajanya, Simhala en Lankā. (Vedabase)

 

Tekst 31

Aldus heb ik u uitgelegd wat de verdelingen van het land Jambūdvīpa zijn, o beste van de nakomelingen van Bharata, precies zoals ze aan mij werden uitgelegd.'

Aldus heb ik u uitgelegd wat de verdelingen van het land Jambūdvīpa zijn, o beste van de nakomelingen van Bharata, zoals over hen aan mij uitleg werd verschaft. (Vedabase)

*:  Millennium verwijst hier niet naar een periode van duizend jaar maar van duizend mahāyuga's van 4320 miljoen jaar elk, een periode ook wel een kalpa genaamd die staat voor de duur van een dag uit het leven van Brahmā dat zelf weer honderd jaar duurt. 
 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Collage door Anand Aadhar van een vintage schilderij van een biddende Hanumān.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties