regelbalk



 

Canto 6

S'rī S'rī S'ikshāshthaka

 

 

Hoofdstuk 8: De Wapening met Mantra's die Indra Beschermde

(1-2) De koning [Parīkchit] zei: 'Welke bescherming genoot de koning met de duizend ogen [Indra] toen hij, de strijdkrachten van de vijand en hun rijdieren tegenspel biedend, de drie werelden veroverde en genoot van de weelde, o wijze? Leg me alstublieft uit op welke manier de wapening van Heer Nārāyana's genade hem beschermde toen hij in de strijd hen versloeg die hem wilden doden.'

(3)
De zoon van Vyāsadeva zei: 'Luister aandachtig naar wat de zoon van Tvashthā, verkozen als priester, desgevraagd de grote Indra mededeelde als zijnde de bescherming die men Nārāyana[-kavaca] noemt. (4-6) S'rī Vis'varūpa zei: 'Men doet een kuras aan als angst je bekruipt. [Ter wille van Hem zich wapenend] moet men eerst zijn handen en voeten wassen en dan na het uitspreken van de voorgeschreven mantra [ācamana doend, drie keer] water nippen. Neerzittend met het gezicht naar het noorden gewend moet men vervolgens zich ritueel zuiveren [in pavitra 'kus'agras beroerend'] door zich mentaal voor te bereiden in stilte. Aldus gewijd aan de heerlijkheid van Nārāyana innerlijk rein geworden moet men de verdediging opnemen waarin, beginnend met het uitspreken van 'om',  men Nārāyana zijn eerbetuigingen brengt door twee mantra's toe te kennen aan het lichaam [in nyāsa], te weten [de acht lettergrepen van de mantra] 'om namo nārāyanāya' aan ieder van de acht delen van het lichaam waarbij men [achtereenvolgens] de eigen onderbenen, de knieėn, de dijen, de buik, het hart, de borst, de mond en [de kruin van] het hoofd aanraakt, dan wel dit zelfs in omgekeerde volgorde doet [beginnend met ya, dit noemt men respectievelijk utpatti-nyāsa en samhāra-nyāsa *]. (7) Vervolgens moet men de [twaalf] lettergrepen van de mantra beginnende met 'om' en eindigend met 'ya' [om namo bhagavate vāsudevāya] toekennen aan de vingers, beginnende met de [top van de] wijsvinger en eindigend met de vier gewrichten van de twee duimen. (8-10) [Dan de mantra 'om vishnave namah' opzeggend, Alle eer aan Heer Vishnu,] moet men het hart 'om' toekennen, 'vi' hoort vervolgens bij de bovenkant van het hoofd, 'sha' komt tussen de wenkbrauwen, 'na' op de s'ikhā [het toefje haar op het achterhoofd bij Vaishnavamonniken], 've' komt tussen de ogen, de lettergreep 'na' moet worden gereserveerd voor al de gewrichten van het lichaam en 'mah' moet worden gezien als een wapen in de vorm van een mantra zodat men een intelligente [vertegenwoordiger ervan wordt]. Door [tenslotte] de mantra beginnend met een visarga [een geaspireerde 'ha'] en eindigend op 'phath' in alle richtingen uit te spreken ['mah astrāya phath' ofwel: 'aldus roep ik mijn wapen op'], moet men in ieder opzicht gefixeerd zijn op de achting voor Heer Vishnu. (11) Men moet het volgende gebed reciteren dat staat voor het te mediteren Allerhoogste Zelf dat [in de gedaante van Bhagavān] is uitgerust met de zes volheden van het leren [ofwel de kennis], de macht en de verzaking [alsook de rijkdom, de schoonheid en de roem]:

(12)
Kesava narada talks to Vyasa Kesava 'Ik bidt dat de Heer van de acht kwaliteiten, [zie 3.15: 45] Hij wiens voeten rusten op de rug van Garuda en die de schelphoorn, de werpschijf, het schild, het zwaard, de knots, de pijlen, de  boog en de touwen in zijn acht handen houdt, mij aan alle kanten zal beschermen. (13) Moge Matsya [de vis-incarnatie van Heer Vishnu] me in het water beschermen tegen de roofdieren die de strop van Varuna vertegenwoordigen. Moge Hij als de dwergincarnatie Vāmana die de drie grote stappen nam [Trivikrama, Heer Vishnu als de veroveraar van de drie werelden] me op het land beschermen en moge Hij als Vis'varūpa [Hem in de gedaante van het universum] me in de hemel [de ether] beschermen. (14) Moge de Allerhoogste Meester Heer Nrisimhadeva, wiens beangstigende lach weerklinkend in alle richtingen de ondergang inhield van de vijand van de leider van de demonen [Hiranyakas'ipu] en de miskraam van zijn baby's, me beschermen in mijn gezwoeg in de wildernis en aan het front in de strijd. (15) Mogen we op straat beschermd worden door Hem die men respecteert met de rituelen, Heer Varāha die de planeet aarde met Zijn slagtanden ophief. Mogen we op de toppen van de bergen beschermd worden door Heer [Paras'u-]Rāma en mogen we in den vreemde de bescherming genieten van [Heer Rāmacandra,] de oudere broer van Bharata en Zijn broeder Lakshmana. (16) Moge Heer Nārāyana me behoeden voor religieus fanatisme en me weerhouden van handelen in waanzin, moge Nara me behoeden voor arrogantie, moge Dattātreya, de meester van de yoga[-integriteit], me ervan weerhouden af te dwalen van het pad van de yoga en moge Kapila, de Heer van alle kwaliteiten, mij behoeden voor gehechtheid aan de resultaten van mijn handelen. (17) Moge Sanat-kumāra [de volmaakte celibatair] me beschermen tegen Cupido [de lust], moge Hayagrīva [de paard-incarnatie] me van het pad weerhouden van het niet respecteren van de goddelijkheid, moge de beste onder de wijzen, de devarshi Nārada, me behoeden voor overtredingen tijdens de eredienst en moge de Heer in de gedaante van Kūrma [de schildpad-incarnatie] me uit de eeuwigdurende hel houden. (18) Moge Bhagavān Dhanvantari [de arts-avatāra] me beschermen tegen zaken die schadelijk zijn voor de gezondheid, moge Rishabhadeva, die de geest en het zelf volledig onder controle heeft [zie 5.4: 6], me ver van de dualiteit en de angst houden, moge Yajńa [Vishnu als de Heer van de offers] me behoeden voor schande en een benarde sociale positie en moge Heer Balarāma in de gedaante van Ananta S'esha [de Heer van het ego, zie 5.25] me weghouden bij de nijdige serpenten. (19) Moge Bhagavān Dvaipāyana [Vyāsadeva] me behoeden voor onwetendheid en moge Heer Boeddha me beschermen tegen ketterse benden en waanzin [door nalatigheid]. Moge Kalki, de Heer die in dit meest duistere tijdperk van de twist incarneert als de allergrootste in het verdedigen van het dharma [als de channa- of bedekte avatāra van deze tijd ook], me beschermen tegen de onzuiverheden van de tijd waarin we leven [met name bedwelming, promiscuļteit, gokken en vlees eten; zie ook 1.17: 24]. (20) Moge Kes'ava met Zijn knots me in de ochtenduren na zonsopkomst beschermen, moge Govinda met de fluit in Zijn handen me vroeg in de ochtend beschermen, moge Nārāyana, de Heer van alle vermogens, me laat in de ochtend beschermen en moge Vishnu, de Heer met de schijf in Zijn hand, me tussen de middag beschermen [zie tevens 5.21: 10]. (21) Moge Heer Madhusūdana met de ontzagwekkende boog S'ārnga me in de voormiddag beschermen. Moge Mādhava, de Heer van Brahmā, Vishnu en S'iva, me in de namiddag beschermen en moge Heer Hrishīkes'a me bij het vallen van de nacht beschermen. Moge Heer Padmanābha [de Heer uit wiens navel het universum ontsproot] de hele avond vroeg en laat de ene beschermer zijn. (22) Moge de Heer met het S'rīvatsa-teken mij in de uren na middernacht beschermen, moge Janārdana, de Heer met het zwaard in Zijn hand, mij laat in de nacht beschermen en moge Heer Dāmodara [zie ook Dāmodarāshthaka] me beschermen in de uren voor het ochtendgloren [met daarin de brāhmamuhūrta, zie **]. Moge de Heerser over het Universum, de Allerhoogste Heer in de gedaante van de tijd, mij [als de kāla-mūrti, ook wel de klok] beschermen. (23) Laat alstublieft de scherpgerande [Sudars'ana] schijf [Zijn orde van de tijd, het cyclische van de natuurlijke tijd] die, door de Heer ingezet, zich in alle richtingen vernietigend beweegt gelijk het vuur aan het einde der tijden, de vijandelijke troepen in de as leggen, net zoals droog gras door een laaiend vuur samen met zijn vriend de wind in een oogwenk in de as wordt gelegd. (24) Moge u [Kaumodakī], o knots, de onoverwinnelijke Heer zo dierbaar, wiens slag vol van vuur vonkt als de bliksem, aan gruzelementen slaan en in stukken meppen, vernietigen en verpulveren, mijn vijanden de ondeugden [Kushmānda's], de tovenaars [Vaināyaka's], de boze geesten [Yaksha's], de demonen [Rākshasa's], de spoken [Bhūta's] en de gekmakers [Graha's]. (25) O schelphoorn [o Pāńcajanya], moge uw schrikwekkende geluid de harten doen sidderen van de vijandige beulen [Pramatha's], de levende doden [Preta's], de feeksen [Mātā's], de gekken [Pis'āca's] en de ketters [Vipra-graha's] met hun kwade blikken. (26) O scherpste van alle zwaarden [o Nandaka], moge u in de hand van de Heer de vijandige soldaten aan mootjes, in stukken hakken. O schild opgesierd met een honderdtal stralende manen, verblindt de ogen van kwaadwilligen die zo vol van woede zijn en pluk ze hun zondige ogen uit. (27-28) Moge door de glorie van Uw naam, gedaante en attributen al de [kwalijke invloed van de ongunstige] planeten, vallende sterren, zondaars, slangen, schorpioenen, roofdieren en andere levende wezens en angstaanjagende gifmengers van onze geesten en lichamen die ons welzijn in de weg staan, geheel vernietigd worden. (29) Moge de majesteit van Garuda die men prijst in lofzangen, hij die de Vedische verzen belichaamt, moge die meester ons met [zijn naam en] al de namen van Vishvaksena [de Heer wiens vermogens men in het gehele universum aantreft] beschermen tegen een eindeloos lijden. (30) Mogen Zijn heilige namen, gedaanten, strategieėn ['voertuigen'] en attributen die Hem sieren als Zijn metgezellen, onze intelligentie, geest en levensadem ervoor behoeden door angst bevangen te raken.

(31)
We bidden ervoor dat aan alles wat onze levens [en toewijding] verstoort een eind zal komen als een logisch gevolg van het feit dat U het alleen bent, de Heer [van de tijd], die de uiteindelijke werkelijkheid bepaalt van wat er wel en wat er niet is [zoals geluk en ongeluk komt en gaat, zie B.G. 2: 14]. (32-33) Zij die uit zijn op een afwezigheid van verschillen, denken aan de eenheid van de Ziel [in de materiėle verscheidenheid]. Met die gedachtegang, begrijpt men Hem naar waarheid als de [Ene bovenzinnelijke,] alwetende Allerhoogste Heer [die de illusie verslaat] met behulp van Zijn zich uitbreidende spirituele energie in de vorm van Zijn versieringen, wapens, kenmerken en de weelde van Zijn vele vermogens en verschillende namen. Moge Hij, de alles doordringende Ene, met al Zijn gedaanten ons altijd en overal beschermen. (34) Moge de Allerhoogste Heer in alle uithoeken, in alle windrichtingen, boven en onder, van alle kanten, vanbinnen en vanbuiten, in de gedaante van Nrisimhadeva met Zijn machtige gebrul [of lied, zie de Nrisimha Pranāma] de wereldse angsten vernietigen. Moge Hij met Zijn uitstraling alle andere invloeden overschaduwen.'

(35)
[S'rī Vis'varūpa vervolgde:] 'O Koning Indra, als u met de bescherming van deze, door mij beschreven, [mystieke] wapening van respect bent voor Heer Nārāyana, zal u zeer gemakkelijk de aanvoerders van de demonische horden verslaan. (36) Degene die dit [gebed] in gedachten houdt zal, ongeacht wie [of wat] hij onder ogen kreeg of tegenop liep, direct bevrijdt raken van al zijn angst en vrees. (37) Hij die dit mystieke gebed aanwendt heeft niets te vrezen, niet van de regering, niet van schurken, niet van gekmakers en dergelijken, noch van welke ziekte wanneer dan ook. (38) Dit [Nārāyana-kavaca] gebed werd in het verleden aangewend door een man genaamd Kaus'ika, een brahmaan die, gefixeerd in de yoga, zijn lichaam opgaf in de woestijn. (39) Zijn stoffelijke resten werden door Citraratha, de koning van de Ghandarva's, van bovenaf in zijn hemelse voertuig opgemerkt toen hij op een dag, omringd door talrijke schoonheden, zich in de richting had begeven waar de tweemaal geborene was gestorven. (40) Hij tuimelde met zijn vliegende wagen, zijn vimāna, opeens onstuitbaar uit de hemel naar beneden. Zich daarover verbazend kreeg hij van de Vālikhilya's [de wijzen van de zonnegod] die hij toen raadpleegde het advies om de beenderen [van de brahmaan] te verzamelen, ze in de oostwaarts stromende Sarasvatī te werpen en na een bad in die rivier weer naar huis terug te keren.'

(41)
S'rī S'uka zei: 'Een ieder die op het juiste moment hierover [over dit gebed] verneemt en zich er zorgvuldig op concentreert, verwerft de achting van alle levende wezens en zal verlost worden van alle angst. (42) Indra, hij die honderd offers had gebracht [zie 4:9: 1], behaalde dankzij dit gebed ontvangen van Vis'varūpa, in de strijd de overwinning op de Asura's en genoot de rijkdom van de drie werelden [zie ook B.G. 4: 34].'

 

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 29 september, 2018.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-2

De koning [Parīkchit] zei: 'Welke bescherming genoot de koning met de duizend ogen [Indra] toen hij, de strijdkrachten van de vijand en hun rijdieren tegenspel biedend, de drie werelden veroverde en genoot van de weelde, o wijze? Leg me alstublieft uit op welke manier de wapening van Heer Nārāyana's genade hem beschermde toen hij in de strijd hen versloeg die hem wilden doden.'
De koning zei: 'Welke bescherming genoot de koning met de duizend ogen [Indra] toen hij de strijdkrachten van de vijand en hun rijdieren tegenspel bood; de drie werelden veroverend genoot hij de weelde, o wijze - leg me alstublieft uit op welke manier de afweer van Heer Nārāyana's genade hem beschermde met het in de strijd verslaan van hen die hem wilden doden.' (Vedabase)

 

Tekst 3

De zoon van Vyāsadeva zei: 'Luister aandachtig naar wat de zoon van Tvashthā, verkozen als priester, desgevraagd de grote Indra mededeelde als zijnde de bescherming die men Nārāyana[-kavaca] noemt.

De zoon van Vyāsadeva zei: 'Luister nu aandachtig naar dat wat de zoon van Tvāsta, gekozen als priester, desgevraagd de grote Indra mededeelde als zijnde de beschermende afweer in mantra's van Nārāyana. (Vedabase)

 

Tekst 4-6

S'rī Vis'varūpa zei: 'Men doet een kuras aan als angst je bekruipt. [Ter wille van Hem zich wapenend] moet men eerst zijn handen en voeten wassen en dan na het uitspreken van de voorgeschreven mantra [ācamana doend, drie keer] water nippen. Neerzittend met het gezicht naar het noorden gewend moet men vervolgens zich ritueel zuiveren [in pavitra 'kus'agras beroerend'] door zich mentaal voor te bereiden in stilte. Aldus gewijd aan de heerlijkheid van Nārāyana innerlijk rein geworden moet men de verdediging opnemen waarin, beginnend met het uitspreken van 'om',  men Nārāyana zijn eerbetuigingen brengt door twee mantra's toe te kennen aan het lichaam [in nyāsa], te weten [de acht lettergrepen van de mantra] 'om namo nārāyanāya' aan ieder van de acht delen van het lichaam waarbij men [achtereenvolgens] de eigen onderbenen, de knieėn, de dijen, de buik, het hart, de borst, de mond en [de kruin van] het hoofd aanraakt, dan wel dit zelfs in omgekeerde volgorde doet [beginnend met ya, dit noemt men respectievelijk utpatti-nyāsa en samhāra-nyāsa *].

Vis'varūpa zei: 'Nadat men zijn handen en voeten heeft gewassen, behoort men met de nodige mantra's van het water nippend [ācamana], neerzittend met het juiste respect ['met Kusa'] met het gezicht naar het noorden gewend, zich mentaal in te stellen mantra's toekennend [zoals 'om namo bhagavate vāsudevāya' en 'om namo nārāyanāya'] aan de verschillende delen van het lichaam. In stilte gezuiverd en gewijd aan de heerlijkheid van Nārāyana behoort men, in geval van een opkomende angst, de verdediging op te nemen [genaamd nārāyana-kavaca] van het brengen van eerbetuigingen aan Nārāyana met het de één na de ander beroeren van de eigen onderbenen, de knieėn, de dijen, de buik, het hart, de borst, de mond en het hoofd beginnende met 'om', of zelfs dit nog een keer te doen in omgekeerde volgorde [dit noemt men utpatti-nyāsa en samhāra-nyāsa]. (*) (Vedabase)


Tekst 7

Vervolgens moet men de [twaalf] lettergrepen van de mantra beginnende met 'om' en eindigend met 'ya' [om namo bhagavate vāsudevāya] toekennen aan de vingers, beginnende met de [top van de] wijsvinger en eindigend met de vier gewrichten van de twee duimen.

Vervolgens behoort men de [12] lettergrepen van de mantra beginnende met 'om' en eindigend met 'ya' [: om na-mo bha-ga-va-te va-su-de-va-ya] aan de vingers toe te wijzen, beginnende met de wijsvinger en eindigend met de vier gewrichten van de duimen. (Vedabase)


Tekst 8-10

[Dan de mantra 'om vishnave namah' opzeggend, Alle eer aan Heer Vishnu,] moet men het hart 'om' toekennen, 'vi' hoort vervolgens bij de bovenkant van het hoofd, 'sha' komt tussen de wenkbrauwen, 'na' op de s'ikhā [het toefje haar op het achterhoofd bij Vaishnavamonniken], 've' komt tussen de ogen, de lettergreep 'na' moet worden gereserveerd voor al de gewrichten van het lichaam en 'mah' moet worden gezien als een wapen in de vorm van een mantra zodat men een intelligente [vertegenwoordiger ervan wordt]. Door [tenslotte] de mantra beginnend met een visarga [een geaspireerde 'ha'] en eindigend op 'phath' in alle richtingen uit te spreken ['mah astrāya phath' ofwel: 'aldus roep ik mijn wapen op'], moet men in ieder opzicht gefixeerd zijn op de achting voor Heer Vishnu.

Het hart moet men 'om' toekennen, 'vi' hoort vervolgens bij de bovenkant van het hoofd, 'sha' komt tussen de wenkbrauwen, 'na' op de s'ikhā [het toefje haar op het achterhoofd bij vaishnava-monniken], 've' komt tussen de ogen, de lettergreep 'na' moet worden gereserveerd voor al de gewrichten van het lichaam, en 'ma' moet worden gezien als een wapen in de vorm van een mantra. Aldus behoort een intelligent persoon, de mantra beginnend met 'visarga' en eindigend op 'phat' in alle richtingen uit te spreken ['visarga mah astrāya phath' ofwel: 'met dit wapen bevrijd ik mezelf van de wereld'], zich zo op 'Om Vishnave Namah' concentrerend ['Alle eer aan Heer Vishnu']. (Vedabase)


Tekst 11

Men moet het volgende gebed reciteren dat staat voor het te mediteren Allerhoogste Zelf dat [in de gedaante van Bhagavān] is uitgerust met de zes volheden van het leren [ofwel de kennis], de macht en de verzaking [alsook de rijkdom, de schoonheid en de roem]:

Men moet de volgende mantra's reciteren die het Allerhoogste Zelf verpersoonlijken zo waardig om op te mediteren dat toegerust is met de zes volheden van het leren, de macht en de verzaking [als ook de rijkdom, de schoonheid en de roem]: (Vedabase)

   

Tekst 12

'Ik bidt dat de Heer van de acht kwaliteiten, [zie 3.15: 45] Hij wiens voeten rusten op de rug van Garuda en die de schelphoorn, de werpschijf, het schild, het zwaard, de knots, de pijlen, de  boog en de touwen in zijn acht handen houdt, mij aan alle kanten zal beschermen.

'Ik bidt dat de Heer, Hij van de acht perfecties [zie 3-15-45] wiens voeten rusten op de rug van Garuda met het omhooghouden van de schelphoorn, de werpschijf, het schild, het zwaard, de knots, de pijlen en de boog, en de touwen in zijn acht armen, me Zijn bescherming zal vergunnen. (Vedabase)

 

Tekst 13

Moge Matsya [de vis-incarnatie van Heer Vishnu] me in het water beschermen tegen de roofdieren die de strop van Varuna vertegenwoordigen. Moge Hij als de dwergincarnatie Vāmana die de drie grote stappen nam [Trivikrama, Heer Vishnu als de veroveraar van de drie werelden] me op het land beschermen en moge Hij als Vis'varūpa [Hem in de gedaante van het universum] me in de hemel [de ether] beschermen.

Moge Matsya [de vis-incarnatie van Heer Vishnu] me in het water beschermen tegen de roofdieren van Varuna, moge Hij me op het land beschermen met de touwen van Vāmana, de dwerg-incarnatie van Trivikrama [Heer Vishnu als de veroveraar der drie werelden] en moge Hij me in de lucht beschermen als Vis'varūpa [Hem in de gedaante van het universum]. (Vedabase)

 

Tekst 14

Moge de Allerhoogste Meester Heer Nrisimhadeva, wiens beangstigende lach weerklinkend in alle richtingen de ondergang inhield van de vijand van de leider van de demonen [Hiranyakas'ipu] en de miskraam van zijn baby's, me beschermen in mijn gezwoeg in de wildernis en aan het front in de strijd.

Moge de Allerhoogste Meester me beschermen in mijn gezwoeg in de wildernis en aan het front in de strijd; moge Heer Nrsimhadev, door wiens beangstigende lach, weerklinkend in alle richtingen, de vijand van de leider der demonen en zijn nageslacht in wording ten val komt, me bevrijden. (Vedabase)

 

Tekst 15

Mogen we op straat [tegen boeven] beschermd worden door Hem die men respecteert met de rituelen, Heer Varāha die de planeet aarde met Zijn slagtanden ophief. Mogen we op de toppen van de bergen beschermd worden door Heer [Paras'u-]Rāma en mogen we in den vreemde de bescherming genieten van [Heer Rāmacandra,] de oudere broer van Bharata en Zijn broeder Lakshmana.

Moge er op straat de bescherming zijn van de Ene Heerlijkheid gerespecteerd in de rituelen, Heer Varāha, die met Zijn eigen slagtanden de planeet aarde ophief; moge er voor ons op de toppen der bergen de bescherming zijn van Heer [Parasu-]Rāma en in den vreemde er de bescherming zijn van de oudere broer [Heer Rāmacandra] van Bharata, en Zijn broeder Lakshmana. (Vedabase)

  

Tekst 16

Moge Heer Nārāyana me behoeden voor religieus fanatisme en me weerhouden van handelen in waanzin, moge Nara me behoeden voor arrogantie, moge Dattātreya, de meester van de yoga[-integriteit], me ervan weerhouden af te dwalen van het pad van de yoga en moge Kapila, de Heer van alle kwaliteiten, mij behoeden voor gehechtheid aan de resultaten van mijn handelen.

Moge Heer Nārāyana me behoeden voor religieus fanatisme en me weerhouden van handelen in waanzin; moge Nara me van de arrogantie weerhouden, moge Dattātreya me verre houden van vereniging in ontrouw [non-yoga] en moge de meester van alle Yoga, de beheerser van alle kwaliteiten, Heer Kapila mijn garantie zijn tegen de gebondenheid van het karma. (Vedabase)

 

Tekst 17

Moge Sanat-kumāra [de volmaakte celibatair] me beschermen tegen Cupido [de lust], moge Hayagrīva [de paard-incarnatie] me van het pad weerhouden van het niet respecteren van de goddelijkheid, moge de beste onder de wijzen, de devarshi Nārada, me behoeden voor overtredingen tijdens de eredienst en moge de Heer in de gedaante van Kūrma [de schildpad-incarnatie] me uit de eeuwigdurende hel houden.

Moge Sanat-Kumāra [de volmaakte celibatair] me uit de handen van Cupido houden, moge Hayagrīva [de paard-incarnatie] me op het pad houden weg van het niet respecteren van de goddelijkheid, moge de beste der wijzen Devarshi Nārada me behoeden voor overtredingen in het eerbetoon en moge de Heer als Kūrma [de schildpad-incarnatie] me uit de nimmer eindigende hel houden. (Vedabase)

 

Tekst 18

Moge Bhagavān Dhanvantari [de arts-avatāra] me beschermen tegen zaken die schadelijk zijn voor de gezondheid, moge Rishabhadeva, die de geest en het zelf volledig onder controle heeft [zie 5.4: 6], me ver van de dualiteit en de angst houden, moge Yajńa [Vishnu als de Heer van de offers] me behoeden voor schande en een benarde sociale positie en moge Heer Balarāma in de gedaante van Ananta S'esha [de Heer van het ego, zie 5.25] me weghouden bij de nijdige serpenten.

Moge Bhagavān Dhanvantari [de arts--avatāra] me beschermen tegen dingen die de gezondheid schaden, moge Rshabhadeva, de volledige controle over de geest en het zelf [zie 5. 4-6], me buiten de dualiteit en de angst houden, moge Yajńa [Vishnu als de Heer der offers] me behoeden voor schande en een benarde sociale positie, en moge Heer Balarāma in de gedaante van Ananta S'esha [de Heer van het ego, zie 5.25] me weg houden van de nijdige serpenten. (Vedabase)
 
Tekst 19

Moge Bhagavān Dvaipāyana [Vyāsadeva] me behoeden voor onwetendheid en moge Heer Boeddha me beschermen tegen ketterse benden en waanzin [door nalatigheid]. Moge Kalki, de Heer die in dit meest duistere tijdperk van de twist incarneert als de allergrootste in het verdedigen van het dharma [als de channa- of bedekte avatāra van deze tijd ook], me beschermen tegen de onzuiverheden van de tijd waarin we leven [met name bedwelming, promiscuļteit, gokken en vlees eten; zie ook 1.17: 24].

Moge Bhagavān Dvaipāyana [Vyāsadeva] me behoeden voor incompetentie, moge eveneens Heer Boeddha, die leiding geeft aan hen die in de illusie zijn gevangen, me van het wanbegrip weerhouden en moge Kalki, de Heer van dit tijdperk van de twist incarnerend als de allergrootste in het verdedigen van het dharma [als de channa- of bedekte avatāra's], me beschermen tegen de onzuiverheden van de tijd [bedwelming, promiscuļteit, gokken en vlees eten; zie ook 1.17:24]. (Vedabase)

 

Tekst 20

Moge Kes'ava met Zijn knots me in de ochtenduren na zonsopkomst beschermen, moge Govinda met de fluit in Zijn handen me vroeg in de ochtend beschermen, moge Nārāyana, de Heer van alle vermogens, me laat in de ochtend beschermen en moge Vishnu, de Heer met de schijf in Zijn hand, me tussen de middag beschermen [zie tevens 5.21: 10]. 

Moge Kes'ava met Zijn knots me in de ochtend beschermen, moge Govinda met Zijn fluit in handen dat doen in de voormiddag, moge Nārāyana me beschermen in de namiddag en moge voor het vierde dagdeel Heer Vishnu, de heerser met de schijf, de beheerser van alle krachten zijn [zie tevens 5.21.10]. (Vedabase)

 

Tekst 21   

Moge Heer Madhusūdana met de ontzagwekkende boog S'ārnga me in de voormiddag beschermen. Moge Mādhava, de Heer van Brahmā, Vishnu en S'iva, me in de namiddag beschermen en moge Heer Hrishīkes'a me bij het vallen van de nacht beschermen. Moge Heer Padmanābha [de Heer uit wiens navel het universum ontsproot] de hele avond vroeg en laat de ene beschermer zijn. 

Moge Heer Madhusūdana met de ontzagwekkende boog Sārnga me in de vroege avond beschermen. Moge Mādhava, de Heer van Brahmā, Vishnu en S'iva, me laat op de avond beschermen en moge Heer Hrisikes'a me vroeg in de nacht beschermen. Moge rond middernacht Heer Padmanābha [de Heer uit wiens navel het universum ontsproot] mijn enige beschermer zijn. (Vedabase)

 

Tekst 22

Moge de Heer met het S'rīvatsa-teken mij in de uren na middernacht beschermen, moge Janārdana, de Heer met het zwaard in Zijn hand, mij laat in de nacht beschermen en moge Heer Dāmodara [zie ook Dāmodarāshthaka] me beschermen in de uren voor het ochtendgloren [met daarin de brāhmamuhūrta, zie **]. Moge de Heerser over het Universum, de Allerhoogste Heer in de gedaante van de tijd, mij [als de kāla-mūrti, ook wel de klok] beschermen.

Moge de Heer met het S'rīvatsa-teken de Heerser zijn na middernacht, moge Janardhana, de Heer met het zwaard in zijn hand de Heerser zijn gedurende de nacht, moge Heer Dāmodara [zie Dāmodarāstaka] me beschermen bij het ochtendgloren en moge de Heerser over het Universum, de Allerhoogste Heer die de tijd in eigen persoon is over de vroege ochtend heersen [**]. (Vedabase)

 

Tekst 23

Laat alstublieft de scherpgerande schijf [Zijn orde van de tijd, het cyclische van de natuurlijke tijd] die, door de Heer ingezet, zich in alle richtingen vernietigend beweegt gelijk het vuur aan het einde der tijden, de vijandelijke troepen in de as leggen, net zoals droog gras door een laaiend vuur samen met zijn vriend de wind in een oogwenk in de as wordt gelegd.

Laat alstublieft de scherpgerande schijf die door de Heer wordt aangewend [Zijn orde van de tijd, het cyclische van de natuurlijke tijd], die aan het einde der tijden is als het vuur der vernietiging, met het rondbewegen van het geheel der werelden, de vijandelijke troepen in de as leggen precies zoals een laaiend vuur dat tezamen met zijn vriend de wind in een oogwenk zou doen met droog gras. (Vedabase)

 

Tekst 24

Moge u [Kaumodakī], o knots, de onoverwinnelijke Heer zo dierbaar, wiens slag vol van vuur vonkt als de bliksem, aan gruzelementen slaan en in stukken meppen, vernietigen en verpulveren, mijn vijanden de ondeugden [Kushmānda's], de tovenaars [Vaināyaka's], de boze geesten [Yaksha's], de demonen [Rākshasa's], de spoken [Bhūta's] en de gekmakers [Graha's].

Moge U, o knots, de onoverwinnelijke Heer zo dierbaar, wiens aanraking als de bliksem vonkt van vuur, aan gruzelementen slaan en in stukken meppen, vernietigen en verpulveren, mijn vijanden, de ondeugden [Kushmānda's], de illusionisten [Vaināyaka's], de boze geesten [Yaksha's], de demonen [Rākshasa's], de spoken [Bhūta's] en de gifmengers [Graha's]. (Vedabase)

 

Tekst 25

O schelphoorn [o Pāńcajanya], moge uw schrikwekkende geluid de harten doen sidderen van de vijandige beulen [Pramatha's], de levende doden [Preta's], de feeksen [Mātā's], de gekken [Pis'āca's] en de ketters [Vipra-graha's] met hun kwade blikken.

O schelphoorn, moge u met uw schrikwekkende geluid er de oorzaak van zijn dat de harten van de vijandige beulen [Pramatha's], de levende doden [Preta's], de dubbelhartigen [Mātā's], de gekken [Pisāca's] en de ketters [Vipra-graha's] met hun kwade blikken, tot in het diepst moge sidderen. (Vedabase)

 

Tekst 26

O scherpste van alle zwaarden [o Nandaka], moge u in de hand van de Heer de vijandige soldaten aan mootjes, in stukken hakken. O schild opgesierd met een honderdtal stralende manen, verblindt de ogen van kwaadwilligen die zo vol van woede zijn en pluk ze hun zondige ogen uit.

U, o scherpste der zwaarden, moge u in de handen van de Heer de vijandige soldaten aan mootjes, in stukken hakken. O schild opgesierd met een honderd stralende manen, verblindt de ogen van de afgunstigen zo vol van kwaad en pluk hun zondige ogen uit. (Vedabase)

 

Tekst 27-28

Moge door de glorie van Uw naam, gedaante en attributen al de [kwalijke invloed van de ongunstige] planeten, vallende sterren, zondaars, slangen, schorpioenen, roofdieren en andere levende wezens en angstaanjagende gifmengers van onze geesten en lichamen die ons welzijn in de weg staan, geheel vernietigd worden.

Moge bij de glorie van Uw naam, gedaante en attributen al de vijandigheid, al de zonde, al de afgunst, de slangen, de schorpioenen en de roofdieren, de aardse geesten, zowel als de vreeswekkende gifmengers van onze geesten en lichamen welken ons welzijn in de weg stonden, naar hun verdoemenis geholpen worden. (Vedabase)

 

Tekst 29

Moge de majesteit van Garuda die men prijst in lofzangen, hij die de Vedische verzen belichaamt, moge die meester ons met [zijn naam en] al de namen van Vishvaksena [de Heer wiens vermogens men in het gehele universum aantreft] beschermen tegen een eindeloos lijden.

Garuda, de majesteit des Heren verheerlijkt in de verzen, de verpersoonlijking van de Veda; moge die meester ons met al de namen van Vis'vaksena Zelve [de Heer wiens machten door het gehele universum heen worden aangetroffen] beschermen tegen een eindeloos lijden. (Vedabase)


Tekst 30

Mogen Zijn heilige namen, gedaanten, strategieėn ['voertuigen'] en attributen die Hem sieren als Zijn metgezellen, onze intelligentie, geest en levensadem ervoor behoeden door angst bevangen te raken.

Moge de omlijsting van Zijn gevolg, van Zijn heilige naam, gedaante, rijdieren en wapens, onze intelligentie, geest en levens-adem behouden en beschermen tegen alle vormen van gevaar. (Vedabase)

 

Tekst 31

We bidden ervoor dat aan alles wat onze levens [en toewijding] verstoort een eind zal komen als een logisch gevolg van het feit dat U het alleen bent, de Heer [van de tijd], die de uiteindelijke werkelijkheid bepaalt van wat er wel en wat er niet is [zoals geluk en ongeluk komt en gaat, zie B.G. 2: 14].

Zo zeker als het feit dat met de Allerhoogste Heer er geen twijfel bestaat over het uiteindelijke verheven boven het manifeste en niet-manifeste, zijn we er zeker van dat bij deze waarheid al datgene wat ook maar verstorend werkt voor ons zijn einde zal vinden. (Vedabase)


Tekst 32-33

Zij die uit zijn op een afwezigheid van verschillen, denken aan de eenheid van de Ziel [in de materiėle verscheidenheid]. Met die gedachtegang, begrijpt men Hem naar waarheid als de [Ene bovenzinnelijke,] alwetende Allerhoogste Heer [die de illusie verslaat] met behulp van Zijn zich uitbreidende spirituele energie in de vorm van Zijn versieringen, wapens, kenmerken en de weelde van Zijn vele vermogens en verschillende namen. Moge Hij, de alles doordringende Ene, met al Zijn gedaanten ons altijd en overal beschermen.

Met zij die bedacht zijn op een afwezigheid van verschillen wordt de eenheid gekend in contrast met de diversiteit. In navolging daarvan, wordt Hij Zelve door Zijn zich uitbreidende spirituele energie met Zijn opsmuk, wapens, kenmerken en behept zijn met zo vele vermogens en verschillende namen, waarlijk begrepen als de alwetende Allerhoogste Heer die de illusie verslaat; moge Hij, de alles-doordringende Ene, met al Zijn gedaanten, ons altijd en overal beschermen. (Vedabase)


Tekst 34

Moge de Allerhoogste Heer in alle uithoeken, in alle windrichtingen, boven en onder, van alle kanten, vanbinnen en vanbuiten, in de gedaante van Nrisimhadeva met Zijn machtige gebrul [of lied, zie de Nrisimha Pranāma] de wereldse angsten vernietigen. Moge Hij met Zijn uitstraling alle andere invloeden overschaduwen'

Moge de Allerhoogste Heer in alle uithoeken, in alle windrichtingen, er boven en er onder, van alle kanten, van binnen en van buiten, in de gedaante van Nrsimhadev de wereldse angsten vernietigen met zijn machtige gebrul [of lied, zie de Nrsimha Pranāma]; moge Hij met zijn uitstraling alle andere invloeden overschaduwen. (Vedabase)

 

Tekst 35

[S'rī Vis'varūpa vervolgde:] 'O Koning Indra, als u met de bescherming van deze, door mij beschreven, [mystieke] wapening van respect bent voor Heer Nārāyana, zal u zeer gemakkelijk de aanvoerders van de demonische horden verslaan.

O Koning Indra, onder de bescherming van deze door mij beschreven mystieke wapening met betrekking tot Heer Nārāyana, zal u zeer gemakkelijk de aanvoerders der demonische horden verslaan. (Vedabase)

 

Tekst 36

Degene die dit [gebed] in gedachten houdt zal, ongeacht wie [of wat] hij onder ogen kreeg of tegenop liep, direct bevrijdt raken van al zijn angst en vrees.

Welke persoon ook maar die zijn geest hiertoe heeft gezet, of hij het nu onder ogen kreeg, het aan zijn voeten aantrof of er tegenop liep, zal terstond zijn bevrijd van alle angsten. (Vedabase)

Tekst 37

Hij die dit mystieke gebed aanwendt heeft niets te vrezen, niet van de regering, niet van schurken, niet van gekmakers en dergelijken, noch van welke ziekte wanneer dan ook.

Hij die dit mystieke gebed aanwend heeft niets te vrezen, niet van de regering, niet van schurken, niet van de gifmengers en dergelijken noch van ziekten wanneer dan ook. (Vedabase)

 

Tekst 38

Dit [Narāyana-kavaca] gebed werd in het verleden aangewend door een man genaamd Kaus'ika, een brahmaan die, gefixeerd in de yoga, zijn lichaam opgaf in de woestijn. 

Dit gebed werd voorheen aangewend door een man genaamd Kaus'ika, een brahmaan, een yoga-aanhanger die zijn lichaam prijs gaf in de woestijn. (Vedabase)

 

Tekst 39

Zijn stoffelijke resten werden door Citraratha, de koning van de Ghandarva's, van bovenaf in zijn hemelse voertuig opgemerkt toen hij op een dag, omringd door talrijke schoonheden, zich in de richting had begeven waar de tweemaal geborene was gestorven.

Zijn dode lichaam werd van bovenaf in zijn hemelse voertuig opgemerkt door de Koning der Ghandarva's, Citraratha toen hij eens, omringd door talrijke schoonheden, zich in de richting begaf waar de tweemaal geborene was gestorven. (Vedabase)

 

Tekst 40

Hij tuimelde met zijn vliegende wagen, zijn vimāna, opeens onstuitbaar uit de hemel naar beneden. Zich daarover verbazend kreeg hij van de Vālikhilya's [de wijzen van de zonnegod] die hij toen raadpleegde het advies om de beenderen [van de brahmaan] te verzamelen, ze in de oostwaarts stromende Sarasvatī te werpen en na een bad in die rivier weer naar huis terug te keren.'

Opeens kwam hij niet te vermijden, met zijn hoofd naar beneden, uit de hemel gevallen met zijn vliegende wagen. Geslagen door verwondering ontving hij, in ruggespraak met de Vālikhilya's [de wijzen van de zonnegod], instructie om al de beenderen te verzamelen en ze in de oostwaarts stromende Sarasvatī te werpen. Na een bad te hebben genomen in die rivier kon hij toen naar huis terugkeren.' (Vedabase)

 

Tekst 41

S'rī S'uka zei: 'Een ieder die op het juiste moment hierover [over dit gebed] verneemt en zich er zorgvuldig op concentreert, verwerft de achting van alle levende wezens en zal verlost worden van alle angst.

S'rī S'uka zei: 'Een ieder die hiervan kennis mag nemen in moeilijke tijden of een ieder die dit volijverig toepast, Hem de eer bewijzend, wordt bevrijd van al het angstwekkende van welk levend schepsel dan ook. (Vedabase)

 

Tekst 42

Indra, hij die honderd offers had gebracht [zie 4:9: 1], behaalde dankzij dit gebed ontvangen van Vis'varūpa, in de strijd de overwinning op de Asura's en genoot de rijkdom van de drie werelden [zie ook B.G. 4: 34].'

Middels dit gebed ontvangen van Vis'varūpa genoot Indra als het vat der verlichting, de rijkdom van al de drie werelden en behaalde hij in de strijd de overwinning op allen der duisternis [zie ook B.G. 4.43]. (Vedabase)

 

*: Dit is een werkelijke praktijk van Vaishnava monniken die in de tempel leven. Iedere ochtend brengen ze tilaka, heilige klei, op de verschillende delen van hun lichaam aan, Heer Nārāyana aanroepend met verschillende mantra's, aldus de angst bezwerend en het gevaar afwendend van het tegemoet treden van de materiėle wereld met al zijn tegenstanders van de leer. De formele ācamana mantra voorafgaande aan het water nippen is als volgt: 'om apavitrah pavitro vā sarvāvasthām gato 'pi vā // yah smaret pundarīkāksham sa bahyābhyantarah śucih // s'rī-vishnu s'rī-vishnu s'rī-vishnu'.

**: In het algemeen wordt Vedisch iedere dag en nacht verdeeld in zes delen van vijf ghathikā's of 24 minuten ieder. Voor ieder dagdeel van twee uur is er een andere naam van de Heer of activiteit voor God om te respecteren overeenkomstig deze verzen. De perioden betreffen de regelmatige uren (naar de stand van de zon, bezien vanaf de evenaar) na zonsopkomst ongeveer 6-8 (voor het ontbijt), de vroege ochtend 8-10, de late ochtend 10-12, tussen de middag (lunchtijd) 12-2, de voormiddag 2-4, de namiddag 4-6 en de uren van de schemering 6-8 (diner), de vroege avond 8-10, de late avond 10-12, vroeg in de nacht 12-2,  laat in de nacht 2-4 en de uren voor het ochtendgloren 4-6 (met het meditatieuur tussen de vierde en de tweede ghathikā voor zonsopkomst, de brāhmamuhūrta).

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij van Krishna is getiteld 'Raman playing the flute' en is © van D0minique Amendola.
Gebruikt met toestemming. Voor meer van haar spirituele kunst zie
dominiqueamendola.com.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties