Hoofdstuk 7: De Zoon van Drona Gestraft

(55) Sûta
zei:
"Meteen doorhebbend wat de
Heer bedoelde,
scheidde hij met behulp van zijn zwaard
het kruinjuweel tezamen met het
haar
van het hoofd van de brahmaan.

(56) Hij [As'vatthâmâ] die, naast het
verlies van zijn luister
als gevolg van de kindermoord ook aan
kracht
had
ingeboet door het
verlies
van zijn juweel, werd vervolgens, na te zijn losgemaakt,
uit het kampement verdreven.

Hoofdstuk 8: Parîkchit Gered en de Gebeden van Koningin
Kuntî

(24) Na
ons in het
verleden gered te hebben van een grote brand, menseneters, een
laaghartige vergadering, ontberingen door verbanning in het woud en
tegen wapens in veldslagen met grote strijders, heb Jij ons nu
volledig beschermd tegen het wapen van de zoon van Drona.

Hoofdstuk 9: Het Heengaan van Bhîshmadeva in de
Aanwezigheid van Krishna

(24) Moge Hij, het pad van mijn meditaties, de
vierarmige God der
Goden, de Allerhoogste Heer, met Zijn bemoedigende glimlach, Zijn ogen
rood als de ochtendzon en Zijn opgesierde lotusgezicht, mij opwachten
op
het moment dat ik dit materiële lichaam verlaat.' "

Hoofdstuk 10: Het Vertrek van Heer Krishna naar Dvârakâ

(14) De dames
van de familie die uit het paleis kwamen, hadden het er moeilijk mee
een vloed van tranen te beheersen,
bang als ze waren dat om die reden ongunstige dingen zouden gebeuren
met de zoon van Devakî.

Hoofdstuk 11: De Binnenkomst van Heer Krishna in
Dvârakâ

(1) Sûta zei: "Toen Hij de grens van de
welvarende streek Ânarta [het gebied van Dvârakâ,
Zijn hoofdstad] bereikte,
liet Hij Zijn schelphoorn [de Pâñcajanya] klinken,
hetgeen, zo bleek, een einde maakte aan de neerslachtigheid van de
bewoners.

Hoofdstuk 12: De Geboorte van Keizer Parîkchit

(19) De brahmanen
antwoordden: 'O zoon van Prithâ [Kuntî], hij zal net als
koning Ikshvâku, de zoon van Manu, de behoeder zijn van alle
levende wezens, hij zal zich aan zijn
beloften houden en respect tonen voor de brahmanen, zoals Râma,
de
zoon van Das'aratha.
