regelbalk


 

Canto 8

Dâmodarâshthaka

 

 

Hoofdstuk 19: Heer Vâmanadeva Bedingt een Gift van Bali Mahârâja

(1) S'rî S'uka zei: 'Toen Hij aldus de zeer bevredigende dharmagetrouwe woorden hoorde van de zoon van Virocana, prees de Allerhoogste Heer hem tevreden met de volgende woorden. (2) De Allerhoogste Heer zei: 'O Heer van de Mensen, wat u zegt is zeer waar, is gepast voor de dynastie, is in overeenstemming met het dharma en komt uw reputatie ten goede. Het bewijst het gezag van de Bhrigubrahmanen en is van de vrede van uw grootvader [Prahlâda], uw oudste voorvader in het hiernamaals. (3) Niemand in deze dynastie was zo armzalig dat hij zijn beloften brak jegens de brahmanen en niet liefdadig was. (4) Door de smetteloze reputatie van Prahlâda die als een heldere maan aan de hemel is, o heerser, treft men in uw dynastie geen koningen aan die het te min was om in heilige plaatsen of op het slagveld de verzoeken in te willigen van rekestranten. (5) In die dynastie werd Hiranyâksha geboren die, met de bedoeling al de windrichtingen met zijn knots te veroveren, alleen rondtrok over deze aarde maar er niet in slaagde een held te vinden [die zich met hem kon meten]. (6) Nadat Vishnu [als een zwijn] de aarde had bevrijd en hem met veel moeite had verslagen, beschouwde Hij zichzelf alleen maar als de overwinnaar als Hij zich steeds voorhield hoe heldhaftig Hiranyâksha was geweest [zie 3.17-19]. (7) Toen zijn broer Hiranyakas'ipu hoorde dat hij gedood was, begaf hij zich zeer kwaad naar het verblijf van de Heer om een einde te maken aan Hem die zijn broer had omgebracht [zie 7.3]. (8) Hem als de dood in eigen persoon op zich af zien komend met de drietand in zijn hand, dacht de Belangrijkste van de Mystici, de Kenner van de Tijd, Heer Vishnu, het volgende: (9) 'Waarheen Ik ook ga zal hij hier - als was hij een ieder zijn dood - zich ook begeven. Daarom zal Ik zijn hart binnengaan, hij heeft alleen maar oog voor wat zich buiten hem bevindt.' (10) Met dat besluit ging Hij, o Koning van de Asura's, niet waarneembaar in Zijn subtiele lichaam, het lichaam van de Hem najagende vijand binnen via de ademhaling door zijn neusgat. (11) Hiranyakas'ipu die Zijn verblijfplaats doorzocht, trof die leeg aan. Woedend omdat hij ondanks zijn macht Vishnu nergens kon bekennen op het oppervlak van de aarde, in de buitenruimte, in de ether, in de grotten en in de oceanen, schreeuwde hij het uit. (12) Toen hij Hem nergens kon vinden zei hij: 'Ik heb het hele universum afgezocht naar Hem die mijn broer vermoordde. Hij moet vertrokken zijn naar de plaats waar niemand van terugkeert, hij moet gestorven zijn.' (13) Een dergelijke vijandigheid tot aan de dood treft men niet aan bij materialistische mensen die enkel maar hun woede tentoon spreiden uit onbenul of vanwege hun ego. (14) Uw vader [Virocana], de zoon van Prahlâda, gaf op verzoek van de halfgoden, zijn leven aan hen over, vanwege zijn affiniteit met de tweemaal geborenen, ook al wist hij dat ze zich hadden verkleed als brahmanen. (15) U zelf nam het dharma in acht gevolgd door de brahmaanse huishouders, uw voorvaderen, de grote helden en andere hoogst verheven en beroemde zielen.  (16) Iemand als u vraag Ik om een beetje land. O Koning van de Daitya's die zo gul in zijn liefdadigheid kan zijn, Ik vraag u om drie passen land afgemeten aan de maat van Mijn voetstappen. (17) Ik verlang verder niets van u, o vrijgevige Koning, o heerser van het universum. Moge de geschoolde ziel geen gebrek lijden en zoveel aan donaties ontvangen als hij nodig heeft.'

(18) S'rî Bali zei: 'Helaas, o brahmanenkind, Uw woorden klinken dan misschien goed in de oren van de geleerden en de ouderen, maar als een jongen die er niet op uit is om eisen te stellen, bent U zich niet geheel bewust van wat er bij Uw eigenbelang komt kijken. (19) Het is voor degene die met mooie woorden mij gunstig stemt, ik, de enige ware meester van de hele wereld, niet bijster intelligent om drie passen land te vragen als ik een heel continent te bieden heb! (20) Als iemand mij eenmaal benaderd heeft, verdient hij het niet om nogmaals te moeten bedelen. Neem, o kleine brahmacârî, daarom van mij naar wens, wat U ook maar nodig denkt te hebben.'

(21) De Allerhoogste Heer zei: 'Al de zinsobjecten die het iemand in deze drie werelden naar de zin kunnen maken, zijn tezamen niet in staat om de persoon tevreden te stellen die zijn zinnen niet in bedwang heeft, o Koning [zie ook 5.5: 4]. (22) Hij die niet genoeg heeft aan drie passen land zal ook niet met een heel continent van negen landen tevreden zijn, want dan verlangt hij er weer naar al de zeven continenten in zijn greep te krijgen. (23) We vernamen dat koningen als Gaya en Prithu, die erin slaagden over de zeven continenten te heersen, geen einde zagen komen aan hun  ambities of aan hun verlangen naar weelde. (24) Met wat men per toeval verkrijgt dient men tevreden te zijn. Een ontevreden iemand die zichzelf niet in de hand heeft kan het geluk niet vinden, zelfs niet als hij de drie werelden bezit [zie ook 7.6: 3-5, 5.5: 1 en B.G. 6: 20-23]. (25) Als iemand geen vrede heeft met zijn geld en zijn zinsgenoegens, komt er geen einde aan zijn materieel bepaalde bestaan [van sterven en telkens weer opnieuw moeten beginnen]. Hij die tevreden is met wat de voorzienigheid hem in de schoot wierp daarentegen, komt in aanmerking voor de bevrijding. (26) De geestkracht en glorie van een brahmaan neemt toe als hij tevreden is over wat hij bij lotsbeschikking verwierf, maar neemt af met zijn ontevreden zijn, alsof een vuur geblust wordt door water. (27) Ik vraag daarom u die als weldoener zo goedgevig bent om drie stappen land, aangezien mijn zaak er perfect mee gediend is om niet meer te verwerven dan wat nodig is.'

(28) S'rî S'uka zei: 'Aldus toegesproken zei Bali met een glimlach tot Heer Vâmana: 'Neem nu van mij wat U wenst' en pakte toen, om Hem het land te geven, zijn waterpot [voor de rituele bekrachtiging van zijn belofte]. (29) S'ukrâcârya, de beste van de kenners, had door wat Vishnu van plan was en richtte zich tot de Asuraheer, zijn discipel, die op het punt stond het land aan Vishnu weg te geven.

(30) S'rî S'ukrâcârya zei: 'Deze persoon, o zoon van Virocana, is de onvergankelijke Allerhoogste Heer Vishnu Zelf. Hij nam Zijn geboorte uit Kas'yapa en Aditi om het belang van de goddelijken te kunnen dienen. (31) Wat u beloofde is naar mijn idee in strijd met uw belangen. U beseft niet wat u hebt afgesproken, het is niet goed, want het houdt een grote tegenslag in voor de Daitya's! (32) Hij die zich voordoet als een mensenkind is de Heer die u een lesje leert. Hij zal u alle materiële schoonheid en rijkdom, macht en reputatie afhandig maken om het aan uw vijand [Heer Indra, zie ook 7.10] te geven. (33) Met die drie stappen zal Hij al de werelden in bezit nemen door uit te dijen tot Zijn universele gedaante. Hoe kan u nu uw positie handhaven nadat u, als een dwaas, alles hebt weggegeven aan Vishnu? (34) Hij zal, achtereenvolgens, met één stap de aarde in bezit nemen en met een tweede stap de buitenruimte bezetten. Als Hij zich in de ether uitbreidt tot Zijn grootste formaat, waar moet Hij dan nog Zijn derde stap zetten? (35) Ik denk dat u voor eeuwig in de hel zult branden, want dat is wat een persoon overkomt die zich niet aan zijn beloften houdt. Uwe Majesteit kan zo niet beantwoorden aan de verwachtingen die u hebt gewekt. (36) De wijzen voelen niets voor liefdadigheid in strijd met het eigen levensonderhoud, want het is juist dankzij het vermogen om zichzelf in stand te houden, dat er in deze wereld offers, liefdadigheid, verzaking en productieve arbeid mogelijk zijn. (37) Opdat men gelukkig is in deze wereld en de wereld hierna, moet men zijn inkomen in vijven verdelen: één deel is er voor de religie, één deel voor zijn achtenswaardigheid, één deel voor zijn bezit, één deel voor zijn plezier en één voor zijn familieleden. (38) Verneem nu wat er in dit verband [wat betreft uw belofte] in vele Vedische verzen wordt gesteld, o beste van de Asura's. Dat wat waar is wordt voorafgegaan door het woord om [AUM, 'ja', 'zo zij het'] en het gesprokene waar dat woord niet aan vooraf ging noemt men onwaar [vals of bedrieglijk, zie ook B.G 17: 24, 9: 17 en 8: 13]. (39) Begrijp de Vedische waarheid van de bloemen en de vruchten: men plukt ze van het lichaam van een boom, maar leeft een boom niet, dan is die oorzakelijkheid, die wortel, van zijn lichaam niet in orde en is plukken onmogelijk [vergelijk B.G. 8: 6]. (40) Als een boom omvalt zal hij ontworteld snel uitdrogen. Zo ook zal je materiële bestaan snel niet meer in orde zijn en eindigen [als het onderhoud ervan ontworteld raakt *], dat lijdt geen twijfel. (41) Het gebruik van de lettergreep om houdt in dat men zich losmaakt van [zijn weelde], dat men er bevrijd van raakt; het betekent in feite dat iemand er, met alles waar hij om bij zegt, bij inschiet. Als men met zulke uitspraken schenkingen in liefdadigheid doet aan bedelaars, raakt men daardoor zijn weelde kwijt en zal men, als gevolg van die om-oefening, dan onvoldoende aan zijn eigen lustbevrediging en zelfverwerkelijking toekomen. (42) Kies daarom nu volledig voor uzelf. Het is een valse voorstelling van zaken, maar het is niet geheel onwaar om de zaken zo voor te stellen [ten gunste van uw eigen positie], want het bezigen van een complete leugen [zoals het ontkennen van uw eigenbelang] zou uw naam door het slijk halen en een levend lijk van u maken. (43) Een leugentje om bestwil is niet verwerpelijk als men een dame wil paaien, een grap wil vertellen, in het huwelijk wil treden, de kost wil verdienen, in tijden van gevaar, als men de koeien en de brahmaanse cultuur moet beschermen of als men moet optreden tegen geweld.'

 

   next

 

 

Derde herziene editie, geladen 25 augustus 2019.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Toen Hij aldus de zeer bevredigende dharmagetrouwe woorden hoorde van de zoon van Virocana, prees de Allerhoogste Heer hem tevreden met de volgende woorden.
S'rî S'uka zei: 'Toen Hij aldus de zeer bevredigende woorden van trouw aan het dharma hoorde van de zoon van Virocana, prees de Allerhoogste Heer hem, bevredigd als Hij was, met de volgende woorden. (Vedabase)

 

Tekst 2

De Allerhoogste Heer zei: 'O Heer van de Mensen, wat u zegt is zeer waar, is gepast voor de dynastie, is in overeenstemming met het dharma en komt uw reputatie ten goede. Het bewijst het gezag van de Bhrigubrahmanen en is van de vrede van uw grootvader [Prahlâda], uw oudste voorvader in het hiernamaals.

De Allerhoogste Heer zei: 'Dat waar u het over heeft, o Heer der Mensen, is zeer waar, past de dynastie, is in overeenstemming met het dharma en doet uw naam eer aan; het bewijst de Brighu-brahmanen en de toekomst van uw grootvader, de oudste en meest vreedzame [Prahlâda]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Niemand in deze dynastie was zo armzalig dat hij zijn beloften brak jegens de brahmanen en niet liefdadig was.

In deze dynastie is inderdaad niemand een armzalige schraper geweest; jegens de brahmanen heeft niemand ontkend wat beloofd was of de liefdadigheid opgegeven. (Vedabase)

 

Tekst 4

Door de smetteloze reputatie van Prahlâda die als een heldere maan aan de hemel is, o heerser, treft men in uw dynastie geen koningen aan die het te min was om in heilige plaatsen of op het slagveld de verzoeken in te willigen van rekestranten.

Door de smetteloze roep van Prahlâda, die als de maan gerezen aan de hemel is, o heerser, worden er in uw dynastie niet van dergelijke minne koningen gevonden die weigerachtig zijn [qua liefdadigheid] bij de heilige plaatsen of op het slagveld, de gebeden afwijzend van de betrokkenen. (Vedabase)

 

Tekst 5

In die dynastie werd Hiranyâksha geboren die, met de bedoeling al de windrichtingen met zijn knots te veroveren, alleen rondtrok over deze aarde maar er niet in slaagde een held te vinden [die zich met hem kon meten].

Daarin [in die dynastie] werd Hiranyâksa geboren die alleen rondtrekkend over deze aarde teneinde alle richtingen te veroveren er met zijn knots niet in slaagde een held te vinden die zich met hem kon meten. (Vedabase)

 

Tekst 6

Nadat Vishnu [als een zwijn] de aarde had bevrijd en hem met veel moeite had verslagen, beschouwde Hij zichzelf alleen maar als de overwinnaar als Hij zich steeds voorhield hoe heldhaftig Hiranyâksha was geweest [zie 3.17-19].

Hij Zelve, Vishnu in persoon, die [als een zwijn] voor hem opdoemde met het verlossen van de wereld, beschouwde, nadat Hij hem met grote moeite had verslagen, Zichzelf naar zijn kunnen nòg zegerijker dan Hij al was [zie 3.17-19]! (Vedabase)

 

Tekst 7

Toen zijn broer Hiranyakas'ipu hoorde dat hij gedood was, begaf hij zich zeer kwaad naar het verblijf van de Heer om een einde te maken aan Hem die zijn broer had omgebracht [zie 7.3].

Nadat zijn broer Hiranyakasipu erover hoorde hoe hij ter dood was gebracht, ging hij zeer woest op de Heer Zijn verblijf af om een einde te maken aan hem die zijn broer uit het leven had geholpen [zie 7.3]. (Vedabase)

 

Tekst 8

Hem als de dood in eigen persoon op zich af zien komend met de drietand in zijn hand, dacht de Belangrijkste van de Mystici, de Kenner van de Tijd, Heer Vishnu, het volgende:

Nauwlettend erop toeziend hoe hij als de dood in eigen persoon achter Hem aanzat met de drietand in zijn hand dacht Hij, de Kenner der Tijd, Heer Vishnu, de Belangrijkste der Mystici: (Vedabase)

 

Tekst 9

'Waarheen Ik ook ga zal hij hier - als was hij een ieder zijn dood - zich ook begeven. Daarom zal Ik zijn hart binnengaan, hij heeft alleen maar oog voor wat zich buiten hem bevindt.'

'Waarheen Ik Mij ook begeef zal deze hier, gelijk een ieders dood, zich ook begeven; derhalve zal Ik zijn hart binnengaan daar hij alleen naar de buitenkant kijkt.' (Vedabase)

  

Tekst 10

Met dat besluit ging Hij, o Koning van de Asura's, niet waarneembaar in Zijn subtiele lichaam, het lichaam van de Hem najagende vijand binnen via de ademhaling door zijn neusgat.

Op deze manier besloot Hij, niet waar te nemen in Zijn subtiele lichaam, er hoogst bezorgd toe om via zijn ademhaling binnen te gaan door het neusgat van het lichaam van die zo kwaadaardig Hem najagende vijand, o Koning der Asura's. (Vedabase)

 

Tekst 11

Hiranyakas'ipu die Zijn verblijfplaats doorzocht, trof die leeg aan. Woedend omdat hij ondanks zijn macht Vishnu nergens kon bekennen op het oppervlak van de aarde, in de buitenruimte, in de ether, in de grotten en in de oceanen, schreeuwde hij het uit.

Hij, zijn verblijfplaats doorzoekend, trof hem leeg aan Hem nergens ziend en in woede schreeuwde hij hard in alle richtingen over het oppervlak van de aarde en in de buitenruimte, in de ether, de grotten en de oceanen; ondanks al zijn macht kon hij, zoekend naar Vishnu, Hem niet in de gaten krijgen. (Vedabase)


Tekst 12

Toen hij Hem nergens kon vinden zei hij: 'Ik heb het hele universum afgezocht naar Hem die mijn broer vermoordde. Hij moet vertrokken zijn naar de plaats waar niemand van terugkeert, hij moet gestorven zijn.'

Hem nergens aantreffend zei hij: 'Ik heb het hele universum naar Hem afgezocht die mijn broer vermoorde, Hij moet vertrokken zijn naar die plaats vanwaar niemand terugkeert.' (Vedabase)

 

Tekst 13

Een dergelijke vijandigheid tot aan de dood treft men niet aan bij materialistische mensen die enkel maar hun woede tentoon spreiden uit onbenul of vanwege hun ego.

Zijn enorme vijandigheid duurde voort tot aan zijn dood terwijl normaal met fysiek georiënteerde mensen de egotistische woede zich [slechts tijdelijk] opwerpt vanuit een overmaat aan onwetendheid. (Vedabase)


Tekst 14

Uw vader [Virocana], de zoon van Prahlâda, gaf op verzoek van de halfgoden, zijn leven aan hen over, vanwege zijn affiniteit met de tweemaal geborenen, ook al wist hij dat ze zich hadden verkleed als brahmanen.

Uw vader, de zoon van Prahlâda [Virocana], gaf op verzoek van de goddelijken, ondanks het feit dat hij er weet van had dat ze zich hadden verkleed als brahmanen, zijn levensduur eraan vanwege zijn eigen affiniteit met de tweemaal geborenen. (Vedabase)

 

Tekst 15

U zelf nam het dharma in acht gevolgd door de brahmaanse huishouders, uw voorvaderen, de grote helden en andere hoogst verheven en beroemde zielen.

Uw goede zelf ging ook te werk ter wille van het dharma dat werd gevestigd door de huishouders, de brahmanen, uw voorvaderen, de grote helden en anderen hoogst verheven en beroemd. (Vedabase)

  

Tekst 16

Iemand als u vraag Ik om een beetje land. O Koning van de Daitya's die zo gul in zijn liefdadigheid kan zijn, Ik vraag u om drie passen land afgemeten aan de maat van Mijn voetstappen.

Van een dergelijke persoon, van Uwe Majesteit, vraag ik een beetje land; van hem die zo gul van liefdadigheid kan zijn vraag Ik drie passen, o Daitya Koning, naar de maat van Mijn voetstap.(Vedabase)

 

Tekst 17

Ik verlang verder niets van u, o vrijgevige Koning, o heerser van het universum. Moge de geschoolde ziel geen gebrek lijden en zoveel aan donaties ontvangen als hij nodig heeft.'

Er is verder niets dat Ik van u verlang, o Koning zo vrijgevig, o Beheerser van het Universum, moge hij die van de geleerdheid is geen gebrek lijden en zoveel aan donaties in ontvangst nemen als hij nodig heeft.' (Vedabase)

  

Tekst 18

S'rî Bali zei: 'Helaas, o brahmanenkind, Uw woorden klinken dan misschien goed in de oren van de geleerden en de ouderen, maar als een jongen die er niet op uit is om eisen te stellen,  bent U zich niet geheel bewust van wat er bij Uw eigenbelang komt kijken.

S'rî Bali zei: 'Helaas o kind der brahmanen, Uw woorden worden weliswaar verwelkomt door de geleerden en de ouderen, maar als een jongen niet gebrand op het beslag leggen ter wille van Uw eigenbelang bent U zich niet geheel bewust van wat er allemaal nodig is. (Vedabase)

 

Tekst 19

Het is voor degene die met mooie woorden mij gunstig stemt, ik, de enige ware meester van de hele wereld, niet bijster intelligent om drie passen land te vragen als ik een heel continent te bieden heb!

Het is voor hem die met mooie woorden zich inzet voor het gunstig stemmen van mij, de enige ware meester van de hele wereld, niet bijster intelligent om drie passen te vragen, daar ik U een heel continent kan bieden! (Vedabase)

 

Tekst 20

Als iemand mij eenmaal benaderd heeft, verdient hij het niet om nogmaals te moeten bedelen. Neem, o kleine brahmacârî, daarom van mij naar wens, wat U ook maar nodig denkt te hebben.'

Niemand die mij ooit benaderde verdient het om nogmaals te moeten bedelen en neem derhalve, o kleine brahmacârî, van mij naar gelang Uw wensen wat U ook maar nodig denkt te hebben.' (Vedabase)

 

Tekst 21

De Allerhoogste Heer zei: 'Al de zinsobjecten die het iemand in deze drie werelden naar de zin kunnen maken, zijn tezamen niet in staat om de persoon tevreden te stellen die zijn zinnen niet in bedwang heeft, o Koning [zie ook 5.5: 4].

De Allerhoogste Heer zei: 'Alle mogelijke zinsobjecten die iemand het in deze drie werelden naar de zin kunnen maken tezamen genomen, zijn niet in staat de man te bevredigen die zijn zinnen niet in bedwang heeft, o Koning [zie ook 5.5:4]. (Vedabase)

 

Tekst 22

Hij die niet genoeg heeft aan drie passen land zal ook niet met een heel continent van negen landen tevreden zijn, want dan verlangt hij er weer naar al de zeven continenten in zijn greep te krijgen.

Hij die niet genoeg heeft aan drie passen zal zelfs niet met een heel continent van negen landen tevreden zijn of met het verlangen alle zeven van hen in zijn greep te krijgen. (Vedabase)

 

Tekst 23

We vernamen dat koningen als Gaya en Prithu, die erin slaagden over de zeven continenten te heersen, geen einde zagen komen aan hun  ambities of aan hun verlangen naar weelde.

We hoorden erover hoe Prithu, Gaya en dergelijke nobele heersers over de zeven continenten deze koers volgend niet het einde van de vervulling van hun wensen en ambities konden vinden. (Vedabase)


Tekst 24

Met wat men per toeval verkrijgt dient men tevreden te zijn. Een ontevreden iemand die zichzelf niet in de hand heeft kan het geluk niet vinden, zelfs niet als hij de drie werelden bezit [zie ook 7.6: 3-5, 5.5: 1 en B.G. 6: 20-23].

Met wat men ook verkrijgt van wat God je toebedeelt naar lotsbeschikking, behoort men tevreden te zijn; er is geen geluk voor de ontevredene als hij zichzelf niet onder kontrole heeft, zelfs niet als hij de drie werelden veroverde [zie ook 7.6: 3-5, 5.5: 1 en B.G. 6.20-23]. (Vedabase)

 

Tekst 25

Als iemand geen vrede heeft met zijn geld en zijn zinsgenoegens, komt er geen einde aan zijn materieel bepaalde bestaan [van sterven en telkens weer opnieuw moeten beginnen]. Hij die tevreden is met wat de voorzienigheid hem in de schoot wierp daarentegen, komt in aanmerking voor de bevrijding.

Het voortduren van het materieel bestaan [in herhaaldelijke geboorte en dood] van het levend wezen is de oorzaak van de ontevredenheid met de regelingen van de economie en de verlangens, maar hij die tevreden is met wat de voorzienigheid hem in de schoot wierp, komt in aanmerking voor de bevrijding. (Vedabase)

  

Tekst 26

De geestkracht en glorie van een brahmaan neemt toe als hij tevreden is over wat hij bij lotsbeschikking verwierf, maar neemt af met zijn ontevreden zijn, alsof een vuur geblust wordt door water.

De gloed van de brahmaan neemt toe in tevredenheid over wat bij lotsbeschikking werd verkregen maar neemt af met het ontevreden zijn als vuur geblust door water. (Vedabase)

 

Tekst 27

Ik vraag daarom u die als weldoener zo goedgevig bent om drie stappen land, aangezien mijn zaak er perfect mee gediend is om niet meer te verwerven dan wat nodig is.'

Om die reden vraag Ik van u zo goedgevig als weldoener, drie stappen land daar Ik volkomen ben met enkel het bereiken van het noodzakelijke.' (Vedabase)

  

Tekst 28

S'rî S'uka zei: 'Aldus toegesproken zei Bali met een glimlach tot Heer Vâmana: 'Neem nu van mij wat U wenst' en pakte toen, om Hem het land te geven, zijn waterpot [voor de rituele bekrachtiging van zijn belofte].

S'rî S'uka zei: 'Aldus aangesproken zei Bali met een glimlach: 'Neem nu van mij naar Uw wens', en om Hem het land te geven pakte hij zijn waterpot. (Vedabase)

 

Tekst 29

S'ukrâcârya, de beste van de kenners, had door wat Vishnu van plan was en richtte zich tot de Asuraheer, zijn discipel, die op het punt stond het land aan Vishnu weg te geven.

S'ukrâcârya, de meest ter zake kundige, die door had wat Vishnu's plan was, richtte zich toen tot zijn discipel, de asura heer die op het punt stond het land aan Vishnu te weg te geven. (Vedabase)

 

Tekst 30

S'rî S'ukrâcârya zei: 'Deze persoon, o zoon van Virocana, is de onvergankelijke Allerhoogste Heer Vishnu Zelf. Hij nam Zijn geboorte uit Kas'yapa en Aditi om het belang van de goddelijken te kunnen dienen.

S'rî S'ukrâcârya zei: 'Hij hier is rechtstreeks de Allerhoogste Heer Vishnu, o zoon van Virocana, in Zijn volle glorie geboren uit Kas'yapa en Aditi om op te treden in het belang van de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 31

Wat u beloofde is naar mijn idee in strijd met uw belangen. U beseft niet wat u hebt afgesproken, het is niet goed, want het houdt een grote tegenslag in voor de Daitya's!

Wat u beloofde is, naar mijn idee, in strijd, u hebt er geen idee van, het zal u niets goeds brengen; wat u zich hebt voorgenomen vormt een grote bedreiging voor de daitya's! (Vedabase)

 

Tekst 32

Hij die zich voordoet als een mensenkind is de Heer die u een lesje leert. Hij zal u alle materiële schoonheid en rijkdom, macht en reputatie afhandig maken om het aan uw vijand [Heer Indra, zie ook 7.10] te geven.

Hij, zich voordoend als een mensenkind, is de Heer die u een lesje leert; hij zal u alle materiële schoonheid en rijkdommen, macht en reputatie afhandig maken om het uw vijand [Indra, zie ook 7.10*] te vergunnen. (Vedabase)

 

Tekst 33

Met die drie stappen zal Hij al de werelden in bezit nemen door uit te dijen tot Zijn universele gedaante. Hoe kan u nu uw positie handhaven nadat u, als een dwaas, alles hebt weggegeven aan Vishnu?

Met de drie stappen zal Hij al de werelden grijpen met het aannemen van de universele gedaante waartoe Hij zich geleidelijk aan zal uitbreiden en hoe wilt u zichzelf dan, o dwaas, in leven houden na alles aan Vishnu weggegeven te hebben! (Vedabase)

 

Tekst 34

Hij zal, achtereenvolgens, met één stap de aarde in bezit nemen en met een tweede stap de buitenruimte bezetten. Als Hij zich in de ether uitbreidt tot Zijn grootste formaat, waar moet Hij dan nog Zijn derde stap zetten?

Achtereenvolgens zal Hij met één stap de aarde in bezit nemen, met de tweede stap de buitenruimte in beslag nemen en de ether zich tot Zijn grootst uitbreidend en wat blijft er dan nog over voor Zijn derde stap? (Vedabase)

 

Tekst 35

Ik denk dat u voor eeuwig in de hel zult branden, want dat is wat een persoon overkomt die zich niet aan zijn beloften houdt. Uwe Majesteit kan zo niet beantwoorden aan de verwachtingen die u hebt gewekt. 

U zal mijns inziens voor altijd in de hel verkeren zoals dat inderdaad een persoon overkomt die zijn belofte niet gestand kan doen; en u bent zo een iemand niet in staat uw gedane beloften na te komen. (Vedabase)

 

Tekst 36

De wijzen voelen niets voor liefdadigheid in strijd met het eigen levensonderhoud, want het is juist dankzij het vermogen om zichzelf in stand te houden, dat er in deze wereld offers, liefdadigheid, verzaking en productieve arbeid mogelijk zijn.

Die der heiligheid zijn niet ten gunste van de liefdadigheid die het eigen levensonderhoud in gevaar brengt; de liefdadigheid, de offers, verzaking en produktieve arbeid zijn er dânkzij die zelfhandhaving. (Vedabase)

 

Tekst 37

Opdat men gelukkig is in deze wereld en de wereld hierna, moet men zijn inkomen in vijven verdelen: één deel is er voor de religie, één deel voor zijn achtenswaardigheid, één deel voor zijn bezit, één deel voor zijn plezier en één voor zijn familieleden.

Als men zijn verdiensten verdeelt over de vijf doelen van de religie, het behalen van succes, het handhaven van zijn materiële positie, zijn zinsgenoegens en zijn gezin, kan men gelukkig zijn in deze wereld en de wereld hierna. (Vedabase)

 

Tekst 38

Verneem nu wat er in dit verband [wat betreft uw belofte] in vele Vedische verzen wordt gesteld, o beste van de Asura's. Dat wat waar is wordt voorafgegaan door het woord om [AUM, 'ja', 'zo zij het'] en het gesprokene waar dat woord niet aan vooraf ging noemt men onwaar [vals of bedrieglijk, zie ook B.G 17: 24, 9: 17 en 8: 13].

Luister, in dit opzicht wordt de waarheid met de vele [Rig-] veda- [Bahvrca-sruti] gebeden voor de goden en de schepping die ik heb opgezegd, o beste der asura's, voorafgegaan door het woord AUM en over dat wat is gezegd waar dat niet aan vooraf ging spreekt men als het niet-eeuwige [het relatieve, illusoire, of onware, zie ook B.G 17: 24, 9: 17 en 8: 13].(Vedabase)

 

Tekst 39

Begrijp de Vedische waarheid van de bloemen en de vruchten: men plukt ze van het lichaam van een boom, maar leeft een boom niet, dan is die oorzakelijkheid, die wortel, van zijn lichaam niet in orde en is plukken onmogelijk [vergelijk B.G. 8: 6].

Men moet inzien dat de feitelijke waarheid van bloemen en vruchten er is van de boom die het lichaam is, maar dat er van een dode boom geen mogelijkheid van zoiets bestaat, hoe onwaar die wortel van het lichaam zelve ook moge zijn [vergelijk B.G. 8: 6].(Vedabase)

 

Tekst 40

Als een boom omvalt zal hij ontworteld snel uitdrogen. Zo ook zal je materiële bestaan snel niet meer in orde zijn en eindigen [als het onderhoud ervan ontworteld raakt *], dat lijdt geen twijfel.

Het lijdt geen twijfel dat op dezelfde manier als met een boom die ontworteld omvalt en uitdroogt, het tijdelijke lichaam meteen is verloren en verdroogd [als men geen zorg draagt voor die tijdelijke wortel *]. (Vedabase)


Tekst 41

Het gebruik van de lettergreep om houdt in dat men zich losmaakt van [zijn weelde], dat men er bevrijd van raakt; het betekent in feite dat iemand er, met alles waar hij om bij zegt, bij inschiet. Als men met zulke uitspraken schenkingen in liefdadigheid doet aan bedelaars, raakt men daardoor zijn weelde kwijt en zal men, als gevolg van die om-oefening, dan onvoldoende aan zijn eigen lustbevrediging en zelfverwerkelijking toekomen.

Die lettergreep AUM aldus uitgedrukt is wat iemand afscheidt van, wat iemand vrijmaakt en de tegenhanger vormt [van uw weelde] en van wat er ook gesteld wordt bij haar expressie raakt een persoon inderdaad bevrijd; wat ook gegeven in liefdadigheid aan de behoeftigen met het uiten van AUM zal niet de bevrediging van de zinnen of de eigen zelfverwerkelijking ten goede komen. (Vedabase)


Tekst 42

Kies daarom nu volledig voor uzelf. Het is een valse voorstelling van zaken, maar het is niet geheel onwaar om de zaken zo voor te stellen [ten gunste van uw eigen positie], want het bezigen van een complete leugen [zoals het ontkennen van uw eigenbelang] zou uw naam door het slijk halen en een levend lijk van u maken.

Wees daarom niet totaal van dat vragen om mededogen noch volledig [betrokken] bij dat niet-eeuwige verwoorden; aldus kan niemand beweren dat u van de illusie bent, iemand die dood bij het leven verwerpelijk zou zijn. (Vedabase)


Tekst 43

Een leugentje om bestwil is niet verwerpelijk als men een dame wil paaien, een grap wil vertellen, in het huwelijk wil treden, de kost wil verdienen, in tijden van gevaar, als men de koeien en de brahmaanse cultuur moet beschermen of als men moet optreden tegen geweld.'

Het is geen valsheid [ziet u] noch een aberratie om een dame te paaien, de draak te steken of in het huwelijk te treden, de kost te verdienen of in tijden van gevaar de koeien en het brahmaanse te beschermen tegen geweld.' (Vedabase)



*: Het tijdelijke lichaam is er voor eeuwige zaken. S'rîla Rupa Gosvâmî zegt: "Hij die dingen afwijst zonder kennis van hun relatie met Krishna is onvolkomen in zijn verzaking." (Bhakti-rasâmrita-sindhu 1.2.66)  

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding is getiteld: 'Vamana receiving water from a noble and his wife",
Marwar, vroeg 19e eeuw ©
Victoria & Albert Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties