regelbalk



 

Canto 8

Hari Haraye Namah

 

 

Hoofdstuk 20: Heer Vâmanadeva Omvat Alle Werelden

(1) S'rî S'uka zei: 'Bali, de meester des huizes, aldus van advies gediend door de familiepriester, viel voor een ogenblik stil, o Koning, en richtte zich na de nodige overpeinzingen tot zijn goeroe. (2) S'rî Bali zei: 'Dat wat uwe genade zei is waar: voor een huishouder mag het naleven van het dharma nooit een belemmering vormen voor zijn financiële belang, zingenot, reputatie en levensonderhoud. (3) Hoe kan iemand als ik, een nazaat van Prahlâda, als een ordinaire bedrieger nu, uit begeerte naar eigendom, een brahmaan weigeren te geven wat ik hem beloofd heb? [*]. (4) Er is niets goddelozer dan leugenachtigheid. Net zoals moeder aarde dat ons zei: 'Ik kan alles verdragen, maar niet een persoon die anderen voorliegt.' (5) Ik ben niet zo bang voor helse omstandigheden, armoede, een oceaan van leed, ten val komen uit mijn positie of voor de dood, als ik ben voor het bedriegen van een man van God. (6) Wat is het nut van rijkdom en zo meer als men alles moet loslaten als men deze wereld achter zich laat? Moet men daarmee niet de man van God een genoegen doen [de wijze, de priester, de brahmaan etc.]? (7) Terwijl ze het welzijn van alle mensen behartigden, hebben heiligen als Dadhîci, S'ibi en andere grote dienaren van God, de moeilijkste zaken opgegeven, tot aan hun eigen levens toe. Wat voor bezwaar bestaat er dan tegen het wegschenken van land? (8) De tijd neemt al de bezittingen weg van personen als de Daityakoningen die, in hun bereidheid hun levens te offeren, van deze wereld hebben genoten, o brahmaan. Maar de reputatie die ze verworven in deze wereld wordt niet door de tijd weggenomen. (9) O geleerde wijze, het kost geen moeite mensen te vinden die bereid zijn te vechten en hun leven te geven op het slagveld, maar mensen die bereid zijn met toewijding weg te geven wat ze vergaarden, als een bezoeker van heilige plaatsen langskomt, vindt men niet zo gemakkelijk [vergelijk B.G. 17: 20]. (10) De vrijgevigen, zij die vermaard zijn om hun genade, ontlenen er hun eer aan om in armoe te vervallen met het lenigen van de behoeften van de armen, om nog maar te zwijgen wat het voor hen betekent om kenners van de spirituele bedoeling, zoals uw goede zelf, tevreden te stelle n. Daarom zal ik deze celibatair alles geven wat Hij maar wil. (11) Ieder van jullie, je volkomen bewust van de Vedische manier van offeren, is, met behulp van de verschillende benodigdheden, van het grootste respect met het aanbidden van de Genieter van het Offer. Of Hij nu Vishnu is die kwam om te zegenen of dat Hij er nu zou zijn om me van mijn voetstuk te halen, ik zal Hem, o wijze, al het land geven dat Hij maar verlangt. (12) Ik zal zelfs niet terugslaan als Hij, zich angstig voordoend als een brahmaanse jongen, mij als een vijand misleid en me gevangen neemt ondanks mijn onschuld. (13) Als deze persoon hier degene is die wordt geprezen in de geschriften, zal Hij nimmer Zijn eer opgeven, of Hij nu al het land in bezit neemt na me te hebben gedood of rust in vrede nadat ik hem gedood heb.'

(14) S'rî S'uka zei: '[Bali,] de hoogstaande en goddelijk geïnspireerde geest die zo gebrand was op waarachtigheid, werd daarop vervloekt door zijn goeroe omdat hij zo'n obstinate en respectloze leerling was [zie B.G. 10: 10]: (15) 'Jij, die zo eigenzinnig jezelf voor geleerd houdt terwijl je ingaat tegen mijn instructies, bewijst met de minachting die je voor mij aan de dag hebt gelegd jezelf als een schaamteloos stuk onbenul. Iemand als jij zal snel zijn weelde kwijtraken!' (16) [Ondanks] aldus [te zijn] vervloekt door zijn goeroe doneerde hij, die als een grote persoonlijkheid zijn eerlijkheid niet prijsgaf, na eerst water geofferd te hebben en van het nodige eerbetoon te zijn geweest, aan de grote persoonlijkheid Vâmanadeva [het land dat hij beloofd had]. (17) Vindhyâvali, Bali's echtgenote, trad op dat moment met een parelketting om haar nek naar voren, en bracht een gouden pot gevuld met water om de Heer Zijn voeten te wassen. (18) Hij, de aanbidder van het mooiste stel voeten, waste ze persoonlijk en nam, verzet in grote vreugde, het water op zijn hoofd dat het hele universum zuivert. (19) Op dat moment werd een regen van bloemen uitgestrooid door de  bewoners van de hogere werelden: de goden, de zangers van de hemel, de geleerden, de zelfgerealiseerden en de vererenswaardigen. Allen prezen ze zeer tevreden over de rechtschapenheid van de Asurakoning wat hij gedaan had [vergelijk 5.18: 12]. (20) De ingezetenen van de hemel, de aapachtigen en zij die van bijzondere talenten waren lieten duizenden en duizenden trommels en trompetten keer op keer klinken en verklaarden: 'Wat hij, deze grote persoonlijkheid, heeft volbracht was iets zeer moeilijks want hij heeft de drie werelden weggegeven aan zijn tegenstander [Vishnu]!'

(21)
Daarop begon de dwergverschijning van de Onbegrensde Heer zich hoogst wonderbaarlijk uit te breiden tot de ganse omvang van de drievoudigheid van de materie: Hij strekte zich in iedere richting uit over al het land, de hemel, de planetenstelsels, de buitenruimte en de zeeën en de oceanen waar de vogels, de beesten, de mensen, de goden en de heiligen leefden. (22) Bali kon, samen met de priesters, de leraren van het voorbeeld en de zoekers van de waarheid, in dit lichaam van Hem als de Grote Persoonlijkheid van de zes volheden, van Hem als de bron van kwaliteiten, het hele drievoudige universum zien, compleet met zijn elementen en levende wezens met hun zinnen, zinsobjecten, geest, intelligentie en vals ego. (23) De lagere wereld zag hij onder Zijn voetzolen, op de voeten zag hij de landvlakten, de bergen zag hij in de kuiten van de virâth-purusha, de vliegende wezens in de knieën van de gigantische gedaante en in Zijn dijen zag hij de verschillende soorten halfgoden. (24) In Zijn kleding herkende hij de avondschemering, in Zijn geslachtsdelen zag hij de stamvaders, in Zijn heupen zag hij zichzelf met zijn woordvoerders, Zijn navel was het geheel van de hemel, bij Zijn middel waren er de zeven zeeën en in het bovenste gedeelte van Urukrama ['de Heer van de grote stappen'] zag hij de sterrentekens. (25-29) In Zijn hart, o mijn beste, zag hij het dharma, in de borst van Murâri huisden aangename en waarachtige woorden en in Zijn geest zag hij de maan. De godin die altijd een lotus in haar handen heeft, bevond zich in Zijn borst en in Zijn keel trof hij al de Vedische geluidstrillingen aan. In Zijn armen herkende hij al de goden onder leiding van Indra, in Zijn oren vond hij al de windrichtingen, de hemellichten vormden de top van Zijn hoofd, de wolken waren Zijn haar, het gefluister van de wind bevond zich in Zijn neusgaten, de zon vormde Zijn ogen en in Zijn mond zag hij het [offer]vuur. In Zijn spraak hoorde hij de lofzangen, in Zijn tong zag hij de god van de wateren, Zijn wenkbrauwen waren de vermaningen en regelingen, de oogleden vormden de dag en de nacht, in het voorhoofd van de Allerhoogste Persoon zag hij de woede en de begeerte zag hij in Zijn lippen. Lust was Zijn aanraking, o Koning, water was Zijn zaad, Zijn rug was de goddeloosheid, Zijn wonderen vond hij in de offerplechtigheden, de dood zag hij in Zijn schaduwen, de begoochelende energie was aanwezig in Zijn lach en in Zijn lichaamshaar herkende hij de kruiden en planten. Met de rivieren als Zijn aderen, de stenen als Zijn nagels en Heer Brahmâ, de halfgoden en de wijzen als Zijn intelligentie, herkende Bali in de zinnen van Zijn lichaam al de bewegende en niet-bewegende levensvormen [zie ook 2.1, 2.6, 3.12: 37-47 en B.G. 11].

(30-31) Toen de Asura's dit geheel van al de werelden en zielen zagen, raakten ze van streek, o Koning. Geconfronteerd met de Sudars'ana werpschijf met zijn ondraaglijke hitte en de boog S'ârnga die weerklonk als de donder, het luide geluid van Zijn schelphoorn de Pâñcajanya en de grote kracht van Vishnu's knots de Kaumodakî, Zijn zwaard de Vidyâdhara, het schild met de honderd manen en Zijn superieure pijlenkoker genaamd Akshayasâyaka, vervielen ze in wanhoop. (32-33) Zijn metgezellen met Sunanda en de andere leiders en plaatselijke godheden droegen gebeden op aan Hem die daar stond met Zijn schitterende helm, armbanden en visvormige oorhangers, Zijn S'rîvatsa-merkteken, de beste van de juwelen [de Kaustubha], Zijn gordel, gele kleding en Zijn bloemenslinger met bijen er omheen. Zich aldus vertonend, o Koning, bestreek de Allerhoogste Heer Urukrama in één enkele stap het gehele oppervlak van Bali's wereld en bestreek Hij met Zijn lichaam de hemel en met Zijn armen de windrichtingen. (34) De tweede stap strekte zich uit tot al de hemelse plaatsen en voor de derde stap bleef er toen geen enkel plekje land meer over, want Heer Urukrama was met Zijn stappen nu verder gekomen dan de verste verte voorbij Maharloka, Janaloka en Tapoloka [zie ook 5.17: 1].'

 

 

next                         

 

 

Derde herziene editie, geladen 2 september 2019.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Bali, de meester des huizes, aldus van advies gediend door de familiepriester viel voor een ogenblik stil, o Koning en richtte zich na de nodige overpeinzingen tot zijn goeroe.

S'rî S'uka zei: 'Bali, de meester des huizes, aldus van advies gediend door de familiepriester viel voor een ogenblik stil, o Koning, en richtte zich na de nodige overpeinzingen tot zijn goeroe. (Vedabase)

 

Tekst 2

S'rî Bali zei: 'Dat wat uwe genade zei is waar: voor een huishouder mag het naleven van het dharma nooit een belemmering vormen voor zijn financiële belang, zingenot, reputatie en levensonderhoud

S'rî Bali zei: 'Dat wat Uwe Genade zei is waar: het financiële belang, het zingenot, de reputatie en het levensonderhoud mogen nimmer voor een huishouder het nakomen van de religieuze verplichtingen in de weg staan. (Vedabase)

 

Tekst 3

Hoe kan iemand als ik, een nazaat van Prahlâda, als een ordinaire bedrieger nu, uit begeerte naar eigendom, een brahmaan weigeren te geven wat ik hem beloofd heb? [*].

Hoe kan iemand als ik nu bedrog plegen terwille van het geld? Met name aan een brahmaan zal ik, naar de eer van Prahlâda, moeten geven wat ik heb beloofd - ik zou een gewone bedrieger zijn anders! [*]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Er is niets goddelozer dan leugenachtigheid. Net zoals moeder aarde dat ons zei: 'Ik kan alles verdragen, maar niet een persoon die anderen voorliegt.'

Er is niets goddelozer dan onwaarachtigheid, zoals moeder aarde ons dat reeds zei wat dit betreft: 'Dit kan ik allemaal verdragen, met uitzondering echter van de mens als de grootste leugenaar.' (Vedabase)

 

Tekst 5

Ik ben niet zo bang voor helse omstandigheden, armoede, een oceaan van leed, ten val komen uit mijn positie of voor de dood, als ik ben voor het bedriegen van een man van God.

Voor helse omstandigheden, armoede, een oceaan van leed, neertuimelen vanuit mijn positie, of voor de dood ben ik minder bang dan voor het bedriegen van een man van God. (Vedabase)

 

Tekst 6

Wat is het nut van rijkdom en zo meer als men alles moet loslaten als men deze wereld achter zich laat? Moet men daarmee niet de man van God een genoegen doen [de wijze, de priester, de brahmaan etc.]?

Als wat men ook in deze wereld bezit achter moet worden gelaten als men dood gaat, wat moet men dan met zijn weelde en rijkdom als men aan verzaking toe is; moet men daarmee dan niet de man van God een genoegen doen? (Vedabase)


Tekst 7

Terwijl ze het welzijn van alle mensen behartigden, hebben heiligen als Dadhîci, S'ibi en andere grote dienaren van God, de moeilijkste zaken opgegeven, tot aan hun eigen levens toe. Wat voor bezwaar bestaat er dan tegen het wegschenken van land?

Het welzijn van alle mensen behartigend hebben heiligen als Dadhîci, S'ibi en andere grote dienaren van God, het meest moeilijke tot op het punt van de dood toe opgegeven; wat zou het bezwaar zijn tegen het wegschenken van land? (Vedabase)

 

Tekst 8

De tijd neemt al de bezittingen weg van personen als de Daityakoningen die, in hun bereidheid hun levens te offeren, van deze wereld hebben genoten, o brahmaan. Maar de reputatie die ze verworven in deze wereld wordt niet door de tijd weggenomen.

Van personen als de daitya koningen die, bereid hun levens te offeren, deze wereld genoten o brahmaan, neemt de tijd alles weg dat wordt bezeten maar niet de reputatie verworven in deze wereld. (Vedabase)

 

Tekst 9

O geleerde wijze, het kost geen moeite mensen te vinden die bereid zijn te vechten en hun leven te geven op het slagveld, maar mensen die bereid zijn met toewijding weg te geven wat ze vergaarden, als een bezoeker van heilige plaatsen langskomt, vindt men niet zo gemakkelijk [vergelijk B.G. 17: 20].

O heilige brahmaan, zij die met gemak het wonnen in de slag zonder daarbij bang te zijn om te vechten of hun leven te verliezen, hebben het er niet zo gemakkelijk mee het vergaarde gewetensvol en toegewijd weg te schenken aan hem die de heilige grond bereidt [vergelijk B.G. 17: 20]. (Vedabase)

  

Tekst 10

De vrijgevigen, zij die vermaard zijn om hun genade, ontlenen er hun eer aan om in armoe te vervallen met het lenigen van de behoeften van de armen, om nog maar te zwijgen wat het voor hen betekent om kenners van de spirituele bedoeling, zoals uw goede zelf, tevreden te stellen. Daarom zal ik deze celibatair alles geven wat Hij maar wil.
 De vrijgevigen, zij die vermaard zijn om hun genade, strekt het ten voordeel om in armoede te vervallen met het lenigen van de behoeften van de verstokenen, om nog maar te zwijgen over het helpen van de kenners van het spirituele zoals uw goede zelf; daarom zal ik de celibatair geven wat hij ook maar wil. (Vedabase)


Tekst 11

Ieder van jullie, je volkomen bewust van de Vedische manier van offeren, is, met behulp van de verschillende benodigdheden, van het grootste respect met het aanbidden van de Genieter van het Offer. Of Hij nu Vishnu is die kwam om te zegenen of dat Hij er nu zou zijn om me van mijn voetstuk te halen, ik zal Hem, o wijze, al het land geven dat Hij maar verlangt.

Jullie allen je volledig bewust van de vedische manier van offeren, zijn met de verschillende benodigdheden zeer respectvol in het aanbidden van Hem de Genieter van het Offer; of Hij nu Vishnu is gekomen om te zegenen of er is om me van mijn voetstuk te halen, ik zal Hem, o wijze, al het land geven dat Hij ook maar verlangt. (Vedabase)

 

Tekst 12

Ik zal zelfs niet terugslaan als Hij, zich angstig voordoend als een brahmaanse jongen, mij als een vijand misleid en me gevangen neemt ondanks mijn onschuld.

Zelfs niet als Hij mij om de tuin leidend, angstig zich voordoend als een brahmaanse jongen, mij onterecht ter dood brengt zal ik het, tegen Hem gekeerd als een vijand, niet vergelden. (Vedabase)

 

Tekst 13

Als deze persoon hier degene is die wordt geprezen in de geschriften, zal Hij nimmer Zijn eer opgeven, of Hij nu al het land in bezit neemt na me te hebben gedood of rust in vrede nadat ik hem gedood heb.'

Als deze hier degene is die wordt geprezen in de geschriften, zal Hij, vanuit Zijn niet-aflatende heerlijkheid, het nimmer op willen geven, of Hij nu na me gedood te hebben al het land in bezit neemt of door mij gedood in vrede zal rusten.' (Vedabase)

 

Tekst 14

S'rî S'uka zei: '[Bali,] de hoogstaande en goddelijk geïnspireerde geest die zo gebrand was op waarachtigheid, werd daarop vervloekt door zijn goeroe omdat hij zo'n obstinate en respectloze leerling was [zie B.G. 10: 10]:

S'rî S'uka zei: 'Aldus werd hij, dat hoogstaande, goddelijk geïnspireerde karakter zo gebrand op waarachtigheid die zo'n obstinate en minachtende leerling was, als volgt vervloekt door de goeroe [zie B.G. 10: 10]: (Vedabase)

 

Tekst 15

'Jij, die zo eigenzinnig jezelf voor geleerd houdt terwijl je ingaat tegen mijn instructies, bewijst met de minachting die je voor mij aan de dag hebt gelegd jezelf als een schaamteloos stuk onbenul. Iemand als jij zal snel zijn weelde kwijtraken!'

'Zo eigenzinnig jezelf als geleerd beschouwend ben je, brekend met mijn bepalingen, met de minachting voor ons aan de dag gelegd een schaamteloos stuk onbenul geworden; en zo iemand zal snel verstoken zijn van al zijn weelde!' (Vedabase)

  

Tekst 16

[Ondanks] aldus [te zijn] vervloekt door zijn goeroe doneerde hij, die als een grote persoonlijkheid zijn eerlijkheid niet prijsgaf, na eerst water geofferd te hebben en van het nodige eerbetoon te zijn geweest, aan de grote persoonlijkheid Vâmanadeva [het land dat hij beloofd had].

[Zelfs al was hij] op deze manier vervloekt door zijn eigen goeroe schonk hij, die de waarachtigheid er niet aan had gegeven, de grote persoonlijkheid Vâmanadeva, na het nodige eerbetoon en eerst water geofferd te hebben, het land dat hij beloofd had. (Vedabase)

 

Tekst 17

Vindhyâvali, Bali's echtgenote, trad op dat moment met een parelketting om haar nek naar voren, en bracht een gouden pot gevuld met water om de Heer Zijn voeten te wassen.

Vindhyâvali, Bali's echtgenote met een parelketting om haar nek, trad op dat moment naar voren en zorgde ervoor dat er een gouden pot werd gebracht vol met water om de Heer Zijn voeten te wassen.  (Vedabase)

  

Tekst 18

Hij, de aanbidder van het mooiste stel voeten, waste ze persoonlijk en nam, verzet in grote vreugde, het water op zijn hoofd dat het hele universum zuivert.

Hij, de aanbidder van het meest goedgunstige en mooiste stel voeten, waste ze persoonlijk in grote vreugde verzet en nam het water op zijn hoofd dat het hele universum de bevrijding brengt. (Vedabase)

 

Tekst 19

Op dat moment werd een regen van bloemen uitgestrooid door de  bewoners van de hogere werelden: de goden, de zangers van de hemel, de geleerden, de zelfgerealiseerden en de vererenswaardigen. Allen prezen ze zeer tevreden over de rechtschapenheid van de Asurakoning wat hij gedaan had [vergelijk 5.18: 12].

Op dat ogenblik werd een regen van bloemen uitgestrooid door al de goden, de zangers van de hemel, de experts, de zelfgerealiseerden en de vererenswaardigen, die zeer tevreden de rechtschapenheid van de asura koning zijn optreden prezen [vergelijk 5.18: 12]. (Vedabase)

 

Tekst 20

De ingezetenen van de hemel, de aapachtigen en zij die van bijzondere talenten waren lieten duizenden en duizenden trommels en trompetten keer op keer klinken en verklaarden: 'Wat hij, deze grote persoonlijkheid, heeft volbracht was iets zeer moeilijks want hij heeft de drie werelden weggegeven aan zijn tegenstander [Vishnu]!'

Met duizenden tegelijk begonnen de ingezetenen van de hemel, de aapachtigen en zij die van bijzondere talenten waren te zingen verklarend: 'Dat wat Bali, deze grote persoonlijkheid, heeft gedaan was een allermoeilijkst iets, daar hij de drie werelden heeft overgeleverd aan de meest doorknede, die medestander der goden [Vishnu]!' (Vedabase)


Tekst 21

Daarop begon de dwergverschijning van de Onbegrensde Heer zich hoogst wonderbaarlijk uit te breiden tot de ganse omvang van de drievoudigheid van de materie: Hij strekte zich in iedere richting uit over al het land, de hemel, de planetenstelsels, de buitenruimte en de zeeën en de oceanen waar de vogels, de beesten, de mensen, de goden en de heiligen leefden.

Toen begon de dwergverschijning van de Onbegrensde Heer zich hoogst wonderlijk uit te breiden tot de gehele omvang van het drievoudige der materie: over alle land, de hemel, in iedere richting, de planetenstelsels, de buitenruimte en de zeeën en oceanen, waar de vogels en de beesten, de mensen, de goden en de heiligen leefden. (Vedabase)

 

Tekst 22

Bali kon, samen met de priesters, de leraren van het voorbeeld en de zoekers van de waarheid, in dit lichaam van Hem als de Grote Persoonlijkheid van de zes volheden, van Hem als de bron van kwaliteiten, het hele drievoudige universum zien, compleet met zijn elementen en levende wezens met hun zinnen, zinsobjecten, geest, intelligentie en vals ego.

In dit lichaam van Hem als de Almachtige kon Bali tezamen met al de priesters, de leraren van het voorbeeld en de zoekers van de waarheid het gehele drie-geaarde universum zien compleet met de elementen en de levende wezens met hun zinnen, zinsobjecten, geest, intelligentie en vals ego. (Vedabase)

 

Tekst 23

De lagere wereld zag hij onder Zijn voetzolen, op de voeten zag hij de landvlakten, de bergen zag hij in de kuiten van de virâth-purusha, de vliegende wezens in de knieën van de gigantische gedaante en in Zijn dijen zag hij de verschillende soorten halfgoden.

De lagere wereld zag hij onder Zijn voetzolen, op de voeten zag hij de landvlakten, de bergen zag hij in de kuiten van de virâth-purusha, de vliegende wezens in de knieën van de gigantische gedaante en in Zijn dijen zag hij de verschillende soorten halfgoden. (Vedabase)

 

Tekst 24

In Zijn kleding herkende hij de avondschemering, in Zijn geslachtsdelen zag hij de stamvaders, in Zijn heupen zag hij zichzelf met zijn woordvoerders, Zijn navel was het geheel van de hemel, bij Zijn middel waren er de zeven zeeën en in het bovenste gedeelte van Urukrama ['de Heer van de grote stappen'] zag hij de sterrentekens.

In Zijn kleding herkende hij de avondschemering, in Zijn gelachtsdelen zag hij de stamvaders, in Zijn heupen zag hij zichzelf met zijn woordvoerders; Zijn navel was het geheel van de hemel, bij Zijn middel waren er de zeven zeeën en in het bovenste gedeelte van Urukrama ['de Heer van de grote stappen'] zag hij de sterrentekens. (Vedabase)

 

Tekst 25-29

In Zijn hart, o mijn beste, zag hij het dharma, in de borst van Murâri huisden aangename en waarachtige woorden en in Zijn geest zag hij de maan. De godin die altijd een lotus in haar handen heeft, bevond zich in Zijn borst en in Zijn keel trof hij al de Vedische geluidstrillingen aan. In Zijn armen herkende hij al de goden onder leiding van Indra, in Zijn oren vond hij al de windrichtingen, de hemellichten vormden de top van Zijn hoofd, de wolken waren Zijn haar, het gefluister van de wind bevond zich in Zijn neusgaten, de zon vormde Zijn ogen en in Zijn mond zag hij het [offer]vuur. In Zijn spraak hoorde hij de lofzangen, in Zijn tong zag hij de god van de wateren, Zijn wenkbrauwen waren de vermaningen en regelingen, de oogleden vormden de dag en de nacht, in het voorhoofd van de Allerhoogste Persoon zag hij de woede en de begeerte zag hij in Zijn lippen. Lust was Zijn aanraking, o Koning, water was Zijn zaad, Zijn rug was de goddeloosheid, Zijn wonderen vond hij in de offerplechtigheden, de dood zag hij in Zijn schaduwen, de begoochelende energie was aanwezig in Zijn lach en in Zijn lichaamshaar herkende hij de kruiden en planten. Met de rivieren als Zijn aderen, de stenen als Zijn nagels en Heer Brahmâ, de halfgoden en de wijzen als Zijn intelligentie, herkende Bali in de zinnen van Zijn lichaam al de bewegende en niet-bewegende levensvormen [zie ook 2.1, 2.6, 3.12: 37-47 en B.G. 11].

In het hart, o beste, was er het dharma; naar de borst van Murâri het meest behagende en waarachtige en toen zag hij in de geest de maan; de godin met altijd een lotus in haar handen was zo ook Zijn inborst en bij Zijn hals waren er al de vedische geluidstrillingen. Al de goddelijken onder Indra waren er met Zijn armen, met Zijn oren waren er al de windrichtingen; de hemellichten vormden het topje van Zijn hoofd, Zijn haar de wolken, het gefluister van de wind Zijn neusgaten, de zon Zijn ogen en Zijn mond zag hij als het vuur. In Zijn spraak waren er de lofzangen, in Zijn tong zag hij de god der wateren; de vermaningen en regelingen waren Zijn wenkbrauwen, de oogleden de nacht en de dag, op de Allerhoogste Persoon Zijn voorhoofd zag hij woede en begeerte zag Hij in Zijn lippen. Lust was Zijn aanraking, o Koning, water Zijn zaad, Zijn rug de goddeloosheid, in de offeranden Zijn wonderen, de dood in Zijn schaduwen, in Zijn lach de illusiewekkende energie en in Zijn lichaamshaar herkende hij de kruiden en planten. Met de rivieren als Zijn aderen, de stenen als Zijn nagels, en Zijn intelligentie als Heer Brahmâ, als de halfgoden en als de wijzen zag Bali in de zinnen van Zijn lichaam al de bewegende en niet-bewegende levensvormen [zie ook 2.1, 2.6, 3.12: 37-47 en B.G. 11]. (Vedabase)

  

Tekst 30-31

Toen de Asura's dit geheel van al de werelden en zielen zagen raakten ze van streek o Koning. Geconfronteerd met de Sudars'ana werpschijf met zijn ondraaglijke hitte en de boog S'ârnga die weerklonk als de donder, het luide geluid van Zijn schelphoorn de Pâñcajanya en de grote kracht van Vishnu's knots de Kaumodakî, Zijn zwaard de Vidyâdhara, het schild met de honderd manen en Zijn superieure pijlenkoker genaamd Akshayasâyaka, vervielen ze in wanhoop.

Toen de Asura's dit volledige van de werelden en alle zielen waarnamen, traden ze het, o Koning, met gejammer tegemoet: de Sudars'ana werpschijf met zijn ondraaglijke hitte en de boog S'ârnga weerklinkend als de donder, het luide geluid van Zijn schelphoorn de Pâñcajanya en de grote kracht van Vishnu's knots de Kaumodakî, Zijn zwaard de Vidyâdhara, het schild met de honderd manen alsmede Zijn pijlenkoker genaamd Akshayasâyaka. (Vedabase)

 

Tekst 32-33

Zijn metgezellen met Sunanda en de andere leiders en plaatselijke godheden droegen gebeden op aan Hem die daar stond met Zijn schitterende helm, armbanden en visvormige oorhangers, Zijn S'rîvatsa-merkteken, de beste van de juwelen [de Kaustubha], Zijn gordel, gele kleding en Zijn bloemenslinger met bijen er omheen. Zich aldus vertonend, o Koning, bestreek de Allerhoogste Heer Urukrama in één enkele stap het gehele oppervlak van Bali's wereld en bestreek Hij met Zijn lichaam de hemel en met Zijn armen de windrichtingen.

Zijn metgezellen met Sunanda en de andere leiders en plaatselijke godheden begonnen gebeden op te zeggen voor Hem, die zich aftekende met Zijn schitterende helm, armbanden, visvormige oorhangers, Zijn S'rîvatsa-merkteken, de beste der juwelen [de Kaustubha], Zijn gordel, gele kleding en bloemenslinger met bijen erin. Met één enkele voetstap o Koning, bestreek de Allerhoogste Heer Urukrama het gehele oppervlak van Bali's wereld, en bestreek Hij met Zijn lichaam de hemel en met Zijn armen de windrichtingen. (Vedabase)

 

Tekst 34

De tweede stap strekte zich uit tot al de hemelse plaatsen en voor de derde stap bleef er toen geen enkel plekje land meer over, want Heer Urukrama was met Zijn stappen nu verder gekomen dan de verste verte voorbij Maharloka, Janaloka en Tapoloka [zie ook 5.17: 1].'

De tweede stap strekte zich uit tot al de hemelse plaatsen en voor de derde was er werkelijk geen plekje meer over daar Heer Urukrama met Zijn passen nu verder dan het verste verder voorbij de werelden der boete van de groten en de toegewijden reikte [zie ook 5.17: 1]. (Vedabase)

 

*: Prabhupâda: 'Er zijn twee soorten van hoog verheven toegewijden, genaamd sâdhana-siddha en kripâ-siddha. Sâdhana-siddha heeft betrekking op iemand die een toegewijde is geworden door het regelmatig in de praktijk brengen van de regulerende beginselen zoals vermeld in de geschriften, de s'âstra's, op aanwijzing en in opdracht van de geestelijk leraar. Als men met regelmaat een dergelijke toegewijde dienst ten uitvoer brengt, zal men zeker na de nodige tijd de perfectie bereiken. Maar er zijn andere toegewijden, die wellicht niet aan al de vereiste details hebben voldaan van de toegewijde dienst maar die, bij de bijzondere genade van de goeroe en Krishna - de geestelijk leraar en de Allerhoogste Persoonlijkheid van God - direct de volmaaktheid van zuivere toegewijde dienst hebben bereikt.' Bali Mahârâja werd zo'n kripâ-siddha-bhakta toegewijde.

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding stelt een grottenpelreliëf voor van Heer Trivikrama (Vâmana) ,
datum: 600-700 c.e,
cave2, Badami, Bagalkot District in het noordelijke deel van Karnataka, India.
Bron:
Indian Temple Architecture and sculpture blog.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties