regelbalk



 

Canto 7

Nrisimha Pranâma

 

 


Hoofdstuk 6: Prahlâda Instrueert Zijn Asuraschoolvriendjes

(1)  S'rî Prahlâda zei: 'Een intelligent iemand behoort, in deze maar zelden verworven menselijke geboorte, vanaf zijn vroegste jeugd het dharma te beoefenen van toegewijde dienst aan de Heer [zoals beschreven in 7.5: 23-24]; ondanks dat het maar een tijdelijke aangelegenheid betreft, wordt dit bestaan beheerst door die bedoeling. (2) Omdat Hij de meest welgezinde en geliefde van alle levende wezens is, de Meester van de Ziel, vormt het benaderen van de voeten van Vishnu de weg die de persoon te begaan heeft in deze wereld [zie ook 3.25: 38 en B.G. 5: 29]. (3) Door goddelijke beschikking is zinsgeluk o Daitya's, overal voor ieder belichaamd wezen beschikbaar, net als het ongeluk waar men tegenop loopt zonder dat men erom gevraagd heeft. (4) Het is niet nodig je in te spannen voor dat [materieel geluk], je zou enkel je leven ermee verspillen omdat je er niets mee wint. Het zijn de lotusvoeten van Mukunda [de Heer van de Bevrijding] die de [duurzame] basis vormen voor vrede en geluk. (5) Een nadenkend iemand met een materieel leven in een menselijk lichaam, moet daarom, zolang hij gezond en krachtig is en niet gebrekkig, gaan voor het ware voordeel van [Mukunda]. (6) Van de honderd jaar die men voor zijn leven heeft, besteed iemand in dienst van zijn zintuigen de helft van zijn tijd vruchteloos door, verzonken in duisternis, onwetend de nacht door te brengen met slapen. (7) In je kindertijd ben je onnozel, in je tienerjaren speel je en aldus verstrijken een twintigtal jaren en men brengt nog eens twintig jaar door met het op hoge leeftijd niets meer doen omdat men lichamelijk niet meer in staat is. (8) De rest van je leven verspil je als een dwaas omdat je, in de greep van familieaangelegenheden, verbijsterd raakt door machtige materiële verlangens die niet te bevredigen zijn. (9) Welke persoon kan zichzelf nu bevrijden als hij, gehecht aan huis en haard, gebonden aan de liefde, zijn zinnen niet de baas is [zie 1.2: 6-7]? (10) Hoe kan iemand die geld verdienen belangrijker vindt dan te leven [in toewijding en dankbaarheid], dat vergaren opgeven waarvoor een handelaar, dief en wetsdienaar zijn lieve leven op het spel zet? (11-13) Hoe kan men er mee ophouden in de huiselijke sfeer omgang te hebben met, en de woorden te waarderen van, de zo beminde, liefdevolle en aantrekkelijke echtgenote? Hoe kan men afzien van de liefde voor de schattige prietpraat van de kinderen, te denken aan de zoons en dochters die men in zijn hart gesloten heeft, aan zijn broers, zussen en de zorg voor zijn gebrekkige ouders? Hoe kan men nu afzien van huishoudelijke zaken als mooie meubeltjes, een goed inkomen, huisdieren en reeksen van bedienden en dienstmeisjes? Door met het vooropstellen van het belang van de geslachtsdelen en de tong allerlei verlangens  te koesteren die nooit te bevredigen zijn, is men bezig als een zijderups [die zich in zijn eigen cocon spint]. Hoe kan men nu van zo'n gigantische illusie afzien? (14) Steeds geplaagd door de drie vormen van ellende [door de natuur, door anderen en door eigen toedoen veroorzaakt, zie 2.10: 8], heeft hij geen spijt van het plezier dat hij beleeft aan zijn gezinsleden, maar materieel verdwaasd als hij is, bekort het onderhouden van zijn gezin zijn leven, zonder dat hij ooit doorkrijgt wat het doel van het leven is. Dat doel raakte hij kwijt.  (15) Met een geest die steeds verlangt naar weelde, leerde hij dat het fout is om bedrog te plegen omwille van de centen. Desondanks zit hij, na gestorven te zijn, vast aan deze materiële wereld [en moet hij vanwege de rechtspraak van Yamarâja opnieuw zijn geboorte nemen]. Zonder zijn zinnen de baas te zijn maakte hij zich als kostwinner, met zijn niet te bevredigen lusten, immers schuldig aan diefstal [zie ook B.G. 16: 11-12]. (16) Ondanks dat men hier weet van heeft, o zoons van Danu, komt men, als men voor zijn familie moet zorgen, niet aan zichzelf toe, waardoor men, dan vervreemd, in het duister tast met een 'mijn' en 'dijn' begrip van het leven zoals men dat bij dieren aantreft. (17-18) Niemand zal ooit, waar of wanneer dan ook, er met een gebrek aan kennis in slagen zichzelf te bevrijden. Omdat men, als een seksueel troeteldier dat uit is op lustbevrediging, met die gehechtheid hele families tot stand brengt, moeten jullie, mijn Daityavrienden, je in dit opzicht [als je bevrijding zoekt] er verre van houden je toevlucht te zoeken bij de duivel van de verslaving aan zinsgenoegens. Richt je in plaats daarvan op Heer Nârâyana, de oorspronkelijke godheid, die in de omgang met bevrijde zielen de weg van de bevrijding aangeeft waar jullie zo naar verlangen. (19) Het kost niet veel moeite om de Onfeilbare tevreden te stellen, o Asurazonen, omdat Hij zich overal in deze wereld heeft gevestigd als de perfectie van het zelf van alle levende wezens [vergelijk B.G. 14: 3-4]. (20-23) Hij is de Ene die in alle levende wezens hoog en laag aanwezig is, van het eenvoudigste plantenleven tot aan Heer Brahmâ toe. In de elementen afzonderlijk en in al hun transformaties, alsmede in het geheel van de materiële energie, in de staat van evenwicht van de geaardheden alsook in hun staat van onevenwichtigheid, is Hij de ene ware, bovenzinnelijke, oorspronkelijke bron die de Allerhoogste Persoon is, de Heer die zelf vrij is van verval. Wat betreft de oorspronkelijke positie van Zijn innerlijke aanwezigheid en Zijn uiterlijke persoonlijke manifestaties, is Hij zowel dat wat wordt doordrongen en te beschrijven is, als de alles doordringende Verheven Transcendentie die alle beschrijving te boven gaat. Hij is het onveranderlijke en onverdeelde [bewustzijn] in de vorm van gelukzaligheid en begrip; Hij is de Allerhoogste Heerser op wiens onbegrensd vermogen men zich verkijkt omdat Hij aan het zicht onttrokken wordt door de begoochelende energie die wordt beheerst door de basiskwaliteiten van de materiële natuur. (24) Toon daarom genade voor alle levende wezens. Als jullie met een vriendelijke houding de Asuramentaliteit [van vrienden versus vijanden] opgeven, zullen jullie daarmee de Heer voorbij de Zinnen tevreden stellen [zie ook B.G. 12: 13-20]. (25) Als Hij, de Eeuwige en Oorspronkelijke, tevreden is, is er niets dat men niet kan bereiken. Waarom zouden zij die aldus van dienst zijn in deze wereld die wordt beheerst door de drie basiskwaliteiten, zich moeten inspannen voor een plichtsbesef [met het reguleren van de lusten, de economie en de religie] dat vanzelf [uit die toewijding] voortvloeit? Waarom zouden we, verheven boven de drie geaardheden, verlangens koesteren als we Zijn voeten bezingen? (26) De voorgeschreven drievoud van dharma, kâma en artha, de kennis van de ziel en van de drie Veda's, van de logica, van het wettelijk gezag en van de verschillende beroepen, beschouw ik allen als de waarheid [aan de oppervlakte] die iemands lesje vormt. Maar het zich volledig overgeven aan de Allerhoogste Vriend is wat leidt tot [de diepere realisatie van de persoonlijke relatie met de] bovenzinnelijke persoon [je svarûpa, vergelijk 1.2: 8]. (27) Deze kennis, die vrij is van materiële smetten, is moeilijk te bereiken. Ze werd door Heer Nârâyana, de vriend van alle mensen, uitgelegd aan Nârada ter wille van alle zielen die zich uitsluitend aan Hem, de Allerhoogste Heer overgeven. Een dergelijk begrip is mogelijk voor hen die niet [meer] geven om materiële bezittingen en die hun lichamen baadden in het stof van de lotusvoeten. (28) Ik ontving deze kennis over het bhâgavata dharma [de toegewijde dienst aan de Heer, in negen onderdelen, zie 7.5: 23-34] en haar praktische toepassing van Nârada, die niets van doen heeft met een materieel leven en steeds de Heer voor ogen heeft.'

(29-30) De Daityazonen zeiden: 'Prahlâda, jij en wij kennen geen andere leraren dan de twee zonen van S'ukrâcârya, zij zijn de schoolmeesters voor ons kinderen. Maar jij, in het paleis verblijvend, kon zo'n moeilijk te krijgen omgang hebben met een grote ziel als Nârada. Kan je onze twijfel hierover wegnemen, o beste vriend, zodat we je kunnen geloven?'

 

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 31 januari, 2019.
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî Prahlâda zei: 'Een intelligent iemand behoort, in deze maar zelden verworven menselijke geboorte, vanaf zijn vroegste jeugd het dharma te beoefenen van toegewijde dienst aan de Heer [zoals beschreven in 7.5: 23-24]; ondanks dat het maar een tijdelijke aangelegenheid betreft, wordt dit bestaan beheerst door die bedoeling.
S'rî Prahlâda zei: 'Vanaf zijn kindertijd behoort een intelligent iemand het dharma te beoefenen van toegewijd de Heer van dienst zijn [zoals beschreven in 7.5: 23-24]; geboorte nemen in dit menselijk bestaan is een tijdgebonden iets wat zelden wordt bereikt en wat doortrokken is van betekenis. (Vedabase)

 

Tekst 2

Omdat Hij de meest welgezinde en geliefde van alle levende wezens is, de Meester van de Ziel, vormt het benaderen van de voeten van Vishnu de weg die de persoon te begaan heeft in deze wereld [zie ook 3.25: 38 en B.G. 5: 29].

Die weg [van betekenis] is van een levend wezen hier inderdaad het benaderen van de voeten van Vishnu omdat dit de meest geliefde en beste van alle levenden, de Meester van de Ziel aangaat [zie ook 3.25: 38 en B.G. 5: 29]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Door goddelijke beschikking is zinsgeluk, o Daitya's, overal voor ieder belichaamd wezen beschikbaar, net als het ongeluk waar men tegenop loopt zonder dat men erom gevraagd heeft.

Door goddelijke beschikking is gelukkig zijn met het sensuele, o Daitya's, overal beschikbaar voor alle wezens verenigd met een materieel lichaam, net zoals er het ongelukkig zijn is zonder dat men er om vraagt. (Vedabase)

 

Tekst 4

Het is niet nodig je in te spannen voor dat [materieel geluk], je zou enkel je leven ermee verspillen omdat je er niets mee wint. Het zijn de lotusvoeten van Mukunda [de Heer van de Bevrijding] die de [duurzame] basis vormen voor vrede en geluk.

Daarvoor bestaat er geen noodzaak je in te spannen, men zou slechts zijn leven verspillen, en het is ook niet nodig je erover te verlustigen; het uiteindelijk levensdoel zijn de lotusvoeten van Mukunda [de Heer der Bevrijding]. (Vedabase)

 

Tekst 5

Een nadenkend iemand met een materieel leven in een menselijk lichaam, moet daarom, zolang hij gezond en krachtig is en niet gebrekkig, gaan voor het ware voordeel van [Mukunda].

Derhalve moet een nadenkend persoon zolang als hij [van ouderdom] nog niet verstek laat gaan, nog steeds ferm en krachtig is, uit zijn op het ware voordeel van [Mukunda in] het hebben van een materieel leven in een lichaam. (Vedabase)

 

Tekst 6

Van de honderd jaar die men voor zijn leven heeft, besteed iemand in dienst van zijn zintuigen de helft van zijn tijd vruchteloos door, verzonken in duisternis, onwetend de nacht door te brengen met slapen.

Van de honderd jaar die iedere persoon voor zijn leven heeft is een persoon in dienst van zijn zintuigen daadwerkelijk de helft van zijn tijd aan het verspillen daar men de halve dag gehuld in duisternis slaapt in onwetendheid. (Vedabase)

 

Tekst 7

In je kindertijd ben je onnozel, in je tienerjaren speel je en aldus verstrijken een twintigtal jaren, en men brengt nog eens twintig jaar door met het op hoge leeftijd niets meer doen omdat men lichamelijk niet meer in staat is.

In zijn jeugd is men onnozel, als een jongen is men met spelen bezig en aldus verstrijken een twintigtal jaren en nog eens twintig jaren verstrijken waarin men niet meer in staat is tot als men fysiek onvermogend is van ouderdom. (Vedabase)

 

Tekst 8

De rest van je leven verspil je als een dwaas omdat je, in de greep van familieaangelegenheden, verbijsterd raakt door machtige materiële verlangens die niet te bevredigen zijn.

En verbijsterd door enorme materiële lusten die nimmer kunnen worden bevredigd is hij die overmatig gehecht is aan familiezaken als een dwaas de rest van zijn leven aan het verspillen. (Vedabase)

   

Tekst 9

Welke persoon kan zichzelf nu bevrijden als hij, gehecht aan huis en haard, gebonden aan de liefde, zijn zinnen niet de baas is [zie 1.2: 6-7]?

Welke man is in staat om zichzelf te bevrijden die, gehecht aan huis en haard, met handen en voeten is gebonden door de touwen der genegenheid, en zo zijn zinnen niet meer in bedwang heeft [zie 1.2: 6-7]? (Vedabase)

 

Tekst 10

Hoe kan iemand die geld verdienen belangrijker vindt dan te leven [in toewijding en dankbaarheid], dat vergaren opgeven waarvoor een handelaar, dief en wetsdienaar zijn lieve leven op het spel zet?

Wie, die er daadwerkelijk van uitgaat dat geld verdienen belangrijker is dan te leven [in toewijding en dankbaarheid], zou ertoe in staat zijn dat vergaren op te geven waarvoor de handelaar, de dief en de wetsdienaar hun leven in de waagschaal leggen? (Vedabase)

 

Tekst 11-13

Hoe kan men er mee ophouden in de huiselijke sfeer omgang te hebben met, en de woorden te waarderen van, de zo beminde, liefdevolle en aantrekkelijke echtgenote? Hoe kan men afzien van de liefde voor de schattige prietpraat van de kinderen, te denken aan de zoons en dochters die men in zijn hart gesloten heeft, aan zijn broers, zussen en de zorg voor zijn gebrekkige ouders? Hoe kan men nu afzien van huishoudelijke zaken als mooie meubeltjes, een goed inkomen, huisdieren en reeksen van bedienden en dienstmeisjes? Door met het vooropstellen van het belang van de geslachtsdelen en de tong allerlei verlangens  te koesteren die nooit te bevredigen zijn, is men bezig als een zijderups [die zich in zijn eigen cocon spint]. Hoe kan men nu van zo'n gigantische illusie afzien?

Hoe kan men er mee ophouden in het privé omgang te hebben met de zo liefhebbende echtgenote die zoveel plezier geeft; hoe kan men niet met wijze woorden de gezinsleden ondersteunen die gebonden zijn aan hun genegenheid of welke persoon zou zich niet aangetrokken voelen tot het gebrabbel van zijn kinderen? Met je zonen en getrouwde dochters, broers, zussen en afhankelijke ouders vooropgesteld in het hart, met al de zaken van de huishouding van mooie meubeltjes, een goed inkomen en alle huisdieren en de groepen van bedienden en helpsters in de huishouding die verbonden zijn met de familie, hoe kan men het daarmee opgeven; als een zijderups is men begeertig druk met allerlei soorten van activiteiten in verlangens die nooit te bevredigen zijn met het vooropstellen van de geslachtsdelen en de tong als het belangrijkste; hoe kan men van zo een gigantische illusie afzien? (Vedabase)

 

Tekst 14

Steeds geplaagd door de drie vormen van ellende [door de natuur, door anderen en door eigen toedoen veroorzaakt, zie 2.10: 8], heeft hij geen spijt van het plezier dat hij beleeft aan zijn gezinsleden, maar materieel verdwaasd als hij is, bekort het onderhouden van zijn gezin zijn leven, zonder dat hij ooit doorkrijgt wat het doel van het leven is. Dat doel raakte hij kwijt.

Zijn hele leven denkt hij met geen haar op zijn hoofd eraan om zich te weerhouden van het onderhouden van zijn gezin; verdwaasd de ware bedoeling bedervend en op alle fronten op de drievoudige manier [zie 2.10: 8] in moeilijkheden, heeft hij er geen spijt van eenvoudigweg van zijn gezin te genieten. (Vedabase)

 

Tekst 15

Met een geest die steeds verlangt naar weelde, leerde hij dat het fout is om bedrog te plegen omwille van de centen. Desondanks zit hij, na gestorven te zijn, vast aan deze materiële wereld [en moet hij vanwege de rechtspraak van Yamarâja opnieuw zijn geboorte nemen]. Zonder zijn zinnen de baas te zijn maakte hij zich als kostwinner, met zijn niet te bevredigen lusten, immers schuldig aan diefstal [zie ook B.G. 16: 11-12].

Met een geest gericht op weelde en bekend met de fout van het bedriegen ter wille van de centen in deze wereld is hij niettemin na gestorven te zijn gebonden aan deze materiële wereld [door Yamarâja opnieuw geboorte nemend] daar hij, al te verzot op zijn geliefden, nimmer in vrede met zijn verlangen, zich op een rooftocht bevond zonder zijn zinnen te beheersen. (Vedabase)


Tekst 16

Ondanks dat men hier weet van heeft, o zoons van Danu, komt men, als men voor zijn familie moet zorgen, niet aan zichzelf toe, waardoor men, dan vervreemd, in het duister tast met een 'mijn' en 'dijn' begrip van het leven zoals men dat bij dieren aantreft.

Hoewel men er weet van heeft, o zoons van Danu, is men er druk mee bezig de familie in ruimere zin te onderhouden terwijl men tegelijkertijd er niet in slaagt het ware zelf te begrijpen met het de mist ingaan met een, net als bij de dieren, vervreemd zijn in een "mijn" en '"dijn" begrip van het leven. (Vedabase)
 
Tekst 17-18

Niemand zal ooit, waar of wanneer dan ook, er met een gebrek aan kennis in slagen zichzelf te bevrijden. Omdat men, als een seksueel troeteldier dat uit is op lustbevrediging, met die gehechtheid hele families tot stand brengt, moeten jullie, mijn Daityavrienden, je in dit opzicht [als je bevrijding zoekt] er verre van houden je toevlucht te zoeken bij de duivel van de verslaving aan zinsgenoegens. Richt je in plaats daarvan op Heer Nârâyana, de oorspronkelijke godheid, die in de omgang met bevrijde zielen de weg van de bevrijding aangeeft waar jullie zo naar verlangen.

Omdat nooit, niemand, waar of wanneer dan ook met een gebrek aan kennis ook maar enigszins zal uitmunten in de kunst zichzelf te bevrijden van het als een seksueel troeteldier uitzijn op de lust en van het zijn van iemand uit wiens gehechtheid hele families tot stand komen, moeten jullie, mijn daitya vrienden in dezen je verre houden van het schuilen met de demon die al te verslaafd is aan zinsgenoegens; in plaats daarvan moet men tot Heer Nârâyana reiken, de oorspronkelijke godheid, die middels de omgang met bevrijde zielen de verlangde weg der bevrijding uitstippelt. (Vedabase)

 

Tekst 19

Het kost niet veel moeite om de Onfeilbare tevreden te stellen, o Asurazonen, omdat Hij zich overal in deze wereld heeft gevestigd als de perfectie van het zelf van alle levende wezens [vergelijk B.G. 14: 3-4].

Het heeft werkelijk niet veel om het lijf om de Onfeilbare tevreden te stellen, o asura zonen, omdat in deze wereld van alle wezens die zo dicht bij de ziel leven alle wegen al gebaand zijn [vergelijk B.G. 14: 3-4]. (Vedabase)

 

Tekst 20-23

Hij is de Ene die in alle levende wezens hoog en laag aanwezig is, van het eenvoudigste plantenleven tot aan Heer Brahmâ toe. In de elementen afzonderlijk en in al hun transformaties, alsmede in het geheel van de materiële energie, in de staat van evenwicht van de geaardheden alsook in hun staat van onevenwichtigheid, is Hij de ene ware, bovenzinnelijke, oorspronkelijke bron die de Allerhoogste Persoon is, de Heer die zelf vrij is van verval. Wat betreft de oorspronkelijke positie van Zijn innerlijke aanwezigheid en Zijn uiterlijke persoonlijke manifestaties, is Hij zowel dat wat wordt doordrongen en te beschrijven is, als de alles doordringende Verheven Transcendentie die alle beschrijving te boven gaat. Hij is het onveranderlijke en onverdeelde [bewustzijn] in de vorm van gelukzaligheid en begrip; Hij is de Allerhoogste Heerser op wiens onbegrensd vermogen men zich verkijkt omdat Hij aan het zicht onttrokken wordt door de begoochelende energie die wordt beheerst door de basiskwaliteiten van de materiële natuur.

Vanbinnen de wezens hoog en laag, beginnend bij het eenvoudigste plantenleven tot aan Brahmâ het meest vooraanstaande wezen; vanbinnen de enkele transformaties van de elementen zowel als met het totaal van de materiële energie; met de geaardheden der natuur in een staat van evenwicht alsook in een staat van beroering, is Hij, de Enige Echte der bovenzinnelijkheid, inderdaad de oorspronkelijke bron die de Allerhoogste Heer, de Beheerser is die zelf geen verval kent. Met het oorspronkelijke van Zijn positie vanbinnen en met Zijn persoonlijke manifestaties is Hij het doorvarene dat moet worden beschreven en het ongedifferentieerde allesdoordringende dat iedere beschrijving tart. Hij is het geheel, zuiver en volkomen, wiens gedaante vol van verrukking en kennis is, de Allerhoogste Heerser overdekt door de begoochelende energie op wiens onbegrensde weelde men zich verkijkt met de geaardheden van de natuur. (Vedabase)

 

Tekst 24

Toon daarom genade voor alle levende wezens. Als jullie met een vriendelijke houding de Asuramentaliteit [van vrienden versus vijanden] opgeven, zullen jullie daarmee de Heer voorbij de Zinnen tevreden stellen [zie ook B.G. 12: 13-20].

Toon derhalve genade voor alle levende wezens; met een vriendelijke houding zullen zij die van de oppositie zijn, de Asura's, het opgevend op die manier te leven, de Heer voorbij de Zinnen tevreden stemmen [zie ook B.G. 12: 13-20]. (Vedabase)

 

Tekst 25

Als Hij, de Eeuwige en Oorspronkelijke, tevreden is, is er niets dat men niet kan bereiken. Waarom zouden zij die aldus van dienst zijn in deze wereld die wordt beheerst door de drie basiskwaliteiten, zich moeten inspannen voor een plichtsbesef [met het reguleren van de lusten, de economie en de religie] dat vanzelf [uit die toewijding] voortvloeit? Waarom zouden we, verheven boven de drie geaardheden, verlangens koesteren als we Zijn voeten bezingen?

Als Hij, de Eeuwige en Oorspronkelijke, voldaan is is er niets dat men niet kan bereiken; welke noodzaak zou er bestaan voor hen die aldus van dienst zijn in deze wereld geregeerd door de geaardheden, om te werken voor een plichtsbesef [met het reguleren van de lusten, de economie en de religie] dat als vanzelf [op de toewijding] volgt. Waarom zouden wij, van boven de geaardheden, van verlangen zijn als we ten faveure van Zijn kwaliteiten het genoegen smaken van de essentie van de Heer Zijn voeten? (Vedabase)

 

Tekst 26

De voorgeschreven drievoud van dharma, kâma en artha, de kennis van de ziel en van de drie Veda's, van de logica, van het wettelijk gezag en van de verschillende beroepen, beschouw ik allen als de waarheid [aan de oppervlakte] die iemands lesje vormt. Maar het zich volledig overgeven aan de Allerhoogste Vriend is wat leidt tot [de diepere realisatie van de persoonlijke relatie met de] bovenzinnelijke persoon [je svarûpa, vergelijk 1.2: 8].

De drie voorgeschreven wegen van dharma, kâma en artha die zo gedekt zijn, maken de zelfverwerkelijking, de ceremoniën, de logica, de orde en het gezag en de verschillende soorten van beroepen uit die ik alle beschouw als de waarheid [aan de oppervlakte] die iemands lesje vormt; het is iemands volledige overgave aan de Allerhoogste Vriend wat voert tot de uiteindelijke persoonlijkheid [vergelijk 1.2: 8]. (Vedabase)

 

Tekst 27

Deze kennis, die vrij is van materiële smetten, is moeilijk te bereiken. Ze werd door Heer Nârâyana, de vriend van alle mensen, uitgelegd aan Nârada ter wille van alle zielen die zich uitsluitend aan Hem, de Allerhoogste Heer overgeven. Een dergelijk begrip is mogelijk voor hen die niet [meer] geven om materiële bezittingen en die hun lichamen baadden in het stof van de lotusvoeten.

Deze kennis die vrij is van materiële smetten is hoogst lastig te doorgronden. Ze werd door Heer Nârâyana uitgelegd aan de zekere vriend van alle mensen Nârada terwille van al degenen die [via hem] uitsluitend van overgave zijn aan Hem, de Allerhoogste Heer; geen materieel bezit claimend, kan dat begrip worden bereikt, daar hun lichamen baadden in het stof van de lotusvoeten. (Vedabase)


Tekst 28

Ik ontving deze kennis over het bhâgavata dharma [de toegewijde dienst aan de Heer in negen onderdelen, zie 7.5: 23-34] en haar praktische toepassing van Nârada, die niets van doen heeft met een materieel leven en steeds de Heer voor ogen heeft.'

Deze spirituele kennis betreffende het bhâgavata dharma [de negen van toegewijd de Heer van dienst zijn] werd tezamen met haar praktisch gebruik in al zijn zuiverheid voorheen aan mij uitgelegd door Nârada die de Heer altijd voor ogen heeft.' (Vedabase)

 

Tekst 29-30

De Daityazonen zeiden: 'Prahlâda, jij en wij kennen geen andere leraren dan de twee zonen van S'ukrâcârya, zij zijn de schoolmeesters voor ons kinderen. Maar jij, in het paleis verblijvend, kon zo'n moeilijk te krijgen omgang hebben met een grote ziel als Nârada. Kan je onze twijfel hierover wegnemen, o beste vriend, zodat we je kunnen geloven?'

De daitya zonen zeiden: 'Prahlâda, een kind als jij zowel kinderen als wij kennen geen andere leraren die de controle over hen hebben dan de twee zonen van S'ukrâcârya. In het paleis verblijvend moet het moeilijk zijn een dergelijke superieure associatie te vinden; alsjeblieft neem de twijfel weg, o zachtgeaarde, over hoe we daar geloof aan kunnen hechten.' (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding is een vintage Hindoe voorstelling
van het reïncarnatiebeginsel in relatie tot de Heer.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties