regelbalk


 

 

Canto 10

Hari Haraye Namah

 

 

Hoofdstuk 86: Arjuna Ontvoert Subhadrā, en Krishna Instrueert Bahulas'va en S'rutadeva

(1) De achtenswaardige koning [Parīkchit] zei: 'O brahmaan, we willen graag weten hoe zij die mijn grootmoeder is, de zuster van Krishna en Rāma [Subhadrā, zie 9.24: 53-55], getrouwd raakte met Arjuna.'

(2-3) S'rī S'uka zei: 'Arjuna, de grote heer, die op bedevaart rondtrok over de aarde, hoorde aankomend in Prabhāsa dat Balarāma van plan was Zijn nicht van moeders zijde weg te schenken aan Duryodhana en aan niemand anders. Haar begerend ging hij daarom naar Dvārakā vermomd als een asceet met een tridanda [*]. (4) Vastberaden zijn doel te bereiken, verbleef hij daar gedurende de maanden van het regenseizoen en werd hij door Balarāma en de burgers steeds geėerd [zoals de gebruiken dat voorschreven] zonder dat ze zich er bewust van waren wie hij was. (5) Op een dag werd hij uitgenodigd als gast en naar het huis van Balarāma gebracht, die hem gewetensvol een maaltijd voorzette die hij toen opat. (6) Met ogen oplichtend van geluk, zag hij daar vervolgens het wonderschone meisje dat helden het hoofd op hol bracht. Hevig verliefd zette hij zijn zinnen op haar. (7) Toen ze hem zag die iedere vrouw het hart stal, begeerde zij hem ook. Ze richtte haar hart en ogen op hem terwijl ze vol van verlangen hem een bedeesde glimlach en blikken toewierp. (8) Aan niets anders dan aan haar denkend, wachtte Arjuna het juiste ogenblik af. Zijn hart beefde van het hevigste verlangen en hij kon geen rust vinden. (9) Toen ze tijdens een belangrijke feestdag vanuit de vesting wegreed in een wagen, greep de machtige krijgsheer de kans het meisje te ontvoeren dat zijn hart had gestolen. Dat gebeurde met de instemming van haar ouders [zie 10.1: 56] en Krishna. (10) Staand op zijn wagen met zijn boog geheven dreef hij, als de koning van de dieren die zijn deel opeist, de helden en wachters terug die hem probeerden tegen te houden terwijl haar verwanten woedende kreten slaakten. (11) Toen Balarāma hierover vernam, raakte Hij zo van streek als de oceaan tijdens volle maan. Hij moest door Heer Krishna en Zijn familie respectvol bij Zijn voeten worden gegrepen om tot vrede te worden bewogen. (12) Met genoegen stuurde Hij toen cadeaus van grote waarde, olifanten, paarden en mannelijke en vrouwelijke bedienden, als huwelijkscadeau voor de bruid en bruidegom.'
 
(13) S'rī S'uka vervolgde: 'Onder Krishna's brahmanen bevond er zich een die S'rutadeva heette. Uitsluitend Krishna toegewijd was hij een van de besten. Hij stond bekend om de volkomenheid van zijn realisatie - zijn sereniteit en geleerdheid, en was vrij van zinsbevrediging. (14) Als een huishouder woonachtig in Mithilā in het koninkrijk Videha, deed hij zijn plicht zonder zich te bekommeren om wat hij ontving voor zijn levensonderhoud. (15) Hij deed iedere dag wat hij moest doen, en was tevreden met slechts dat - en niets meer dan dat, wat hem bij lotsbeschikking werd toebedeeld voor zijn karige levensonderhoud. (16) De heerser van dat koninkrijk, stammend van de lijn van Koning Mithilā [Janaka], stond bekend als Bahulās'va. Hij was net zo onzelfzuchtig van aard als hij, mijn beste Koning. Ze waren Acyuta beiden even lief. (17) Tevreden als Hij was over hen twee klom de Opperheer in Zijn wagen die door Dāruka werd voorgereden. De Meester ging samen met een groep wijzen op reis naar Videha. (18) Hij werd vergezeld door Nārada, Vāmadeva, Atri, Krishna Dvaipāyana Vyāsa, Paras'urāma, Asita, Aruni, ikzelf [S'uka], Brihaspati, Kanva, Maitreya, Cyavana en anderen. (19) Overal waar Hij kwam naderden de burgers en dorpelingen met arghya [wateroffers] om Hem te begroeten, als was Hij de rijzende zon omringd door de planeten. (20) In Ānarta [waar zich Dvārakā bevind], Dhanva [het woestijngebied], Kuru-jāngala [Thaneswar en Kurukshetra], Kanka, Matsya [Jaipur en Aloyar], Pańcāla [het gebied van de Ganges], Kunti, Madhu, Kekaya [noordoost Punjab], Kos'ala [van Kās'ī tot aan de Himalaya's], Arna [ten oosten van Mithilā] en in vele andere koninkrijken, dronken de mannen en vrouwen, met hun ogen, de vriendelijke glimlachen en liefdevolle blikken van Zijn lotusgezicht, o Koning. (21) Door hen [zo] de onbevreesdheid van de spirituele visie te verlenen, maakte de Geestelijk Leraar van de Drie Werelden een einde aan de blindheid van hun ogen. Op deze manier geleidelijk aan Videha bereikend, hoorde Hij hoe Zijn heerlijkheden werden bezongen door de godsbewuste zielen en de gewone mensen, de heerlijkheden die alle ongeluk verdrijven en iedere uithoek van het universum zuiveren. (22) Zo gauw de dorpelingen en stadsbewoners hoorden dat Acyuta was gearriveerd, o Koning, kwamen ze verheugd op Hem af om Hem te begroeten met offergaven in hun handen. (23) Hem die Geprezen Wordt in de Verzen voor zich ziend bogen ze, met hun gezichten en hun harten bloeie nd van de liefde en met hun handpalmen bijeen gehouden bij hun hoofden, zich voorover voor Hem en de wijzen die ze tot dusverre enkel kenden van horen zeggen. (24) De koning van Mithilā en S'rutadeva wierpen zich beiden ter aarde aan Zijn voeten, met ieder van hen de gedachte in zijn hoofd dat de Geestelijk Leraar van het Universum speciaal voor hem was gekomen om van genade te zijn. (25) Bahulās'va en S'rutadeva nodigden toen, beiden met hun handen samengebracht, tegelijkertijd de Nakomeling van Das'ārha en de brahmanen uit hun gasten te zijn. (26) De Allerhoogste Heer wilde graag beiden een plezier doen en aanvaardde hun aanbod door ieders huis [tegelijkertijd] binnen te gaan zonder dat dat [vaibhava-prakās'awonder] voor hen te zien was. (27-29) De nazaat van Janaka [Bahulas'va] die ze later die dag, van verre, vermoeid naar zijn huis zag komen, droeg zorgzaam voor hen fijne zetels naar buiten, zodat ze comfortabel konden zitten. Met een hart vol vreugde, met intense toewijding en ogen wazig van de tranen, boog hij zich voorover om de voeten te wassen waarvan het water de hele wereld kan zuiveren. Samen met zijn familie nam hij het op zijn hoofd en vereerde hij de Heren [en de wijzen] met sandelhoutpasta, bloemenslingers, kleding, sieraden, wierook, lampen, arghya, koeien en stieren. (30) Toen ze klaar waren met eten zei hij, terwijl hij gelukkig de voeten van Vishnu op zijn schoot masseerde, om ze te behagen, langzaam op een vriendelijke toon het volgende.

(31) S'rī Bahulās'va zei: 'U, o Almachtige, de Zelfverlichte Getuige en Ziel van Alle Geschapen Wezens, bent nu zichtbaar geworden voor ons, wij die Uw voeten in gedachten houden. (32) Om de uitspraak kracht bij te zetten die U deed: 'Niemand, zelfs niet Ananta, S'rī of de Ongeboren Brahmā is Mij zo dierbaar als de zuivere toegewijde', hebt U Zich voor onze ogen gemanifesteerd [zie ook 7.7: 51-52, 10.9: 20-21, 10.47: 58-63]. (33) Welke persoon die hiervan weet zou zich van Uw lotusvoeten afwenden, als U Zich geeft aan vreedzame wijzen vrij van bezitsdrang? (34) Nederdalend in de Yadudynastie terwille van hen die verstrikt zijn in het rad van wedergeboorte [samsāra] hebt U, om dat een halt toe te roepen, Uw faam verbreid die een einde maakt aan de zonden van de drie werelden. (35) Alle eer aan U, o Krishna, o Allerhoogste Heer van een onbegrensde intelligentie, o Nara-Nārāyana die volmaakt vreedzaam in Uw verzaking bent. (36) AlstUblieft, o Alomtegenwoordige, verblijf samen met de brahmanen een paar dagen bij ons thuis en zegen deze dynastie van Nimi met het stof van Uw voeten.'

(37) S'rī S'uka zei: 'Aldus door d e koning uitgenodigd, bleef de Opperheer en Handhaver van de Ganse Wereld daar, en maakte er de mannen en vrouwen van Mithilā gelukkig mee. (38) S'rutadeva, die net als Bahulas'va Krishna bij hem thuis ontving, boog zich voor de wijzen en danste [toen] hoogst verheugd met wapperende kleren. (39) Hij liet ze plaatsnemen op matten van darbhagras die hij bracht, hij begroette hen met woorden om ze te verwelkomen, en waste toen samen met zijn vrouw met plezier hun voeten. (40) Dolblij dat al zijn wensen in vervulling waren gegaan, besprenkelde hij allervroomst met het water zichzelf, zijn huis en zijn familie. (41) Met offers van vruchten, geurige wortel [us'īra], zuiver hemels zoet water, aromatische klei, tulsīblaadjes, kus'agras en lotusbloemen, vereerde hij hen met alle middelen van aanbidding die hem ter beschikking stonden, alsmede met voedsel bevorderlijk voor een geest van goedheid [zie B.G. 17: 8]. (42) Hij vroeg zich af: 'Hoe kon het gebeuren dat ik, die belandde in de overwoekerde put van het gezinsleven, nu de vreugde mag genieten omgang te hebben met Krishna en deze goddelijke mensen waarin Hij zich ophoudt? Het is het stof van hun voeten dat de waardigheid vormt van alle heilige plaatsen.' (43) Na zijn gastvrijheid te hebben getoond ging S'rutadeva, met hen comfortabel gezeten, dicht bij hen zitten samen met zijn vrouw, verwanten en kinderen, en nam hij het woord terwijl hij [de Heer] Zijn voeten masseerde.

(44) S'rutadeva zei: 'Het is niet alleen vandaag dat we de Allerhoogste Persoonlijkheid voor ons aanwezig zien. We genieten in feite Zijn aanwezigheid al sedert Hij dit universum middels Zijn energieėn schiep en er [als een avatāra] in binnenging in Zijn [bovenzinnelijke] staat. (45) Hij gaat deze wereld binnen en verschijnt er zoals een slapende persoon die, alleen met zijn geest, een afzonderlijke wereld creėert in zijn eigen voorstellingsvermogen. (46) U verschijnt in het hart van die personen die, met een zuivere [door meditatie vreedzame] geest, steeds weer over U vernemen en over U spreken, U verheerlijken, U aanbidden en over U converseren. (47) Ook al bevindt U zich in het hart, U houdt zich verre van geesten die zich opwinden over  materiėle zaken. Hoewel men [aldus] op eigen kracht geen vat op U kan krijgen, staat U hen bij die waardering hebben voor Uw kwaliteiten [zie ook B.G. 7: 25]. (48) Mogen er mijn eerbetuigingen zijn voor U, die de Superziel bent voor de kenners van de Allerhoogste Geest, voor U die [in de vorm van de Tijd **] de dood van de geconditioneerde ziel teweeg brengt, voor U, degene die zowel de gedaanten van het gevolg als de gedaant en van de oorzaak aanneemt, voor U wiens visie niet wordt vertroebeld door Uw begoochelend vermogen maar die voor onze blikken wel bent verhuld. (49) U als die Superziel, gebiedt alstUblieft ons, Uw dienaren. Wat, o Heer, moeten we doen? O, het voor ogen hebben van Uw goede Zelf is wat een einde maakt aan de moeilijkheden van de mensheid!'
   
(50) S'S'uka zei: 'Na gehoord te hebben wat hij aldus tot Hem zei, richtte de Opperheer, de vernietiger van het leed van de overgegeven zielen, Zich tot hem en nam Hij daarbij met een brede glimlach zijn hand in de Zijne. (51) De Opperheer zei: 'O brahmaan, u moet weten dat deze wijzen meekwamen met de bedoeling u te zegenen. Rondtrekkend samen met Mij, zuiveren ze alle werelden met het stof van hun voeten. (52) De beeltenissen, bedevaartsoorden en heilige rivieren bezocht, aangeraakt en aanbeden, zuiveren geleidelijk aan, maar men bereikt datzelfde [in een keer] door de blik van hen [de wijzen] die het meest aanbiddelijk zijn [zie ook 4.30: 37, 7.9: 44, 10.9: 21, 10.84: 11]. (53) Een brahmaan is van geboorte de beste van alle levende wezens, en nog meer als hij, als een expansie van Mij, begiftigd is met verzaking, geleerdheid en tevredenheid. (54) [Zelfs] deze vierarmige persoonlijke gedaante is Me niet zo dierbaar als een brahmaan. Een [brahmaanse] geleerde omvat al de Veda's, zoals Ik al de goden omvat [zie ook 10.84: 12]. (55) Zij wiens intelligentie verdorven is en er niet in slagen het aldus te begrijpen, ontbreekt het aan achting en zijn afgunstig. Terwijl ze de zichtbare vorm van een godsbeeld wel het aanbidden waard vinden, blijven ze in gebreke jegens hun goeroe, de [brahmaanse] geleerde, die in feite Mij is, hun eigenlijke Zelf. (56) De geleerde met achting voor Mij, houdt het bewegende en niet-bewegende deel van dit universum, zowel als de elementaire categorieėn die daaraan ten grondslag liggen, in gedachten als zijnde vormen van Mij [zie ook B.G. 5: 18]. (57) Aanbidt daarom, o brahmaan, enkel deze brahmaanse zieners met hetzelfde geloof als je in Mij stelt. Je zal aldus rechtstreeks voor Mij van aanbidding zijn, en niet op enige andere wijze zoals met [b.v. het opofferen van] grote rijkdom [en dergelijke].'

(58) S'rī S'ūka zei: 'Hij [S'rutadeva] zowel als de koning van Mithilā, die op deze manier instructie ontvingen van de Heer, bereikten door hun enkelvoudige toewijding tot Krishna en Zijn gezelschap van hoogst verheven brahmanen, de bovenzinnelijke bestemming. (59) De Opperheer, die van toewijding is voor Zijn Eigen toegewijden, verbleef bij de twee toegewijden, onderrichtte het pad van de waarachtige ziel [***], o Koning, en keerde weer terug naar Dvārakā.'

 

  next                       

 

Derde herziene editie, geladen 23 december, 2021.

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De achtenswaardige koning [Parīkchit] zei: 'O brahmaan, we willen graag weten hoe zij die mijn grootmoeder is, de zuster van Krishna en Rāma [Subhadrā, zie 9.24: 53-55], getrouwd raakte met Arjuna.'
De achtenswaardige koning (Parīkchit) zei: 'O brahmaan, we willen graag weten hoe zij die mijn grootmoeder is, de zuster van Krishna en Rāma [Subhadrā, zie 9.24: 53-55], getrouwd raakte met Arjuna.' (Vedabase)

 

Tekst 2-3

S'rī S'uka zei: 'Arjuna, de grote heer, die op bedevaart rondtrok over de aarde, hoorde aankomend in Prabhāsa dat Balarāma van plan was Zijn nicht van moeders zijde weg te schenken aan Duryodhana en aan niemand anders. Haar begerend ging hij daarom naar Dvārakā vermomd als een asceet met een tridanda [*].

S'rī S'uka zei: 'Arjuna, de grote heer, weg op een bedevaart naar Prabhāsa rondtrekkend over de aarde, hoorde dat Rāma van plan was zijn nicht van moeders zijde weg te schenken aan Duryodhana en aan niemand anders, en zo ging hij, haar begerend, naar Dvārakā veranderd in een asceet met een tridanda [*]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Vastberaden zijn doel te bereiken, verbleef hij daar gedurende de maanden van het regenseizoen en werd hij door Balarāma en de burgers steeds geėerd [zoals de gebruiken dat voorschreven] zonder dat ze zich er bewust van waren wie hij was.

Aldaar hield hij, vastberaden zijn doel te bereiken, zich op gedurende de maanden van het regenseizoen en werd hij gedurende die tijd geėerd door de burgers en door Rāma die zich er niet bewust van was met wie hij te doen had. (Vedabase)

 

Tekst 5

Op een dag werd hij uitgenodigd als gast en naar het huis van Balarāma gebracht, die hem gewetensvol een maaltijd voorzette die hij toen opat.

Op een dag uitgenodigd als gast werd hij naar Balarāma's huis gebracht alwaar Hij hem gelovig van voedsel voorzag zodat hij kon eten. (Vedabase)

 

Tekst 6

Met ogen oplichtend van geluk, zag hij daar vervolgens het wonderschone meisje dat helden het hoofd op hol bracht. Hevig verliefd zette hij zijn zinnen op haar.

Daar, met ogen opbloeiend van geluk het wonderschone meisje ziend dat de helden het hoofd op hol brengt, zette hij, hevig verliefd, zijn zinnen op haar. (Vedabase)

  

Tekst 7

Toen ze hem zag die iedere vrouw het hart stal, begeerde zij hem ook. Ze richtte haar hart en ogen op hem terwijl ze vol van verlangen hem een bedeesde glimlach en blikken toewierp.

Zij met hem voor ogen die iedere vrouw het hart stal, fixeerde, vol verlangen hem een bedeesde glimlach en blik gunnend, haar hart en ogen op hem. (Vedabase)


Tekst 8

Aan niets anders dan aan haar denkend, wachtte Arjuna het juiste ogenblik af. Zijn hart beefde van het hevigste verlangen en hij kon geen rust vinden.

Aan niets anders dan aan haar denkend het juiste ogenblik afwachtend kon Arjuna, met zijn hart trillend van het hevigste verlangen, geen rust vinden. (Vedabase)

 

Tekst 9

Toen ze tijdens een belangrijke feestdag vanuit de vesting wegreed in een wagen, greep de machtige krijgsheer de kans het meisje te ontvoeren dat zijn hart had gestolen. Dat gebeurde met de instemming van haar ouders [zie 10.1: 56] en Krishna.

Toen ze tijdens een belangrijke feestdag vanuit de vesting wegreed in een wagen, greep de machtige krijger, met medeweten van haar ouders en [zie 10.1: 56] Krishna, zijn kans met haar die zijn hart had gestolen. (Vedabase)

      

Tekst 10

Staand op zijn wagen met zijn boog geheven dreef hij, als de koning van de dieren die zijn deel opeist, de helden en wachters terug die hem probeerden tegen te houden terwijl haar verwanten woedende kreten slaakten.

Staande op de wagen zijn boog heffend dreef hij, als de koning der dieren zijn deel opeisend, de helden en wachters terug die, onder de woedende kreten van zijn verwanten, hem probeerden tegen te houden. (Vedabase)

 

 Tekst 11

Toen Balarāma hierover vernam, raakte Hij zo van streek als de oceaan tijdens volle maan. Hij moest door Heer Krishna en Zijn familie respectvol bij Zijn voeten worden gegrepen om tot vrede te worden bewogen.

Toen dit Rāma ter ore kwam en Hij zo van streek was als de oceaan tijdens een conflictueuze maan [astrologische conjunctie of oppositie], werd Hij door Heer Krishna en Zijn familie bij de voeten gegrepen en met zorg tot vrede bewogen. (Vedabase)

 

Tekst 12

Met genoegen stuurde Hij toen cadeaus van grote waarde, olifanten, paarden en mannelijke en vrouwelijke bedienden, als huwelijkscadeau voor de bruid en bruidegom.'

En zo zond Hij met genoegen cadeaus van grote waarde, olifanten en paarden en mannen en vrouwen [om van dienst te zijn] als huwelijkscadeau voor de bruid en bruidegom. ' (Vedabase)

 

Tekst 13

S'rī S'uka vervolgde: 'Onder Krishna's brahmanen bevond er zich een die S'rutadeva heette. Uitsluitend Krishna toegewijd was hij een van de besten. Hij stond bekend om de volkomenheid van zijn realisatie - zijn sereniteit en geleerdheid, en was vrij van zinsbevrediging.

S'rī S'uka ging verder: 'Van Heer Krishna was er S'rutadeva, een van de besten onder de tweemaal geborenen, die bekend stond om de volkomenheid van zijn realisatie - zijn sereniteit, geleerdheid en vrij zijn van zinsbevrediging - in een toewijding tot Krishna alleen. (Vedabase)

 

Tekst 14

Als een huishouder woonachtig in Mithilā in het koninkrijk Videha, deed hij zijn plicht zonder zich te bekommeren om wat hij ontving voor zijn levensonderhoud.

Hij, als een huishouder zich ophoudend in Mithilā in het koninkrijk Videha, kwam zijn verplichtingen na zonder zich te bekommeren om wat er voor zijn levensonderhoud op hem af kwam. (Vedabase)

 

Tekst 15

Hij deed iedere dag wat hij moest doen, en was tevreden met slechts dat - en niets meer dan dat, wat hem bij lotsbeschikking werd toebedeeld voor zijn karige levensonderhoud.

Dag na dag zijn plichten nakomend zoals vereist, was hij gelukkig met slechts dat - en niets meer dan - wat voor een karig levensonderhoud hem bij lotsbeschikking ten deel viel. (Vedabase)

 

Tekst 16

De heerser van dat koninkrijk, stammend van de lijn van Koning Mithilā [Janaka], stond bekend als Bahulās'va. Hij was net zo onzelfzuchtig van aard als hij, mijn beste Koning. Ze waren Acyuta beiden even lief.

De heerser van dat koninkrijk van de lijn van Koning Mithilā [Janaka] bekend als Bahulās'va was evenzo onzelfzuchtig van aard, mijn beste; ze waren Acyuta inderdaad beiden lief. (Vedabase)

 

Tekst 17

Tevreden als Hij was over hen twee, klom de Opperheer in Zijn wagen die door Dāruka werd voorgereden. De Meester ging samen met een groep wijzen op reis naar Videha.

Tevreden over hen allebei klom de Opperheer in Zijn wagen voorgereden door Dāruka, en samen met een groep wijzen op reis gaand ging de Meester naar Videha. (Vedabase)

   

Tekst 18

Hij werd vergezeld door Nārada, Vāmadeva, Atri, Krishna Dvaipāyana Vyāsa, Paras'urāma, Asita, Aruni, ikzelf [S'uka], Brihaspati, Kanva, Maitreya, Cyavana en anderen.

Mee kwamen Nārada, Vāmadeva, Atri, Krishna-dvaipāyana Vyāsa, Paras'urāma, Asita, Aruni, ikzelf [S'uka], Brihaspati, Kanva, Maitreya en Cyavana en anderen. (Vedabase)

 

 Tekst 19

Overal waar Hij kwam naderden de burgers en dorpelingen met arghya [wateroffers] om Hem te begroeten, als was Hij de rijzende zon omringd door de planeten.

Overal waar Hij kwam naderden de burgers en dorpelingen met arghya [wateroffers] om Hem te begroeten die als de rijzende zon was omringd door de planeten. (Vedabase)

 

 Tekst 20

In Ānarta [waar zich Dvārakā bevind], Dhanva [het woestijngebied], Kuru-jāngala [Thaneswar en Kurukshetra], Kanka, Matsya [Jaipur en Aloyar], Pańcāla [het gebied van de Ganges], Kunti, Madhu, Kekaya [noordoost Punjab], Kos'ala [van Kās'ī tot aan de Himalaya's], Arna [ten oosten van Mithilā] en in vele andere koninkrijken, dronken de mannen en vrouwen, met hun ogen, de vriendelijke glimlachen en liefdevolle blikken van Zijn lotusgezicht, o Koning.

In Ānarta [waar zich Dvārakā bevind], Dhanva [het woestijngebied], Kuru-jāngala [Thaneswar en Kurukshetra], Kanka, Matsya [Jaipur en Aloyar], Pańcāla [het gebied van de Ganges], Kunti, Madhu, Kekaya [noordoost Punjab], Kos'ala [van Kas'i tot aan de Himalaya's], Arna [ten oosten van Mithilā] en in vele andere koninkrijken, dronken de mannen en vrouwen met hun ogen het lotusgezicht in zo gul met Zijn glimlachen en liefdevolle blikken, o Koning. (Vedabase)

 

 Tekst 21

Door hen [zo] de onbevreesdheid van de spirituele visie te verlenen, maakte de Geestelijk Leraar van de Drie Werelden een einde aan de blindheid van hun ogen. Op deze manier geleidelijk aan Videha bereikend, hoorde Hij hoe Zijn heerlijkheden werden bezongen door de godsbewuste zielen en de gewone mensen, de heerlijkheden die alle ongeluk verdrijven en iedere uithoek van het universum zuiveren.

Als de Geestelijk Leraar van de Drie Werelden schonk Hij, de blindheid van hun ogen wegnemend, hen de onbevreesdheid van de spirituele visie, en hoorde Hij, geleidelijk aan Videha bereikend, hoe Zijn heerlijkheden die alle ongeluk uitdrijven en iedere hoek van het universum zuiveren, werden bezongen door de goddelijken en de gewone mensen. (Vedabase)

  

 Tekst 22

Zo gauw de dorpelingen en stadsbewoners hoorden dat Acyuta was gearriveerd, o Koning, kwamen ze verheugd op Hem af om Hem te begroeten met offergaven in hun handen.

Zo gauw de dorpelingen en stadsbewoners hoorden dat Acyuta was gearriveerd, o Koning, kwamen ze verheugd op Hem af met offergaven in hun handen. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Hem die Geprezen Wordt in de Verzen voor zich ziend bogen ze, met hun gezichten en hun harten bloeiend van de liefde en met hun handpalmen bijeen gehouden bij hun hoofden, zich voorover voor Hem en de wijzen die ze tot dusverre enkel kenden van horen zeggen.

Met het zien van Hem Die Geprezen Wordt in de Verzen, bogen ze zich met hun gezichten en hun harten bloeiend van de liefde voorover met hun palmen bijeen gehouden bij hun hoofden, zoals ze dat ook deden voor de wijzen die ze kenden van horen zeggen. (Vedabase)

 

 Tekst 24

De koning van Mithilā en S'rutadeva wierpen zich beiden ter aarde aan Zijn voeten met ieder van hen de gedachte in zijn hoofd dat de Geestelijk Leraar van het Universum speciaal voor hem was gekomen om van genade te zijn.

De koning van Mithilā en S'rutadeva vielen ieder neer aan de voeten denkend dat de Geestelijk Leraar van het Universum was aangekomen om voor hem van genade te zijn. (Vedabase)

  

 Tekst 25

Bahulās'va en S'rutadeva nodigden toen, beiden met hun handen samengebracht, tegelijkertijd de Nakomeling van Das'ārha en de brahmanen uit hun gasten te zijn.

Bahulās'va en S'rutadeva die gelijktijdig hun handen bijeenbrachten, nodigden als hun gast de Nakomeling van Das'ārha uit tezamen met de tweemaal geborenen. (Vedabase)

 

 Tekst 26

De Allerhoogste Heer wilde graag beiden een plezier doen en aanvaardde hun aanbod door ieders huis [tegelijkertijd] binnen te gaan zonder dat dat [vaibhava-prakās'awonder] voor hen te zien was.

De Allerhoogste Heer die graag beiden een plezier wilde doen ging, ze beiden aanvaardend, ieder zijn huis binnen zonder dat ze het zagen [dat Hij dat tegelijkertijd deed in vaibhava-prakās'a]. (Vedabase)

 

 Tekst 27-29

De nazaat van Janaka [Bahulas'va] die ze later die dag, van verre, vermoeid naar zijn huis zag komen, droeg zorgzaam voor hen fijne zetels naar buiten, zodat ze comfortabel konden zitten. Met een hart vol vreugde, met intense toewijding en ogen wazig van de tranen, boog hij zich voorover om de voeten te wassen waarvan het water de hele wereld kan zuiveren. Samen met zijn familie nam hij het op zijn hoofd en vereerde hij de Heren [en de wijzen] met sandelhoutpasta, bloemenslingers, kleding, sieraden, wierook, lampen, arghya, koeien en stieren.

De afstammeling van Janaka [Bahulas'va] die ze toen van een afstand vermoeid naar zijn huis zag komen, bracht voor hen bedachtzaam fijne zetels naar buiten zodat ze gemakkelijk konden zitten. Met een hart vol vreugde met intense toewijding en ogen wazig van de tranen boog hij zich voorover om die voeten te wassen waarvan het water in staat is de hele wereld te zuiveren. Het samen met zijn familie op hun hoofden nemend, aanbad hij de Heer der Heerscharen [en de wijzen] met pasta, bloemenslingers, kleding, sieraden, wierook, lampen, arghya, koeien en stieren. (Vedabase)

  

 Tekst 30

Toen ze klaar waren met eten zei hij, terwijl hij gelukkig de voeten van Vishnu op zijn schoot masseerde, om ze te behagen langzaam op een vriendelijke toon het volgende.

Tot hen voldaan van het voedsel sprak hij langzaam, gelukkig de voeten van Vishnu op zijn schoot masserend, het volgende, met een zachte stem hen proberend te behagen. (Vedabase)

 

 Tekst 31

S'rī Bahulās'va zei: 'U, o Almachtige, de Zelfverlichte Getuige en Ziel van Alle Geschapen Wezens, bent nu zichtbaar geworden voor ons, wij die Uw voeten in gedachten houden.

S'rī Bahulās'va zei: 'U waarlijk de Zelf-verlichtte Getuige en Ziel van Alle Geschapen Wezens, o Almachtige, bent nu voor ons die Uw voeten in gedachten houden zichtbaar geworden. (Vedabase)

 

 Tekst 32

Om de uitspraak kracht bij te zetten die U deed: 'Niemand, zelfs niet Ananta, S'rī of de Ongeboren Brahmā is Mij zo dierbaar als de zuivere toegewijde', hebt U Zich voor onze ogen gemanifesteerd [zie ook 7.7: 51-52, 10.9: 20-21, 10.47: 58-63].

Om Uw uitlating gestand te doen van 'Niemand, zelfs niet Ananta, S'rī of de Ongeboren Brahmā is Mij zo lief als de zuivere toegewijde', hebt U Zichzelf toegankelijk gemaakt voor onze ogen [zie ook 7.7: 51-52, 10.9.20-21, 10. 47: 58-63]. (Vedabase)

 

 Tekst 33

Welke persoon die hiervan weet zou zich van Uw lotusvoeten afwenden, als U Zich geeft aan vreedzame wijzen vrij van bezitsdrang?

Wie ook, welke persoon van kennis op deze manier, zou Uw lotusvoeten in de steek laten met U die Zichzelf geeft aan de wijzen die vreedzaam zijn zonder bezittingen van henzelf? (Vedabase)

 

 Tekst 34

Nederdalend in de Yadudynastie terwille van hen die verstrikt zijn in het rad van wedergeboorte [samsāra] hebt U, om dat een halt toe te roepen, Uw faam verbreid die een einde maakt aan de zonden van de drie werelden.

Nederdalend in de Yadu-dynastie voor de mensen gevangen in de wereldse liefde [samsāra] hebt U, om dat een halt toe te roepen, Uw faam verbreid welke de zonden van de drie werelden wegneemt. (Vedabase)

 

 Tekst 35

Alle eer aan U, o Krishna, o Allerhoogste Heer van een onbegrensde intelligentie, o Nara-Nārāyana die volmaakt vreedzaam in Uw verzaking bent.

Alle eer aan U Krishna, de Allerhoogste Heer steeds nieuw in Zijn intelligentie, aan Nara-Nārāyana, volmaakt van vrede in het ondergaan van de boetedoeningen. (Vedabase)

 

 

 Tekst 36

AlstUblieft, o Alomtegenwoordige, verblijf samen met de brahmanen een paar dagen bij ons thuis en zegen deze dynastie van Nimi met het stof van Uw voeten.'

AlstUblieft o Alomtegenwoordige, verblijf, vergezeld van de tweemaal geborenen, een paar dagen bij ons thuis en verlos met het stof van Uw voeten deze dynastie van Nimi.' (Vedabase)

 

 Tekst 37

S'rī S'uka zei:  'Aldus door de koning uitgenodigd, bleef de Opperheer en Handhaver van de Ganse Wereld daar, en maakte er de mannen en vrouwen van Mithilā gelukkig mee.

S'rī S'uka zei: 'Aldus door de koning uitgenodigd bleef de Opperheer en Handhaver van de Ganse Wereld, daarmee de mannen en vrouwen van Mithilā het geluk brengend. (Vedabase)

 

 Tekst 38

S'rutadeva, die net als Bahulas'va Krishna bij hem thuis ontving, boog zich voor de wijzen en danste [toen] hoogst verheugd met wapperende kleren.

S'rutadeva, net als Bahulas'va Krishna bij hem thuis ontvangend, boog neer voor de wijzen bij gelegenheid waarvan hij verrukt danste met wapperende kleren. (Vedabase)

 

 Tekst 39

Hij liet ze plaatsnemen op matten van darbhagras die hij bracht, hij begroette hen met woorden om ze te verwelkomen, en waste toen samen met zijn vrouw met plezier hun voeten.

Ze plaats doen nemend op matten van darbha-gras welke hij aansleepte, begroette hij hen met woorden ter verwelkoming en waste hij tevreden samen met zijn vrouw hun de voeten. (Vedabase)

 

 Tekst 40

Dolblij dat al zijn wensen in vervulling waren gegaan, besprenkelde hij allervroomst met het water zichzelf, zijn huis en zijn familie.

Met het water overgoot hij, dolblij al zijn wensen in vervulling gegaan te zien, allervroomst zichzelf, zijn huis en zijn familie. (Vedabase)

 

 Tekst 41

Met offers van vruchten, geurige wortel [us'īra], zuiver hemels zoet water, aromatische klei, tulsīblaadjes,  kus'agras en lotusbloemen, vereerde hij hen met alle middelen van aanbidding die hem ter beschikking stonden, alsmede met voedsel bevorderlijk voor een geest van goedheid [zie B.G. 17: 8].

Met offers van vruchten, geurige wortel [us'īra], zuiver nectarzoet water, aromatische klei, tulsīblaadjes, kus'a-gras en lotusbloemen vereerde hij hen met alle beschikbare middelen van aanbidding en met voedsel bevorderlijk voor de stemming der goedheid [zie B.G. 17: 8]. (Vedabase)

 

 Tekst 42

Hij vroeg zich af: 'Hoe kon het gebeuren dat ik, die belandde in de overwoekerde put van het gezinsleven, nu de vreugde mag genieten omgang te hebben met Krishna en deze goddelijke mensen waarin Hij zich ophoudt? Het is het stof van hun voeten dat de waardigheid vormt van alle heilige plaatsen.'

Hij probeerde te begrijpen: 'Om welke reden kon het mij, neergevallen in de overwoekerde put van het gezinsleven, zo toevallen om te gaan met Krishna en deze goddelijke mensen waarin Hij zich ophoudt; het is waarlijk het stof van hun voeten dat de waardigheid van alle heilige plaatsen uitmaakt. (Vedabase)

 

 Tekst 43

Na zijn gastvrijheid te hebben getoond, ging S'rutadeva, met hen comfortabel gezeten, dicht bij hen zitten samen met zijn vrouw, verwanten en kinderen, en nam hij het woord terwijl hij [de Heer] Zijn voeten masseerde.

Met hen comfortabel gezeten en de gastvrijheid betoond, sprak S'rutadeva, met zijn vrouw, verwanten en kinderen nabij gezeten, terwijl Hij zijn voeten masseerde. (Vedabase)

 

 Tekst 44

S'rutadeva zei: 'Het is niet alleen vandaag dat we de Allerhoogste Persoonlijkheid voor ons aanwezig zien. We genieten in feite Zijn aanwezigheid al sedert Hij dit universum middels Zijn energieėn schiep en er [als een avatāra] in binnenging in Zijn [bovenzinnelijke] staat.

S'rutadeva zei: 'Het is niet enkel vandaag dat we de visie hebben verkregen van de Allerhoogste Persoonlijkheid; in feite is dat zo sedert Hij, met het met Zijn energieėn scheppen van dit universum, het universum binnenging in Zijn eigen staat van [bovenzinnelijk] zijn [als avatāra's]. (Vedabase)

 

 Tekst 45

Hij gaat deze wereld binnen en verschijnt er zoals een slapende persoon die, alleen met zijn geest, een afzonderlijke wereld creėert in zijn eigen voorstellingsvermogen.

Hij verschijnt gelijk een slapende persoon die een droom binnengaat, alleen met zijn geest middels zijn eigen voorstellingsvermogen een aparte wereld scheppend.(Vedabase)

 

 Tekst 46

U verschijnt in het hart van die personen die, met een zuivere [door meditatie vreedzame] geest, steeds weer over U vernemen en over U spreken, U verheerlijken, U aanbidden en over U converseren.

Voor die mensen verschijnt U in het hart die met geesten zuiver keer op keer over U vernemen, over U spreken en, U de eer betuigend, U aanbidden en converseren over U. (Vedabase)

 

 Tekst 47

Ook al bevindt U zich in het hart, U houdt zich verre van geesten die zich opwinden over materiėle zaken. Hoewel men [aldus] op eigen kracht geen vat op U kan krijgen, staat U hen bij die waardering hebben voor Uw kwaliteiten [zie ook B.G. 7: 25].

Hoewel zich bevindend in het hart bent U ver weg voor geesten die zich opwinden over materiėle activiteiten; hoewel men op eigen kracht geen vat op U kan krijgen, bent U die harten nabij die Uw kwaliteiten realiseerden [zie ook B.G. 7: 25]. (Vedabase)

 

 Tekst 48

Mogen er mijn eerbetuigingen zijn voor U, die de Superziel bent voor de kenners van de Allerhoogste Geest, voor U die [in de vorm van de Tijd **] de dood van de geconditioneerde ziel teweeg brengt, voor U, degene die zowel de gedaanten van het gevolg als de gedaanten van de oorzaak aanneemt, voor U wiens visie niet wordt vertroebeld door Uw begoochelend vermogen maar die voor onze blikken wel bent verhuld.

Mogen er mijn eerbetuigingen zijn voor U, de Allerhoogste Geest voor hen die de Superziel kennen, de Ene die [als de Tijd] de geconditioneerde ziel de Dood brengt; Hij die gedaanten aannemend die een oorzaak hebben [het universum] en zonder een oorzaak zijn [het transcendentale], [respectievelijk] in de weg staat en [dan weer nederdalend voor Uw toegewijden] de blik verruimt middels Uw eigen begoochelende vermogen. (Vedabase)


 Tekst 49

U als die Superziel, gebiedt alstUblieft ons, Uw dienaren. Wat, o Heer, moeten we doen? O, het voor ogen hebben van Uw goede Zelf is wat een einde maakt aan de moeilijkheden van de mensheid!'

U als Hem, gebiedt ons Uw dienaren. Wat o God staat ons te doen? Oh, het hebben van dit van U, Uw goede Zelf, zichtbaar voor onze ogen, is wat een einde maakt aan de moeilijkheden die de mensheid heeft!' (Vedabase)

 

 Tekst 50

S'S'uka zei: 'Na gehoord te hebben wat hij aldus tot Hem zei, richtte de Opperheer, de vernietiger van het leed van de overgegeven zielen, Zich tot hem en nam Hij daarbij met een brede glimlach zijn hand in de Zijne.

S'rī S'uka zei: 'Aanhorend wat hij aldus tot Hem zei, sprak de Opperheer, de Vernietiger van het Leed van de Overgegevenen, tot hem, met een brede glimlach zijn hand in de Zijne nemend. (Vedabase)

 

 Tekst 51

De Opperheer zei: 'O brahmaan, u moet weten dat deze wijzen meekwamen met de bedoeling u te zegenen. Rondtrekkend samen met Mij, zuiveren ze alle werelden met het stof van hun voeten.

De Opperheer zei: 'O brahmaan, u moet weten dat deze wijzen kwamen met de bedoeling u te zegenen; met Mij rondtrekkend, zuiveren ze alle werelden met het stof van hun voeten. (Vedabase)

 

 Tekst 52

De beeltenissen, bedevaartsoorden en heilige rivieren bezocht, aangeraakt en aanbeden, zuiveren geleidelijk aan, maar men bereikt datzelfde [in een keer] door de blik van hen [de wijzen] die het meest aanbiddelijk zijn [zie ook 4.30: 37, 7.9: 44, 10.9: 21, 10.84: 11].

De beeltenissen, bedevaartsoorden en heilige rivieren aanschouwd, aangeraakt en aanbeden zuiveren geleidelijk aan, maar door de blik van hem die het meest aanbiddelijk is wordt dat alles in één keer bereikt [zie ook 4.30: 37, 7.9: 44, 10.9:21, 10.84: 11]. (Vedabase)

  

 Tekst 53

Een brahmaan is van geboorte de beste van alle levende wezens, en nog meer als hij, als een expansie van Mij, begiftigd is met verzaking, geleerdheid en tevredenheid.

Een brahmaan is van geboorte de beste van alle levende wezens, en wat zou hij niet nog meer voor Me betekenen, als hij door zijn ascese, zijn geleerdheid en zijn tevredenheid begiftigd is met een greep op de tijd [van dit Kali-tijdperk, zie ook ** en kāla]! (Vedabase)


 Tekst 54

[Zelfs] deze vierarmige persoonlijke gedaante is Me niet zo dierbaar als een brahmaan. Een [brahmaanse] geleerde omvat al de Veda's, zoals Ik al de goden omvat [zie ook 10.84: 12].

Deze vierarmige gedaante is Me niet zo dierbaar als een brahmaan is; een man van [brahmaanse] geleerdheid omvat al de Veda's inderdaad zoals Ik al de goden omvat [zie ook 10.84: 12]. (Vedabase)

 

 Tekst 55

Zij wiens intelligentie verdorven is en er niet in slagen het aldus te begrijpen, ontbreekt het aan achting en zijn afgunstig. Terwijl ze de zichtbare vorm van een godsbeeld wel het aanbidden waard vinden, blijven ze in gebreke jegens hun goeroe, de [brahmaanse] geleerde, die in feite Mij is, hun eigenlijke Zelf.

Zij die bedorven in hun intelligentie er niet in slagen het op deze manier te begrijpen, gedragen zich, nalatig, afgunstig jegens de man van [brahmaanse] geleerdheid, hun goeroe, Mij, hun eigenlijke Zelf; terwijl ze de zichtbare vorm van een godsbeeld wel het aanbidden waard vinden. (Vedabase)

 

 Tekst 56

De geleerde met achting voor Mij, houdt het bewegende en niet-bewegende deel van dit universum, zowel als de elementaire categorieėn die daaraan ten grondslag liggen, in gedachten als zijnde vormen van Mij [zie ook B.G. 5: 18].

Het bewegende en niet-bewegende van dit universum zowel als de elementaire categorieėn daaraan ten grondslag liggend, worden door de geleerde met achting voor Mij in gedachten gehouden als zijnde vormen van Mij [zie ook B.G. 5: 18]. (Vedabase)

 

 Tekst 57

Aanbidt daarom, o brahmaan, enkel deze brahmaanse zieners met hetzelfde geloof als je in Mij stelt. Je zal aldus rechtstreeks voor Mij van aanbidding zijn, en niet op enige andere wijze zoals met [b.v. het opofferen van] grote rijkdom [en dergelijke].'

Derhalve o brahmaan aanbidt enkel, met Mij van geloof, deze brahmaanse zieners, en aldus te werk gaand zal Ik daar rechtstreeks mee aanbeden zijn; niet op enige andere wijze als met [b.v. het aanbieden van] grote schatten [en dergelijke].' (Vedabase)

 

 Tekst 58

S'rī S'ūka zei: 'Hij [S'rutadeva] zowel als de koning van Mithilā, die op deze manier instructie ontvingen van de Heer, bereikten door hun enkelvoudige toewijding tot Krishna en Zijn gezelschap van hoogst verheven brahmanen, de bovenzinnelijke bestemming.

S'rī S'ūka zei: 'Hij als ook de koning van Mithilā op deze manier geļnstrueerd door de Heer, bereikte door met doelbewuste toewijding Krishna en Zijn gezelschap van de meest verheven tweemaal geborenen te aanbidden, de bovenzinnelijke bestemming. (Vedabase)

 

 Tekst 59

De Opperheer, die van toewijding is voor Zijn Eigen toegewijden, verbleef bij de twee toegewijden, onderrichtte het pad van de waarachtige ziel [***], o Koning, en keerde weer terug naar Dvārakā.'

De Opperheer van Toewijding tot de Toegewijden, aldus verblijvend en de twee toegewijden onderrichtend over het pad der waarachtigen [***], o Koning, keerde toen terug naar Dvārakā. (Vedabase)

 

*: De tridanda is een staf meegevoerd door de vaishnava sannayāsī's die het drievoudige symboliseert van de verzaking in gedachten, spraak en handelen. In al deze drie heeft de verzaker de gelofte afgelegd Vishnu te dienen. De staf bestaat uit drie stokken gewikkeld in saffraankleurige stof met een klein stokje extra erbij gewikkeld aan de bovenkant.

**: De Tijd is de Heer Zijn onpersoonlijke aspect. De paramparā zegt: 'Men begrijpt van de Vedische wetenschap van de epistemologie, de 'Nyāya-s'āstra', dat kennis van een object (prameya) afhangt van een valide, ofwel geldige, methode van kennen (pramāna)' (pp 10.86: 54). Zo zou het kennen van Krishna in de vorm van de Tijd zoals-Hij-is (Ik ben de Tijd, het licht van de zon en de maan, zoals Hij in de Gītā zegt) - door middel van z.g. vereffeningsklokken valide lopend naar Zijn natuur, de zon, zoals met een zonnewijzer, en kalenders geldig ingesteld naar Zijn orde, de maan, zoals met de maanfasen - de juiste brahmaanse gedragswijze vormen. Met weken ingesteld op de maan en klokken ingesteld op de zon, zou de standaardtijd, met de doodsheid van de gemiddelde tijd, de willekeurige valse eenheid van de zonetijd en de instabiliteit van de zomertijd, dan de tijd van onwetendheid zijn in ontkenning van Krishna, de vader van de Tijd, hoewel Krishna de aanbidding van het pragmatische en dus karmische dictaat van de standaardtijd wel erkent, maar niettemin die halfgodenaanbidding verkeerd en minder aantrekkelijk noemt [in 1.2: 26]. [zie ook cakra, kāla en B.G. 9: 23, 10: 21, 30 & 33, 7: 8 en Bhāgavatam tijdcitaten]

***: Prabhupāda voegt hieraan toe: "De les die we leren uit dit verhaal is dat koning Bahulās'va en S'rutadeva de brāhmana, door de Heer werden geaccepteerd op hetzelfde niveau omdat ze beiden zuivere toegewijden waren. Dit is de ware kwalificatie om erkend te worden door de Allerhoogste Persoonlijkheid van God."

 

 

 

 

 Creative
                      Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij van Arjuna en Subhadrā op deze pagina is van
Raja Ravi Varma.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 


Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties