regelbalk



 

Canto 4

Gaura Ârati

 

 

Hoofdstuk 30: De Activiteiten van de Pracetâ's

(1) Vidura zei: 'De zoons van Prâcînabarhi waar u voorheen over sprak, o brahmaan, stelden allen met succes de Heer tevreden met het lied van Heer S'iva [zie 4: 24]. Wat bereikten ze daarmee? (2) O discipel van Brihaspati, wat vonden de Pracetâ's op hun weg nadat ze de god van de berg Kailâsa [S'iva] hadden ontmoet die de Heer van de Emancipatie en Zaligheid zo dierbaar is? Ze zullen zeker de bovenzinnelijke positie wel bereikt hebben, maar wat voor een leven verwierven ze daar ongewild mee in deze wereld of in een volgend bestaan?'

(3) Maitreya zei: 'De Pracetâ's die bij het meer deden wat hun vader hen had opgedragen, stelden met het zingen van mantra's met hun verzaking Hem tevreden die zich in het hart ophoudt [de Allerhoogste Heer]. (4) Na de tienduizend jaar van hun gestrenge verzaking [zie ook 4.24: 14] verscheen toen de Oorspronkelijke Persoon van de Eeuwige Werkelijkheid voor hen, die ze geruststelde en beloonde met Zijn schoonheid. (5) Zittend op de rug van de vogel waarmee Hij rondreist [Garuda], zag Hij eruit als een wolk rond de top van de berg Meru en verdreef Hij, gehuld in een geel gewaad en met het juweel om Zijn nek, alle duisternis in de omtrek. (6) Glanzend van de gouden sieraden straalde Hij met Zijn helm op Zijn hoofd, Zijn verbijsterend mooie gelaat en Zijn acht wapens, terwijl een gevolg van wijzen en halfgoden Hem tot in de puntjes verzorgden en Garuda, als was hij een supermenselijk wezen [een Kinnara], Zijn Heerlijkheden bezong. (7) Met een bloemenslinger tussen Zijn acht stoere armen die bijna zo mooi was als de Godin van het Geluk, richtte de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God Zich met een stem zo diep als de donder tot de overgegeven zoons van Prâcînabarhi terwijl Hij ze genadevol aankeek. (8) De Allerhoogste Heer zei: 'Ik ben zeer verheugd over jullie onderlinge vriendschap, over jullie bezigheid als vrienden in dezelfde plichtsopvatting, o zoons van de koning. Daarom mogen jullie Me, tot je grote geluk, om een gunst vragen. (9) Een ieder die zich iedere dag, iedere avond jullie herinnert, zal een zielsverwant zijn met zijn broeders en een vriend met alle levende wezens. (10) Zij die Mij 's ochtends en 's avonds aandachtig loven met het lied van Heer S'iva, zal Ik belonen met de vervulling van al hun verlangens en een zuiver intellect. (11) Jullie stralende heerlijkheid zal over de hele wereld bekend zijn omdat jullie zo van harte de opdracht van jullie vader hebben aanvaard. (12) Er zal een beroemde zoon zijn [van jullie] die, in kwaliteiten geenszins onderdoend voor Heer Brahmâ, de drie werelden zal bevolken met zijn nakomelingen. (13) De lotusogige dochter die de wijze Kandu kreeg van [het meisje uit de hemel genaamd] Pramlocâ, werd overgedragen aan de zorg van de [godheid van de] bomen, o zoons van Prâcînabarhi.  (14) Toen zij, geplaagd door honger, moest huilen, goot Soma, de Koning van de Maan, met behulp van zijn wijsvinger genadig de nectar in haar mond. (15) Verwek, gehoorzaam aan de opdracht van uw vader die Mij trouw volgt, nageslacht en trouw meteen met haar, die dochter van een grote schoonheid met zo vele kwaliteiten(16) Moge dit goedgemanierde, volslanke meisje met een karakter en plichtsbesef als dat van jullie, een volkomen toegewijde echtgenote voor jullie allen zijn. (17) Bij Mijn genade zal jullie macht miljoenen hemelse jaren [één jaar op aarde is één dag in de hemel, zie 3: 11] zonder onderbreking voortbestaan en zullen jullie alle aardse en hemelse geneugten genieten. (18) Wees daarom standvastig met Mij door toegewijde dienst; met jullie geest vrij van de smet van de geaardheden, zullen jullie, vrij van gehechtheid aan een materieel bestaan, Mijn hemel bereiken. (19) Zelfs voor personen die een huishoudelijk bestaan hebben opgebouwd, beschouwt men een dergelijk familieleven niet als een oorzaak van gebondenheid - niet als je ieder moment van je tijd besteed aan [het verrichten van] goede werken en [het luisteren naar en vertellen van] de verhalen over Mij. (20)  Als men deze altijd nieuwe Kenner heeft bereikt die aanwezig is in het hart als de Hoogste Geest van God, als degene waar de kenners van de Absolute Waarheid het over hebben, staat men niet te juichen of te jammeren en is men ook niet verbijsterd.'

(21) Maitreya zei: 'Toen ze Hem, de Heer, Hij die alle obstakels uit de weg ruimt, aldus hoorden spreken over het hoogste levensdoel, raakten de Pracetâ's in Zijn aanwezigheid verlost van de besmetting door onwetendheid en hartstocht en brachten ze, met haperende stemmen en gevouwen handen, gebeden voor de grootste van alle vrienden. (22) De Pracetâ's zeiden: 'Keer op keer brengen we onze eerbetuigingen aan de vernietiger van alle leed die Zijn naam vestigde als de grootheid van de kwaliteiten die de snelste geest en rapste tong nog te boven gaat; alle eer aan Hem wiens wegen met behulp van onze zinnen niet te doorgronden zijn. (23) De Meest Vreedzame en Zuivere betuigen wij ons respect. Als men zijn geest heeft gevestigd op dat wat het Zijne is, verliest de wereld van dualiteiten zijn betekenis. Wij brengen Hem onze eerbetuigingen die, overeenkomstig de geaardheden van de natuur,  Zijn gedaanten aannam voor de handhaving, schepping en vernietiging van het universum. (24) Wij buigen voor U, de volmaakte zuiverheid van de goedheid, voor U, o Heer Hari, wiens intelligentie bevrijdt. U bent de alles doordringende Heer van het bewustzijn, Vâsudeva, Krishna, de bestaansreden van alle toegewijden. (25) Ons eerbetoon voor U, degene met de lotusnavel, de lotus-slinger, de lotusvoeten en de lotusogen. (26) We brengen Hem, de Allerhoogste Getuige, onze eerbetuigingen wiens gewaad, met de kleur van de gele saffraan van een lotusbloem, smetteloos is; onze eerbetuigingen voor Hem die de toevlucht van alle levende wezens is. (27) De gedaante die U ons die onder de materie te lijden hebben onthulde, o Heer, maakt aan talloze problemen een einde; wat voor genade kan men zich nog meer wensen?A Vishnu to worship (28) U die in Uw mededogen door Uw expansies [en leraren] zichtbaar bent voor de bescheiden toegewijden, kan men zich middels zijn toegewijde dienst - met [de nodige achting voor de] tijd - steeds als zodanig herinneren [- als  zijnde zo fraai belichaamd en niet zo zeer in duizenden mantra's -],  o vernietiger van alle onheil. (29) Met die gedaante komen al de verlangens van de levende wezens tot rust, hoe diep ze ook gevallen mogen zijn in hun zwoegen - waarom zou U, verborgen in onze harten, onze verlangens ook niet kennen? (30) De zegen waar wij naar uitzien is dat u tevreden over ons bent, o Vader van het Universum, o Allerhoogste Heer en geestelijk leraar met wie men op het pad van de bevrijding het uiteindelijke doel bereikt. (31) Niettemin bidden we U om een gunst, o Heer van de transcendentie boven al het overige. Uw heerlijkheid is onbegrensd en zo bezingt men U als zijnde Ananta [de Onbegrensde]. (32) Een bij geheel tevreden met het bereiken van de Pârijâta-boom [de van honing druipende hemelse wensboom of kalpa-vriksha zoekt zijn heil niet bij een andere boom, dus waarom zouden we, met het bereiken van Uw lotusvoeten, met die grondslag van alles recht voor ogen, dan nog meer vragen? (33) Zolang we besmet zijn door Uw begoochelende energie [mâyâ], moeten we ronddolen in deze wereld al naar gelang onze werklast [ons karma]. Gun ons [daarom], zolang dat nog het geval is, het gezelschap van Uw liefdevolle toegewijden, wat voor een leven we ook mogen hebben. (34) Slechts een enkel ogenblik in het gezelschap te mogen verkeren van hen die gehecht zijn aan de Allerhoogste Heer, is niet te vergelijken met het bereiken van de hemel, noch met de liefde van het niet meer opnieuw geboren worden en al helemaal niet met de [zogenaamde] zegeningen van de sterfelijke zielen. (35) In dat gezelschap worden de zuivere verhalen besproken als gevolg waarvan alle materiële hunkering tot vrede komt en er onder de aanwezigen geen sprake is van ook maar de geringste afgunst of vrees. (36) Daar, waar Heer Nârâyana, het uiteindelijke doel van de verzakers, wordt aanbeden, is de Allerhoogste Heer persoonlijk aanwezig middels de steeds weer herhaalde gesprekken over de waarheid van hen die zich wisten te bevrijden van hun gehechtheden. (37) Hoe kan het ontmoeten van toegewijden, die zich te voet begeven naar de heilige plaatsen om er zuiverheid te brengen, nu niet een genoegen zijn voor degenen die in angst leven?  (38) Wij die een ogenblik persoonlijk in het gezelschap van Heer S'iva, Uw beminde vriend verkeerden, o Heer, hebben vandaag [daarmee] de bestemming bereikt die U bent, U, de bedreven arts om ons middels Uw omgang te genezen van de dood, de moeilijkst te genezen ziekte van het materieel bestaan. (39-40) We bestudeerden de geschriften, behaagden de leraren, de brahmanen en de ouderen, we waren goed voor spiritueel gevorderde zielen [de beschaafden, de âryans] en eerden, zonder enige afgunst, onze vrienden, broeders en alle levende wezens. We waren van zware boetedoening, o Heer, en onthielden ons bij het water  langdurig van voedsel. We deden dat alles enkel voor de zegen U, de meest verheven Persoonlijkheid van God, tevreden te zien. (41) Manu, Brahmâ, de machtige Heer S'iva alsook anderen, zuiverden hun bestaan met verzaking en kennis, maar konden niet de volle omvang van Uw heerlijkheden zien. Niettemin deden ze hun gebeden, net als wij, die dat doen zo goed we maar kunnen. (42) Wij brengen U onze eerbetuigingen, de Allerhoogste Bovenzinnelijke Persoon gelijk voor iedereen en altijd zuiver, de Allerhoogste alomtegenwoordige Heer van de eeuwige goedheid.'

(43) Maitreya zei: 'Aldus geprezen door de Pracetâ's zei de Heer, de beschermer van de overgegeven zielen, behaagd: 'Zo zij het [mogen uw gebeden in vervulling gaan'], en vertrok naar Zijn hemelverblijf. Maar ze wilden niet dat Hij vertrok, want ze hadden nog niet genoeg gezien van Hem wiens vermogen niet te overtreffen is. (44) De Pracetâ's verlieten daarop het water van het meer, maar toen ze zagen dat de wereld was overdekt door bomen die zeer hoog gegroeid waren, alsof ze de weg naar de hemel wilden versperren, werden ze kwaad. (45) Als met het vuur aan het Einde der Tijden stichtten ze toen in hun furie, o Koning [Vidura als een heerser over de zinnen], geholpen door de wind ['hun adem'] een brand om de aarde vrij te maken van bomen. (46) Toen Hij zag dat ze [vrijwel] alle bomen in de as hadden gelegd, kwam de Grote Vader [Brahmâ] om de zoons van Barhishmân tot vrede te bewegen met behulp van  de rede. (47) De resterende bomen, die zeer bevreesd waren, schonken toen, op advies van Brahmâ, hun dochter aan de Pracetâ's [zie vers 13]. (48) Ertoe opgedragen door Brahmâ, trouwden ze vervolgens allen met haar, genaamd Mârishâ, uit wie de zoon van de Aanstichter [de zoon van Brahmâ] wederom zijn geboorte nam omdat hij de Grootheid [S'iva zie 4: 2] niet had gerespecteerd(49) Hij was niemand anders dan Daksha, hij die, geïnspireerd door God gedurende de voorgaande manvantara [periode van Manu*] genaamd Câkshusha [de huidige wordt Vaivasvata* genoemd], zoveel mensen op de wereld had gezet als gewenst en na verloop van tijd ten onder was gegaan(50-51) Hij als iemand die direct na zijn geboorte met de schittering van zijn luister de schittering van ieder ander overtrof, werd vanwege zijn bedrevenheid in het vruchtdragend handelen [van het offers brengen] Daksha genoemd ['de bedrevene']. Aangesteld door het eerste levende wezen Brahmâ om al de mensen voort te brengen en in stand te houden, verzekerde hij er zich ook van al de andere stamvaders bij het proces te betrekken.'

next                        

 
 
Derde herziene editie, geladen 14 januari 2018. 
 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Vidura zei: 'De zoons van Prâcînabarhi waar u voorheen over sprak, o brahmaan, stelden allen met succes de Heer tevreden met het lied van Heer S'iva [zie 4: 24]. Wat bereikten ze daarmee?
Vidura zei: 'De zoons van Prâcînabarhi waar u voorheen over sprak, o brahmaan, stelden allen met succes de Heer tevreden door het lied van Heer S'iva te zingen [zie 4: 24]; wat bereikten ze daarmee? (Vedabase)

 

Tekst 2

O discipel van Brihaspati, wat vonden de Pracetâ's op hun weg nadat ze de god van de berg Kailâsa [S'iva] hadden ontmoet die de Heer van de Emancipatie en Zaligheid zo dierbaar is? Ze zullen zeker de bovenzinnelijke positie wel bereikt hebben, maar wat voor een leven verwierven ze daar ongewild mee in deze wereld of in een volgend bestaan?'

Wat, o discipel van Brihaspati, was het dat door de Pracetâ's, de Schenker der Genade dierbaar, behalve het voorzeker bereiken van het Allerhoogste, daardoor bij de voorzienigheid her en der hier tot stand werd gebracht nadat ze de God van de berg Kailâsa hadden ontmoet?' (Vedabase)

 

Tekst 3

Maitreya zei: 'De Pracetâ's die bij het meer deden wat hun vader hen had opgedragen, stelden met het zingen van mantra's met hun verzaking Hem tevreden die zich in het hart ophoudt [de Allerhoogste Heer].

Maitreya zei: 'De Pracetâ's die bij het meer dat naleefden wat hun vader hen had opgedragen, stelden met het zingen van mantra's met hun verzaking Hij die vanbinnen leeft [de Allerhoogste Heer] tevreden. (Vedabase)

 

Tekst 4

Na de tienduizend jaar van hun gestrenge verzaking [zie ook 4.24: 14] verscheen toen de Oorspronkelijke Persoon van de Eeuwige Werkelijkheid voor hen, die ze geruststelde en beloonde met Zijn schoonheid.

Na de tienduizend jaren van hun gestrenge verzaking [zie ook 24:14] verscheen toen de Oorspronkelijke Persoon der Eeuwigheid voor hen, ze tevreden stellend en op hun gemak brengend met Zijn schoonheid.  (Vedabase)

 

Tekst 5

Zittend op de rug van de vogel waarmee Hij rondreist [Garuda], zag Hij eruit als een wolk rond de top van de berg Meru en verdreef Hij, gehuld in een geel gewaad en met het juweel om Zijn nek, alle duisternis in de omtrek.

Zich bevindend op de rug van de vogel waarmee Hij rondreist [Garuda], zag Hij eruit als een wolk rond de top van de berg Meru, alle duisternis in de omtrek verdrijvend, met een geel gewaad aan en met het juweel om Zijn nek.   (Vedabase)

 

Tekst 6

Glanzend van de gouden sieraden straalde Hij met Zijn helm op Zijn hoofd, Zijn verbijsterend mooie gelaat en Zijn acht wapens, terwijl een gevolg van wijzen en halfgoden Hem tot in de puntjes verzorgden en Garuda, als was hij een supermenselijk wezen [een Kinnara], Zijn Heerlijkheden bezong.

Glanzend van de goudkleurige sieraden straalde Hij met Zijn helm op met Zijn schitterende voorhoofd en gezicht, Zijn acht wapens en het gevolg van wijzen en halfgoden terwijl Garuda Hem diende door als een supermenselijk wezen [een Kinnara] Zijn Heerlijkheden te bezingen. (Vedabase)

 

Tekst 7

Met een bloemenslinger tussen Zijn acht stoere armen die bijna zo mooi was als de Godin van het Geluk, richtte de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God Zich met een stem zo diep als de donder tot de overgegeven zoons van Prâcînabarhi terwijl Hij ze genadevol aankeek.

Met temidden van zijn acht stoere armen een bloemenslinger, waarvan de schoonheid wedijverde met de Godin van het Geluk, richtte de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God zich tot de overgegeven zonen van Prâcînabarhi met een stem die weerklonk als de donder, terwijl Zijn genadevolle blik op hen rustte. (Vedabase)


Tekst 8

De Allerhoogste Heer zei: 'Ik ben zeer verheugd over jullie onderlinge vriendschap, over jullie bezigheid als vrienden in dezelfde plichtsopvatting, o zoons van de koning. Daarom mogen jullie Me, tot je grote geluk, om een gunst vragen.

De Allerhoogste Heer zei: 'Ik ben zeer verheugd over de vriendschap van een ieder van jullie, die zo plichtsgetrouw zijn in dezelfde vriendelijkheid, o Zoons van de Koning; derhalve, tot jullie grote geluk, mag je Mij om een gunst vragen. (Vedabase)

 

Tekst 9

Een ieder die zich iedere dag, iedere avond jullie herinnert, zal een zielsverwant zijn met zijn broeders en een vriend met alle levende wezens.

Het menselijk wezen dat zich jullie steeds iedere dag 's avonds herinnert zal, met zijn broeders vriendschap vinden en gelijkheid met alle levende wezens. (Vedabase)

 

Tekst 10

Zij die Mij 's ochtends en 's avonds aandachtig loven met het lied van Heer S'iva, zal Ik belonen met de vervulling van al hun verlangens en een zuiver intellect.

Van die personen, die jegens Mij, in de ochtend en in de avond met behulp van het lied van Heer S'iva aandachtig zijn in het opzenden van gebeden, zal Ik alle verzoeken inwilligen in wat ze verlangden voor het heil van de goddelijkheid van hun intelligentie. (Vedabase)


Tekst 11

Jullie stralende heerlijkheid zal over de hele wereld bekend zijn omdat jullie zo van harte de opdracht van jullie vader hebben aanvaard.

Het fijne van jullie heerlijkheid zal bekend zijn over de hele wereld, omdat jullie zo van harte de opdracht van jullie vader hebben aanvaard. (Vedabase)

 

Tekst 12

Er zal een beroemde zoon zijn [van jullie] die, in kwaliteiten geenszins onderdoend voor Heer Brahmâ, de drie werelden zal bevolken met zijn nakomelingen.

Er zal een zeer beroemde zoon zijn [genaamd Visruta], die in zijn kwaliteiten geenszins onderdoet voor Heer Brahmâ en die de drie werelden zal bevolken met zijn nakomelingen. (Vedabase)

   

Tekst 13

De lotusogige dochter die de wijze Kandu kreeg van [het meisje uit de hemel genaamd] Pramlocâ, werd overgedragen aan de zorg van de [godheid van de] bomen, o zoons van Prâcînabarhi.

De lotusogige dochter die de wijze Kandu kreeg van het hemelse meisje genaamd Pramlocâ, werd overgedragen aan de zorg van de [godheid der] bomen, o zoons van Prâcînabarhi. (Vedabase)

 

Tekst 14

Toen zij, geplaagd door honger, moest huilen, goot Soma, de Koning van de Maan, met behulp van zijn wijsvinger genadig de nectar in haar mond.

Toen zij honger leed en huilde goot Soma, de Koning van de Maan, met behulp van zijn wijsvinger meedogend de nektar in haar mond. (Vedabase)

  

Tekst 15

Verwek, gehoorzaam aan de opdracht van uw vader die Mij trouw volgt, nageslacht en trouw meteen met haar, die dochter van een grote schoonheid met zo vele kwaliteiten

Op Mijn gezag, verwek nageslacht in navolging van wat door uw vader werd opgedragen en trouw onverwijld met haar, die dochter met de talrijke kwaliteiten en schoonheid. (Vedabase)


Tekst 16

Moge dit goedgemanierde, volslanke meisje met een karakter en plichtsbesef als dat van jullie, een volkomen toegewijde echtgenote voor jullie allen zijn.

Moge deze echtgenote, dit keurige meisje zo rank, volledig in haar overgave zijn; qua karakter en plichtsopvatting verschilt ze niet van jullie allen; haar manieren zijn hetzelfde. (Vedabase)

 

Tekst 17

Bij Mijn genade zal jullie macht miljoenen hemelse jaren [één jaar op aarde is één dag in de hemel, zie 3: 11] zonder onderbreking voortbestaan en zullen jullie alle aardse en hemelse geneugten genieten.

Bij Mijn genade, zal jullie macht miljoenen van hemelse jaren [één jaar op aarde is één dag in de hemel, zie 3:11] ongebroken zijn in deze wereld en zullen jullie voorzeker al de hemelse geneugten genieten. (Vedabase)
 
Tekst 18

Wees daarom standvastig met Mij door toegewijde dienst; met jullie geest vrij van de smet van de geaardheden, zullen jullie, vrij van gehechtheid aan een materieel bestaan, Mijn hemel bereiken.

Weest derhalve standvastig jegens Mij middels toegewijde dienst; met jullie geest vrij van de smet der geaardheden, zullen jullie Mijn woning bereiken en aldus niet langer zorgen hebben, bevrijd uit het materieel bestaan. (Vedabase)


Tekst 19

Zelfs voor personen die een huishoudelijk bestaan hebben opgebouwd, beschouwt men een dergelijk familieleven niet als een oorzaak van gebondenheid - niet als je ieder moment van je tijd besteed aan [het verrichten van] goede werken en [het luisteren naar en vertellen van] de verhalen over Mij.

Het huishoudelijk leven wordt niet verondersteld er voor het leven in gehechtheid te zijn; zelfs voor personen die aan een gezinsleven zijn begonnen is er de gelukbrengende werking van Mijn zalving, ieder moment van uw tijd ermee doorbrengend. (Vedabase)

 

Tekst 20

Als men deze altijd nieuwe Kenner heeft bereikt die aanwezig is in het hart als de Hoogste Geest van God, als degene waar de kenners van de Absolute Waarheid het over hebben, staat men niet te juichen of te jammeren en is men ook niet verbijsterd.'

Deze [zalving] wordt door hen die bekend zijn met de Absolute waarheid gekend als de Alwetende Geest die immer nieuw is in het hart; zij, nimmer weeklagend en nimmer uitbundig, zijn op hun welslagen nooit verbijsterd.' (Vedabase)

 

Tekst 21

Maitreya zei: 'Toen ze Hem, de Heer, Hij die alle obstakels uit de weg ruimt, aldus hoorden spreken over het hoogste levensdoel, raakten de Pracetâ's in Zijn aanwezigheid verlost van de besmetting door onwetendheid en hartstocht en brachten ze, met haperende stemmen en gevouwen handen, gebeden voor de grootste van alle vrienden.

Maitreya zei: 'Toen ze Hem, de Heer, Hij die alle obstakels uit de weg ruimt, aldus zagen spreken over de deugden van het leven, werd de duisternis van de besmetting der hartstocht van de Pracetâ's verdreven en brachten ze, met haperende stemmen en gevouwen handen, gebeden voor de grootste van alle vrienden. (Vedabase)

  

Tekst 22

De Pracetâ's zeiden: 'Keer op keer brengen we onze eerbetuigingen aan de vernietiger van alle leed die Zijn naam vestigde als de grootheid van de kwaliteiten die de snelste geest en rapste tong nog te boven gaat; alle eer aan Hem wiens wegen met behulp van onze zinnen niet te doorgronden zijn.

De Pracetâ's zeiden: 'Onze eerbetuigingen, keer op keer aan de vernietiger van alle leed die Zijn naam vestigde als de grootsheid van de kwaliteiten die de rappe geest en spraak te snel af is; alle eer aan Hem wiens wegen met behulp van de zinnen niet kunnen worden gekend. (Vedabase)

  

Tekst 23

De Meest Vreedzame en Zuivere betuigen wij ons respect. Als men zijn geest heeft gevestigd op dat wat het Zijne is, verliest de wereld van dualiteiten zijn betekenis. Wij brengen Hem onze eerbetuigingen die, overeenkomstig de geaardheden van de natuur, Zijn gedaanten aannam voor de handhaving, schepping en vernietiging van het universum.

De Eenduidige, de Meest Vreedzame bieden we ons respekt; de wereld van de dualiteit doet zich als betekenisloos voor als men zijn geest heeft gevestigd op dat wat het Zijne is; onze eerbetuigingen aan Hem die, naar de geaardheden der materie, de vormen aannam voor de handhaving, schepping en vernietiging van het universum. (Vedabase)

 

Tekst 24

Wij buigen voor U, de volmaakte zuiverheid van de goedheid, voor U, o Heer Hari, wiens intelligentie bevrijdt. U bent de alles doordringende Heer van het bewustzijn, Vâsudeva, Krishna, de bestaansreden van alle toegewijden.

Onze eerbied geldt U, wiens bestaan vrij is van de materiële invloed, die de misère wegneemt, die altijd uit is op de bevrijding van de gekonditioneerde zielen en die de alles-doordringende Heer van het bewustzijn, Vâsudeva, Krishna, de pleitbezorger van alle toegewijden is. (Vedabase)


Tekst 25

Ons eerbetoon voor U, degene met de lotusnavel, de lotus-slinger, de lotusvoeten en de lotusogen.

Ons eerbetoon voor Hem met de lotusnavel, Hem met de lotus-slinger, Hem met de lotusvoeten en voor Hem met de lotusogen. (Vedabase)

 

Tekst 26

We brengen Hem, de Allerhoogste Getuige, onze eerbetuigingen wiens gewaad, met de kleur van de gele saffraan van een lotusbloem, smetteloos is; onze eerbetuigingen voor Hem die de toevlucht van alle levende wezens is.

Laat ons onze eerbetuigingen aanbieden aan Hem wiens gewaad smetteloos is met de kleur van de gele saffraan van een lotusbloem, aan de Allerhoogste Getuige, de toevlucht van alle levende wezens. (Vedabase)


Tekst 27

De gedaante die U ons die onder de materie te lijden hebben onthulde, o Heer, maakt aan talloze problemen een einde; wat voor genade kan men zich nog meer wensen?

Als slechts de gedaante die U aan ons, die onder de materie lijden, onthulde, o Heer, de eindeloze ellende verdrijft, wat zou dat dan betekenen voor hen die altijd Uw gunst genieten? (Vedabase)

 

Tekst 28

U die in Uw mededogen door Uw expansies [en leraren] zichtbaar bent voor de bescheiden toegewijden, kan men zich middels zijn toegewijde dienst - met [de nodige achting voor de] tijd - steeds als zodanig herinneren [- als  zijnde zo fraai belichaamd en niet zo zeer in duizenden mantra's -],  o vernietiger van alle onheil.

U, meedogend, en aldus zo zeker door Uw expansies zichtbaar voor de nederige toegewijden, worden met het nodige respekt voor de tijd altijd herinnerd met iemands toegewijde dienst, o vernietiger van alle onheil. (Vedabase)

Tekst 29

Met die gedaante komen al de verlangens van de levende wezens tot rust, hoe diep ze ook gevallen mogen zijn in hun zwoegen - waarom zou U, verborgen in onze harten, onze verlangens ook niet kennen?

Met het verloop daarvan, brengt U alle verlangens van de levende wezens tot rust, hoezeer gevallen ze ook mogen zijn, uitziende naar zo vele dingen; waarom zou U, verborgen in onze harten, geen weet hebben van alles waar wij naar verlangen? (Vedabase)

 

Tekst 30

De zegen waar wij naar uitzien is dat u tevreden over ons bent, o Vader van het Universum, o Allerhoogste Heer en geestelijk leraar met wie men op het pad van de bevrijding het uiteindelijke doel bereikt.

Dat is voorzeker de gunst die wij verlangen; dat U, o Vader van het Universum, tevreden bent, U als de Allerhoogste Heer en geestelijk leraar met wie men op het pad der bevrijding het uiteindelijke doel bereikt. (Vedabase)

 

Tekst 31

Niettemin bidden we U om een gunst, o Heer van de transcendentie boven al het overige. Uw heerlijkheid is onbegrensd en zo bezingt men u als zijnde Ananta [de Onbegrensde].

Daarom bidden we voor die zegen van U, o Heer boven alles van de bovenzinnelijkheid; het einde van Uw Almacht kan men niet waarnemen en aldus wordt U gevierd als zijnde Ananta [de onbegrensde]. (Vedabase)


Tekst 32

Een bij geheel tevreden met het bereiken van de Pârijâta-boom [de van honing druipende hemelse wensboom of kalpa-vriksha] zoekt zijn heil niet bij een andere boom, dus waarom zouden we, met het bereiken van Uw lotusvoeten, met die grondslag van alles recht voor ogen, dan nog meer vragen?

Een bij compleet in het bereiken van de Pârijâta [de van honing druipende hemelse wensboom of kalpa-vriksha] zoekt zijn heil niet bij een andere; om wat, o wat, zouden wij met het bereiken van Uw lotusvoeten, de grondslag van alles, nog meer vragen? (Vedabase)

 

Tekst 33

Zolang we besmet zijn door Uw begoochelende energie [mâyâ], moeten we ronddolen in deze wereld al naar gelang onze werklast [ons karma]. Gun ons [daarom], zolang dat nog het geval is, het gezelschap van Uw liefdevolle toegewijden, wat voor een leven we ook mogen hebben.

Zolang we besmet zijn door Uw illusieverwekkende energie [mâyâ], moeten we ronddolen in deze wereld al naar gelang onze werklast [ons karma], vergun ons voor de duur van die tijd het gezelschap van Uw liefhebbende toegewijden, welk leven we ook mogen vinden. (Vedabase)

 

Tekst 34

Slechts een enkel ogenblik in het gezelschap te mogen verkeren van hen die gehecht zijn aan de Allerhoogste Heer is niet te vergelijken met het bereiken van de hemel, noch met de liefde van het niet meer opnieuw geboren worden en al helemaal niet met de [zogenaamde] zegeningen van de sterfelijk zielen.

Slechts een enkel ogenblik in het gezelschap te mogen verkeren van hen die gehecht zijn aan de Allerhoogste Heer is niet te vergelijken met het bereiken van de hemel, noch met de liefde van het niet meer opnieuw geboren zijn; bestaat er een grotere zegen voor een sterfelijk wezen? (Vedabase)

 

Tekst 35

In dat gezelschap worden de zuivere verhalen besproken als gevolg waarvan alle materiële hunkering tot vrede komt en er onder de aanwezigen geen sprake is van ook maar de geringste afgunst of vrees.

Waar het zuivere van Uw woorden wordt gevonden in aanbidding en bespreking wordt alle materiële hunkering tot vrede gebracht en bestaat er geen afgunst onder de levende wezens, noch enige vrees. (Vedabase)

 

Tekst 36

Daar, waar Heer Nârâyana, het uiteindelijke doel van de verzakers, wordt aanbeden, is de Allerhoogste Heer persoonlijk aanwezig middels de steeds weer herhaalde gesprekken over de waarheid van hen die zich wisten te bevrijden van hun gehechtheden.

Daar waar de aanbidding van Heer Nârâyana, het uiteindelijk doel van hen die verzaken, gevonden wordt, is de Allerhoogste Heer persoonlijk aanwezig door de steeds weer herhaalde gesprekken over de waarheid gevoerd door hen die vrij zijn van gehechtheid. (Vedabase)

 

Tekst 37

Hoe kan het ontmoeten van toegewijden, die zich te voet begeven naar de heilige plaatsen om er zuiverheid te brengen, nu niet een genoegen zijn voor degenen die in angst leven?

Waarom zou het treffen met die toegewijden, die, met de zuivering voor ogen, hun voeten bewegen in de richting van heilige plaatsen, niet tot het genoegen gaan behoren van hen die in angst leven? (Vedabase)

  

Tekst 38

Wij die een ogenblik persoonlijk in het gezelschap van Heer S'iva, Uw beminde vriend verkeerden, o Heer, hebben vandaag [daarmee] de bestemming bereikt die U bent, U, de bedreven arts om ons middels Uw omgang te genezen van de dood, de moeilijkst te genezen ziekte van het materieel bestaan.

Wij die voor een ogenblik in het gezelschap van Heer S'iva verkeerden, uw beminde vriend, o Heer, zijn er vandaag zeker van de bestemming die U bent bereikt te hebben, de specialist om ons middels de omgang te genezen van de dood, de ziekte van het materieel bestaan die het moeilijkst te genezen is. (Vedabase)


Tekst 39-40

We bestudeerden de geschriften, behaagden de leraren, de brahmanen en de ouderen, we waren goed voor spiritueel gevorderde zielen [de beschaafden, de âryans] en eerden, zonder enige afgunst, onze vrienden, broeders en alle levende wezens. We waren van zware boetedoening, o Heer, en onthielden ons bij het water  langdurig van voedsel. We deden dat alles enkel voor de zegen U, de meest verheven Persoonlijkheid van God, tevreden te zien.

Wat anders zouden wij, die de geschriften bestudeerden, die de leraren, de brahmanen en de ouderen behaagden en aardig waren voor de mensen van kultuur [de gevorderden, de Aryans] en die zonder enige afgunst hun vrienden, broeders en alle levende wezens eerden, wensen? Welke andere gunst zouden wij, die in dezen om de meest verheven Oorspronkelijke Persoon tevreden te stellen van al die zware boetedoening waren, o Heer en zo lang bij het water ons onthielden van voedsel, van U verlangen? (Vedabase)

 

Tekst 41

Manu, Brahmâ, de machtige Heer S'iva alsook anderen, zuiverden hun bestaan met verzaking en kennis, maar konden niet de volle omvang van Uw heerlijkheden zien. Niettemin deden ze hun gebeden, net als wij, die dat doen zo goed we maar kunnen.

Manu, Brahmâ, de machtige Heer S'iva alsook anderen die met verzaking en kennis hun bestaan zuiverden konden, op het laatst echter, U niet zien, gebeden in Uw eer opzendend, maar niettemin hebben we naar ons eigen vermogen voor U onze gebeden gedaan. (Vedabase)

  

Tekst 42

Wij brengen U onze eerbetuigingen, de Allerhoogste Bovenzinnelijke Persoon gelijk voor iedereen en altijd zuiver, de Allerhoogste alomtegenwoordige Heer van de eeuwige goedheid.'

Onze eerbetuigingen aan U, de Allerhoogste Bovenzinnelijke Persoon die gelijk is voor iedereen en altijd zuiver is, de Allerhoogste alomtegenwoordige Heer der eeuwige goedheid.' (Vedabase)

 

Tekst 43

Maitreya zei: 'Aldus geprezen door de Pracetâ's zei de Heer, de beschermer van de overgegeven zielen, behaagd: 'Zo zij het [mogen uw gebeden in vervulling gaan'], en vertrok naar Zijn hemelverblijf. Maar ze wilden niet dat Hij vertrok, want ze hadden nog niet genoeg gezien van Hem wiens vermogen niet te overtreffen is. 

Maitreya zei: 'Aldus geprezen door de Pracetâ's gaf de Heer, op die manier behaagd, blijk van Zijn genegenheid en zorg voor de overgegeven zielen, maar met Hem vertrekkend naar Zijn verblijf wensten ze het niet om afscheid van Hem te nemen, daar ze niet genoeg van Hem, de macht van het immateriële, hadden gezien. (Vedabase)

 

Tekst 44

De Pracetâ's verlieten daarop het water van het meer, maar toen ze zagen dat de wereld was overdekt door bomen die zeer hoog gegroeid waren, alsof ze de weg naar de hemel wilden versperren, werden ze kwaad.

Daarna verlieten al de Pracetâ's het water van het meer, maar toen ze zagen dat de wereld was overdekt door bomen die zeer hoog gegroeid waren alsof ze de weg naar de hemel wilden blokkeren, gingen ze verwoed te keer. (Vedabase)

 

Tekst 45

Als met het vuur aan het Einde der Tijden stichtten ze toen in hun furie, o Koning [Vidura als een heerser over de zinnen], geholpen door de wind ['hun adem'] een brand om de aarde vrij te maken van bomen. 

Als met het vuur aan het Einde der Tijden, staken ze geholpen door de wind in hun verbittering, o Koning [Vidura als een heerser over de zinnen], alle uithoeken in brand teneinde de aarde boomloos te maken. (Vedabase)

 

Tekst 46

Toen Hij zag dat ze [vrijwel] alle bomen in de as hadden gelegd, kwam de Grote Vader [Brahmâ] om de zoons van Barhishmân tot vrede te bewegen met behulp van  de rede.
Toen Hij zag dat ze alle bomen in de as hadden gelegd, kwam de Grote Vader [Brahmâ] om de zoons van Barhismân tot vrede te bewegen met behulp van de rede. (Vedabase)

 

Tekst 47

De resterende bomen, die zeer bevreesd waren, schonken toen, op advies van Brahmâ, hun dochter aan de Pracetâ's [zie vers 13]. 

De resterende bomen, die zeer bevreesd waren [zij of hun godheid], leverden te dien tijde, op het advies van Brahmâ, hun dochter uit aan de Pracetâ's [zie tekst 13]. (Vedabase)

 

Tekst 48

Ertoe opgedragen door Brahmâ, trouwden ze vervolgens allen met haar, genaamd Mârishâ, uit wie de zoon van de Aanstichter  [de zoon van Brahmâ] wederom zijn geboorte nam omdat hij de Grootheid [S'iva zie 4: 2] niet had gerespecteerd.

Opgedragen door Brahmâ, trouwden ze toen allen met haar, Mârisâ, van wie, vanwege het niet hebben gerespekteerd van de Grootheid [S'iva zie 4:2], de zoon der Aanstichter [te weten Brahmâ] wederom geboorte nam. (Vedabase)

 

Tekst 49

Hij was niemand anders dan Daksha, hij die, geïnspireerd door God gedurende de voorgaande manvantara [periode van Manu*] genaamd Câkshusha [de huidige wordt Vaivasvata* genoemd], zoveel mensen op de wereld had gezet als gewenst en na verloop van tijd ten onder was gegaan.
Hij was niemand anders dan Daksha, degene die geïnspireerd door God al het gewenste leven voortbracht en die in zijn vorige bestaan het in zijn tijd zag gebeuren dat hij ten onder ging ten tijde van de manvantara [periode of Manu ] genaamd Sâksusa [de huidige wordt Vaivasvata* genoemd]. (Vedabase)

 

Tekst 50-51

Hij als iemand die direct na zijn geboorte met de schittering van zijn luister de schittering van ieder ander overtrof, werd vanwege zijn bedrevenheid in het vruchtdragend handelen [van het offers brengen] Daksha genoemd ['de bedrevene']. Aangesteld door het eerste levende wezen Brahmâ om al de mensen voort te brengen en in stand te houden, verzekerde hij er zich ook van al de andere stamvaders bij het proces te betrekken.'

Omdat hij iemand was die direkt na zijn geboorte met de schittering van zijn luister de schittering van allen overtrof, werd hij, met zijn bedrevenheid in de vruchtdragende arbeid, Daksha genoemd ['de bedrevene']. Hij, aangesteld door de Eerste, Brahmâ, om al het leven voort te brengen zodat hij kon handhaven, was er eveneens zeker van alle andere stamvaders erbij te betrekken. (Vedabase)

 

*: De verschillende Manu's die bestaan gedurende één dag van Heer Brahmâ zijn de volgende: (1) Svâyambhuva, (2) Svârocisha, (3) Uttama, (4) Tâmasa, (5) Raivata, (6) Câkshusha, (7) Vaivasvata, (8) Sâvarni, (9) Daksha-sâvarni, (10) Brahma-sâvarni, ( 11) Dharma-sâvarni, (12) Rudra-sâvarni, (13) Deva-sâvarni en (14) Indra-sâvarni [zie ook 3: 11].

 

  

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De eigentijdse Hindu-afbeelding van Vishnu maakt deel uit van een persoonlije collectie. Bron.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 
 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties