regelbalk

 

  

Canto 11

Mahāmantra 2

 

 

Hoofdstuk 15: Mystieke Volmaaktheid: de Siddhi's

(1) De Allerhoogste Heer zei: 'Een yogi die zich verbonden heeft [in de Absolute Waarheid], die zijn zinnen en ademen de baas is, en die zijn aandacht op Mij vestigt, krijgt de beschikking over de mystieke perfecties van de yoga.'

(2) Uddhava zei: 'O Jij die alle yogi's de volmaaktheid schenkt, zeg me alsJeblieft welke methode men moet volgen om zich te concentreren en hoe die mystieke perfecties precies werken. En, Acyuta, hoeveel volmaaktheden zijn er?'

(3) De Allerhoogste Heer zei: 'De meesters van de yoga spreken van achttien mystieke perfecties [siddhi's] en meditaties [die tot hen leiden], waarbij acht van hen [primair zijn en] in Mij vooropstaan en tien van hen [secundair zijn en] voortkomen uit de kwaliteit [van de goedheid]. (4-5) O zachtmoedige, de acht mystieke volmaaktheden bestaan uit het vermogen de kleinste [animā], de grootste [mahimā] of de lichtste [laghimā in verhouding tot garimā, de zwaarste] gedaante te worden, het vermogen om welk materieel voorwerp dan ook te verwerven [prāpti], het vermogen om zintuiglijk te genieten wat er maar te zien en te horen is [prākāmya], het vermogen om de overhand te hebben in het aanwenden van de krachten [īs'itā of īs'itvā], het vermogen om ongehinderd door de geaardheden op magische wijze de controle te hebben [vas'itā] en het vermogen om aan ieder verlangen te beantwoorden dat [Zijn] genade zoekt [kāmāvasāyitā]. Weet dat zij degenen zijn die in Mij vooropstaan. (6-7) [De tien secundaire siddhi's bestaan uit het vermogen] om in dit lichaam niet te worden geplaagd door honger en dorst en dergelijke, om dingen ver weg te zien, om zaken ver weg te horen, om zich met de snelheid van de geest te verplaatsen, om naar believen iedere willekeurige vorm aan te nemen, om de lichamen van anderen binnen te gaan, om te sterven bij wilsbesluit, om getuige te zijn van het spel [van de meisjes van de hemel] met de goden, om naar eigen besluit van volmaakt succes te zijn en om zijn wilsuiting ongehinderd nageleefd te krijgen. (8-9) Om kennis te hebben van het verleden, het heden en de toekomst, om vrij te zijn van de dualiteiten, weet te hebben van wat anderen denken, om de werking van het vuur, de zon, het water, vergif enzovoorts te stoppen, en het vermogen niet door anderen overweldigd te worden, zijn voorbeelden van de perfecties die worden beschreven als zijnde het resultaat van het zich concentreren in de yoga. Verneem alsjeblieft nu van Mij met behulp van welke meditatiemethoden zich welke volmaaktheden voordoen.

(10) Mijn aanbidder die zijn geest, begaan met de subtiele elementen van de waarneming [tanmātra], concentreert op Mij als het Zelf van die zinselementen en niets anders, verwerft de animāperfectie [het vermogen om het kleinste binnen te gaan]. (11) Als men zijn geest concentreert op de waarheid van het geheel [het mahat-tattva] met Mij als de inwonende ziel, verwerft men de mahimāperfectie [om het grootste binnen te gaan] alsmede greep op ieder element afzonderlijk. (12) De yogi kan laghimā [lichtheid] verwerven door zijn bewustzijn te hechten aan Mij als het allerhoogste [element] van de kleinste elementen [de atomen], de subtiele eigenschap van de Tijd [zie ook cakra]. (13) Hij die met zijn geest op Mij gefixeerd zijn denken geheel concentreert in de emotionaliteit van het Ik-beginsel, verkrijgt de siddhi van de prāpti [het mystiek verwerven] waarmee hij de eigenaar wordt van de zinnen van alle levende wezens. (14) Om van Mij, wiens verschijning de zintuiglijke waarneming te boven gaat, de buitengewoon bijzondere siddhi van de prākāmya te verkrijgen [om van wat dan ook wanneer dan ook te genieten], moet men zijn geestelijke activiteit richten op Mij als de Superziel die de draad vormt die door de enorme werkelijkheid van de materie heenloopt [zie ook sūtra]. (15) Als men zijn bewustzijn richt op Vishnu, de Oorspronkelijke Heerser over de Drie [guna's, zie ook B.G. 7: 13] die de beweger is in de gedaante van de Tijd, zal men de siddhi van īs'itvā [de oppermacht] verwerven waarmee men het geconditioneerde lichaam [het veld] en zijn kenner kan beheersen [*]. (16) De yogi die zijn geest richt op Mij, Nārāyana, de vierde staat [turīya] die wordt omschreven met het woord fortuinlijk [bhagavat **], verwerft, begiftigd met Mijn natuur, de vas'itāperfectie [te kunnen onderwerpen met magie]. (17) Als men zijn geest, die in Mij zuiver is, concentreert op het onpersoonlijke absolute [brahman] dat vrij is van materiėle kwaliteiten [ofwel bovenzinnelijk], verwerft men het opperste geluk waarin iemands verlangen zijn volledige bevrediging vindt [kāmāvasāyitā]. 

(18) Als een mens zich op Mij concentreert als de Heer van S'vetadvīpa, de personificatie van de goedheid, de optelsom van alle dharma, verwerft hij een zuiver bestaan vrij van de zes golven [van materiėle verstoring: honger, dorst, verbijstering, verdriet, verval en dood, zie ook shath-ūrmi]. (19) Als men in de geest het bovenzinnelijk geluid naar zijn oorsprong leidt dat aanwezig is in de prāna [zie 11.14: 35] in Mij, de verpersoonlijking van de ether, neemt men daarin de Zwaan waar [Heer Hamsa of de heilige persoon, zie 11.13: 19] en hoort men de woorden die worden uitgesproken door alle levende wezens [dūra-s'ravana, zie ook divyam s'rotam]. (20) Als men zijn ogen verenigt met de zon en de zon met zijn ogen [dat bovenzinnelijk doend en niet fysiek erin starend] kan men, met zijn geest in meditatie op Mij, daarin alles zien wat ver weg is [dūra-dars'ana, zie ook 2.1: 30]. (21) Als gevolg van het zich volledig in Mij verenigen van je geest, je lichaam en je adem die je geest volgt, beweegt het zelf zich daar waar de geest naar uitgaat [manojava]. (22) Omdat het in de macht van Mijn yoga ligt [om in verschillende gedaanten te verschijnen], zal, als Ik de toevlucht ben, voor een geest die het zich voorneemt een zekere gedaante aan te nemen, precies die gedaante verschijnen die hij in gedachten had [kāmarūpa]. (23) Als een volleerd yogi [een siddha] het lichaam van een ander wil binnengaan, moet hij zijn eigen lichaam loslaten en zichzelf in dat lichaam projecteren. Dat moet hij doen door er, als was hij de lucht, in binnen te gaan via de vitale adem, gelijk een bij die van bloem verwisselt [para-kāya-praves'anam]. (24) Als [een yogi gaat sterven en] hij het lichaam op wil geven, blokkeert hij zijn anus met zijn hiel en brengt hij zijn prāna van het hart omhoog naar de borst en van daar naar de keel om verder te gaan naar het hoofd, vanwaar hij, opstijgend naar de zetel van de geest bovenop de schedel [the brahma-randhrena], zichzelf naar de geestelijke wereld leidt [svacchandu-mrityu, zie ook 2.2: 19-21]. (25) Als men de lusthoven van de halfgoden wenst te genieten, moet men mediteren op de geaardheid goedheid die men in Mij aantreft, zodat men de door goedheid bewogen vrouwen van de halfgoden ziet arriveren in hun voertuigen [hun vimāna's, devānām saha-krīdānudars'anam]. (26) Als iemand middels de rede overtuigd is geraakt van Mijn waarheid, dan wel door de toewijding tot Mij overtuigd raakte, zal hij met zijn geest aldus verzonken, als gevolg daarvan zijn doel bereiken [yathā-sankalpa-samsiddhi]. (27) Degene die tot de realisatie kwam van Mijn aard, oppermacht en heerschappij, is iemand die geen strobreed in de weg kan worden gelegd, want zijn wilsbesluit en gezag zijn zo goed als de Mijne [ājńāpratihatā gatih, zie ook B.G. 9: 31].

(28) Een yogi die, zuiver van karakter, zich door zijn toewijding tot Mij weet te concentreren [dhāranā], krijgt inzicht in de drie fasen van de tijd [verleden, hed en en toekomst] met inbegrip van kennis over geboorte en dood [zie tri-kālika]. (29) Van een wijze onderlegd in de bewustzijnsvereniging wiens geest tot vrede kwam in Mijn yoga kan het lichaam geen schade oplopen als gevolg van vuur en zo meer, net zoals waterdieren geen schade ondervinden van water [zie ook 7.5: 33-50]. (30) Hij [mijn toegewijde] wordt onoverwinnelijk als hij mediteert op Mijn expansies die zijn gesierd met de S'rīvatsa en de wapens, vlaggen, ceremoniėle parasols en verschillende waaiers [zie ook B.G. 11: 32].

(31) De man van wijsheid die Mij middels het proces van het zich concentreren in yoga aldus aanbidt, zal in ieder opzicht worden bijgestaan door de mystieke volmaaktheden als beschreven. (32) Welke perfectie zou er nou moeilijk te verwerven zijn voor een wijze die, geconcentreerd door meditatie op Mij, zijn zintuigen, zijn ademen en zijn geest de baas werd? (33) Men zegt [echter] dat ze [deze siddhi's] voor degene die de hoogste vorm van yoga beoefent - de [bhakti-]yoga waarmee men al het denkbare in het leven van Mij krijgt - een belemmering vormen waarmee men zijn tijd verspilt. (34) De perfecties die men in deze wereld mag verwerven op basis van geboorte, kruiden, verzakingen en door mantra's kan men allemaal verwerven door [bhakti-]yoga te beoefenen. Vooruitgang in het zich verenigen in zijn bewustzijn kan met geen enkele andere methode worden bereikt [***]. (35) Ik ben de oorzaak en beschermer van alle perfecties. Ik ben de Heer van de Yoga [de uiteindelijke vereniging], de Heer van de analyse, van het dharma en van de [Vedische] leraren, voorstanders en aanhangers. (36) Net zoals de materiėle elementen binnenin en buiten de levende wezens hun bestaan hebben, besta Ik Zelf, de Ziel, die niet te omvatten is, zowel vanbinnen als vanbuiten al de belichaamde wezens [zie ook B.G. 2: 29-30].'

 

 next                       

  

 

Derde herziene editie, geladen 5 mei, 2022.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De Allerhoogste Heer zei: 'Een yogi die zich verbonden heeft [in de Absolute Waarheid], die zijn zinnen en ademen de baas is, en die zijn aandacht op Mij vestigt, krijgt de beschikking over de mystieke perfecties van de yoga.'
De Allerhoogste Heer zei: 'Als een yogi zijn aandacht op Mij fixeert en zich zo verbonden heeft met het overwonnen hebben van zijn zinnen en ademen, verwerft hij de mystieke perfecties van de yoga.' (Vedabase)

 

Tekst 2

Uddhava zei: 'O Jij die alle yogi's de volmaaktheid schenkt, zeg me alsJeblieft welke methode men moet volgen om zich te concentreren en hoe die mystieke perfecties precies werken. En, Acyuta, hoeveel volmaaktheden zijn er?'

Uddhava zei: 'O Jij die alle yogi's de volmaaktheid schenkt, zeg me alsJeblieft welke methode men moet volgen om zich te concentreren en hoe die mystieke perfectie precies werkt. En, Acyuta, hoeveel volmaaktheden zijn er? (Vedabase)

 

Tekst 3

De Allerhoogste Heer zei: 'De meesters van de yoga spreken van achttien mystieke perfecties [siddhi's] en meditaties [die tot hen leiden], waarbij acht van hen [primair zijn en] in Mij voorop staan en tien van hen [secundair zijn en] voortkomen uit de kwaliteit [van de goedheid].

De Allerhoogste Heer zei: 'De meesters van de yoga spreken van achttien mystieke volmaaktheden [siddhi's] en meditaties [die tot hen leiden], waarbij acht van hen primair in Mij te vinden zijn en er zich tien [secundaire] manifesteren uit de kwaliteit [der goedheid]. (Vedabase)

 

Tekst 4-5

O zachtmoedige, de acht mystieke volmaaktheden bestaan uit het vermogen de kleinste [animā],  de grootste [mahimā] of de lichtste [laghimā in verhouding tot garimā, de zwaarste] gedaante te worden, het vermogen om welk materieel voorwerp dan ook te verwerven [prāpti], het vermogen om zintuiglijk te genieten wat er maar te zien en te horen is [prākāmya], het vermogen om de overhand te hebben in het aanwenden van de krachten [īs'itā of īs'itvā], het vermogen om ongehinderd door de geaardheden op magische wijze de controle te hebben [vas'itā] en het vermogen om aan ieder verlangen te beantwoorden dat [Zijn] genade zoekt [kāmāvasāyitā]. Weet dat zij degenen zijn die in Mij vooropstaan.

Het vermogen om, wat betreft de vorm, zich in te leven in het kleinste [animā], in het grootste [mahimā] of in het lichtste [laghimā in verhouding tot garimā, het zwaarste], het vermogen om welk materieel voorwerp dan ook te verwerven [prāpti], om zintuiglijk te genieten wat er maar te zien en te horen is [prākāmya], om de overhand te hebben met het aanwenden van de krachten [īs'itā of īs'itvā], om ongehinderd door de geaardheden op magische wijze zaken onder controle te krijgen [vas'itvā] en om aan ieder verlangen te beantwoorden dat [Zijn] genade zoekt [kāmāvasāyitā], zijn de acht mystieke volmaaktheden, o zachtgeaarde. Weet dat dat degenen zijn die oorspronkelijk bij Mij horen. (Vedabase)

  

Tekst 6-7

[De tien secundaire siddhi's bestaan uit het vermogen] om in dit lichaam niet te worden geplaagd door honger en dorst en dergelijke, om dingen ver weg te zien, om zaken ver weg te horen, om zich met de snelheid van de geest te verplaatsen, om naar believen iedere willekeurige vorm aan te nemen, om de lichamen van anderen binnen te gaan, om te sterven bij wilsbesluit, om getuige te zijn van het spel [van de meisjes van de hemel] met de goden, om naar eigen besluit van volmaakt succes te zijn en om zijn wilsuiting ongehinderd nageleefd te krijgen.

Om in dit lichaam niet te worden geplaagd door honger en dorst en dergelijke, om dingen ver weg te zien en te horen, om met de snelheid van de geest zich te verplaatsen, om naar believen iedere willekeurige vorm aan te nemen, om de lichamen van anderen binnen te gaan, te sterven bij wilsbesluit, getuige te zijn van het spel [van de meisjes van de hemel] met de goden, om naar eigen besluit van volmaakt succes te zijn, en om zijn wilsuiting ongehinderd nageleefd te krijgen [zijn de tien secundaire siddhi's]. (Vedabase)

 

Tekst 8-9

Om kennis te hebben van het verleden, het heden en de toekomst, om vrij te zijn van de dualiteiten, weet te hebben van wat anderen denken, om de werking van het vuur, de zon, het water, vergif enzovoorts te stoppen, en het vermogen niet door anderen overweldigd te worden, zijn voorbeelden van de perfecties die worden beschreven als zijnde het resultaat van het zich concentreren in de yoga. Verneem alsjeblieft nu van Mij met behulp van welke meditatiemethoden zich welke volmaaktheden voordoen.

Kennis te hebben van het verleden, het heden en de toekomst, om vrij te zijn van de dualiteiten, weet te hebben van wat anderen denken, om de werking van het vuur, de zon, het water, vergif enzovoorts te stoppen en niet door anderen overweldigd te zijn, zijn de perfecties die worden beschreven als zijnde het resultaat van het zich concentreren in de yoga. Verneem alsjeblieft nu van Mij met behulp van welke meditatiemethoden zich welke volmaaktheden voordoen. (Vedabase)

 

Tekst 10

Mijn aanbidder die zijn geest, begaan met de subtiele elementen van de waarneming [tanmātra], concentreert op Mij als het Zelf van die zinselementen en niets anders, verwerft de animāperfectie [het vermogen om het kleinste binnen te gaan].

Degene die Mij aanbidt, Ik die alle fijnstoffelijke vormen van bestaan beziel, verwerft de animā-perfectie [om het kleinste binnen te gaan] door zich te concentreren op de werkelijkheid der elementen.  (Vedabase)

 

 Tekst 11

Als men zijn geest concentreert op de waarheid van het geheel [het mahat-tattva] met Mij als de inwonende ziel, verwerft men de mahimāperfectie [om het grootste binnen te gaan] alsmede greep op ieder element afzonderlijk.

Men verwerft de mahimā-perfectie [om het grootste binnen te gaan] door de aandacht te vestigen op het totaal van de materie dat door Mij tot leven is gewekt alsook op de omstandigheid van ieder van de materiėle elementen afzonderlijk [van het grote van de ether te zijn, het vuur, het water, de lucht en de aarde]. (Vedabase)


Tekst 12

De yogi kan laghimā [lichtheid] verwerven door zijn bewustzijn te hechten aan Mij als het allerhoogste [element] van de kleinste elementen [de atomen], de subtiele eigenschap van de Tijd [zie ook cakra].

De yogi kan laghimā [lichtheid] verwerven door zijn bewustzijn tot rust te brengen in Mij als zijnde de fijnstoffelijke substantie van de [natuurlijke verdeling van de] tijd [als de basis of oersubstantie] voor de materiėle elementen die er zijn in de vorm van atomen [zie ook cakra]. (Vedabase)

 

Tekst 13

Hij die met zijn geest op Mij gefixeerd zijn denken geheel concentreert in de emotionaliteit van het Ik-beginsel, verkrijgt de siddhi van de prāpti [het mystiek verwerven] waarmee hij de eigenaar wordt van de zinnen van alle levende wezens.

Hij die met zijn geest op Mij gefixeerd zijn denken geheel concentreert binnen het emotionele van het Ik-principe, verkrijgt de siddhi van de prāpti [het mystiek verwerven] waarmee hij zich de eigenaar kan noemen van de zinnen van alle levende wezens. (Vedabase)


Tekst 14

Om van Mij, wiens verschijning de zintuiglijke waarneming te boven gaat, de buitengewoon bijzondere siddhi van de prākāmya te verkrijgen [om van wat dan ook wanneer dan ook te genieten], moet men zijn geestelijke activiteit richten op Mij als de Superziel die de draad vormt die door de enorme werkelijkheid van de materie heenloopt [zie ook sūtra].

Om van Mij, wiens verschijning zintuiglijke waarneming teboven gaat, de buitengewoon bijzondere siddhi der prākāmya te verkrijgen [om van wat dan ook wanneer dan ook te genieten] moet men zijn geestelijke activiteit verankeren in Mij als zijnde de Superziel die de draad vormt die door het grote van de materie heenloopt [zie ook sūtra]. (Vedabase)

 

Tekst 15

Als men zijn bewustzijn richt op Vishnu, de Oorspronkelijke Heerser over de Drie [guna's, zie ook B.G. 7: 13] die de beweger is in de gedaante van de Tijd, zal men de siddhi van īs'itvā [de oppermacht] verwerven waarmee men het geconditioneerde lichaam [het veld] en zijn kenner kan beheersen [*].

Als men zijn bewustzijn in Vishnu plaatst, de Oorspronkelijke Beheerser van de Drie [guna's, zie ook B.G. 7: 13] in de vorm van de Tijd, zal men de siddhi van īs'itvā [de oppermacht] verwerven waarmee men het geconditioneerde lichaam [het veld] en zijn kenner kan beheersen [*]. (Vedabase)

 

Tekst 16

De yogi die zijn geest richt op Mij, Nārāyana, de vierde staat [turīya] die wordt omschreven met het woord fortuinlijk [bhagavat **], verwerft, begiftigd met Mijn natuur, de vas'itāperfectie [te kunnen onderwerpen met magie]. 

De yogi die zijn geest plaatst in Mij, Nārāyana als gekenschetst door het woord Fortuinlijk [bhagavat] en bekendstaand als het vierde [vlak voorbij de andere drie **], vermag, begiftigd met Mijn natuur, het mystieke vermogen te verwerven van vas'itva [te onderwerpen met magie]. (Vedabase)

  

Tekst 17

Als men zijn geest, die in Mij zuiver is, concentreert op het onpersoonlijke absolute [brahman] dat vrij is van materiėle kwaliteiten [ofwel bovenzinnelijk], verwerft men het opperste geluk waarin iemands verlangen zijn volledige bevrediging vindt [kāmāvasāyitā]. 

Met de geest die in Mij zuiver is zich concentrerend op het onpersoonlijke [brahman] dat vrij is van materiėle kwaliteiten [bovenzinnelijk], verwerft men het opperste geluk waarin het verlangen zijn volledige bevrediging vindt [kāmāvasāyitā]. (Vedabase)

 

Tekst 18

Als een mens zich op Mij concentreert als de Heer van S'vetadvīpa, de personificatie van de goedheid, de optelsom van alle dharma, verwerft hij een zuiver bestaan vrij van de zes golven [van materiėle verstoring: honger, dorst, verbijstering, verdriet, verval en dood, zie ook shath-ūrmi].

Zich op Mij concentrerend, de Heer van S'vetadvīpa, de personificatie van de goedheid, de optelsom van alle dharma, verkrijgt een persoon de vrijheid van de zes golven [anūrmi-mattvam, zie ook shath-ūrmi]. (Vedabase)

 

Tekst 19

Als men in de geest het bovenzinnelijk geluid naar zijn oorsprong leidt dat aanwezig is in de prāna [zie 11.14: 35] in Mij, de verpersoonlijking van de ether, neemt men daarin de Zwaan waar [Heer Hamsa of de heilige persoon, zie 11.13: 19] en hoort men de woorden die worden uitgesproken door alle levende wezens [dūra-s'ravana, zie ook divyam s'rotam]. 

Gevestigd in Mij, de verpersoonlijking van de ether, zich concentrerend op het bovenzinnelijk geluid dat aanwezig is in de prāna [zie 11.14: 35], neemt men de Zwaan waar [Heer Hamsa of de heilige persoon, zie 11.13: 19] en hoort men de woorden die worden uitgesproken door alle levende wezens [dūra-s'ravana, zie ook divyam s'rotam]. (Vedabase)


Tekst 20

Als men zijn ogen verenigt met de zon en de zon met zijn ogen [dat bovenzinnelijk doend en niet fysiek erin starend] kan men, met zijn geest in meditatie op Mij, daarin alles zien wat ver weg is [dūra-dars'ana, zie ook 2.1: 30].

Met het samenvoegen van zijn ogen met de zon en de zon met zijn ogen [dat bovenzinnelijk doend en niet fysiek erin starend] kan men, met zijn geest in meditatie, alles zien wat ver weg is [dūra-dars'ana, zie ook 2.1: 30]. (Vedabase)

 

Tekst 21

Als gevolg van het zich volledig in Mij verenigen van je geest, je lichaam en je adem die je geest volgt, beweegt het zelf zich daar waar de geest naar uitgaat  [manojava].

Met het volledig verzinken van de geest in Mij kan men met de wind [de adem, de subtiele lucht], die de geest volgt zodat het lichaam op Mij gericht is, door de kracht van die meditatie het [fysieke] zelf zich zien bewegen in de richting waar de geest zich beweegt [manojava]. (Vedabase)

 

 Tekst 22

Omdat het in de macht van Mijn yoga ligt [om in verschillende gedaanten te verschijnen], zal, als Ik de toevlucht ben, voor een geest die het zich voorneemt een zekere gedaante aan te nemen, precies die gedaante verschijnen die hij in gedachten had [kāmarūpa].

Als men zijn toevlucht neemt tot de macht van Mijn Yoga [waarmee Ik verschillende gedaanten aanneem], is men in staat, onverschillig de vorm die men wenst aan te nemen, de vorm die men in gedachten had laten verschijnen [kāmarūpa]. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Als een volleerd yogi [een siddha] het lichaam van een ander wil binnengaan, moet hij zijn eigen lichaam loslaten en zichzelf in dat lichaam projecteren. Dat moet hij doen door er, als was hij de lucht, in binnen te gaan via de vitale adem, gelijk een bij die van bloem verwisselt [para-kāya-praves'anam]. 

Als men het als een siddha verlangt het lichaam van een ander binnen te gaan moet men, met het loslaten van het eigen lichaam, zichzelf in dat lichaam projecteren, door er, net als de wind, in binnen te gaan via de vitale adem, zoals een bij die van bloem verwisselt [para-kāya-praves'anam]. (Vedabase)

 

 Tekst 24

Als [een yogi gaat sterven en] hij het lichaam op wil geven, blokkeert hij zijn anus met zijn hiel en brengt hij zijn prāna van het hart omhoog naar de borst en van daar naar de keel om verder te gaan naar het hoofd, vanwaar hij, opstijgend naar de zetel van de geest bovenop de schedel [the brahma-randhrena], zichzelf naar de geestelijke wereld leidt [svacchandu-mrityu, zie ook 2.2: 19-21].

Met de hiel de anus blokkerend en de vitale adem van het hart omhoog brengend naar de borst en dan van de keel naar het hoofd gaand, moet men, zich bevindend op de top van de schedel [de brahma-randhrena], [om te kunnen sterven] het materiėle lichaam opgeven en zichzelf sturen in de richting van de geestelijke wereld [svacchandu-mrityu, zie ook 2.2: 19-21]. (Vedabase)


 Tekst 25

Als men de lusthoven van de halfgoden wenst te genieten, moet men mediteren op de geaardheid goedheid die men in Mij aantreft, zodat men de door goedheid bewogen vrouwen van de halfgoden ziet arriveren in hun voertuigen [hun vimāna's, devānām saha-krīdānudars'anam].

Als men de hemelen der goddelijken wenst te genieten moet men, zich in Mij bevindend, mediteren op de geaardheid goedheid zodat men de in goedheid verkerende vrouwen van de halfgoden eraan ziet komen per vimāna [devānām saha-krīdānudars'anam].  (Vedabase)

 

 Tekst 26

Als iemand middels de rede overtuigd is geraakt van Mijn waarheid, dan wel door de toewijding tot Mij overtuigd raakte, zal hij met zijn geest aldus verzonken, als gevolg daarvan zijn doel bereiken [yathā-sankalpa-samsiddhi]. 

Als iemand volledig van Mij overtuigd is en weet dat hij in Mij zijn vervulling zal vinden, Ik die er ben ter wille van het ware, zal hij als gevolg daarvan krijgen waar hij op uit was [yathā-sankalpa-samsiddhi]. (Vedabase)


 Tekst 27

Degene die tot de realisatie kwam van Mijn aard, oppermacht en heerschappij, is iemand die geen strobreed in de weg kan worden gelegd, want zijn wilsbesluit en gezag zijn zo goed als de Mijne [ājńāpratihatā gatih, zie ook B.G. 9: 31].

Degene die tot de realisatie kwam van Mijn aard, oppermacht en heerschappij, is iemand die geen strobreed in de weg kan worden gelegd daar zijn wilsbesluit en gezag zo goed is als het Mijne [ājńāpratihatā gatih, zie ook B.G. 9: 31]. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Een yogi die, zuiver van karakter, zich door zijn toewijding tot Mij weet te concentreren [dhāranā], krijgt inzicht in de drie fasen van de tijd [verleden, heden en toekomst] met inbegrip van kennis over geboorte en dood [zie tri-kālika]. 

Een yogi die zuiver van karakter middels zijn toewijding voor Mij zich weet te concentreren [dhāranā], krijgt inzicht in de drie fasen van de tijd [verleden, heden en toekomst], met inbegrip van de kennis omtrent geboorte en dood [zie tri-kālika]. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Van een wijze onderlegd in de bewustzijnsvereniging wiens geest tot vrede kwam in Mijn yoga kan het lichaam geen schade oplopen als gevolg van vuur en zo meer, net zoals waterdieren geen schade ondervinden van water [zie ook 7.5: 33-50]. 

Van een wijze onderlegd in de yoga wiens bewustzijn tot vrede is gebracht middels Mijn yoga kan het lichaam geen schade oplopen als gevolg van vuur en dergelijke elementen, net zoals waterdieren geen schade ondervinden van het water waarin ze leven [zie ook 7.5: 33-50]. (Vedabase)

 

 Tekst 30

Hij [mijn toegewijde] wordt onoverwinnelijk als hij mediteert op Mijn expansies die zijn gesierd met de S'rīvatsa en de wapens, vlaggen, ceremoniėle parasols en verschillende waaiers [zie ook B.G. 11: 32].

Hij [mijn toegewijde] wordt onoverwinnelijk als hij mediteert op Mijn expansies die zijn opgesierd met de S'rīvatsa en de wapens, de vlaggen, ceremoniėle parasols en verschillende waaiers [zie ook B.G. 11: 32]. (Vedabase)

 

 Tekst 31

De man van wijsheid die Mij middels het proces van het zich concentreren in yoga aldus aanbidt, zal in ieder opzicht worden bijgestaan door de mystieke volmaaktheden als beschreven.

De man van wijsheid die Mij aldus aanbidt middels het proces van het zich concentreren in de yoga zal de mystieke volmaaktheden bereiken zoals beschreven, in ieder opzicht [naar gelang de aard van zijn praktijk]. (Vedabase)

 

 Tekst 32

Welke perfectie zou er nou moeilijk te verwerven zijn voor een wijze die, geconcentreerd door meditatie op Mij, zijn zintuigen, zijn ademen en zijn geest de baas werd? 

Welke perfectie zou er nou moeilijk te verwerven zijn voor een wijze die in Mij, met het doen van zijn meditaties, de zaak in z'n greep kreeg nadat hij de zintuigen, zijn ademen en zijn geest de baas werd?  (Vedabase)


 Tekst 33

Men zegt [echter] dat ze [deze siddhi's] voor degene die de hoogste vorm van yoga beoefent - de [bhakti-]yoga waarmee men al het denkbare in het leven van Mij krijgt - een belemmering vormen waarmee men zijn tijd verspilt.

Men zegt wel dat ze [de siddhi's], voor degene die de hoogste vorm van yoga beoefent waarmee men alle volmaaktheid in het leven rechtstreeks van Mij verkrijgt, belemmeringen vormen waarmee men zijn tijd verspilt. (Vedabase)

 

 Tekst 34

De perfecties die men in deze wereld mag verwerven op basis van geboorte, kruiden, verzakingen en door mantra's kan men allemaal verwerven door [bhakti-]yoga te beoefenen. Vooruitgang in het zich verenigen in zijn bewustzijn kan met geen enkele andere methode worden bereikt [***].

De vele volmaaktheden die men in deze wereld heeft van geboorte, van kruiden, verzakingen en door mantra's worden allen verkregen door de yoga; met geen enkele andere methode kan men de eigenlijke perfectie van de yoga bereiken [***]. (Vedabase)

 

 Tekst 35

Ik ben de oorzaak en beschermer van alle perfecties. Ik ben de Heer van de Yoga [de uiteindelijke vereniging], de Heer van de analyse, van het dharma en van de [Vedische] leraren, voorstanders en aanhangers.

Van alle perfecties ben Ik inderdaad de oorzaak en de beschermer. Ik ben de Heer van de Yoga [de uiteindelijke vereniging], de Heer van de analyse, het dharma en de gemeenschap van vedische leraren. (Vedabase)

 

 Tekst 36

Net zoals de materiėle elementen binnenin en buiten de levende wezens hun bestaan hebben, besta Ik Zelf, de Ziel, die niet te omvatten is, zowel vanbinnen als vanbuiten al de belichaamde wezens [zie ook B.G. 2: 29-30].'

Op dezelfde manier als de materiėle elementen binnenin en buiten de levende wezens bestaan besta Ik Zelve, de Ziel, die zich niet [door iets groters] laat overdekken, binnen en buiten al de belichaamde wezens [zie ook B.G. 2: 29-30].' (Vedabase)

 

*: Vers 15 heeft betrekking op het realiseren van de spirituele volmaaktheid door te mediteren op het persoonlijke, transcendentale aspect van de tijd van Vishnu, in tegenstelling tot het mediteren van de tijd zoals vermeld in vers 12, dat meer betrekking heeft op het onpersoonlijk aspect van de natuurlijke orde eigen aan de elementen, van de cakra, welke het wapen van Vishnu is.

**: Behalve de drie guna's in relatie tot Heer Nārāyana en de drie bewustzijnsstaten van waken, dromen en de droomloze slaap, is er ook sprake van de drie vlakken van bestaan van het fysieke grove van het grote van het universum bestaande uit de vijf elementen; het astrale, subtiele, van de tien werkende en waarnemende zintuigen en hun voorwerpen, de geest en de intelligentie, en het causale vlak van het bewustzijn en de kenner; ofwel kort gezegd: de wereld, het zinnelijk lijf en de individuele kenner, waarbij er dan de Oorspronkelijke Persoon van God is als de vierde instantie [zie ook B.G. 13: 19].

***: De eigenlijke perfectie van de yoga wordt, indachtig vers 35 erop volgend, Krishnabewustzijn genoemd door de Vaishnava's die het Bhāgavatam in het Westen verdedigen.

 

 

 

 

 

Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De traditionele afbeelding laat Krishna zien die Arjuna Zijn universele gedaante toont op het slagveld.

Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties