regelbalk



 

Canto 9

Nārada Muni

 
        

   

Hoofdstuk 11: Heer Rāmacandra Regeert de Wereld

(1) S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer Rāmacandra, het hart en de ziel van al de halfgoden, accepteerde een ācārya en voerde offerplechtigheden uit met de grootste weelde. Aldus was Hij [in feite] Zichzelf met behulp van Zichzelf aan het aanbidden [zie ook 4.31: 14]. (2) De hotāpriester [hij die de offergaven offert] wees Hij het gehele oosten toe, de brahmāpriester [die de gang van zaken voor het offeren superviseert] ontving van Zijne Heerlijkheid het zuidelijke gebiedsdeel, de adhvaryupriester [die de Yajurmantra's reciteert ter voorbereiding van de plechtigheid] kreeg het gehele westen en het noordelijk gebied ging naar de udgātāpriester [die de Sāma Veda hymnen zingt]. (3) Ervan uitgaand dat de brahmanen die vrij zijn van materiėle verlangens het geheel van de aarde toekomt, schonk Hij de leraar van het voorbeeld, de ācārya, de rest van al het land dat zich tussen de gebieden in bevond. (4) Het enige dat er voor Hemzelf overbleef op deze manier waren Zijn persoonlijke sieraden en kledingstukken terwijl er voor de koningin, de dochter van de koning van Videha, slechts haar neusring overbleef. (5) Maar toen de brahmanen zagen hoe veel Hij om hen gaf als hun Heer, smolten hun harten zodat ze verguld met Hem, Hem vereerden met gebeden. Ze gaven Hem alles weer terug wat ze hadden ontvangen en zeiden: (6) 'Wat hebt U ons allemaal niet geschonken, o Allerhoogste Heer, o Meester van het universum? Nu we U in ons hart hebben gekregen verdrijft U, met Uw gloed, het duister van onze onwetendheid. (7) We brengen U onze eerbetuigingen Rāmacandra, o Heer van de Transcendentalisten, o beste van alle roemrijke personen, wiens lotusvoeten aanbeden worden door hen die geweldloos zijn, o U wiens intelligentie nimmer overschaduwd wordt door zorgen.'

(8) Benieuwd naar de publieke opinie ging Rāma er op een avond onopgemerkt in vermomming op uit en hoorde Hij iemand spreken die het had over Zijn echtgenote [Sītā]: (9) 'Ik kan je niet langer onderhouden aangezien je een onreine, onkuise vrouw bent die bij andere mannen thuiskomt. En ik zal je niet als een pantoffelheld weer terugnemen zoals Rāma dat deed met Sītā!' (10) Beducht voor het volk dat er van alles uitflapt, nooit tevreden is en niet goed op de hoogte is, werd ze [Sītā] door haar echtgenoot verlaten. Daarop ging ze naar de hermitage van Prācetasa [Vālmīki Muni]. (11) Omdat ze zwanger was [toen ze Rāma verliet] bracht ze daar na de nodige tijd een tweeling ter wereld, twee jongetjes die van de wijze die de geboorteplechtigheden voltrok de namen Kus'a en Lava kregen  ['van het gras' en 'dat wat is afgesneden']. (12) Ook Lakshmana had twee zoons: Angada en Citraketu [vernoemd naar 6.14-17]. Bharata, o grote heerser, had er twee die Taksha en Pushkala werden genoemd. (13-14) Subāhu en S'rutasena kwamen door S'atrughna ter wereld. Heer Bharata, die al de windstreken onderworp aan Zijn gezag, moest in Zijn veroveringstocht miljoenen Ghandarva's [opstandige rebellen] doden en droeg al hun rijkdommen over aan de koning [Rāma]. De Rākshasa luisterend naar de naam Lavana, een zoon van Madhu, werd gedood door S'atrughna in het grote woud Madhuvana, waar Hij de grootse stad genaamd Mathurā grondvestte. (15) Sītā, die weggestuurd door haar echtgenoot bleef mediteren op Rāma's voeten, vertrouwde de wijze haar zoons toe en verdween onder de grond. (16) Toen Rāma, de Allerhoogste Heer, hierover vernam kon Hij, zich haar kwaliteiten herinnerend in de verschillende omstandigheden, Zijn verdriet niet beteugelen, hoezeer Hij ook trachtte het in meditatie uit te bannen. (17) Een dergelijke aantrekking tussen man en vrouw vormt over het algemeen een bron van zorgen. Als dat zelfs geldt voor de grote meesters, wat zou dat dan niet betekenen voor de gewone man die gefixeerd is op een huishoudelijk bestaan? (18) Nadat ze naar de hemel was gegaan nam de Heer strikt het celibaat in acht en voerde Hij een plechtigheid op, een Agnihotra [vuur-]offer, dat dertienduizend jaar lang zonder onderbreking werd voortgezet. (19) Rāma plaatste [toen Hij deze aarde verliet] Zijn lotusvoeten, die geschramd waren door de doornen van het Dandakāranyawoud [waar Hij tijdens zijn verbanning verbleef], in de harten van hen die Hem in gedachten hielden en ging toen [het voorbije van] het Licht van de Ziel [ātma-jyoti, Zijn hemelverblijf Vaikunthha] binnen.

(20) De Heer van de Raghudynastie [Rāma], die een [spiritueel] lichaam aannam ter wille van Zijn spel en vermaak, had, met niemand aanwezig die groter of gelijk aan Hem was, [persoonlijk] geen behoefte aan al die eer van de gebeden van de godsbewusten, het doden van de Rākshasa's, een brug bouwen over de oceaan en Zijn boog en pijlen, noch had Hij de apen nodig om Hem bij te staan in het verslaan van de vijand [vergelijk B.G. 3: 20-26]. (21) Laat ik me aan Hem overgeven, die Meester van de Raghudynastie wiens smetteloze roem vandaag de dag nog, zo goed als het kleed dat de olifant van de victorie bedekt, wordt gevierd in koninklijke gezelschappen en door wijzen in alle windrichtingen, aan Hem wiens lotusvoeten, die een einde maken aan alle zonden, worden aanbeden door de helmen van de aardse koningen en de goden van de hemel. (22) Hij, naar wie de mensen van Kosala opzagen en die ze wilden aanraken, werd door hen allen, of ze nu met Hem aten en sliepen, danwel Hem respecteerden als een dienaar, gevolgd naar de plaats waarheen Hij vertrokken was en waar alle [bhakti] yogabeoefenaren naar toe gaan [zie ook B.G. 4: 9]. (23) Een ieder die verneemt over de handelingen van Heer Rāma en vol van mededogen is naar anderen, o Koning, zal verlost worden uit de greep van het karma.'

(24) De koning vroeg: 'Hoe verhield Hij, de Allerhoogste Heer, Rāma, zich tot Zijn broeders die Zijn persoonlijke expansies waren, en hoe gedroegen Zij en ook Zijn mensen, Zijn onderdanen, zich jegens Hem, hun Heerser?'

(25) De zoon van Vyāsadeva zei: 'Na de troon te hebben bestegen droeg Hij, de Heer van het universum, Zijn jongere broers op de wereld te veroveren [*], terwijl Hij Zelf Zijn volk audiėntie verleende, zorgdragend voor de hoofdstad samen met andere medewerkers. (26) De straten waren besprenkeld met geparfumeerd water en de musth van de olifanten. Het was de grootste en hoogste verrukking om Hem, hun Heer en Meester, aanwezig te zien in eigen persoon. (27) De paleizen, de paleispoorten, de ontmoetingsplaatsen, de podia en de tempels en zo meer, waren opgesierd met gouden waterpotten en vlaggen. (28) Men maakte er met welkomstpoorten, draperieėn, bloemenslingers, betelnoot, snijbloemen en vruchten, bananenbomen, kleurige vlaggen en spiegels een feest van [als Hij verscheen]. (29) Waar Hij ook maar op bezoek kwam werd Hij, om Zijn zegen te ontvangen, benaderd door de plaatselijke bevolking die de benodigdheden voor de aanbidding met zich meedroeg en daarbij zei: 'O Heer, hou dit land in stand dat U er weer bovenop geholpen hebt als voorheen [in de gedaante van Heer Varāha]'. (30) De mannen en de vrouwen in de stad, die graag hun koning, de Heer met de lotusogen, wilden zien terugkeren na zo'n lange tijd, verlieten daarop hun huizen om op de daken van de grotere woningen te gaan zitten, hun hongerige ogen de kost te geven en Hem met bloemen te bestrooien. (31-34) Daarna betrad Hij Zijn familiewoning die door Zijn voorouders was veranderd in een ongekende schatkamer vol met de meest kostbare zaken. De deurposten waren van koraal, de pilaren in rijen langs de gepolijste marakata [smaragden] vloeren waren van vaidūryagesteente en er waren schitterende marmeren muren. Allerlei soorten bloemen en vlaggen zag men er alsook een rijke stoffering, parels en de meest kostbare, stralende edelstenen. Met al de verlokkelijke schoonheid die ieders vreugde bevorderde, en met de vele bossen bloemen, de geurige wierook en de lampen, leken de mannen en vrouwen aldaar, wiens lichamen in schoonheid wedijverden met hun sieraden, wel halfgoden. (35) De Allerhoogste Heer Rāma [let.: 'vreugde'], de allerbeste genieter van toewijding, genoot aldaar persoonlijk [Zijn leven] met Zijn teerbeminde echtgenote Sītā in volle tevredenheid. (36) Met de mensen mediterend op Zijn lotusvoeten, genoot Hij vele jaren lang zonder in strijd te verkeren met het dharma van alle geneugten van het leven op de juiste tijd.'

 

next

 

 Derde herziene editie, geladen 23 december 2019.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer Rāmacandra, het hart en de ziel van al de halfgoden, accepteerde een ācārya en voerde offerplechtigheden uit met de grootste weelde. Aldus was Hij [in feite] Zichzelf met behulp van Zichzelf aan het aanbidden [zie ook 4.31: 14].
S'rī S'uka zei: De Allerhoogste Heer Rāma, de Godheid, het hart en de ziel van de godsbewusten, accepteerde een ācārya zodat van Hemzelf door Hemzelf met de grootste weelde er aanbidding was in het uitvoeren van offerplechtigheden [zie ook 4.31: 14]. (Vedabase)

 

Tekst 2

De hotāpriester [hij die de offergaven offert] wees Hij het gehele oosten toe, de brahmāpriester [die de gang van zaken voor het offeren superviseert] ontving van Zijne Heerlijkheid het zuidelijke gebiedsdeel, de adhvaryupriester [die de Yajurmantra's reciteert ter voorbereiding van de plechtigheid] kreeg het gehele westen en het noordelijk gebied ging naar de udgātāpriester [die de Sāma Veda hymnen zingt].

De hotā priester [hij die de offergaven offert] wees Hij het gehele oosten toe, de brahmā priester [die de gang van zaken voor het offeren superviseert] ontving van Zijne Heerlijkheid het zuidelijke gebiedsdeel, de adhvaryu priester [die de yayur mantra's reciteert ter voorbereiding van de plechtigheid] kreeg het gehele westen en het noordelijk gebied ging naar de udgātā priester [die de sāma-veda hymnen zingt]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Ervan uitgaand dat de brahmanen die vrij zijn van materiėle verlangens het geheel van de aarde toekomt, schonk Hij de leraar van het voorbeeld, de ācārya, de rest van al het land dat zich tussen de gebieden in bevond.

Denkend dat de brahmanen vrij van begeerte het volledige ervan verdienden, schonk Hij de leraar van het voorbeeld, de ācārya, de rest van al het land dat zich tussen de gebieden in bevond. (Vedabase)

 

Tekst 4

Het enige dat er voor Hemzelf overbleef op deze manier waren Zijn persoonlijke sieraden en kledingstukken terwijl er voor de koningin, de dochter van de koning van Videha, slechts haar neusring overbleef.

Alles wat Hij voor zichzelf hield op deze wijze waren Zijn persoonlijke sierselen en kledingstukken terwijl de koningin, de dochter van de koning van Videha, slechts de ring door haar neus restte. (Vedabase)

 

Tekst 5

Maar toen de brahmanen zagen hoe veel Hij om hen gaf als hun Heer, smolten hun harten zodat ze verguld met Hem, Hem vereerden met gebeden. Ze gaven Hem alles weer terug wat ze hadden ontvangen en zeiden:

Maar toen ze zagen hoe Hij als de God der brahmanen van een dergelijke zorgzaamheid was, smolten, verguld als ze met Hem waren, hun harten en vereerden ze Hem met gebeden, Hem alles weer teruggevend wat ze hadden ontvangen en zeiden ze:  (Vedabase)

   

Tekst 6

'Wat hebt U ons allemaal niet geschonken, o Allerhoogste Heer, o Meester van het universum? Nu we U in ons hart hebben gekregen verdrijft U, met Uw gloed, het duister van onze onwetendheid.

'Wat ook hebt U ons niet geschonken o Allerhoogste Heer, o Meester van het Universum? Met U binnengaand in de kern van ons hart verdrijft U, met Uw gloed, het duister van onze onwetendheid. (Vedabase)


Tekst 7

We brengen U onze eerbetuigingen Rāmacandra, o Heer van de Transcendentalisten, o beste van alle roemrijke personen, wiens lotusvoeten aanbeden worden door hen die geweldloos zijn, o U wiens intelligentie nimmer overschaduwd wordt door zorgen.'

Aan U onze eerbetuigingen Rāmacandra, o beste van alle beroemdheden, U wiens heugenis en kennis, in Uw goddelijk respect voor de brahmanen, nimmer verstoord zijn door angst. Zij die boven alle sancties verheven zijn [de wijzen] zijn overgeleverd aan Uw voeten!' (Vedabase)

 

Tekst 8

Benieuwd naar de publieke opinie ging Rāma er op een avond onopgemerkt in vermomming op uit en hoorde Hij iemand spreken die het had over Zijn echtgenote [Sītā]:

Op een avond benieuwd naar de publieke opinie ging Rāma in vermomming onopgemerkt eropuit en hoorde Hij iemand spreken die het had over zijn [en Zijn] echtgenote: (Vedabase)

 

Tekst 9

'Ik kan je niet langer onderhouden aangezien je een onreine, onkuise vrouw bent die bij andere mannen thuiskomt. En ik zal je niet als een pantoffelheld weer terugnemen zoals Rāma dat deed met Sītā!'

'Ik kan je hier niet langer hebben aangezien je een onreine, onkuise vrouw bent die het met andere mannen houdt; ik zal het niet nog eens pikken om me door jou op m'n kop te laten zitten zoals zelfs Rāma dat doet met Sītā!' (Vedabase)

 

Tekst 10

Beducht voor het volk dat er van alles uitflapt, nooit tevreden is en niet goed op de hoogte is, werd ze [Sītā] door haar echtgenoot verlaten. Daarop ging ze naar de hermitage van Prācetasa [Vālmīki Muni].

Beducht voor volk dat, niet wetende waar te stoppen, met een gebrek aan kennis allerlei nonsens uitkraamt, werd zij [Sītā] door haar echtgenoot verlaten en ging ze naar de hermitage van Prācetasa [Vālmīki Muni]. (Vedabase)

 

Tekst 11

Omdat ze zwanger was [toen ze Rāma verliet] bracht ze daar na de nodige tijd een tweeling ter wereld, twee jongetjes die van de wijze die de geboorteplechtigheden voltrok de namen Kus'a en Lava kregen ['van het gras' en 'dat wat is afgesneden'].

Zwanger zijnde bracht zij aldaar, toen de tijd er rijp voor was, tweelingzoons ter wereld die bijgevolg van de wijze die de geboorte-plechtigheden voltrok de namen Kus'a en Lava kregen toebemeten ['van het gras' en 'dat wat is afgesneden']. (Vedabase)

 

Tekst 12

Ook Lakshmana had twee zoons: Angada en Citraketu [vernoemd naar 6.14-17]. Bharata, o grote heerser, had er twee die Taksha en Pushkala werden genoemd.

Ook Lakshmana had twee zoons: Angada en Citraketu [vernoemd naar 6.14-17] en Bharata, o grote heerser, had er twee die men zich herinnerde als Taksha en Pushkala.(Vedabase)

 

Tekst 13-14

Subāhu en S'rutasena kwamen door S'atrughna ter wereld. Heer Bharata, die al de windstreken onderworp aan Zijn gezag, moest in Zijn veroveringstocht miljoenen Ghandarva's [opstandige rebellen] doden en droeg al hun rijkdommen over aan de koning [Rāma]. De Rākshasa luisterend naar de naam Lavana, een zoon van Madhu, werd gedood door S'atrughna in het grote woud Madhuvana, waar Hij de grootse stad genaamd Mathurā grondvestte.

Subāhu en S'rutasena kwamen door S'atrughna ter wereld. De Gandharva's [oplichters en gokkers] werden met miljoenen tegelijk gedood door Heer Bharata die in Zijn overwinningstocht al de windstreken onder het gezag van de Koning [Rāma] plaatste aan wie Hij al hun rijkdommen overdroeg. De Rākshasa luisterend naar de naam Lavana, een zoon van Madhu, werd gedood door S'atrughna in het grote woud Madhuvana alwaar hij de grootse stad bekend als Mathurā grondvestte. (Vedabase)

 

Tekst 15

Sītā, die weggestuurd door haar echtgenoot bleef mediteren op Rāma's voeten, vertrouwde de wijze haar zoons toe en verdween onder de grond.

De wijze haar zoons toevertrouwend verdween Sītā, die verbannen door haar echtgenoot bleef mediteren op Rāma's voeten, onder de grond. (Vedabase)

  

Tekst 16

Toen Rāma, de Allerhoogste Heer, hierover vernam kon Hij, zich haar kwaliteiten herinnerend in de verschillende omstandigheden, Zijn verdriet niet beteugelen, hoezeer Hij ook trachtte het in meditatie uit te bannen.

Hierover vernemend was Hij, Rāma, de Allerhoogste Heer, Zich haar kwaliteiten herinnerende in al de verschillende omstandigheden, niet in staat Zijn verdriet te beteugelen, hoezeer Hij ook trachtte die met Zijn intelligentie uit te bannen.(Vedabase)

 

Tekst 17

Een dergelijke aantrekking tussen man en vrouw vormt over het algemeen een bron van zorgen. Als dat zelfs geldt voor de grote meesters, wat zou dat dan niet betekenen voor de gewone man die gefixeerd is op een huishoudelijk bestaan?

Een dergelijke aantrekking tussen man en vrouw is algemeen een bron van zorgen; zelfs voor de grote beheersers - wat zou het dan wel niet inhouden voor de gewone man die verslingerd is aan een huishoudelijk bestaan? (Vedabase)

  

Tekst 18

Nadat ze naar de hemel was gegaan nam de Heer strikt het celibaat in acht en voerde Hij een plechtigheid op, een Agnihotra [vuur-]offer, dat dertienduizend jaar lang zonder onderbreking werd voortgezet.

Nadat ze naar de hemel was gegaan nam Hij strikt het celibaat in acht en voerde de Heer een plechtigheid op, een vuur-offer [Agnihotra], dat dertienduizend jaar lang zonder onderbreking werd voortgezet. (Vedabase)

 

Tekst 19

Rāma plaatste [toen Hij deze aarde verliet] Zijn lotusvoeten, die geschramd waren door de doornen van het Dandakāranyawoud [waar Hij tijdens zijn verbanning verbleef], in de harten van hen die Hem in gedachten hielden en ging toen [het voorbije van] het Licht van de Ziel [ātma-jyoti, Zijn hemelverblijf Vaikunthha] binnen.

Daarna plaatste Rāma de lotusblaadjes die Zijn voeten waren en die geschramd waren door de doornen van het Dandakāranya woud [alwaar Hij tijdens zijn verbanning verbleef], in de harten van hen die Hem in gedachten houden en ging Hij, het Licht van de Ziel [ātma-jyoti], over in het Voorbije. (Vedabase)

 

Tekst 20

De Heer van de Raghudynastie [Rāma], die een [spiritueel] lichaam aannam ter wille van Zijn spel en vermaak, had, met niemand aanwezig die groter of gelijk aan Hem was, [persoonlijk] geen behoefte aan al die eer van de gebeden van de godsbewusten, het doden van de Rākshasa's, een brug bouwen over de oceaan en Zijn boog en pijlen, noch had Hij de apen nodig om Hem bij te staan in het verslaan van de vijand [vergelijk B.G. 3: 20-26].

De Heer van de Raghu-dynastie [Rāma], zich geestelijk tot ons verhoudend in Zijn spel en vermaak, had, met niemand groter of gelijk aan Hem, [persoonlijk] geen behoefte aan al deze roem, aan al de gebeden van de godsbewusten, aan het doden van de Rākshasa's, een brug te slaan over de oceaan en Zijn boog en pijlen, noch had Hij de apen nodig om Hem bij te staan in het verslaan van de vijand [vergelijk B.G. 3: 20-26]. (Vedabase)

 

 Tekst 21

Laat ik me aan Hem overgeven, die Meester van de Raghudynastie wiens smetteloze roem vandaag de dag nog, zo goed als het kleed dat de olifant van de victorie bedekt, wordt gevierd in koninklijke gezelschappen en door wijzen in alle windrichtingen, aan Hem wiens lotusvoeten, die een einde maken aan alle zonden, worden aanbeden door de helmen van de aardse koningen en de goden van de hemel.

Hem wiens onbezoedelde faam in koninklijke samenkomsten tot op de dag van vandaag wordt verheerlijkt, Hem van wie de zonde verdrijvende lotusvoeten voor de geheiligden zijn wat het kleed dat de olifant der victorie bedekt is voor de goden van de hemel en de koningen der aarde, die het begroeten met hun helmen - aan die Meester van de Raghu-dynastie geef ik mij over. (Vedabase)

 

Tekst 22

Hij, naar wie de mensen van Kosala opzagen en die ze wilden aanraken, werd door hen allen, of ze nu met Hem aten en sliepen, danwel Hem respecteerden als een dienaar, gevolgd naar de plaats waarheen Hij vertrokken was en waar alle [bhakti] yogabeoefenaren naar toe gaan [zie ook B.G. 4: 9].

Hij, naar wie de mensen van Kosala uitzagen en die ze wilden aanraken, werd door hen allen, of ze nu met Hem aten en sliepen ofwel Hem respecteerden als een dienaar, gevolgd naar de plaats waarheen Hij vertrokken was, daar waar alle [bhakti-]yoga-beoefenaren naar toe gaan [zie ook B.G. 4: 9]. (Vedabase)

  

Tekst 23

Een ieder die verneemt over de handelingen van Heer Rāma en vol van mededogen is naar anderen, o Koning, zal verlost worden uit de greep van het karma.'

Welke persoon ook die verneemt over de handelingen van Heer Rāma zal enkel daardoor al bevrijd raken van de menselijke zwakheid [van de afgunst, of de erfzonde], o Koning, en verlost worden uit zijn verstriktheid in het karma. (Vedabase)

    

Tekst 24

De koning vroeg: 'Hoe verhield Hij, de Allerhoogste Heer, Rāma, zich tot Zijn broeders die Zijn persoonlijke expansies waren, en hoe gedroegen Zij en ook Zijn mensen, Zijn onderdanen, zich jegens Hem, hun Heerser?'

De koning vroeg: 'Hoe verhield Hij, de Allerhoogste Heer, Rāma, zich tot Zijn broeders die Zijn persoonlijke expansies waren en hoe gedroegen Zij, zowel als al Zijn mensen, Zijn onderdanen, zich jegens Hem, hun Heerser?' (Vedabase)

 

Tekst 25

De zoon van Vyāsadeva zei: 'Na de troon te hebben bestegen droeg Hij, de Heer van het universum, Zijn jongere broers op de wereld te veroveren [*], terwijl Hij Zelf Zijn volk audiėntie verleende, zorgdragend voor de hoofdstad samen met andere medewerkers.

De zoon van Vyāsadeva zei: 'Na de troon te hebben bestegen droeg Hij, de Heer van het Universum, Zijn jongere broers op de wereld te veroveren [*] terwijl Hij persoonlijk Zijn volk audiėntie verleende en de gang van zaken in de hoofdstad tezamen met andere medewerkers in het oog hield. (Vedabase)

 

Tekst 26

De straten waren besprenkeld met geparfumeerd water en de musth van de olifanten. Het was de grootste en hoogste verrukking om Hem, hun Heer en Meester, aanwezig te zien in eigen persoon.

De straten waren besprenkeld met geparfumeerd water en door het musth van de olifanten. Om Hem te zien, hun Heer en Meester, aanwezig in eigen persoon was de grootste en hoogste verrukking. (Vedabase)

  

Tekst 27

De paleizen, de paleispoorten, de ontmoetingsplaatsen, de podia en de tempels en zo meer, waren opgesierd met gouden waterpotten en vlaggen.

In de paleizen, bij de paleispoorten, in de ruimten van samenkomst, op de podia en in de huizen van God en zo meer, waren gouden waterpotten geplaatst samen met vlaggen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Men maakte er met welkomstpoorten, draperieėn, bloemenslingers, betelnoot, snijbloemen en vruchten, bananenbomen, kleurige vlaggen en spiegels een feest van [als Hij verscheen].

Overal werd Hij ontvangen met de feestelijkheid van welkomstpoorten, draperieėn, bloemenslingers, betelnoot, snijbloemen en vruchten, bananenbomen, kleurige vlaggen en spiegels. (Vedabase)

 

Tekst 29

Waar Hij ook maar op bezoek kwam werd Hij, om Zijn zegen te ontvangen, benaderd door de plaatselijke bevolking die de benodigdheden voor de aanbidding met zich meedroeg en daarbij zei: 'O Heer, hou dit land in stand dat U er weer bovenop geholpen hebt als voorheen [in de gedaante van Heer Varāha]'.

Hem benaderend, droeg de plaatselijke bevolking, waar Hij ook maar op bezoek kwam, hun benodigdheden voor de aanbidding met zich mee om zich te verzekeren van Zijn zegen zeggende: 'O mijn Heer, houdt dit land in stand dat U, zoals U dat voorheen hebt gedaan, hebt gered [als de andere vishnu-avatāra's]'. (Vedabase)

 

Tekst 30

De mannen en de vrouwen in de stad, die graag hun koning, de Heer met de lotusogen, wilden zien terugkeren na zo'n lange tijd, verlieten daarop hun huizen om op de daken van de grotere woningen te gaan zitten,  hun hongerige ogen de kost te geven en Hem met bloemen te bestrooien.

De mannen en de vrouwen in de stad verlieten daarna, begerig hun koning terug te zien keren na zo'n lange tijd, hun huizen om op de daken te gaan zitten van de grotere woningen zodat ze hun hongerige ogen de kost konden geven met de aanblik van de Heer met de Lotusogen en Hem met bloemen konden bestrooien. (Vedabase)

 

Tekst 31-34

Daarna betrad Hij Zijn familiewoning die door Zijn voorouders was veranderd in een ongekende schatkamer vol met de meest kostbare zaken. De deurposten waren van koraal, de pilaren in rijen langs de gepolijste marakata [smaragden] vloeren waren van vaidūryagesteente en er waren schitterende marmeren muren. Allerlei soorten bloemen en vlaggen zag men er alsook een rijke stoffering,  parels en de meest kostbare, stralende edelstenen. Met al de verlokkelijke schoonheid die ieders vreugde bevorderde, en met de vele bossen bloemen, de geurige wierook en de lampen, leken de mannen en vrouwen aldaar, wiens lichamen in schoonheid wedijverden met hun sieraden, wel halfgoden.

Hij ging daarop dan de woning waar Zijn familieleden leefden binnen die door Zijn voorouders was veranderd in een ongekende schatkamer die helemaal volstond met de meest kostbare voorwerpen. De deurposten waren van koraal, de pilaren in rijen langs de gepolijste marakata vloeren [van smaragd] waren van vaidūrya-gesteente, er waren adembenemende marmeren fonteinen, alle soorten bloemen en vlaggen, een rijke stoffering en een onzeglijke hemel naar ieders verlangen aan artikelen opgesierd met parels en de meest kostbare stralende edelstenen. Met al de bossen bloemen, de geurige wierook en de lampen leken de mannen en vrouwen aldaar, wiens lichamen in schoonheid wedijverden met hun opsmuk, wel halfgoden. (Vedabase)

 

Tekst 35

De Allerhoogste Heer Rāma [let.: 'vreugde'], de allerbeste genieter van toewijding, genoot aldaar persoonlijk [Zijn leven] met Zijn teerbeminde echtgenote Sītā in volle tevredenheid.

Daar genoot Hij, de Allerhoogste Heer Rāma [let.: 'de bron der vreugde'], altijd behaagd door Zijn teerbeminde echtgenote, moeder Sītā, Zijn persoonlijke geluk als de leider van de grootste geleerden. (Vedabase)

 

Tekst 36

Met de mensen mediterend op Zijn lotusvoeten, genoot Hij vele jaren lang zonder in strijd te verkeren met het dharma van alle geneugten van het leven op de juiste tijd.'

Voor vele vele jaren genoot Hij zonder ophouden, met de mensen mediterend op Zijn lotusvoeten, en zonder met het dharma in overtreding te komen, van alle geneugten van het leven.' (Vedabase)

 

*: S'rī Caitanya Mahāprabhu zei over deze Rāmamissie van het veroveren van de wereld: 'prithivīte āche yata nagarādi grāma sarvatra pracāra haibe mora nāma';  Een zuivere toegewijde, daarom, moet de opdracht van de Heer ten uitvoer brengen en niet zijn zinnen bevredigen door te blijven steken op één plaats, valselijk trots, denkend dat, omdat hij Vrindāvana niet verlaat maar chant op een afgezonderde plaats, hij een grote toegewijde is geworden. Hij zei ook: 'yāre dekha, tāre kaha 'krishna'-upades'a'; iedere toegewijde, derhalve, moet het Krishnabewustzijn verspreiden door te prediken, een ieder die hij ontmoet vragend om de opdracht van de Hoogste Persoonlijkheid van God te aanvaarden [Cc. Madhya 7.128].

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De vintage Hindoe afbeelding toont Sītā, Kus'a en Lava.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties