regelbalk



 
Canto 5
Govinda Jaya Jaya
 
 

Hoofdstuk 4: De Eigenschappen van Rishabhadeva

(1) S'rī S'uka zei: 'Omdat Hij [de zoon van koning Nābhi, zie voorgaand hoofdstuk en 2.7: 10] vanaf de aanvang van Zijn verschijnen zich iedere dag in toenemende mate onderscheidde met de autoriteit van al de eigenschappen van de Opperheer, zoals gelijkgezindheid jegens allen, het van een volmaakte vrede en verzaking zijn en het hebben van alle invloed en vermogens, zagen de ministers, burgers, de brahmanen en de halfgoden vol verlangen uit naar de dag dat Hij over de aarde zou heersen. (2) Vanwege de in grootse verzen [door de poėten] bezongen verheven staat van Zijn goedgunstige verschijning, Zijn kracht, schoonheid, roem, invloed en heldhaftigheid, gaf zijn vader Hem de naam Rishabha, de Allerbeste. (3) Koning Indra, die jaloers was op Zijn verheven status, liet het niet regenen in Bhārata-varsha, maar de Allerhoogste Heer Rishabhadeva die als de Heer van de yoga wist [hoe dat kwam], glimlachte daarover en liet toen, vanuit zijn inwendig [yogamāyā-]vermogen, het water uit de hemel naar beneden stromen boven Zijn woonplaats genaamd Ajanābha. (4) Koning Nābhi die zoals hij wilde de mooiste zoon had gekregen die hij zich maar wensen kon, verkeerde in staat van begoocheling over Hem, de Allerhoogste Heer en de oudste, Oorspronkelijke Persoon, die zich naar zijn idee gedroeg als een normaal menselijk wezen. Hem als zodanig aanvaardend zei hij, overweldigd door een overmaat aan grote vreugde, met een haperende stem in extase dingen als: 'mijn liefste zoon, mijn lieveling' en bereikte zo terwijl hij Hem opvoedde een staat van bovenzinnelijk geluk. A Vishnu
                                          to worship(5) Wetend hoe populair Rishabha was in Zijn dienstbaarheid aan de burgers en de staat, zette koning Nābhi, die de burgerij strikt volgens de principes wilde beschermen, zijn zoon op de troon. Hem toevertrouwend aan de brahmanen deed hij toen, met Merudevī in Badarikās'rama volledig opgegaan in de yoga, met grote voldoening en vaardigheid boetedoeningen in aanbidding van Nara-Nārāyana, [een volkomen deelaspect van] de Allerhoogste Heer Vāsudeva. Op die manier bereikte hij na verloop van tijd Zijn beroemde verblijf [Vaikunthha].

(6) O zoon van Pāndu [Parīkchit, zie stamboom], van hem doen er twee uitspraken de ronde: 'Welke persoon kan het voorbeeld volgen van de vrome koning Nābhi die door de zuiverheid van zijn activitieiten de Heer als zijn zoon kreeg?' en: (7) 'Bestaat er behalve Nābhi een betere toegewijde van de brahmanen? Door hem tevreden gesteld en geėerd waren zij er door hun vermogen toe in staat om hem in het offerperk de Heer van alle offers te tonen.'

 
(8) De Allerhoogste Heer Rishabha vormde, na het aanvaarden van Zijn koninkrijk als Zijn werkterrein, een voorbeeld door bij Zijn geestelijk leraren te wonen en ze donaties te geven na het afronden van Zijn studie. Ertoe opgedragen de plichten van een huishouder op zich te nemen trouwde Hij met Jayantī die Hem door Indra was geschonken. Hij onderrichtte toen middels Zijn gedrag hoe men uitvoering moet geven aan de twee verschillende activiteiten zoals vermeld in de geschriften [van het hooghouden van de religie en het bestrijden van onrecht]. Hij verwekte een honderdtal zoons [bij haar en bij bijvrouwen of via zijn zonen bij schoondochters] die net zo waren als Hij. (9) Bharata, de oudste van zijn zoons, was een groot yogabeoefenaar; hij had de beste kwaliteiten en het was vanwege hem dat de mensen dit land Bhārata-varsha noemen. (10) Van de negenennegentig andere zoons heetten de oudsten die na Bharata ter wereld kwamen, Kus'āvarta, Ilāvarta, Brahmāvarta, Malaya, Ketu, Bhadrasena, Indrasprik, Vidarbha en Kīkatha. (11-12) Van de rest waren Kavi, Havi, Antariksha, Prabuddha, Pippalāyana, Āvirhotra, Drumila, Camasa en Karabhājana negen zeer gevorderde toegewijden die de waarheid van dit Bhāgavatam verdedigden. Van hun goede karakters die blijk gaven van de heerlijkheden van de Heer, zal ik op latere datum [in Canto 11] een kleurrijke beschrijving geven als ik het gesprek tussen Vāsudeva en Nārada bespreek dat de geest de hoogste voldoening schenkt. (13) De eenentachtig jongste zoons van Jayantī waren, trouw aan wat hun vader hen had opgedragen, van een goede ontwikkeling, een uitstekende beheersing van de heilige schrift en waren uiterst bedreven in het brengen van offers. Zeer zuiver in hun handelingen, werden ze grote brahmanen.

(14) De Allerhoogste Heer genaamd Rishabha was waarlijk een onafhankelijke Heer vol van pure bovenzinnelijke verrukking, iemand die altijd ver boven de zich steeds herhalende ellende stond van het materiėle bestaan [geboorte, ziekte, ouderdom en dood]. Gelijkmoedig en onverstoorbaar, voedde Hij, vriendelijk en genadig, de onwetenden op door wiens nalatigheid in het naleven van het dharma er in de loop van de tijd enkel tegendraadse karmische handelingen zijn. Ook regelde Hij voor de gewone man de religie en de economie zodat een goede naam, nageslacht, geluk in het huishoudelijk bestaan en het eeuwige leven binnen hun bereik lag [vergelijk B.G. 4: 13]. (15) Alles wat leidende persoonlijkheden doen wordt nagevolgd door de gewone man [zie ook B.G 3: 21]. (16) Hoewel Hij volkomen op de hoogte was van de vertrouwelijke Vedische instructies die de essentie vormen van alle burgerplichten, volgde Hij niettemin [als een kshatriya] het pad uitgestippeld door de brahmanen en heerste Hij over de mensen met zinsbeheersing en tolerantie en dergelijke. (17) Van aanbidding voor [Vishnu], voerde Hij, eveneens de verschillende goden en doeleinden respecterend en, zoals voorgeschreven, alles in overvloed verschaffend wat nodig was, met achting voor de tijd en plaats een honderdtal keren allerlei soorten van offerplechtigheden uit met priesters van de juiste leeftijd en overtuiging. (18) Beschermd door de Allerhoogste Heer Rishabha koesterde niemand op de planeet, zelfs niet de gewoonste man, ook maar enig verlangen naar wat dan ook, wanneer dan ook, voor zichzelf of van een ander, net zo min men ook niet verlangt naar een luchtkasteel. Men bekommerde zich enkel om een vanbinnen immer toenemende, grote liefde voor degene die de last droeg. (19) Toen Hij, de Allerhoogste, eens rondtoerde en het heilige land van Brahmāvarta aandeed [tussen de rivieren de Sarasvatī en de Drishadvatī ten noordwesten van Hastināpura], zei Hij voor een gehoor van burgers in een bijeenkomst van vooraanstaande brahmanen het volgende tegen Zijn oplettende en welgemanierde zoons. Hij preekte tot hen ondanks het feit dat zij uitmuntten in zelfbeheersing en toewijding.'

 

next                    

 
Derde herziene editie, geladen 16 februari 2018. 

  

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Omdat Hij [de zoon van koning Nābhi, zie voorgaand hoofdstuk en 2.7: 10] vanaf de aanvang van Zijn verschijnen zich iedere dag in toenemende mate onderscheidde met de autoriteit van al de eigenschappen van de Opperheer, zoals gelijkgezindheid jegens allen, het van een volmaakte vrede en verzaking zijn en het hebben van alle invloed en vermogens, zagen de ministers, burgers, de brahmanen en de halfgoden vol verlangen uit naar de dag dat Hij over de aarde zou heersen.

S'rī S'uka zei: 'Vanaf de aanvang van Zijn verschijnen onderscheidde Hij [als de zoon van koning Nābhi, zie voorgaand Hoofdstuk en 2.7: 10] zich in het hebben van al de eigenschappen van de Opperheer zoals gelijkgezindheid jegens allen, het van een volmaakte vrede en verzaking zijn en het hebben van alle macht en de grote kenmerken, daarbij dag na dag in Zijn effectiviteit toenemend in een groot verlangen te heersen over ministers, burgers, de brahmanen, de goddelijken en de gehele oppervlakte van de aarde. (Vedabase)

 

Tekst 2

Vanwege de in grootse verzen [door de poėten] bezongen verheven staat van Zijn goedgunstige verschijning, Zijn kracht, schoonheid, roem, invloed en heldhaftigheid, gaf zijn vader Hem de naam Rishabha, de Allerbeste.

Aldus voorzeker allerverhevendst in zowel de gestalte van zijn lichaam als in het hebben van al de kwaliteiten door de poėten beschreven, gaf de vader Hem vanwege zijn kunnen, kracht, schoonheid, roem, invloed en heldhaftigheid, de naam Rishabha, de Allerbeste. (Vedabase)

 

Tekst 3

Koning Indra, die jaloers was op Zijn verheven status, liet het niet regenen in Bhārata-varsha, maar de Allerhoogste Heer Rishabhadeva die als de Heer van de yoga wist [hoe dat kwam], glimlachte daarover en liet toen, vanuit zijn inwendig [yogamāyā-]vermogen, het water uit de hemel naar beneden stromen boven Zijn woonplaats genaamd Ajanābha.

Koning Indra die zeer afgunstig op Zijn grootsheid bleek te zijn stond het niet toe dat er ook maar enige regen viel op het land beneden de Himalaya's; de Allerhoogste Heer Rishabhadeva die daar weet van had, glimlachte als de meester der yoga daarover en deed door de macht van Zijn spirituele zelf het water naar beneden stromen over Zijn plaats die Ajanābha werd genoemd. (Vedabase)

 

Tekst 4

Koning Nābhi die zoals hij wilde de mooiste zoon had gekregen die hij zich maar wensen kon, verkeerde in staat van begoocheling over Hem, de Allerhoogste Heer en de oudste, Oorspronkelijke Persoon, die zich naar zijn idee gedroeg als een normaal menselijk wezen. Hem als zodanig aanvaardend zei hij, overweldigd door een overmaat aan grote vreugde, met een haperende stem in extase dingen als: 'mijn liefste zoon, mijn lieveling' en bereikte zo terwijl hij Hem opvoedde een staat van bovenzinnelijk geluk.

Door Zijn onafhankelijke wil had Hij, de Allerhoogste Heer en de oudste, Oorspronkelijke Persoon, middels Zijn begoochelend vermogen de geest verbijsterd van koning Nābhi, die naar zijn zin zonder twijfel de mooiste zoon had gekregen die hij zich maar wensen kon, en dat deed hem, overweldigd door een overmaat aan een groot enthousiasme, door zijn extase met een haperende stem in zijn grote genegenheid dingen zeggen als: 'mijn liefste zoon, mijn lieveling', met het in zijn opvoeden bereiken van een bovenzinnelijke verrukking. (Vedabase)


 

Tekst 5

Wetend hoe populair Rishabha was in Zijn dienstbaarheid aan de burgers en de staat, zette koning Nābhi, die de burgerij strikt volgens de principes wilde beschermen, zijn zoon op de troon. Hem toevertrouwend aan de brahmanen deed hij toen, met Merudevī in Badarikās'rama volledig opgegaan in de yoga, met grote voldoening en vaardigheid boetedoeningen in aanbidding van Nara-Nārāyana, [een volkomen deelaspect van] de Allerhoogste Heer Vāsudeva. Op die manier bereikte hij na verloop van tijd Zijn beroemde verblijf [Vaikunthha].

Wel bekend met de populariteit van Zijn dienstbaarheid aan de burgers en de staat, zette koning Nābhi, in zijn verlangen de burgerij strikt volgens de principes te beschermen, zijn zoon op de troon, hem toevertrouwend aan de brahmanen. Met Merudevī volbracht hij in Badarikās'rama met grote voldoening en vaardigheid boetedoeningen, volledig opgegaan in de yoga met de aanbidding van Nara-Nārāyana, de Allerhoogste Heer Vāsudeva, waarmee hij in de loop van de tijd Zijn zegerijke verblijf bereikte. (Vedabase)

 


Tekst 6

O zoon van Pāndu [Parīkchit, zie stamboom], van hem doen er twee uitspraken de ronde: 'Welke persoon kan het voorbeeld volgen van de vrome koning Nābhi die door de zuiverheid van zijn activitieiten de Heer als zijn zoon kreeg?' en:

O zoon van Pāndu [Parīkchit, zie stamboom], van hem doen er twee uitspraken de ronde: 'Welke mens die het voorbeeld van de zedige koning Nābhi volgt is in staat tot wat hij deed en door de zuiverheid van zijn optreden de Allerhoogste Persoonlijkheid van God als zijn zoon te krijgen?' en (Vedabase)

 

Tekst 7

'Bestaat er behalve Nābhi een betere toegewijde van de brahmanen? Door hem tevreden gesteld en geėerd waren zij er door hun vermogen toe in staat om hem in het offerperk de Heer van alle offers te tonen.'

'Is er behalve Nābhi ook maar één toegewijde van de brahmanen die in eerbetoon hen tevredenstellend in het offerperk, bij de genade van hun toegewijde dienst de opwachting werd vergund van de Allerhoogste Genieter van alle offers?' (Vedabase)

 

Tekst 8

De Allerhoogste Heer Rishabha vormde, na het aanvaarden van Zijn koninkrijk als Zijn werkterrein, een voorbeeld door bij Zijn geestelijk leraren te wonen en ze donaties te geven na het afronden van Zijn studie. Ertoe opgedragen de plichten van een huishouder op zich te nemen trouwde Hij met Jayantī die Hem door Indra was geschonken. Hij onderrichtte toen middels Zijn gedrag hoe men uitvoering moet geven aan de twee verschillende activiteiten zoals vermeld in de geschriften [van het hooghouden van de religie en het bestrijden van onrecht]. Hij verwekte een honderdtal zoons [bij haar en bij bijvrouwen of via zijn zonen bij schoondochters] die net zo waren als Hij. 

De Allerhoogste Heer Rishabha vormde toen, met het aanvaarden van Zijn koninkrijk als Zijn werkterrein, een voorbeeld door te verblijven bij de geestelijk leraar, schenkingen te doen bij het afronden van Zijn studie en, zoals dat door de goeroe werd verlangd, de plichten van een huishouder op zich te nemen. Aldus, getrouwd met Jayantī die Hem door Indra was geschonken, gaf Hij door het voorbeeld te geven onderricht in het verrichten van de twee vormen van arbeid zoals vermeld in de geschriften [het hooghouden van de religie en het bestrijden van onrecht], daarbij een honderdtal zoons [bij haar en bij bijvrouwen of via zijn zonen bij schoondochters] verwekkend die precies als Hij waren. (Vedabase)

 

Tekst 9

Bharata, de oudste van zijn zoons, was een groot yogabeoefenaar; hij had de beste kwaliteiten en het was vanwege hem dat de mensen dit land Bhārata-varsha noemen.

Van hen was daadwerkelijk de oudste, Bharata, een grote beoefenaar van de yoga; hij had de beste kwaliteiten en het was door hem dat de mensen dit land Bhārata-varsha noemden. (Vedabase)

 

Tekst 10

Van de negenennegentig andere zoons heetten de oudsten die na Bharata ter wereld kwamen, Kus'āvarta, Ilāvarta, Brahmāvarta, Malaya, Ketu, Bhadrasena, Indrasprik, Vidarbha en Kīkatha. 

Na hem volgden Kus'āvarta, Ilāvarta, Brahmāvarta, Malaya, Ketu, Bhadrasena, Indrasprik, Vidarbha en Kīkatha die de oudere zoons waren van de negenennegentig anderen. (Vedabase)

 

Tekst 11-12

Van de rest waren Kavi, Havi, Antariksha, Prabuddha, Pippalāyana, Āvirhotra, Drumila, Camasa en Karabhājana negen zeer gevorderde toegewijden die de waarheid van dit Bhāgavatam verdedigden. Van hun goede karakters die blijk gaven van de heerlijkheden van de Heer, zal ik op latere datum [in Canto 11] een kleurrijke beschrijving geven als ik het gesprek tussen Vāsudeva en Nārada bespreek dat de geest de hoogste voldoening schenkt. 

Van de laatstgenoemden waren Kavi, Havi, Antariksha, Prabuddha, Pippalāyana, Avirhotra, Drumila, Camasa en Karabhājana negen zeer gevorderde toegewijden die de waarheid van dit Bhāgavatam verdedigden; van hun goede karakters die blijk gaven van de heerlijkheden van de Heer, zal ik op latere datum [in Canto 11] een kleurrijk verslag doen in het bespreken van de conversatie tussen Vāsudeva en Nārada die de geest de volste bevrediging schenkt. (Vedabase)

 

Tekst 13

De eenentachtig jongste zoons van Jayantī waren, trouw aan wat hun vader hen had opgedragen, van een goede ontwikkeling, een uitstekende beheersing van de heilige schrift en waren uiterst bedreven in het brengen van offers. Zeer zuiver in hun handelingen, werden ze grote brahmanen.

De eenentachtig jongere zoons van Jayantī waren, in navolging van wat hun vader had opgedragen, van een goede ontwikkeling met een uitstekende beheersing van de heilige schrift en een grote vaardigheid in het brengen van offers; zeer zuiver in hun handelingen, werden ze grote brahmanen. (Vedabase)

 

Tekst 14

De Allerhoogste Heer genaamd Rishabha was waarlijk een onafhankelijke Heer vol van pure bovenzinnelijke verrukking, iemand die altijd ver boven de zich steeds herhalende ellende stond van het materiėle bestaan [geboorte, ziekte, ouderdom en dood]. Gelijkmoedig en onverstoorbaar, voedde Hij, vriendelijk en genadig, de onwetenden op door wiens nalatigheid in het naleven van het dharma er in de loop van de tijd enkel tegendraadse karmische handelingen zijn. Ook regelde Hij voor de gewone man de religie en de economie zodat een goede naam, nageslacht, geluk in het huishoudelijk bestaan en het eeuwige leven binnen hun bereik lag [vergelijk B.G. 4: 13].

De Allerhoogste Heer genaamd Rishabha was daadwerkelijk een onafhankelijk Heerser vol van bovenzinnelijke verrukking die persoonlijk altijd vrij van alle ondeugd was; door strikt in overeenstemming met de tradities te werk te gaan, bracht Hij, met het onderricht aan de onwetenden van wie in de loop van de tijd enkel het tegenovergestelde in het verwaarlozen van de religie wordt gevonden, gelijkmoedig en onverstoorbaar, vriendelijk en genadig, het tot het instellen van het eeuwige van de rechtschapenheid en de economie, zodat zij een goede naam konden genieten, nageslacht konden verwekken en genoegen konden ondervinden in het huishoudelijk bestaan [vergelijk B.G. 4: 13]. (Vedabase)

 

Tekst 15

Alles wat leidende persoonlijkheden doen wordt nagevolgd door de gewone man  [zie ook B.G 3: 21].

Wat ook gedaan door leidende persoonlijkheden wordt door de gewone man nagevolgd [zie ook B.G 3: 21]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Hoewel Hij volkomen op de hoogte was van de vertrouwelijke Vedische instructies die de essentie vormen van alle burgerplichten, volgde Hij niettemin [als een kshatriya] het pad uitgestippeld door de brahmanen en heerste Hij over de mensen met zinsbeheersing en tolerantie en dergelijke.

Hoewel Hij weet had van de strekking van de verschillende vedische plichten op het pad van de brahmanen, regeerde Hij [als een kshatriya] over de mensen middels gecontroleerde zinnen, een beheerste geest en tolerantie. (Vedabase)
 
Tekst 17

Van aanbidding voor [Vishnu], voerde Hij, eveneens de verschillende goden en doeleinden respecterend en, zoals voorgeschreven, alles in overvloed verschaffend wat nodig was, met achting voor de tijd en plaats een honderdtal keren allerlei soorten van offerplechtigheden uit met priesters van de juiste leeftijd en overtuiging.

Tezamen met het nodige in overeenstemming met de plaats en de tijd verzekerde Hij, geholpen door de goede [jeugdige] leeftijd en de geloofsijver van de priesters die de verschillende goden voor verschillende doeleinden aanbaden, zoals is voorgeschreven, Zich een honderdtal keren van allerlei soorten van ceremoniėle offerdiensten. (Vedabase)


Tekst 18

Beschermd door de Allerhoogste Heer Rishabha koesterde niemand op de planeet, zelfs niet de gewoonste man, ook maar enig verlangen naar wat dan ook, wanneer dan ook, voor zichzelf of van een ander, net zo min men ook niet verlangt naar een luchtkasteel. Men bekommerde zich enkel om een vanbinnen immer toenemende, grote liefde voor degene die de last droeg.

Beschermd door de Allerhoogste Heer Rishabha koesterde niemand op de planeet, zelfs niet de gewoonste man, ook maar enige behoefte om wat dan ook, waneer dan ook, voor zichzelf te hebben of van een ander te bezittien, net zo min als men zich ook niets voorstelt van wat niet bestaat; men bekommerde zich enkel om een vanbinnen immer toenemende, grote genegenheid jegens degene die de last torste. (Vedabase)

 

Tekst 19

Toen Hij, de Allerhoogste, eens rondtoerde en het heilige land van Brahmāvarta aandeed [tussen de rivieren de Sarasvatī en de Drishadvatī ten noordwesten van Hastināpura], zei Hij voor een gehoor van  burgers in een bijeenkomst van vooraanstaande brahmanen het volgende tegen Zijn oplettende en welgemanierde zoons. Hij preekte tot hen ondanks het feit dat zij uitmuntten in zelfbeheersing en toewijding.'

Toen Hij, de Allerhoogste, eens rondtoerde en het heilige land van Brahmāvarta bereikte [tussen de rivieren de Sarasvatī en de Drishadvatī ten N. W. van Hastināpura] zei Hij, in het bijzijn van de burgers in een bijeenkomst van de besten der brahmanen, het volgende tegen zijn oplettende en welgemanierde zoons, tot hen predikend ondanks het feit dat zij uitmuntten in zelfbeheersing en toewijding. (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij is getitled: 'The annointment of King Rishabha'
Blad van een Jain Kalpasutra. Circa 1500.
Bron: Privecollectie.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties