regelbalk



 

Canto 5

Bhajahū Re Mana

 

 

Hoofdstuk 16: Hoe de Heer als een Feitelijk Iets kan worden Verstaan

(1) De koning [Parīkchit] zei: 'U had [in 5.1: 31-33] het over het bereik van de aarde [Bhū-mandala] en zei dat die zich uitstrekt zo ver als de hitte van de zon reikt en zover als de maan en de talloze sterren te zien zijn. (2) Omdat Priyavrata in zijn wagen rondging [zie 5.1: 30-31] werden door de zeven groeven [van de wielen] de oceanen geschapen die de zeven verschillende dvīpa's scheidden. Dit hebt u duidelijk beschreven, o allergrootste. Wat betreft dit onderwerp van studie wil ik graag alles weten over de afmetingen en kenmerken in kwestie. (3) Met voor ogen de materiėle kwaliteiten van de Allerhoogste Heer die - ondanks dat Hij Zelf vrij is van de geaardheden - de stoffelijke gedaante aannam [van het universum], is de geest er klaar voor zich te concentreren op Zijn meer subtiele gedaante in de vorm van het licht van de ziel [die staat voor] de allerhoogste geestelijke bestaansvorm. O beste leraar, zou u zo vriendelijk willen zijn te vertellen hoe Hij die bekend staat als de Grote Heer Vāsudeva, als iets aanwijsbaars [tat] kan worden verstaan?'

(4) De rishi zei: 'O grote Koning, er zijn eindeloos veel transformaties van de materiėle kwaliteiten [de guna's] van de Allerhoogste Heer. Hoewel zelfs niet een persoon die zo lang leeft als Brahmā in staat is het in woorden uit te drukken of geheel te begrijpen, zal ik niettemin proberen om dat wat vanuit het ongemanifesteerde zich manifesteerde [als Bhūloka, onze aardse leefwereld] te verwoorden in termen van namen, vormen en verhoudingen. (5) De breedte van dit gebied rondom de aarde [ons materiėle 'eiland'], deze binnenruimtelijke werveling van de [zich in de nacht ontvouwende] lotusbloem [van het sterrenstelsel] die net zo rond is als een lotusblad, bedraagt een schrikwekkend aantal yojana's [of lichtjaren zoals we dat tegenwoordig zeggen*]. (6) Daarin treft men negen onderverdelingen aan [één centraal gebied en acht perifere 'gebieden gescheiden door bergen', z.g. varsha's] van negen keer duizend yojana's die keurig zijn gescheiden door acht afgrenzingen van steen ['bergketens', 'spiraalarmen' of giri]. (7) Onder dezen bevindt zich een gebied in het centrum genaamd Ilāvrita dat er helemaal goud uitziet en bekend staat als de beroemdste aller bergen, de berg Meru. Dat gebied strekt zich zo ver naar boven uit als in de breedte en vormt van dit lotusgelijk [ontvouwen] universum het zaadbeginsel dat, naar aardse maatstaven, tweeėndertigduizend yojana's breed is aan de basis met een top die zowel zestienduizend yojana's omhoog reikt als naar beneden [volgens de moderne astronomie is ons sterrenstelsel ongeveer zevenduizend lichtjaren dik].



 
(8) Naar het noorden toe en nog verder ten noorden van Ilāvrita strekken zich [geprojecteerd op de aardbol] de een na de ander drie berggebieden uit genaamd Nīla, S'veta en S'ringavān, die ieder ééntiende minder hoog zijn in hun afbakenen van de varsha's Ramyaka, Hiranmaya en Kuru. Zij strekken zich over tweeduizend yojana's uit tot de Kshāroda oceaan in de oostelijke en westelijke richting [de 'zoute']. (9) Zo ook bevinden zich ten zuiden van Ilāvrita de Nishadha, Hemakūtha en Himalaya berggebieden die duizenden yojana's groot zijn en daarbij eenzelfde aantal varsha's afbakenen die Hari, Kimpurusha en Bhārata worden genoemd. (10) Op dezelfde manier bevinden zich ten westen en ten oosten van Ilāvrita de twee afscheidingen van de Mālyavān en de Gandhamādana berggebieden die zich over tweeduizend yojana's uitstrekken tot aan de bergen de Nīla en de Nishadha. Ze vormen de begrenzing van de varsha's genaamd Ketumāla en Bhadrās'va. (11) De bergen genaamd de Mandara, Merumandara, Supārs'va en de Kumuda vormen aan vier kanten een gordel rondom Meru die zich massief voor vele, vele yojana's uitstrekt. (12) Op deze vier bergen treft men, er staand als vlaggenmasten, verspreid over wel duizend yojana's, vier soorten van de beste bomen aan: de mango, de roosappel, de kadamba en de banyan. Met hun takken bedekken ze honderden yojana's.  (13-14) Er bevinden zich daar vier meren van het zuiverste water, melk, honing, en suikerrietsap waarvan drinkend de halfgoden [de Apsara's, Gandharva's, Cārana's, Kinnara's etc.] een natuurlijke beheersing bezitten van de yogavermogens, o beste van de Bharata dynastie. Ook zijn er vier tuinen genaamd Nandana, Caitraratha, Vaibhrājaka en Sarvatobhadra. (15) Aldaar houden de betoverde en betoverende echtgenotes van de machtige halfgoden, wiens heerlijkheden samen met die van hun partners door de mindere goden worden bezongen, zich bezig met hun spel en vermaak. (16) Op de hellingen van de Mandara, op elfhonderd yojana's van de top, vallen van de mangoboom genaamd de Devacūta, de vruchten naar beneden die zoet als nectar zo groot zijn als bergtoppen. (17) Van de opengebarsten mango's vloeit in grote hoeveelheden het roodgekleurde sap dat zeer zoet en geurig is, vermengd met andere aroma's. Het komt van de top van de berg Mandara in het oosten van Ilāvrita-varsha naar beneden in een rivier genaamd de Arunodā. (18) De wind in aanraking met de ledematen van Bhavānī [de vrouw van S'iva], haar dienstmaagden en de kuise vrouwen van de Yaksha's [S'iva's volgelingen] die dit water gebruiken, geurt daardoor wel tien yojana's in de wijde omtrek. (19) Zo ook vloeit het sap van de roosappelvruchten, die zo groot als olifanten met hun kleine zaden in stukken zijn gebarsten door op zo'n tienduizend yojana's vanaf de top van de Merumandara op de grond te vallen, naar beneden in een rivier genaamd de Jambū-nadī die stroomt door het gehele zuidelijke gebied van Ilāvrita. (20-21) De modder van de beide oevers, die volledig doordrenkt is met dat sap, levert, opgedroogd onder de invloed van de wind en de zon, voortdurend [een soort van] goud op genaamd Jāmbū-nada. Het wordt gebruikt door de bewoners van de hemel en verschaft de eeuwig jeugdige echtgenotes van de halfgoden allerlei soorten van sieraden in de vorm van gordels, diademen, armbanden en zo meer. (22) Maar van de grote kadamba op de helling van de Supārs'va berg, vloeien uit de holten vijf meters brede stromen van honing [vijf vyāma's van ongeveer anderhalve meter breed] die van de top van die berg naar beneden komen en de gehele westelijke kant van Ilāvrita doordringen met hun geur. (23) Die stromen parfumeren zoet, middels de adem stammend van de monden van hen die ervan dronken, de lucht over een afstand van honderd yojana's. (24) Zo ook stromen van de top van de berg Kumuda, waarop een banyanboom groeit die met zijn dikke stammen de S'atavals'a ['honderdstam'] wordt genoemd, grote rivieren in de noordelijke richting van Ilāvrita. Ze brengen geluk met het vervullen van alle verlangens door een overvloed aan melk, yoghurt, honing, geklaarde boter, stroop, graan enzovoorts met zich mee te brengen, zowel als een zekere weelde aan kledij, beddengoed, zitplaatsen, sieraden en meer van dat alles. (25) De burgers die deze zegeningen genieten hebben nooit of te nimmer te lijden onder rimpels, grijs haar, vermoeidheid, slecht ruikende transpiratie, ouderdom, ziekte, een vroegtijdige dood, kou of hitte, een afnemende luister of met welke soort van problemen of ellende ook. Hun ganse leven genieten ze niets dan een onbegrensd geluk.

(26) Gelijk de helmdraden van een lotus wervelt zich rondom de voet van de berg Meru een schikking van twintig of meer bergpieken die namen dragen als de Kuranga, Kurara, Kusumbha, Vaikanka, Trikūtha, S'is'ira, Patanga, Rucaka, Nishadha, Sinīvāsa, Kapila, S'ankha, Vaidūrya, Jārudhi, Hamsa, Rishabha, Nāga, Kālańjara en de Nārada. (27) De berg Meru, met zijn gouden schittering als vuur, wordt omgeven door acht bergen waarvan de twee in het oosten de Jathhara en de Devakūtha worden genoemd, de twee in het westen de Pavana en de Pāriyātra, de twee in het zuiden de Kailāsa en de Karavīra en de twee in het noorden de Tris'ringa en de Makara. Ieder hebben ze een omvang van tweeduizend yojana's en samen bestrijken ze zo'n achttienduizend vierkante yojana's. (28) Op de top van de berg Meru bevindt zich in het midden de thuishaven, de stad van de meest machtige, uit zichzelf geboren Heer [Brahmā], die zich naar alle zijden voor vele duizenden yojana's uitstrekt en waarvan de wijzen zeggen dat ze geheel van goud is [onze melkweg doet dat voor zo'n zesentwintigduizend lichtjaren naar het centrum toe met een diameter van 40 tot 60 duizend lichtjaren, vergelijk vers 7]. (29) Rondom die kern worden in iedere richting de acht steden van de heersers over de planetaire systemen aangetroffen die, vier keer zo klein, ook zo'n vorm hebben (**).'

 

next                   

 
Derde herziene editie, geladen 16 mei  2018. 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De koning [Parīkchit] zei: 'U had [in 5.1: 31-33] het over het bereik van de aarde [Bhū-mandala] en zei dat die zich uitstrekt zo ver als de hitte van de zon reikt en zover als de maan en de talloze sterren te zien zijn.
De koning [Parīkchit] zei: 'U heeft het [in 5.1: 31-33] al gehad over de sfeer van de zeven toevluchtsoorden [Bhū-mandala]: dat die zich uitstrekt zo ver als de zon reikt en zover als de maan en de talloze sterren zijn te zien. (Vedabase)

 

Tekst 2

Omdat Priyavrata in zijn wagen rondging [zie 5.1: 30-31] werden door de zeven groeven [van de wielen] de oceanen geschapen die de zeven verschillende dvīpa's scheidden. Dit hebt u duidelijk beschreven, o allergrootste. Wat betreft dit onderwerp van studie wil ik graag alles weten over de afmetingen en kenmerken in kwestie.

Omdat Priyavrata in zijn wagen rondging [zie 5.1: 30-31] waren door de zeven groeven de oceanen geschapen die de zeven afzonderlijke eilanden scheidden; dit hebt u duidelijk beschreven o allergrootste en wat betreft dit onderwerp van studie zou ik graag alles willen weten van de afmetingen en de kenmerken in kwestie. (Vedabase)

 

Tekst 3

Met voor ogen de materiėle kwaliteiten van de Allerhoogste Heer die - ondanks dat Hij Zelf vrij is van de geaardheden - de stoffelijke gedaante aannam [van het universum], is de geest er klaar voor zich te concentreren op Zijn meer subtiele gedaante in de vorm van het licht van de ziel [die staat voor] de allerhoogste geestelijke bestaansvorm. O beste leraar, zou u zo vriendelijk willen zijn te vertellen hoe Hij die bekend staat als de Grote Heer Vāsudeva, als iets aanwijsbaars [tat] kan worden verstaan?'

Naar de materiėle kwaliteiten van de Allerhoogste Heer in Zijn aanvaarden van de stoffelijke vorm [van het universum] treffen we, ondanks inderdaad de geest daarover, binnenin het hart [als de paramātma] Zijn kleinere gestalte aan als het licht in de ziel, als de allerhoogste geestelijke bestaansvorm; o beste leraar, alstublieft vertel me hoe Hij, bekend als de Grote Heer Vāsudeva, aldus als een feitelijk iets kan worden verstaan.(Vedabase)

 

Tekst 4

De rishi zei: 'O grote Koning, er zijn eindeloos veel transformaties van de materiėle kwaliteiten [de guna's] van de Allerhoogste Heer. Hoewel zelfs niet een persoon die zo lang leeft als Brahmā in staat is het in woorden uit te drukken of geheel te begrijpen, zal ik niettemin proberen om dat wat vanuit het ongemanifesteerde zich manifesteerde [als Bhūloka, onze aardse leefwereld] te verwoorden in termen van namen, vormen en verhoudingen.

De rishi zei: 'O grote Koning, er is geen einde aan de transformaties van de materiėle kwaliteiten van de Allerhoogste Heer; hoewel zelfs niet een persoon zo lang levend als Brahmā in staat is het in woorden uit te drukken of het zelfs maar te begrijpen, zal ik niettemin trachten uit te leggen wat in het bijzonder van de plaatsen van bestaan in het materiėle universum in één [Bhūloka] kan worden gezegd in termen van namen, vormen en verhoudingen. (Vedabase)

 

Tekst 5

De breedte van dit gebied rondom de aarde [ons materiėle 'eiland'], deze binnenruimtelijke werveling van de [zich in de nacht ontvouwende] lotusbloem [van het sterrenstelsel] die net zo rond is als een lotusblad, bedraagt een schrikwekkend aantal yojana's [of lichtjaren zoals we dat tegenwoordig zeggen*].

Wat ook [men zou kunnen zeggen van de afmeting] van dit afgezonderde gebied ['eiland' of dvīpa], deze innerlijke werveling van de zich in de nacht ontvouwende lotusbloem die net zo rond is als een lotusblad, zou van een schrikwekkend aantal yojana's zijn [als maat voor de afstand, lichtjaren zoals we dat dezer dagen zeggen in relatie tot het sterrenstelsel]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Daarin treft men negen onderverdelingen aan [één centraal gebied en acht perifere 'gebieden gescheiden door bergen', z.g. varsha's] van negen keer duizend yojana's die keurig zijn gescheiden door acht afgrenzingen van steen ['bergketens', 'spiraalarmen' of giri].

Daarin treft men negen onderverdelingen aan ['jaren' of 'gebieden gescheiden door bergen'; varsha's] van negen keer duizend yojana's die keurig zijn afgescheiden door acht afgrenzingen van steen ['bergketens', 'spiraalarmen' of giri]. (Vedabase)

  

Tekst 7

Onder dezen bevindt zich een gebied in het centrum genaamd Ilāvrita dat er helemaal goud uitziet en bekend staat als de beroemdste aller bergen, de berg Meru. Dat gebied strekt zich zo ver naar boven uit als in de breedte en vormt van dit lotusgelijk [ontvouwen] universum het zaadbeginsel dat, naar aardse maatstaven, tweeėndertigduizend yojana's breed is aan de basis met een top die zowel zestienduizend yojana's omhoog reikt als naar beneden [volgens de moderne astronomie is ons sterrenstelsel ongeveer zevenduizend lichtjaren dik].

Onder dezen bevindt zich een afdeling in de middelste navel genaamd Ilāvrita die er geheel goud uitziet en bekend staat als de beroemdste aller bergen, de berg Meru, die zich zo ver naar boven uitstrekt als die, als een gebied, breed is en welke van dit lotusachtig ontvouwen universum het zaadbeginsel is dat een tweeėndertig duizend yojana's aan de basis beslaat met zo'n zestienduizend yojana's reikend naar de top en naar beneden [volgens de moderne astronomie is ons sterrenstelsel ongeveer zevenduizend lichtjaren dik]. (Vedabase)


Tekst 8

Naar het noorden toe en nog verder ten noorden van Ilāvrita strekken zich [geprojecteerd op de aardbol] de een na de ander drie berggebieden uit genaamd Nīla, S'veta en S'ringavān, die ieder ééntiende minder hoog zijn in hun afbakenen van de varsha's Ramyaka, Hiranmaya en Kuru. Zij strekken zich over tweeduizend yojana's uit tot de Kshāroda oceaan in de oostelijke en westelijke richting [de 'zoute'].

Zich meer en meer ten noorden van Ilāvrita uitstrekkend [geprojecteerd op de aardbol] treft men drie berggebieden aan genaamd Nīla, S'veta en S'ringavān, die ieder ééntiende kleiner zijn in hun afbakenen van de varsha's Ramyaka, Hiranmaya en Kuru, die, [naar verhouding] elk twee duizend yojana's breed, ten oosten en ten westen zich uitstrekkend de Kshāroda oceaan hebben [de 'zoute']. (Vedabase)

 

Tekst 9

Zo ook bevinden zich ten zuiden van Ilāvrita de Nishadha, Hemakūtha en Himalaya berggebieden die duizenden yojana's groot zijn en daarbij eenzelfde aantal varsha's afbakenen die Hari, Kimpurusha en Bhārata worden genoemd.

Dienovereenkomstig zijn er ten zuiden van Ilāvrita de Nishadha, Hemakūtha en Himālaya berggebieden die zich met een massa van duizenden yojana's naar het oosten uitstrekken en daarbij eenzelfde aantal varsha's afbakenen die Hari, Kimpurusha en Bhārata worden genoemd. (Vedabase)

 

Tekst 10

Op dezelfde manier bevinden zich ten westen en ten oosten van Ilāvrita de twee afscheidingen van de Mālyavān en de Gandhamādana berggebieden die zich over tweeduizend yojana's uitstrekken tot aan de bergen de Nīla en de Nishadha. Ze vormen de begrenzing van de varsha's genaamd Ketumāla en Bhadrās'va.

Net zo zijn er ten westen van Ilāvrita zowel als aan de oostelijke kant de afscheidingen van de westelijke Mālyavān en de oostelijke Gandhamādana berggebieden die voor een [verhoudingsgewijze] tweeduizend yojana's zich naar het noorden uitstrekken tot aan de berg Nīla en naar het zuiden tot aan de berg Nishadha en zo de begrenzing vormen van de varsha's genaamd Ketumāla en Bhadrās'va. (Vedabase)

 

Tekst 11

De bergen genaamd de Mandara, Merumandara, Supārs'va en de Kumuda vormen aan vier kanten een gordel rondom Meru die zich massief voor vele vele yojana's uitstrekt.

De bergen genaamd de Mandara, Merumandara, Supārs'va en de Kumuda vormen aan vier kanten een gordel rondom Meru die zich massief voor vele vele yojana's uitstrekt. (Vedabase)

 

Tekst 12

Op deze vier bergen treft men, er staand als vlaggenmasten, verspreid over wel duizend yojana's, vier soorten van de beste bomen aan: de mango, de roosappel, de kadamba en de banyan. Met hun takken bedekken ze honderden yojana's. 

Op deze vier bergen treft men er staand als vlaggenmasten, verspreid over wel duizend yojana's, vier soorten van de beste der bomen aan: de mango, de roosappel, de kadamba en de banyan, die met hun takken honderden van yojana's bedekken. (Vedabase)

 

Tekst 13-14

Er bevinden zich daar vier meren van het zuiverste water, melk, honing, en suikerrietsap waarvan drinkend de halfgoden [de Apsara's, Gandharva's, Cārana's, Kinnara's etc.] een natuurlijke beheersing bezitten van de yogavermogens, o beste van de Bharata dynastie. Ook zijn er vier tuinen genaamd Nandana, Caitraratha, Vaibhrājaka en Sarvatobhadra.

Er zijn daar vier meren van het zuiverste water, melk, honing, en suikerrietsap als ook de vier tuinen Nandana, Caitraratha, Vaibhrājaka en Sarvatobhadra - de goddelijken die daar verblijven met het genieten van dit alles, hebben een natuurlijke beheersing van de yoga, o beste der Bharata dynastie. (Vedabase)

 

Tekst 15

Aldaar houden de betoverde en betoverende echtgenotes van de machtige halfgoden, wiens heerlijkheden samen met die van hun partners door de mindere goden worden bezongen, zich bezig met hun spel en vermaak.

Daar houden de betoverde en betoverende echtgenotes van de besten van hen, van inderdaad de echtgenoten die door de mindere goden worden verheerlijkt in lofzangen, zich bezig met hun spel en vermaak. (Vedabase)

 

Tekst 16

Op de hellingen van de Mandara, op elfhonderd yojana's van de top, vallen van de mangoboom genaamd de Devacūta, de vruchten naar beneden die zoet als nectar zo groot zijn als bergtoppen.

Op de hellingen van de Mandara vallen, op elfhonderd [virtuele] yojana's van de top, van de mangoboom genaamd de Devacūta vruchten naar beneden zoet als nectar die zo groot zijn als bergtoppen. (Vedabase)

 

Tekst 17

Van de opengebarsten mango's vloeit in grote hoeveelheden het roodgekleurde sap dat zeer zoet en geurig is, vermengd met andere aroma's. Het komt van de top van de berg Mandara in het oosten van Ilāvrita-varsha naar beneden in een rivier genaamd de Arunodā.

Van al de opengebarsten mango's vloeit in grote hoeveelheden het roodkleurig sap dat zeer zoet is en geurig, vermengd als het is met andere aroma's; het komt aan de oostelijke kant van de top van de berg Mandara naar beneden in een rivier genaamd de Arunodā.(Vedabase)

 

Tekst 18

De wind in aanraking met de ledematen van Bhavānī [de vrouw van S'iva], haar dienstmaagden en de kuise vrouwen van de Yaksha's [S'iva's volgelingen] die dit water gebruiken, geurt daardoor wel tien yojana's in de wijde omtrek.

Van Bhavānī [de vrouw van S'iva], haar dienstmaagden en de kuise vrouwen der Yaksha's [S'iva's volgelingen] die dit water gebruiken, wordt de wind in aanraking met hun ledematen geurig voor wel tien yojana's in de wijde omtrek. (Vedabase)

 

Tekst 19

Zo ook vloeit het sap van de roosappelvruchten, die zo groot als olifanten met hun kleine zaden in stukken zijn gebarsten door op zo'n tienduizend yojana's vanaf de top van de Merumandara op de grond te vallen, naar beneden in een rivier genaamd de Jambū-nadī die stroomt door het gehele zuidelijke gebied van Ilāvrita.

Dienovereenkomstig vloeit van de roosappelvruchten die met hun kleine zaden in stukken zijn gebarsten door van een hoogte van zo'n tienduizend yojana's vanaf de top van de Merumandara op de grond te vallen, het sap naar beneden in een rivier de Jambū-nadī genaamd die stroomt door het gehele zuidelijke gebied van Ilāvrita zelf. (Vedabase)

 

Tekst 20-21

De modder van de beide oevers, die volledig doordrenkt is met dat sap, levert, opgedroogd onder de invloed van de wind en de zon, voortdurend [een soort van] goud op genaamd Jāmbū-nada. Het wordt gebruikt door de bewoners van de hemel en verschaft de eeuwig jeugdige echtgenotes van de halfgoden allerlei soorten van sieraden in de vorm van gordels, diademen, armbanden en zo meer.

De modder van de beide oevers, die volledig doordrenkt is met dat sap, levert, opgedroogd onder de invloed van de wind en de zon, zonder ophouden een soort van goud op genaamd Jāmbū-nada, dat, door de bewoners van de hemel gebruikt, daadwerkelijk de halfgoden met hun eeuwig jeugdige echtgenotes het bezit van allerlei soorten van sieraden verschaft in de vorm van gordels, helmen, armbanden en zo meer. (Vedabase)

 

Tekst 22

Maar van de grote kadamba op de helling van de Supārs'va berg, vloeien uit de holten vijf meters brede stromen van honing [vijf vyāma's van ongeveer anderhalve meter breed] die van de top van die berg naar beneden komen en de gehele westelijke kant van Ilāvrita doordringen met hun geur.

Maar van de mahākadamba die aan de kant van de Supārs'va berg staat vloeien uit de holten meters brede stromen van honing [vijf vyāma's van ongeveer anderhalve meter breed] die van de top van die bergen naar beneden komen om de gehele westelijke kant van Ilāvrita te verzadigen met hun geur. (Vedabase)

 

Tekst 23

Die stromen parfumeren zoet, middels de adem stammend van de monden van hen die ervan dronken, de lucht over een afstand van honderd yojana's.

Die stroom parfumeert zodoende, door de adem uit de monden van hen die ervan dronken, de lucht zoet voor zo'n honderd yojana's in de omtrek. (Vedabase)

 

Tekst 24

Zo ook stromen van de top van de berg Kumuda, waarop een banyanboom groeit die met zijn dikke stammen de S'atavals'a ['honderdstam'] wordt genoemd, grote rivieren in de noordelijke richting van Ilāvrita. Ze brengen geluk met het vervullen van alle verlangens door een overvloed aan melk, yoghurt, honing, geklaarde boter, stroop, graan enzovoorts met zich mee te brengen, zowel als een zekere weelde aan kledij, beddengoed, zitplaatsen, sieraden en meer van dat alles.

Zo ook stromen van de top van de berg de Kumuda, waarop een banyanboom groeit die met zijn dikke stammen de S'atavals'a ['honderdstam'] wordt genoemd, grote rivieren naar de noordelijke zijde van Ilāvrita, die gelukkig maken in het vervullen van alle verlangens door een overvloed aan melk, yoghurt, honing, geklaarde boter, stroop, graan enzovoorts met zich mee te brengen, zowel als een zekere weelde aan kledij, beddengoed, zitplaatsen, sieraden en meer van dat alles. (Vedabase)

 

Tekst 25

De burgers die deze zegeningen genieten hebben nooit of te nimmer te lijden onder rimpels, grijs haar, vermoeidheid, slecht ruikende transpiratie, ouderdom, ziekte, een vroegtijdige dood, kou of hitte, een afnemende luister of met welke soort van problemen of ellende ook. Hun ganse leven genieten ze niets dan een onbegrensd geluk.

Van deze geneugten hebben de bewoners in het volle gebruik van hen voorzeker nooit te lijden onder rimpels, grijs haar, vermoeidheid, slecht ruikende transpiratie, ouderdom, ziekten, een vroegtijdige dood, kou of hitte, een afnemende luister of welke soort van ellende en lijden dan ook; zolang ze leven zijn ze enkel van een onbeperkt geluk. (Vedabase)

 

Tekst 26

Gelijk de helmdraden van een lotus wervelt zich rondom de voet van de berg Meru een schikking van twintig of meer bergpieken die namen dragen als de Kuranga, Kurara, Kusumbha, Vaikanka, Trikūtha, S'is'ira, Patanga, Rucaka, Nishadha, Sinīvāsa, Kapila, S'ankha, Vaidūrya, Jārudhi, Hamsa, Rishabha, Nāga, Kālańjara en de Nārada.

Als de bloemdelen van een lotus wervelt zich rondom de voet van de berg Meru een schikking van twintig of meer pieken die namen dragen als de Kuranga, Kurara, Kusumbha, Vaikanka, Trikūtha, S'is'ira, Patanga, Rucaka, Nishadha, Sinīvāsa, Kapila, S'ankha, Vaidūrya, Jārudhi, Hamsa, Rishabha, Nāga, Kālańjara en de Nārada. (Vedabase)

 

Tekst 27

De berg Meru, met zijn gouden schittering als vuur, wordt omgeven door acht bergen waarvan de twee in het oosten de Jathhara en de Devakūtha worden genoemd, de twee in het westen de Pavana en de Pāriyātra, de twee in het zuiden de Kailāsa en de Karavīra en de twee in het noorden de Tris'ringa en de Makara. Ieder hebben ze een omvang van tweeduizend yojana's en samen bestrijken ze zo'n achttienduizend vierkante yojana's.

De berg Meru met zijn gouden schittering als vuur, is omgeven door acht bergen waarvan de twee in het oosten de Jathhara en de Devakūtha worden genoemd, de twee in het westen de Pavana en de Pāriyātra, de twee in het zuiden de Kailāsa en de Karavīra en de twee in het noorden de Tris'ringa en de Makara. Een ieder hebben ze een omvang van [een hemelse] tweeduizend yojana's, waarbij ze samen zo'n achttienduizend vierkante yojana's bestrijken. (Vedabase)

 

Tekst 28

Op de top van de berg Meru bevindt zich in het midden de thuishaven, de stad van de meest machtige, uit zichzelf geboren Heer [Brahmā], die zich naar alle zijden voor vele duizenden yojana's uitstrekt en waarvan de wijzen zeggen dat ze geheel van goud is [onze melkweg doet dat voor zo'n zesentwintigduizend lichtjaren naar het centrum toe met een diameter van 40 tot 60 duizend lichtjaren, vergelijk vers 7].

Op de top van de berg Meru bevindt zich in het midden de thuishaven, de stad van de meest machtige die uit zichzelf ontstond [Heer Brahmā], die zich naar alle zijden voor vele duizenden yojana's uitstrekt [onze melkweg doet dat voor zo'n zesentwintigduizend lichtjaren naar de centrale vorm en 40 tot 60 duizend lichtjaren in diameter, vergelijk vers 7 ] en waarvan de wijzen zeggen dat ze geheel en al goud is. (Vedabase)

 

Tekst 29

Rondom die kern worden in iedere richting de acht steden van de heersers over de planetaire systemen aangetroffen die, vier keer zo klein, ook zo'n vorm hebben (**).'

Rondom die kern worden in iedere richting de acht steden van de heersers over de planetaire systemen aangetroffen (*) die vier keer zo klein zijnde een gelijksoortige vorm hebben. (Vedabase)

 

*: De yojana is een Vedische maat voor een grote afstand die oorspronkelijk staat voor een lengte van kilometers die men aflegt voordat men zijn paard weer uit moet spannen. In de praktijk komt dat neer op een afstand van 3 tot 9 mijl ofwel ±5 tot 14.5 km. Maar gebruikt in verhoudingen van kosmische afstanden komt de maat soms neer op een lichtjaar.

**: De plaats van Brahmā wordt Manovatī genoemd, en die van zijn assistenten zoals Indra en Agni staan bekend als Amarāvatī, Tejovatī, Samyamanī, Krishnānganā, S'raddhāvatī, Gandhavatī, Mahodayā en Yas'ovatī.

 

 

 
 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding van Brahmā als het centrum van de galactische werveling met de berg Meru
is een digitale collage van  Anand Aadhar.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties