regelbalk



 

Canto 10

Gaura Ārati

 

 

Hoofdstuk 30: De Gopī's op Zoek naar Krishna die Verdween met Rādhā



(1) S'rī S'uka zei: 'Toen de Allerhoogste Heer zo opeens was verdwenen, betreurden de jonge dames van Vraja het erg Hem niet meer te zien, als waren ze wijfjesolifanten die hun stier missen. (2) De dames die in hun harten waren overweldigd door de bewegingen, liefdevolle glimlachen, speelse blikken, charmante praatjes en andere gracieuze gebaren van de echtgenoot van Ramā, speelden verzonken in Hem daarop ieder van die wonderbaarlijke activiteiten na. (3) De liefjes verloren zich in het imiteren van de bewegingen, glimlachen, de blikken, het praten en zo meer, van hun Geliefde, die Zich feitelijk aldus door hun lichamen heen uitdrukte. Onder de invloed van Krishna's manier van doen zeiden ze tegen elkaar: 'Hij is helemaal in mij!' (4) Samen zongen ze hardop over Hem en zochten ze als gekken overal in het bos, de bomen vragend naar de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die, net als de ether, zowel vanbinnen als vanbuiten aanwezig is: (5) 'O as'vattha [heilige vijgenboom], o plaksha [golfbladige vijgenboom], o nyagrodha [baniaan], hebben jullie de zoon van Nanda gezien die is verdwenen nadat Hij met Zijn liefdevolle glimlachen en blikken onze harten stal? (6) O kurabaka [rode amaranth], as'oka, nāga, punnāga en campaka, hebben jullie de jongere broer van Balarāma voorbij zien komen die met Zijn glimlach de trots verslaat van ieder meisje dat te hooghartig is? (7) O lieve tulasī, heb jij, zo vol van liefde voor Govinda's voeten, onze allerliefste Acyuta gezien die je, met zwermen bijen om Zich heen, met Zich meedraagt? (8) O mālati-, jāti-, yūthikā- en mallikājasmijn, hebben jullie Mādhava langs zien komen die met Zijn aanrakingen jullie in blijdschap verzet? (9) O cūta [mango-klimplant], priyāla, panasa en āsana [broodvruchtbomen]; o kovidāra [berg-ebbe], jambu [houtappel], arka, bilva [belfruit], bakula [mimosa] en āmra [mangoboom]; o kadamba en nīpa, en wie nog meer van jullie die voor het heil van anderen hier aan de oever van de Yamunā leven, alsjeblieft wees zo goed om ons die van ons verstand zijn beroofd, te zeggen welk pad Krishna heeft genomen. (10) O [moeder] aarde, welke verzaking moet u wel niet hebben volbracht dat u werd betreden door Kes'ava's voeten met een vreugde die het haar op uw lichaam [haar grassen en zo] overeind doet staan? Of hebt u misschien uw schoonheid eraan te danken dat u werd betreden door de voeten van Vāmanadeva [zie 8.18-22] of misschien omdat u werd omhelsd door het lichaam van Varāha [3.13]? (11) O echtgenote van het hert, o vriendin, ben je Acyuta hier met Zijn geliefde tegengekomen, Hij die met al Zijn leden een lust voor het oog is? In de lucht hangt nog de geur van de bloemenslinger van de Meester van de Gopī's die, in aanraking met de borsten van Zijn vriendin, werd gekleurd door de kunkum. (12) O bomen, toen Rāma's jongere broer langskwam met Zijn arm gelegd over de schouder van Zijn liefje, met een lotus in Zijn hand en met de tulasībloemen [om Zijn nek] gevolgd door een zwerm bijen blind van de bedwelming, merkte Hij, met Zijn liefdevolle blikken, toen op dat jullie voor Hem bogen? (13) Laten we het deze klimplanten vragen. Ondanks dat ze de armen van hun meester, deze boom, omknellen, hebben ze toch notie genomen van de aanraking van Zijn vingernagels. Zie hoe hun oppervlak zich welft van de vreugde!'

(14) De gopī's die zich aldus dwaas uitlieten raakten, radeloos op zoek naar Krishna, volledig verzonken in Hem toen ieder van hen een bepaald avontuur of tijdverdrijf van de Fortuinlijke ging naspelen. (15) Een van hen dronk als Krishna bij een andere gopī die Pūtanā speelde, als was ze een kind aan haar borst, terwijl weer een andere zich opstelde als de kar die door de voet van een andere huilende gopī omver werd geschopt [zie hoofdstukken 10.6 en 7]. (16) Één gopī die Krishna nadeed werd weggedragen door een andere gopī die een Daitya imiteerde [Trināvarta, zie 10.7], en een andere liet, rondkruipend, haar enkelbelletjes tinkelen terwijl ze haar voeten achter zich aansleepte. (17) Twee gedroegen zich als Krishna en Rāma, samen met een stel andere die de gopa's nadeden, en doodden er een die Vatsāsura nadeed, terwijl nog twee anderen naspeelden wat er gebeurde met Bakāsura [zie 10.11]. (18) Net als Krishna roepend naar de koeien in de verte, werd één gopī, die speelde voor Hem en deed alsof ze de fluit liet klinken, door anderen geprezen die zeiden: 'Goed gedaan!' (19) Één van hen liep rond met een arm over de schouder gelegd [van een vriendin] en verklaarde: 'Kijk eens naar mijn gracieuze bewegingen, ik ben Hem!' en hield aldus haar geest op Hem gevestigd. (20) 'Wees niet bang voor de regen en de wind, Ik zal zorgen voor jullie verlossing', zo zei er één die er met één hand in slaagde haar sjaal omhoog te houden [alsof het de heuvel Govardhana was, zie 10.25]. (21) O meester van de mensen, één gopī klom bovenop een andere en verklaarde met haar voet op haar hoofd: 'O valse slang, ga weg, Ik nam Mijn geboorte als degene die de kwaden bestraft [zie 10.16]!' (22) Toen zei er één: 'O gopa's, kijk eens wat een felle bosbrand daar, doe snel jullie ogen dicht, dan zal Ik zonder moeite voor jullie bescherming zorgen!' (23) Één slanke gopī werd met een bloemenslinger vastgebonden door een andere gopī die zei: 'Nou heb ik Je te pakken, ik bind Je aan het stampvat vast, Jij pottenbreker en boterdief!' en met dat gezegd bedekte een andere haar gezicht en mooie ogen, en deed alsof ze bang was.

(24) Op deze manier bezig en overal in Vrindāvana de bomen en de klimplanten vragend waar Hij was, zagen ze op een plek in het bos de voetafdrukken van de Allerhoogste Ziel: (25) 'Dit zijn duidelijk de voetafdrukken van de zoon van Nanda. Dat kan je zien aan de [merktekenen van de] vlag, de lotus, de bliksemschicht, de korenaar en de olifantendrijfstok [zie*]'. (26) De meisjes die aan de hand van de verschillende voetafdrukken Zijn spoor volgden, ontdekten tot hun grote teleurstelling dat ze de hele weg werden begeleid door de voetafdrukken van één van hen. Daarop zeiden ze: (27) 'En van wie van ons zijn deze voetafdrukken naast die van de zoon van Nanda? Over wiens schouder heeft Hij, als een stier met een wijfjesolifant, Zijn arm gelegd? (28) Hij moet volmaakt door haar vereerd zijn [ārādhitah, zie Rādhā] als zijnde de Allerhoogste, Ene Heer en Meester, want Govinda aldus behaagd heeft ons laten zitten en haar apart genomen. (29) O meisjes, hoe heilig zijn de stofdeeltjes van Govinda's lotusvoeten wel niet die Heer Brahmā, Heer S'iva en S'rī Ramādevī [Lakshmī] op hun hoofden nemen om de zonden te verdrijven? (30) Voor ons zijn deze voetafdrukken hoogst verontrustend, want wie van ons gopī's werd er nou apart genomen om in afzondering van Acyuta's lippen te genieten? Kijk, hier kunnen we haa   r voeten niet meer zien. De grashalmen en twijgjes hebben zeker de zolen van haar tere voeten pijn gedaan waardoor haar geliefde Zijn lieveling heeft opgetild. (31) Toen Hij Zijn liefje droeg gingen de voetafdrukken veel dieper... Kijk toch eens, o gopī's, hoe, gebukt onder het gewicht, ons zo intelligente voorwerp van verlangen Krishna Zijn vriendin hier heeft neergezet om wat bloemen te plukken. (32) En zie deze halve voetafdrukken hier. Om bloemen te verzamelen voor Zijn beminde liefje maakte de Geliefde deze afdruk door op Zijn tenen te staan. (33) Bovendien ging de verliefde vriend, om haar haar te schikken, met Zijn liefhebbende meisje precies hier zitten, om voor Zijn schatje met die bloemen een krans te maken.'

(34) [S'rī S'uka zei:] 'Hoewel Krishna volmaakt tevreden, voldaan en onverdeeld was in zichzelf, genoot Hij met haar en liet Hij daarmee de begerigheid en zelfzucht zien van mannen en vrouwen die door lust worden bewogen. (35-36) Krishna liet hiermee zien voor welke gopī Hij de andere vrouwen had verlaten, de gopī's die helemaal verdwaasd ronddoolden in het bos. En zij [op haar beurt] dacht toen van zichzelf: 'Hij heeft mij, de beste van alle vrouwen, aanvaard als Zijn geliefde en de gopī's afgewezen die zich laten leiden door lust!'

(37) Op weg toen naar die plek in het bos, werd ze trots en zei tegen Krishna: 'Ik kan niet meer verder, draag me alsJeblieft waarheen Je maar wilt'.

(38) Aldus aangesproken zei Krishna tot Zijn geliefde: 'Klim maar op Mijn rug' en toen verdween Hij. Dat speet haar enorm.

(39) 'O Meester, o Minnaar, o Liefste, waar ben Je nou, waar zit Je? O Jij met Je machtige armen, alsJeblieft mijn vriend, laat Jezelf zien aan mij, Je treurende dienstmaagd!'

(40) S'rī S'uka zei: 'De gopī's, die het spoor van de Opperheer volgden, ontdekten niet ver daar vandaan hun ongelukkige vriendin in staat van verbijstering over het feit dat ze was gescheiden van haar Geliefde. (41) Tot hun opperste verbazing hoorden ze haar zeggen dat ze Mādhava's respect had verworven maar dat Hij haar ook had laten zitten omdat ze zich slecht gedroeg. (42) Voor zover het licht van de maan dat toestond, gingen ze toen het bos in [om Hem te zoeken], maar toen ze merkten dat het [te] donker werd, zagen de vrouwen ervan af. (43) Verdiept in Hem, Hem besprekend, Hem naspelend en vervuld van Zijn aanwezigheid dachten ze, eenvoudig Zijn kwaliteiten bezingend, niet langer meer na over hun huishoudens [zie ook 7.5: 23-24]. (44) Terugkerend naar de oever van de Yamunā mediteerden ze op Krishna, zongen ze samen en wachtten ze reikhalzend Zijn komst af.

 

next                     

 
 

Derde herziene editie, geladen 3 november, 2020.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Toen de Allerhoogste Heer zo opeens was verdwenen, betreurden de jonge dames van Vraja het erg Hem niet meer te zien, als waren ze wijfjesolifanten die hun stier missen.
S'rī S'uka zei: 'Toen de Allerhoogste Heer zo ineens was verdwenen waren de jonge dames van Vraja zo spijtig Hem niet meer te zien als wijfjesolifanten die hun stier missen. (Vedabase)

 

Tekst 2

De dames die in hun harten waren overweldigd door de bewegingen, liefdevolle glimlachen, speelse blikken, charmante praatjes en andere gracieuze gebaren van de echtgenoot van Ramā, speelden verzonken in Hem daarop ieder van die wonderbaarlijke activiteiten na.

De verliefde dames die in hun harten waren overweldigd door de bewegingen, liefdevolle glimlachen, speelse blikken, charmante praatjes en andere spelletjes van verleiding van de echtgenoot van Ramā, speelden verzonken in Hem ieder van die wonderbaarlijke activiteiten na. (Vedabase)

 

Tekst 3

De liefjes verloren zich in het imiteren van de bewegingen, glimlachen, de blikken, het praten en zo meer, van hun Geliefde, die Zich feitelijk aldus door hun lichamen heen uitdrukte. Onder de invloed van Krishna's manier van doen zeiden ze tegen elkaar: 'Hij is helemaal in mij!'

De liefjes verloren in de bewegingen, glimlachen, de blikken, en het praten enzovoorts van hun Geliefde - die zich feitelijk dus door de lichamen van de dames heen uitdrukte - gaven zodoende onder de invloed van de manieren van Krishna ten beste: 'Hij is helemaal in mij!' (Vedabase)

 

Tekst 4

Samen zongen ze hardop over Hem en zochten ze als gekken overal in het bos, de bomen vragend naar de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die, net als de ether, zowel vanbinnen als vanbuiten aanwezig is:

Aldus allen tezamen hardop over Hem zingend, zochten ze zich gek van hot naar haar in het bos en gingen ze bij de bomen te rade over de Oorspronkelijke Persoonlijkheid die gelijk de ether zowel vanbinnen als vanbuiten aanwezig is: (Vedabase)

 

Tekst 5

'O as'vattha [heilige vijgenboom], o plaksha [golfbladige vijgenboom], o nyagrodha [baniaan], hebben jullie de zoon van Nanda gezien die is verdwenen nadat Hij met Zijn liefdevolle glimlachen en blikken onze harten stal?

'O as'vattha [heilige vijgenboom], o plaksha [golfbladige vijgenboom], o nyagrodha [baniaan], hebben jullie de zoon van Nanda gezien die is weggegaan nadat Hij met Zijn liefdevolle glimlachen en blikken onze harten stal? (Vedabase)

 

Tekst 6

O kurabaka [rode amaranth], as'oka, nāga, punnāga en campaka, hebben jullie de jongere broer van Balarāma voorbij zien komen die met Zijn glimlach de trots verslaat van ieder meisje dat te hooghartig is?

O kurabaka [rode amaranth], as'oka, nāga, punnāga en campaka, hebben jullie de jongere broer van Balarāma voorbij zien komen die met Zijn glimlach de trots wegvaagt van ieder meisje dat te hooghartig is? (Vedabase)

 

Tekst 7

O lieve tulasī, heb jij, zo vol van liefde voor Govinda's voeten, onze allerliefste Acyuta gezien die je, met zwermen bijen om Zich heen, met Zich meedraagt?

O zoete tulsī, zo van liefde voor Govinda's voeten, hebben jullie onze allerliefste Acyuta gezien die jullie met Zich meedraagt met zwermen bijen om zich heen? (Vedabase)

   

Tekst 8

O mālati-, jāti-, yūthikā- en mallikājasmijn, hebben jullie Mādhava langs zien komen die met Zijn aanrakingen jullie in blijdschap verzet?

O mālati-, jāti-, yūthikā- en mallikā-jasmijn, hebben jullie Mādhava langs zien komen, terwijl Hij jullie met Zijn aanrakingen blij maakte? (Vedabase)

 

Tekst 9

O cūta [mango-klimplant], priyāla, panasa en āsana [broodvruchtbomen]; o kovidāra [berg-ebbe], jambu [houtappel], arka, bilva [belfruit], bakula [mimosa] en āmra [mangoboom]; o kadamba en nīpa, en wie nog meer van jullie die voor het heil van anderen hier aan de oever van de Yamunā leven, alsjeblieft wees zo goed om ons die van ons verstand zijn beroofd, te zeggen welk pad Krishna heeft genomen.

O cūta [mango-klimplant], priyāla, broodvrucht, āsana, o kovidāra [berg-ebbe], jambu [houtappel], arka, bakula [mimosa], mimosa, en āmra [mangoboom]; o kadamba en nīpa en wie nog meer van jullie die voor het heil van anderen hier aan de oever van de Yamunā leven, wees alsjeblieft zo aardig ons, wiens geest op hol is geslagen, te zeggen welk pad Krishna heeft genomen. (Vedabase)

   

 Tekst 10

O [moeder] aarde, welke verzaking moet u wel niet hebben volbracht dat u werd betreden door Kes'ava's voeten met een vreugde die het haar op uw lichaam [haar grassen en zo] overeind doet staan? Of hebt u misschien uw schoonheid eraan te danken dat u werd betreden door de voeten van Vāmanadeva [zie 8.18-22] of misschien omdat u werd omhelsd door het lichaam van Varāha?

O aarde, welke verzaking moet u wel niet hebben volbracht dat u werd betreden door Kes'ava's voeten met een vreugde die het haar op uw lichaam [haar grassen en zo] overeind doet staan? Of hebt u misschien uw schoonheid te danken aan de voeten van Vāmanadeva [zie 8.18-22] of omdat u werd betreden en omhelsd door het lichaam van Varāha [3.13]? (Vedabase)

   

Tekst 11

O echtgenote van het hert, o vriendin, ben je Acyuta hier met Zijn geliefde tegengekomen, Hij die met al Zijn leden een lust voor het oog is? In de lucht hangt nog de geur van de bloemenslinger van de Meester van de Gopī's die, in aanraking met de borsten van Zijn vriendin, werd gekleurd door de kunkum.

O ree, o vriendin, ben je Acyuta hier met Zijn Geliefde tegengekomen, die met al Zijn leden een lust voor het oog is; in de lucht hangt nog de geur van de bloemenslinger van de Meester van de Gopī's gekleurd door de kunkum van het in aanraking verkeren met de borsten van Zijn Vriendin. (Vedabase)

 

Tekst 12

O bomen, toen Rāma's jongere broer langskwam met Zijn arm gelegd over de schouder van Zijn liefje, met een lotus in Zijn hand en met de tulasībloemen [om Zijn nek] gevolgd door een zwerm bijen blind van de bedwelming, merkte Hij, met Zijn liefdevolle blikken, toen op dat jullie voor Hem bogen?

O bomen, toen Rāma's jongere broer langskwam, met Zijn arm geplaatst over de schouder van Zijn liefje, een lotus vasthoudend en met de tulsī-bloemen met een zwerm bijen blind van de bedwelming er achteraan - merkte Hij met Zijn liefdevolle blikken op dat je je voor Hem verboog? (Vedabase)

 

Tekst 13

Laten we het deze klimplanten vragen. Ondanks dat ze de armen van hun meester, deze boom, omknellen, hebben ze toch notie genomen van de aanraking van Zijn vingernagels. Zie hoe hun oppervlak zich welft van de vreugde!'

Laten we het deze klimplanten vragen, zelfs al omklemmen ze de armen van hun meesterboom; ze hebben zeker notie genomen van de aanraking van Zijn vingernagels, zie hoe hun oppervlak zich welft van de vreugde!' (Vedabase)

 

Tekst 14

De gopī's die zich aldus dwaas uitlieten raakten, radeloos op zoek naar Krishna, volledig verzonken in Hem toen ieder van hen een bepaald avontuur of tijdverdrijf van de Fortuinlijke ging naspelen.

De gopī's zich aldus doldwaas uitlatend raakten, op drift in hun speurtocht naar Krishna, volledig in Hem verzonken met het inderdaad door eenieder van hen een bepaald avontuur of tijdverdrijf naspeelde van hun Heer van Fortuin. (Vedabase)

 

Tekst 15

Een van hen dronk als Krishna bij een andere gopī die Pūtanā speelde, als was ze een kind aan haar borst, terwijl weer een andere zich opstelde als de kar die door de voet van een andere huilende gopī omver werd geschopt  [zie hoofdstukken 10.6 en 7].

Een van hen dronk als Krishna bij een andere die Pūtanā speelde als was ze een kind aan haar borst, terwijl een andere zich opstelde als de kar die door de voet van een huilende andere om werd geschopt [zie Hoofdstukken 10.6 en 7]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Één gopī die Krishna nadeed werd weggedragen door een andere gopī die een Daitya imiteerde [Trināvarta, zie 10.7], en een andere liet, rondkruipend, haar enkelbelletjes tinkelen terwijl ze haar voeten achter zich aansleepte.

Een gopī die Krishna nadeed werd weggedragen door een andere gopī die een Daitya imiteerde [Trināvarta, zie 10.7] terwijl weer een andere rondkruipend haar enkelbelletjes liet tinkelen met het achter zich aanslepen van haar voeten. (Vedabase)

 

Tekst 17

Twee gedroegen zich als Krishna en Rāma, samen met een stel andere die de gopa's nadeden, en doodden er een die Vatsāsura nadeed, terwijl nog twee anderen naspeelden wat er gebeurde met Bakāsura [zie 10.11].

Twee optredend als Krishna en Rāma en een paar die de gopa's nadeden doodden er een die Vatsāsura nabootste terwijl nog twee anderen Bakāsura deden [zie 10.11]. (Vedabase)

 

Tekst 18

Net als Krishna roepend naar de koeien in de verte, werd één gopī, die speelde voor Hem en deed alsof ze de fluit liet klinken, door anderen geprezen die zeiden: 'Goed gedaan!'

Net als Krishna roepend naar de koeien ver weg werd er een, die spelend deed alsof ze de fluit liet klinken, door de andere gopī's geprezen met 'Goed zo!' (Vedabase)

 

Tekst 19

Één van hen liep rond met een arm over de schouder gelegd [van een vriendin] en verklaarde: 'Kijk eens naar mijn gracieuze bewegingen, ik ben Hem!' en hield aldus haar geest op Hem gevestigd.

Een van hen liep rond met een arm over een schouder gelegd en verklaarde: 'Kijk, ik ben Hem, die zich zo gracieus beweegt!' en hield op die manier haar geest op Hem gevestigd.  (Vedabase)

 

Tekst 20

'Wees niet bang voor de regen en de wind, ik zal zorgen voor jullie verlossing', zo zei er één die er met één hand in slaagde haar sjaal omhoog te houden [alsof het de heuvel Govardhana was, zie 10.25].

'Weest niet bang voor die wind en regen, door Mij is in jullie verlossing voorzien' aldus sprak er een die er met één hand in slaagde haar bovenkleed omhoog te houden [alsof het de heuvel Govardhana was, zie: 10.25]. (Vedabase)

 

Tekst 21

O meester van de mensen, één gopī klom bovenop een andere en verklaarde met haar voet op haar hoofd: 'O valse slang, ga weg, Ik nam Mijn geboorte als degene die de kwaden bestraft [zie 10.16]!'

O meester der mensen, eentje die bovenop een andere klauterde verklaarde met haar voet op haar hoofd: 'O valse slang, ga weg, Ik heb geboorte genomen als degene die er is om de afgunstigen te bestraffen!' [zie 10.16] (Vedabase)

 

Tekst 22

Toen zei er één: 'O gopa's, kijk eens wat een felle bosbrand daar, doe snel jullie ogen dicht, dan zal Ik zonder moeite voor jullie bescherming zorgen!'

Toen zei er een: 'O gopa's, zie die bosbrand zo fel; doe snel jullie ogen dicht, Ik zal voor jullie bescherming zorgen alsof het niks is!' (Vedabase)

 

Tekst 23

Één slanke gopī werd met een bloemenslinger vastgebonden door een andere gopī die zei: 'Nou heb ik Je te pakken, ik bind Je aan het stampvat vast, Jij pottenbreker en boterdief!' en met dat gezegd bedekte een andere haar gezicht en mooie ogen, en deed alsof ze bang was.

Een slanke gopī met een bloemenslinger vastgebonden door een andere gopī zei: 'Nou heb ik Je te pakken, ik bind Je aan het stampvat vast, Jij pottenbreker en boterdief!' en met dat gezegd bedekte er een haar gezicht en mooie ogen doend alsof ze bang was.  (Vedabase)

 

Tekst 24

Op deze manier bezig en overal in Vrindāvana de bomen en de klimplanten vragend waar Hij was, zagen ze op een plek in het bos de voetafdrukken van de Allerhoogste Ziel:

Op deze manier bezig en overal in Vrindāvana de bomen en de klimplanten vragend waar Hij was zagen ze op een plek in het bos de Allerhoogste Ziel Zijn voetafdrukken:  (Vedabase)

 

Tekst 25

'Dit zijn duidelijk de voetafdrukken van de zoon van Nanda. Dat kan je zien aan de [merktekenen van de] vlag, de lotus, de bliksemschicht, de korenaar en de olifantendrijfstok [zie *]'.

'Werkelijk, dit zijn duidelijk de voetafdrukken van de zoon van Nanda zoals de vlag, de lotus, de bliksemschicht, de korenaar en de olifantendrijfstok dat laten zien [zie voetnoot*]. (Vedabase)

 

Tekst 26

De meisjes die aan de hand van de verschillende voetafdrukken Zijn spoor volgden, ontdekten tot hun grote teleurstelling dat ze de hele weg werden begeleid door de voetafdrukken van één van hen. Daarop zeiden ze:

Aan de hand van de verschillende voetafdrukken Zijn spoor volgend ontdekten de meisjes tot hun grote teleurstelling op dat die heel de weg samengingen met de voetafdrukken van één van hen, waarop ze zeiden: (Vedabase)

 

Tekst 27

'En van wie van ons zijn deze voetafdrukken naast die van de zoon van Nanda? Over wiens schouder heeft Hij, als een stier met een wijfjesolifant, Zijn arm gelegd?

'En aan wie van ons behoren deze voetafdrukken toe naast die van de zoon van Nanda; over wiens schouder heeft Hij als een stier met een wijfjesolifant Zijn arm gelegd?  (Vedabase)

 

Tekst 28

Hij moet volmaakt door haar vereerd zijn [ārādhitah, zie Rādhā] als zijnde de Allerhoogste, Ene Heer en Meester, want Govinda aldus behaagd heeft ons laten zitten en haar apart genomen.

Hij moet zeker volmaakt aanbeden zijn [ārādhitah, zie Rādhā] als de Allerhoogste Ene Heer en Beheerser aangezien Govinda zo behaagd ons heeft laten zitten en Haar apart heeft genomen. (Vedabase)

 

Tekst 29

O meisjes, hoe heilig zijn de stofdeeltjes van Govinda's lotusvoeten wel niet die Heer Brahmā, Heer S'iva en S'rī Ramādevī [Lakshmī] op hun hoofden nemen om de zonden te verdrijven?

O meisjes, heilig de stofdeeltjes van Govinda's lotusvoeten die Brahmā, S'iva en Ramādevī [Lakshmī] op hun hoofden nemen om de zonden te verdrijven. (Vedabase)

 

Tekst 30

Voor ons zijn deze voetafdrukken hoogst verontrustend, want wie van ons gopī's werd er nou apart genomen om in afzondering van Acyuta's lippen te genieten? Kijk, hier kunnen we haar voeten niet meer zien. De grashalmen en twijgjes hebben zeker de zolen van haar tere voeten pijn gedaan waardoor haar geliefde Zijn lieveling heeft opgetild.

Voor ons zijn deze voetafdrukken meer verontrustend want wie van ons gopī's werd er nou apart genomen om in afzondering van Acyuta's lippen te genieten? Kijk, hier kunnen we haar voeten niet meer zien, de grashalmen en twijgjes hebben zeker de zolen van haar tere voeten pijn gedaan zodat Haar geliefde Zijn lieveling heeft opgetild. (Vedabase)

 

Tekst 31

Toen Hij Zijn liefje droeg gingen de voetafdrukken veel dieper... Kijk toch eens, o gopī's, hoe, gebukt onder het gewicht, ons zo intelligente voorwerp van verlangen Krishna Zijn vriendin hier heeft neergezet om wat bloemen te plukken.

Zijn liefje dragend gingen de voetafdrukken veel dieper, kijk toch eens o gopī's, hoe, gebukt onder het gewicht, ons zo intelligente voorwerp van verlangen Krishna Zijn vriendin hier neer heeft gezet om wat bloemen te plukken. (Vedabase)

 

Tekst 32

En zie deze halve voetafdrukken hier. Om bloemen te verzamelen voor Zijn beminde liefje maakte de Geliefde deze afdruk door op Zijn tenen te staan.

En zie deze halve voetafdrukken hier; om bloemen de verzamelen voor Zijn Beminde Liefje maakte de Geliefde deze afdruk met het op Zijn tenen staan. (Vedabase)

 

Tekst 33

Bovendien ging de verliefde vriend, om haar haar te schikken, met Zijn liefhebbende meisje precies hier zitten, om voor Zijn schatje met die bloemen een krans te maken.'

En om verder Haar haar te schikken ging de Liefdevolle met Zijn smachtende meisje om precies te zijn hier neerzitten om voor Zijn Geliefde met die bloemen een krans te maken.' (Vedabase)

 

Tekst 34

[S'rī S'uka zei:] 'Hoewel Krishna volmaakt tevreden, voldaan en onverdeeld was in zichzelf, genoot Hij met haar en liet Hij daarmee de begerigheid en zelfzucht zien van mannen en vrouwen die door lust worden bewogen.

[S'rī S'uka zei:] Hij, hoewel Hij in de Ziel volmaakt tevreden was en in Zichzelf volkomen, had een goede tijd met Haar en demonstreerde daarmee de gevallen staat kenmerkend voor verliefde mensen, alsmede het op zichzelf gerichtte van het vrouwlijke ervan. (Vedabase)

 

Tekst 35-36

Krishna liet hiermee zien voor welke gopī Hij de andere vrouwen had verlaten, de gopī's die helemaal verdwaasd ronddoolden in het bos. En zij [op haar beurt] dacht toen van zichzelf: 'Hij heeft mij, de beste van alle vrouwen, aanvaard als Zijn geliefde en de gopī's afgewezen die zich laten leiden door lust!'

Op deze manier aldus blijk gevend voor welke gopī Krishna de andere vrouwen, de gopī's die helemaal verdwaasd ronddoolden in het bos, had verlaten, dacht Zij daarvan van Zichzelf: 'Met Mij als de beste van alle vrouwen, heeft Hij, de gopī's afwijzend die zich laten leiden door lust, Mij aanvaard als Zijn Geliefde!' (Vedabase)

 

Tekst 37

Op weg toen naar die plek in het bos, werd ze trots en zei tegen Krishna: 'Ik kan niet meer verder, draag me alsJeblieft waarheen Je maar wilt'.

Op weg toen naar die plek in het bos zei Zij, trots rakend, tot Krishna: 'Ik kan niet meer verder gaan, draag Me alsJeblieft waarheen Je maar wilt'. (Vedabase)

 

Tekst 38

Aldus aangesproken zei Krishna tot Zijn geliefde: 'Klim maar op Mijn rug' en toen verdween Hij. Dat speet haar enorm.

Aldus aangesproken zei Hij tot Zijn Geliefde: 'Klim maar op Mijn rug' en met deze woorden verdween Krishna tot het grote verdriet van Zijn gezellin. (Vedabase)

 

Tekst 39

'O Meester, o Minnaar, o Liefste, waar ben Je nou, waar zit Je? O Jij met Je machtige armen, alsJeblieft mijn vriend, laat Jezelf zien aan mij, Je treurende dienstmaagd!'

'O Meester, o Minnaar, o Liefste, waar ben Je nou, waar ben Je? O met Je machtige armen, alsJeblieft Mijn vriend laat Jezelf zien aan Mij, Je treurende dienstmaagd!' (Vedabase)

 

Tekst 40

S'rī S'uka zei: 'De gopī's die het spoor van de Opperheer volgden ontdekten niet ver daar vandaan hun ongelukkige vriendin in staat van verbijstering over het feit dat Ze was gescheiden van Haar Geliefde.

S'rī S'uka zei: 'De gopī's die niet ver daar vandaan het spoor van de Opperheer volgden ontdekten hun ongelukkige vriendin in staat van verbijstering over het feit dat Ze was gescheiden van Haar Geliefde. (Vedabase)

 

Tekst 41

Tot hun opperste verbazing hoorden ze haar zeggen dat ze Mādhava's respect had verworven maar dat Hij haar ook had laten zitten omdat ze zich slecht gedroeg.

Tot hun opperste verbazing hoorden ze Haar zeggen dat Ze Mādhava's respect had verworven maar dat Hij ook als gevolg van de houding die ze aannam Haar had laten zitten. (Vedabase)

 

Tekst 42

Voor zover het licht van de maan dat toestond, gingen ze toen het bos in [om Hem te zoeken], maar toen ze merkten dat het [te] donker werd, zagen de vrouwen er van af.

Ze gingen daarop voor zover het licht van de maan dat toestond het woud in, maar toen ze zichzelf in het duister zagen belanden zagen de vrouwen er van af. (Vedabase)

 

Tekst 43

Verdiept in Hem, Hem besprekend, Hem naspelend en vervuld van Zijn aanwezigheid dachten ze, eenvoudig Zijn kwaliteiten bezingend, niet langer meer na over hun huishoudens  [zie ook 7.5: 23-24].

In Hem opgegaan, Hem besprekend, Hem naspelend en vervuld van Zijn aanwezigheid eenvoudig Zijn kwaliteiten bezingend, herinnerden ze zich niet langer hun huishoudens [zie ook 7.5: 23-24]. (Vedabase)

 

Tekst 44

Terugkerend naar de oever van de Yamunā mediteerden ze op Krishna, zongen ze samen en wachtten ze reikhalzend Zijn komst af.

Terugkerend naar de oever van de Yamunā mediteerden ze, allen samenzingend, op Krishna, terwijl ze reikhalzend Zijn aankomst afwachtten.' (Vedabase)

 

*: In de Skanda Purāna vindt men een verklaring van deze [in totaal negentien] merktekens: 'Onderaan bij Zijn grote teen op de rechtervoet, draagt de Ongeboren Heer het merkteken van de schijf, welke de zes [mentale] vijanden de pas afsnijdt. Onder aan zijn middelteen van diezelfde voet heeft Heer Acyuta een lotusbloem, welke het verlangen naar Hem doet toenemen in de geesten van de bij-achtige toegewijden die op Zijn voeten mediteren. Onderaan Zijn kleine teen is er een bliksemschicht, die de bergen van terugslagen van zonden in het verleden van de toegewijden vernietigt, en midden op Zijn hiel treft men het merkteken van de olifantendrijfstok aan, welke de olifanten van de geesten van de toegewijden onder controle brengt. Het kootje van zijn rechter grote teen draagt het kenmerk van de korenaar, die allerhande genietbare weelde vertegenwoordigt. De bliksemschicht wordt aangetroffen aan de rechter kant van Zijn rechtervoet, en de olifantendrijfstok daaronder.' Zie de Vedabase van 10.30: 25 voor verdere informatie.

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het eerste schilderij is getiteld: 'The Gopis Search for Krishna' (detail),
folio 4 from the Krishna Lila. Jodhpur, ca. 1765 © Mehrangarh Museum Trust
Het tweede schilderij is een Kangra uit de Punjab Hills (India). 1775 - 1784 India.
Bron:
© Victoria &Albert Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties