bij het boek de Bhâgavata Purâna

"Het Verhaal van de Fortuinlijke"

door KRISHNA -DVAIPÂYANA VYÂSA

Downloads:
Bekijk de volledige tekstbestanden boek voor boek.

Muziekbestanden
Luister naar MIDI en Audio-bestanden van de devotionele muziek

Afbeeldingen
Bekijk al de afbeeldingen van het boek

Links
Vind de oorspronkelijke tekst en vertaling hoofdstuk voor hoofdstuk en andere links




 Afbeeldingen Canto 3 - pagina 1-2-3-4-5

Hoofdstuk 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33




Hoofdstuk 27: Het Begrijpen van de Materiële Natuur

(11) Men moet komen tot de realisatie van de bovenzinnelijke ondersteuning van de materiële kwestie [de Opperziel] die zich manifesteert als een reflectie in het onware, die er is als een oog voor de illusoire aard van de materie dat alles doordringt zonder weerga.


Hoofdstuk 28: Kapila's Instructies over de Uitvoeringspraktijk

(23) Men moet in het hart mediteren op de Godin van het Fortuin, Lakshmî, de lotusogige moeder van het gehele universum geschapen door Brahmâ. Zij, die met haar zorgzame vingers de onderbenen masseert van de Almachtige Heer transcendentaal aan het materiële bestaan, wordt door alle godsbewuste zielen aanbeden.


Hoofdstuk 29: De Uitleg van Kapila over Toegewijde Dienst

(40-45) Hem voor wie bevreesd de wind waait en deze zon schijnt, voor wie bevreesd Indra de regens zendt en de hemellichamen aan de hemel stralen; Hem voor wie bevreesd de bomen, de klimplanten en de kruiden ieder op hun tijd bloemen dragen en vruchten voortbrengen; Hem uit angst voor wie de rivieren stromen en de oceanen niet overstromen, vanwege wie het vuur brandt en de aarde met haar bergen niet verzinkt; Hem vanwege wie de hemel lucht verschaft aan hen die ademhalen en onder wiens heerschappij het geheel van het universum uitdijt tot de volledige werkelijkheid [mahat-tattva] met haar zeven lagen [**]; Hem uit vrees voor wie de goden van de schepping en zo meer, die zorg dragen voor de basiskwaliteiten van de natuur, in deze wereld hun functies uitoefenen naar gelang de yuga's [zie 3.11] en onder wiens gezag al dit levende en levenloze staat; die oneindige, uiteindelijke heerser van de Tijd die zijn begin niet kent, is de onveranderlijke Schepper die mensen vormt uit mensen en met de dood een einde maakt aan de heerschappij van de dood.'



Hoofdstuk 30: Heer Kapila Beschrijft de Nadelige Gevolgen
van Vruchtdragende Handelingen

(17) Neerliggend temidden van zijn treurende vrienden en verwanten is hij, hoewel ertoe aangezet, met de strop van de tijd om zijn nek, niet in staat te reageren op wat hem gezegd wordt.


Hoofdstuk 31: Heer Kapila's Instructies over de
Omzwervingen van de Levende Wezens

(11) Het bange levende wezen gebonden aan zijn zeven ingrediënten [nagels, huid, vet, vlees, bloed, gebeente, merg], doet dan, met gevouwen handen en haperende woorden, in gebed een beroep op de Heer die het in de baarmoeder plaatste.


Hoofdstuk 32: De Verstriktheid in Vruchtdragende Bezigheden

(16) Zij wiens geesten in deze wereld verslaafd zijn aan vruchtdragende arbeid, doen met overtuiging hun voorgeschreven plichten in gehechtheid aan het resultaat van hun handelen en doen dat dan ook telkens weer opnieuw.



Hoofdstuk 33: De Activiteiten van Kapila Muni

(13) Zoals haar zoon het haar gezegd had in Zijn yoga-instructie, concentreerde ze zich om, in dat verblijf [in Kardama's paleis], dat met zijn bloemenweelde het kroonjuweel van de Sarasvatî rivier vormde, verbonden te zijn in de wetenschap van de bewustzijnsvereniging.


Kijk voor de © copyright rechten van de individuele schilderijen    
onderaan het hoofdstuk waar het geplaatst is.



  

volgende pagina