regelbalk



 

Canto 4

S'rî Râdhika Stava

 

 

Hoofdstuk 13: Beschrijving van de Afstammelingen van Dhruva Mahârâja

(1) Sûta zei [tot de rishi's in Naimishâranya]: "Het aanhoren van Maitreya's beschrijving van Dhruva's hemelgang naar Vaikunthha, wakkerde Vidura's liefde aan voor de Allerhoogste Heer in het voorbije en opnieuw begon hij Maitreya Muni vragen te stellen.

(2) Vidura vroeg: 'Wie waren zij die u de Pracetâ's noemde? Van welke familie waren ze bekend, wiens zonen waren zij, o beste onder de gezworenen, en waar brachten zij hun offer? (3) Ik denk dat Nârada de grootste van alle toegewijden is, hij zag God in het gelaat en beschreef de gang van zaken van het toegewijd dienen van de Heer [in kriya-yoga of de pâñcarâtrika-methode]. (4) Toen deze mannen in aanbidding van de Allerhoogste Heer hun plichten vervulden, werd de Genieter van Alle Offers door Nârada vol van toewijding beschreven. (5) O brahmaan, wees zo goed mij, die er zo naar uitziet, al de verhalen te vertellen over de Heer zoals ze toen aldaar door de devarishi uit de doeken werden gedaan.'

(6) Maitreya zei: 'Utkala, de zoon van Dhruva, verlangde, nadat zijn vader naar het woud was vertrokken, niet de positie van de troon van de keizer, zijn vader, met al het land en de weelde die erbij hoort. (7) Vanaf de dag dat hij geboren werd, was hij een hoogst tevreden, onthechte ziel, die evenwichtig de Superziel als alomtegenwoordig in de wereld waarnam en de hele wereld als rustend in de Superziel. (8-9) In de vasthoudendheid van zijn overtuiging omtrent de geest van het Absolute, was er aan zijn gescheiden zijn van de hemel een einde gekomen in de eenheid van het Zelf. Door een consequente yogapraktijk was zijn gelukzaligheid toegenomen die als een vuur al de onzuiverheden van zijn karma uit zijn geest had weggebrand. Op die manier zijn eigenlijke positie inziend dacht hij aan niets anders meer dan aan de Ziel van Alle Zielen. (10) Op straat onder de mensen maakte hij bij de minder intelligenten de indruk een dwaas te zijn, blind, doof, stom en gek, maar in feite was zijn intelligentie meer als een vuur waarvan de vlammen getemperd zijn. (11) Ervan uitgaand dat Utkala verstoken was van intelligentie en gek was, stelden de ouderen van de familie en de ministers van staat Vatsara, de jongere zoon van Bhrami, aan als heerser over de wereld. (12) Svarvîthi, koning Vatsara's beminde echtgenote, bracht zes zonen ter wereld: Pushpârna, Tigmaketu, Isha, Ûrja, Vasu en Jaya. (13) Pushpârna had twee vrouwen, Doshâ en Prabhâ. Van Prabhâ waren er de zonen Prâtar, Madhyandinam en Sâyam. (14) Pradosha, Nis'itha en Vyushtha waren de drie zoons van Doshâ. Vyushtha verwekte bij zijn vrouw Pushkarinî een zoon genaamd Sarvatejâ [de almachtige]. (15-16) Zijn vrouw, Âkûti geheten, schonk het leven aan een zoon genaamd Câkshusha die de [zesde] Manu was. Zijn koningin Nadvalâ, bracht voor hem [twaalf] zuivere zoons ter wereld:  Puru, Kutsa, Trita, Dyumna, Satyavân, Rita, Vrata, Agnishthoma, Atîrâtra, Pradyumna, S'ibi en Ulmuka. (17) Ulmuka verwekte in Pushkarinî [die dezelfde naam had als haar voorgangster] zes uitmuntende zonen: Anga, Sumanâ, Khyâti, Kratu, Angirâ en Gaya. (18) De vrouw van Anga, Sunîthâ gaf geboorte aan Vena die zeer boosaardig was. Teleurgesteld over zijn slechte karakter verliet de wijze koning Anga de stad [om in het woud te gaan leven]. (19-20) Hij [Vena] werd vervloekt door de wijzen wiens vertoornde woorden hem troffen als een donderslag. Daarop stierf hij. Verstoken van een koning hadden alle burgers in de wereld het te stellen met dieven en schurken. Ze karnden toen zijn rechter arm [zijn 'hand'], waarop een deelincarnatie [ams'a-avatâra] van Nârâyana genaamd Prithu nederdaalde die de oorspronkelijke Heer van de Aarde werd.

(21) Vidura zei: 'Als koning Anga zo'n toonbeeld van goed karakter was en een heilig iemand, een aanhanger van de brahmaanse cultuur en een grote ziel, hoe kon zijn zoon dan zó slecht zijn dat hij zijn belangstelling verloor en vertrok? (22) Waarom koesterden de wijzen bekend met de beginselen van de religie die Vena's fouten zagen, het verlangen om over hem de brahmaanse vloek uit te spreken, terwijl het de koning toch gegeven was de roede van de kastijding te hanteren? (23) De koning moet nooit door de bevolking worden beledigd, hoe zondig hij ook is, omdat hij middels zijn persoonlijke invloed de macht in stand houdt van al de plaatselijke vertegenwoordigers. (24) Alstublieft beschrijf voor mij, uw trouwe dienaar, o brahmaan, alles wat er maar te zeggen valt over de activiteiten van de zoon van Sunîthâ. U bent immers goed op de hoogte van [de zaken van] de hemel en de aarde.'

Life's Purpose
(25) Maitreya gaf ten antwoord: 'Koning Anga bracht eens een groot as'vamedha-offer, maar ter wille van die grootse plechtigheid kwamen de godsbewusten nooit opdagen, hoewel ze uitgenodigd waren door de brahmanen die de leiding hadden. (26) Daarover peinzend zeiden ze toen tot de initiatiefnemer van de offerplechtigheid: 'De godsbewuste zielen accepteren de priesters hun uitgietingen in het vuur niet. (27) O Koning, er is niets aan te merken op de offergaven die u met grote zorg hebt ingezameld, noch is er ook maar iets mis met de juiste uitvoering van de mantra's door de gekwalificeerde brahmanen. (28) We kunnen in dezen niet de geringste belediging of nalatigheid constateren jegens de goddelijke zielen, om reden waarvan de godsbewusten die de offerplechtigheid moesten bijwonen, niet hun deel zouden accepteren.'

(29) Maitreya zei: 'Koning Anga, die het offer bracht, was er zeer over terneergeslagen toen hij hoorde wat de tweemaal geborenen te zeggen hadden. Hij richtte zich toen met hun permissie tot hen om nader te worden geïnformeerd: (30) 'Ertoe uitgenodigd komen zij die van God zijn niet opdagen om [de offerplechtigheid bij te wonen en] hun deel van het geofferde in ontvangst te nemen. Mijn beste priesters, zeg me alstublieft welke overtreding ik heb begaan.'

(31) De priesters die de leiding hadden zeiden: 'O god van de mensen, in dit leven hebt u ook niet maar de geringste zonde begaan, maar in uw vorige leven was er een onzuiverheid als gevolg waarvan u het in dit leven zonder een zoon moet stellen. (32) Daarom zeggen wij, u alle geluk toewensend: breng het offer ten uitvoer om een goede zoon te krijgen, o Koning, als u de Heer, de genieter van het offer, aanbidt met het verlangen een zoon te krijgen, zal Hij u er een schenken. (33) Alle mannen van God zullen daarop hun deel van de offergave aanvaarden, omdat dan, voor het doel [van het krijgen] van een zoon, duidelijk de Hoogste Persoonlijkheid is uitgenodigd. (34) Als de Heer aanbeden wordt zal Hij de persoon belonen met wat hij ook wenst; mensen plukken de vruchten van hun handelingen overeenkomstig de manier waarop ze Hem respecteerden.'
 
(35) Om de koning een zoon te bezorgen gingen de geleerden, met dat besluit, ertoe over rijstkoek te offeren in het vuur van de Heer van de Vlammen [Vishnu].  (36) Als gevolg daarvan verscheen er een persoon gekleed in het wit met een gouden krans en een gouden pot waarin hij rijst gekookt in melk met zich meevoerde. (37) De koning, verankerd in de geest van de adel, nam met de instemming van de geleerden de in melk gekookte rijst in zijn bijeen gebrachte handpalmen en bood, nadat hij er met groot genoegen aan gesnoven had, het zijn vrouw aan. (38) De kinderloze koningin at van het voedsel dat haar een kind zou schenken en werd inderdaad zwanger van haar echtgenoot. Na de nodige tijd gaf ze toen geboorte aan een zoon. (39) Die jongen verscheen ten dele in navolging van de op de dood georiënteerde a-religieuze grootvader van moeders kant. Hij groeide daardoor uit tot een schender van de heilige plicht. (40) Hij had de gewoonte de boog ter hand te nemen en als jager het bos in te gaan om onschuldige herten te doden. Daarom riepen alle mensen uit: 'Daar heb je die wrede Vena!' (41) Als hij buiten speelde met jongens van zijn leeftijd bracht hij ze zeer wreed gewelddadig en genadeloos ter dood alsof hij dieren afslachtte. (42) Ziend hoe wreed zijn zoon was, was de koning met verschillende strafmaatregelen niet in staat hem onder controle te krijgen en raakte daardoor zeer bedroefd. Hij dacht: (43) 'Zij die geen zoon hebben thuis moeten de Heer hebben aanbeden [in een vorig leven]. Ze hoeven niet te lijden onder het ondraaglijke leed dat zo'n slechte zoon veroorzaakt. (44) Door zijn kwade roep en het onrecht door hem begaan, zal er grote verdeeldheid zijn onder de mensen en zullen ze voortdurend in angst leven. (45) Wie wil er nu een dergelijke zogenaamde zoon? Onvermijdelijk bindt hij de ziel aan illusies; welk intelligent mens hecht nu waarde aan een zoon die je gezinsleven in de ellende stort? (46) Ik denk dat je maar beter een slechte zoon kan hebben dan een goede. Door een helse huishouding kan een sterveling zich onthechten van zijn huis als bron van verdriet.'

(47) Aldus onverschillig geraakt stond de koning, die de slaap niet kon vatten, in het holst van de nacht van zijn bed op om zijn huishouding op te geven die vanwege de zegeningen van de grote zielen zo welvarend was. Zonder door ook maar iemand gezien te worden verliet hij Vena's moeder die diep in slaap was. (48) Toen ze doorkregen dat de koning zich niet langer om hen bekommerde en vertrokken was, zochten al de burgers, priesters en ministers, vrienden en de rest van de mensen, in grote treurnis overal naar hem, als waren ze onervaren yogi's [in de buitenwereld] op zoek naar de oorspronkelijke persoon verborgen [in het hart]. (49) Niet ook maar een spoor van de vader des vaderlands vindend, o Kaurava, keerden de burgers teleurgesteld naar hun stad terug en stelden ze, na hun eerbetuigingen te hebben gebracht, met tranen in de ogen de verzamelde wijzen op de hoogte van de afwezigheid van de koning.'

 

next                          

 
Derde herziene editie, geladen 1o september 2017.
 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Sûta zei [tot de rishi's in Naimishâranya]: "Het aanhoren van Maitreya's beschrijving van Dhruva's hemelgang naar Vaikunthha, wakkerde Vidura's liefde aan voor de Allerhoogste Heer in het voorbije en opnieuw begon hij Maitreya Muni vragen te stellen.
Sûta zei [tot de rishi's in Naimishâranya]: "Het aanhoren van de beschrijving van Maitreya van Dhruva's opklimmen naar de verblijfplaats Vaikunthha, deed Vidura's liefde voor de Allerhoogste Heer, die men met normale ogen niet kan waarnemen, groeien en wederom deed hij moeite Maitreya Muni vragen te stellen. (Vedabase)

 

Tekst 2

Vidura vroeg: 'Wie waren zij die u de Pracetâ's noemde? Van welke familie waren ze bekend, wiens zonen waren zij, o beste onder de gezworenen, en waar brachten zij hun offer?

Vidura vroeg: 'Wie waren zij, die u de Pracetâ's noemde? Waarom stond hun familie bekend en wie, o beste onder de gezworenen, waren hun zonen en wat voor offer brachten zij? (Vedabase)

 

Tekst 3

Ik denk dat Nârada de grootste van alle toegewijden is, hij zag God in het gelaat en beschreef de gang van zaken van het toegewijd dienen van de Heer [in kriya-yoga of de pâñcarâtrika-methode].

k denk dat Nârada de grootste van alle toegewijden is; hij zag God in het gelaat en hij sprak over de gang van zaken van het leveren van dienst in toewijding tot de Heer [kriyâ-yoga of de pâñcarâtrika-methode]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Toen deze mannen in aanbidding van de Allerhoogste Heer hun plichten vervulden, werd de Genieter van Alle Offers door Nârada vol van toewijding beschreven.

Toen deze mannen hun plichten vervulden in het aanbidden van de Allerhoogste Heer, werd Hij vol van toewijding beschreven door Nârada. (Vedabase)

 

Tekst 5

O brahmaan, wees zo goed mij, die er zo naar uitziet, al de verhalen te vertellen over de Heer zoals ze toen aldaar door de devarishi uit de doeken werden gedaan.'

O brahmaan, wees zo goed me alles te vertellen van de verhalen over de Heer toen door de devarishi verteld.' (Vedabase)

 

Tekst 6

Maitreya zei: 'Utkala, de zoon van Dhruva, verlangde, nadat zijn vader naar het woud was vertrokken, niet de positie van de troon van de keizer, zijn vader, met al het land en de weelde die erbij hoort.

Maitreya zei: 'Utkala, de zoon van Dhruva, verlangde niet, nadat zijn vader naar het woud was vertrokken, de positie van de troon van zijn vader met alle land en weelde. (Vedabase)

 

Tekst 7

Vanaf de dag dat hij geboren werd, was hij een hoogst tevreden, onthechte ziel, die evenwichtig de Superziel als alomtegenwoordig in de wereld waarnam en de hele wereld als rustend in de Superziel.

Vanaf de dag dat hij geboren werd, was hij een tevreden, onthechte ziel, die gelijkgestemd, alomtegenwoordig in de wereld de Superziel waarnam en de hele wereld zag rusten in de Superziel.  (Vedabase)

 

Tekst 8-9

In de vasthoudendheid van zijn overtuiging omtrent de geest van het Absolute, was er aan zijn gescheiden zijn van de hemel een einde gekomen in de eenheid van het Zelf. Door een consequente yogapraktijk was zijn gelukzaligheid toegenomen die als een vuur al de onzuiverheden van zijn karma uit zijn geest had weggebrand. Op die manier zijn eigenlijke positie inziend dacht hij aan niets anders meer dan aan de Ziel van Alle Zielen.

Het zich betrekken op de heilige geest had, voor zijn geestelijke ziel, het afgescheiden zijn van de hemel beëindigd [nirvâna] en door een niet aflatende yogapraktijk had hij zijn gelukzaligheid vergroot, die als een vuur al de onzuiverheden van zijn karma uit zijn geest had weggebrand; op die manier zijn eigenlijke positie inziend zag hij niets anders meer dan de Superziel. (Vedabase)

 

Tekst 10

Op straat onder de mensen maakte hij bij de minder intelligenten de indruk een dwaas te zijn, blind, doof, stom en gek, maar in feite was zijn intelligentie meer als een vuur waarvan de vlammen getemperd zijn.

Op straat onder de mensen deed hij zich aan de minder intelligenten voor als een dwaas, blind, doof, stom en gek, maar in feite was zijn intelligentie meer als een vuur waarvan de vlammen getemperd zijn. (Vedabase)

 

Tekst 11

Ervan uitgaand dat Utkala verstoken was van intelligentie en gek was, stelden de ouderen van de familie en de ministers van staat Vatsara, de jongere zoon van Bhrami, aan als heerser over de wereld.

Er van uitgaande dat Utkala verstoken was van intelligentie en gek was, stelden de ouderen van de familie en de ministers van staat Vatsara, de jongere zoon van Bhrami, tot heerser aan over de wereld. (Vedabase)

 

Tekst 12

Svarvîthi, koning Vatsara's beminde echtgenote, bracht zes zonen ter wereld: Pushpârna, Tigmaketu, Isha, Ûrja, Vasu en Jaya.

Svarvîthi, koning Vatsara's beminde echtgenote, liet zes zonen het leven zien: Pushpârna, Tigmaketu, Isha, Ûrja, Vasu en Jaya. (Vedabase)

 

Tekst 13

Pushpârna had twee vrouwen, Doshâ en Prabhâ. Van Prabhâ waren er de zonen Prâtar, Madhyandinam en Sâyam.

Pushpârna had twee vrouwen Doshâ en Prabhâ en van Prabhâ genoot men het geluk de zonen Prâtar, Madhyandinam en Sâyam te mogen zien. (Vedabase)

 

Tekst 14

Pradosha, Nis'itha en Vyushtha waren de drie zoons van Doshâ. Vyushtha verwekte bij zijn vrouw Pushkarinî een zoon genaamd Sarvatejâ [de almachtige].

Pradosha, Nis'itha en Vyushtha waren zoo ook de drie zoons van Doshâ. Vyushtha verwekte bij zijn vrouw Pushkarinî een zoon genaamd Sarvatejâ [de almachtige]. (Vedabase)

 

Tekst 15-16

Zijn vrouw, Âkûti geheten, schonk het leven aan een zoon genaamd Câkshusha die de [zesde] Manu was. Zijn koningin Nadvalâ, bracht voor hem [twaalf] zuivere zoons ter wereld:  Puru, Kutsa, Trita, Dyumna, Satyavân, Rita, Vrata, Agnishthoma, Atîrâtra, Pradyumna, S'ibi en Ulmuka.

Zijn vrouw, Âkûti geheten, schonk het leven aan Câkshusha Manu die inderdaad de [zesde] Manu was. Vrij van hartstocht schonk hij, van zijn koningin Nadvalâ, de wereld de zonen Puru, Kutsa, Trita, Dyumna, Satyavân, Rita, Vrata, Agnishthoma, Atîrâtra, Pradyumna, S'ibi en Ulmuka. (Vedabase)

 

Tekst 17

Ulmuka verwekte in Pushkarinî [die dezelfde naam had als haar voorgangster] zes uitmuntende zonen: Anga, Sumanâ, Khyâti, Kratu, Angirâ en Gaya.

In Pushkarinî verwekte Ulmuka zes uitnemende zonen: Anga, Sumanâ, Khyâti, Kratu, Angirâ en Gaya. (Vedabase)

 

Tekst 18

De vrouw van Anga, Sunîthâ gaf geboorte aan Vena die zeer boosaardig was. Teleurgesteld over zijn slechte karakter verliet de wijze koning Anga de stad [om in het woud te gaan leven].

De vrouw van Anga, Sunîthâ gaf geboorte aan Vena die zeer boosaardig was en vanwege zijn slechte karakter verliet de zedige koning Anga uit teleurstelling de stad. (Vedabase)
 
Tekst 19-20

Hij [Vena] werd vervloekt door de wijzen wiens vertoornde woorden hem troffen als een donderslag. Daarop stierf hij. Verstoken van een koning hadden alle burgers in de wereld het te stellen met dieven en schurken. Ze karnden toen zijn rechter arm [zijn 'hand'], waarop een deelincarnatie [ams'a-avatâra] van Nârâyana genaamd Prithu nederdaalde die de oorspronkelijke Heer van de Aarde werd.

Hij [Vena] werd vervloekt door de grote wijzen, wiens vertoornde woorden hem troffen als een donderslag; daarop verliet hij toen het leven en verstoken van een koning, hadden al de bewoners van de wereld het toen te stellen met dieven en schurken. Ze karnden zijn rechter hand, waarop een deelincarnatie [ams'a-avatâra] van Nârâyana genaamd Prithu nederdaalde, die de oorspronkelijk Heer van de Aarde werd. (Vedabase)

 

Tekst 21

Vidura zei: 'Als koning Anga zo'n toonbeeld van goed karakter was en een heilig iemand, een aanhanger van de brahmaanse cultuur en een grote ziel, hoe kon zijn zoon dan zó slecht zijn dat hij zijn belangstelling verloor en vertrok?

Vidura zei: 'Als koning Anga zo'n toonbeeld van goed karakter was en een heilige persoon, een aanhanger van de brahmaanse cultuur en een grote ziel, hoe kon zijn zoon dan zó slecht zijn dat hij zijn belangstelling verloor en vertrok? (Vedabase)

 

Tekst 22

Waarom koesterden de wijzen bekend met de beginselen van de religie die Vena's fouten zagen, het verlangen om over hem de brahmaanse vloek uit te spreken, terwijl het de koning toch gegeven was de roede van de kastijding te hanteren?

Waarom koesterden de wijzen bekend met de beginselen der religie, fouten opmerkend, het verlangden over Vena de brahmaanse vloek uit te spreken terwijl hij het zelf was die de roede der kastijding gegeven was? (Vedabase)

 

Tekst 23

De koning moet nooit door de bevolking worden beledigd hoe zondig hij ook is, omdat hij middels zijn persoonlijke invloed de macht in stand houdt van al de plaatselijke vertegenwoordigers.

De koning moet nooit door de bevolking worden beledigd hoe zondig hij ook mag zijn, omdat hij van al de plaatselijke vertegenwoordigers, middels zijn persoonlijke invloed, de macht handhaaft. (Vedabase)

 

Tekst 24

Alstublieft beschrijf voor mij, uw trouwe dienaar, o brahmaan, alles wat er maar te zeggen valt over de activiteiten van de zoon van Sunîthâ. U bent immers goed op de hoogte van [de zaken van] de hemel en de aarde.'

Alstublieft beschrijf mij, uw trouwe dienaar, al dit over de activiteiten van de zoon van Sunîthâ, o brahmaan, daar u goed op de hoogte bent met de zaken van hierboven en beneden. (Vedabase)

 

Tekst 25

Maitreya gaf ten antwoord: 'Koning Anga bracht eens een groot as'vamedha-offer, maar ter wille van die grootse plechtigheid kwamen de godsbewusten nooit opdagen, hoewel ze uitgenodigd waren door de brahmanen die de leiding hadden.

Maitreya gaf ten antwoord: 'Koning Anga bracht eens een groot as'vamedha-offer, maar voor die grootse plechtigheid kwamen de goddelijken, hoewel genodigd door de voorgaande brahmanen, nimmer opdagen. (Vedabase)

 

Tekst 26

Daarover peinzend zeiden ze toen tot de initiatiefnemer van de offerplechtigheid: 'De godsbewuste zielen accepteren de priesters hun uitgietingen in het vuur niet.

Daarover peinzend zeiden ze toen tot hem die de aanzet voor het offer had gegeven: 'De goddelijken accepteren de priesters hun uitgietingen in het vuur niet. (Vedabase)

 

Tekst 27

O Koning, er is niets aan te merken op de offergaven die u met grote zorg hebt ingezameld, noch is er ook maar iets mis met de juiste uitvoering van de mantra's door de gekwalificeerde brahmanen.

O Koning, er is niets onzuivers met de offergaven die u met grote zorg hebt ingezameld, noch is er ook maar iets mis met de juiste uitvoering van de mantra's door de gekwalificeerde brahmanen.  (Vedabase)

 

Tekst 28

We kunnen in dezen niet de geringste belediging of nalatigheid constateren jegens de goddelijke zielen, om reden waarvan de godsbewusten die de offerplechtigheid moesten bijwonen, niet hun deel zouden accepteren.'

In dit verband kunnen wij niet de geringste belediging of nalatigheid constateren jegens de goddelijken, waardoor zij die van de goddelijkheid zijn en de offerplechtigheid moeten bijwonen, niet hun eigen deel zouden accepteren.' (Vedabase)

 

Tekst 29

Maitreya zei: 'Koning Anga, die het offer bracht, was er zeer over terneergeslagen toen hij hoorde wat de tweemaal geborenen te zeggen hadden. Hij richtte zich toen met hun permissie tot hen om nader te worden geïnformeerd:

Maitreya zei: 'Koning Anga, die het offer bracht, was, nadat hij hoorde wat de twee maal geborenen zeiden, er zeer over terneergeslagen en richtte zich toen, met hun permissie, tot hen, om nader te worden geïnformeerd: (Vedabase)

 

Tekst 30

'Ertoe uitgenodigd komen zij die van God zijn niet opdagen om [de offerplechtigheid bij te wonen en] hun deel van het geofferde in ontvangst te nemen. Mijn beste priesters, zeg me alstublieft welke overtreding ik heb begaan.'

'Ertoe uitgenodigd komen zij die van God zijn niet opdagen om hun deel van het offer in ontvangst te nemen; mijn beste priesters, alstublieft zeg me wat de aard van de overtreding is die ik heb begaan?' (Vedabase)

 

Tekst 31

De priesters die de leiding hadden zeiden: 'O god van de mensen, in dit leven hebt u ook niet maar de geringste zonde begaan, maar in uw vorige leven was er een onzuiverheid als gevolg waarvan u het in dit leven zonder een zoon moet stellen.

De leidende priesters zeiden: 'O God der Mensen, in dit leven hebt u ook niet maar de geringste zonde begaan, maar in uw vorige leven was er een zonde waardoor in dit leven u navenant zonder een zoon zit. (Vedabase)

 

Tekst 32

Daarom zeggen wij, u alle geluk toewensend: breng het offer ten uitvoer om een goede zoon te krijgen, o Koning, als u de Heer, de genieter van het offer, aanbidt met het verlangen een zoon te krijgen, zal Hij u er een schenken.

Derhalve - alle geluk aan u - breng het offer ten uitvoer om een goede zoon te krijgen, o Koning; de Heer, de genieter van het offer, aanbeden in het verlangen naar een zoon, zal u er een schenken.  (Vedabase)

 

Tekst 33

Alle mannen van God zullen daarop hun deel van de offergave aanvaarden, omdat dan, voor het doel [van het krijgen] van een zoon, duidelijk de Hoogste Persoonlijkheid is uitgenodigd.

Daarop zullen alle mannen van God hun deel van het offer aanvaarden, omdat voor het doel van een zoon dan rechtstreeks de Hoogste Persoonlijkheid is uitgenodigd. (Vedabase)

 

Tekst 34

Als de Heer aanbeden wordt zal Hij de persoon belonen met wat hij ook wenst; mensen plukken de vruchten van hun handelingen overeenkomstig de manier waarop ze Hem respecteerden.'

De Heer die is aanbeden zal de persoon met wat er ook verlangd werd belonen, als het zeker is dat daarmee in overeenstemming Hij voor de mensen het verlangde resultaat is. (Vedabase)


Tekst 35

Om de koning een zoon te bezorgen gingen de geleerden, met dat besluit, ertoe over rijstkoek te offeren in het vuur van de Heer van de Vlammen [Vishnu]. 

Aldus besloten gingen de geleerden met hun middelen van offeren over tot de offerande voor Vishnu, de Heer der Vlammen, met de bedoeling dat de koning een zoon zou krijgen. (Vedabase)

 

Tekst 36

Als gevolg daarvan verscheen er een persoon gekleed in het wit met een gouden krans en een gouden pot waarin hij rijst gekookt in melk met zich meevoerde.

Uit het offervuur verscheen een persoon gekleed in het wit met een gouden krans en een gouden pot waarin hij rijst gekookt in melk met zich meevoerde. (Vedabase)

 

Tekst 37

De koning, verankerd in de geest van de adel, nam met de instemming van de geleerden de in melk gekookte rijst in zijn bijeen gebrachte handpalmen en bood, nadat hij er met groot genoegen aan gesnoven had, het zijn vrouw aan.

Hij, de koning, verankerd in de geest der adel, nam met de instemming van de geleerden de in melk gekookte rijst in zijn bijeen gebrachte handpalmen en bood het, er met groot genoegen aan gesnoven hebbend, aan zijn vrouw aan. (Vedabase)

 

Tekst 38

De kinderloze koningin at van het voedsel dat haar een kind zou schenken en werd inderdaad zwanger van haar echtgenoot. Na de nodige tijd gaf ze toen geboorte aan een zoon.

Zij, de koningin, van het voedsel etend dat haar een kind zou schenken, werd inderdaad door de echtgenoot bevrucht en raakte zwanger en gaf aldus na de nodige tijd geboorte aan de zoon die, er geen hebbend, node moest verschijnen. (Vedabase) 

 

Tekst 39

Die jongen verscheen ten dele in navolging van de op de dood georiënteerde areligieuze grootvader van moeders kant. Hij groeide daardoor uit tot een schender van de heilige plicht.

Dat kind, voorwaar een zoon, verscheen ten dele in navolging van het op de dood begrepen areligieuze van de grootvader van moeders kant en daarvan groeide hij uit tot een schender van de heilige plicht. (Vedabase)

 

Tekst 40

Hij had de gewoonte de boog ter hand te nemen en als jager het bos in te gaan om onschuldige herten te doden. Daarom riepen alle mensen uit: 'Daar heb je die wrede Vena!'

Hij had de gewoonte zijn boog op te pakken als een jager en het bos in te gaan om onschuldige herten te doden en om die reden riepen alle mensen uit: 'Daar heb je hem, de wrede Vena!' (Vedabase)

 

Tekst 41

Als hij buiten speelde met jongens van zijn leeftijd bracht hij ze zeer wreed gewelddadig en genadeloos ter dood alsof hij dieren afslachtte.

Als hij buiten speelde met jongens van zijn leeftijd bracht hij ze zeer wreed met geweld ter dood alsof hij dieren afslachtte. (Vedabase)

 

Tekst 42

Ziend hoe wreed zijn zoon was, was de koning met verschillende strafmaatregelen niet in staat hem onder controle te krijgen en raakte daardoor zeer bedroefd. Hij dacht:

Ziend hoe wreed zijn zoon was, was de koning met verschillende strafmaatregelen niet in staat hem onder controle te krijgen en zodoende raakte hij zeer bedroefd denkend: (Vedabase)

 

Tekst 43

'Zij die geen zoon hebben thuis moeten de Heer hebben aanbeden [in een vorig leven]. Ze hoeven niet te lijden onder het ondraaglijke leed dat zo'n slechte zoon veroorzaakt.

'Zij die het zonder een zoon moeten stellen moeten God de eer bewezen hebben; zij hebben niet te lijden onder dit ondraaglijk leed thuis te moeten leven met een dermate slechte zoon. (Vedabase)

 

Tekst 44

Door zijn kwade roep en het onrecht door hem begaan, zal er grote verdeeldheid zijn onder de mensen en zullen ze voortdurend in angst leven.

Van de kwade roep en het onrechtgeaarde van een slechte zoon zal er grote onenigheid onder de mannen zijn en een eindeloze bezorgdheid onder de mensen in het algemeen. (Vedabase)

 

Tekst 45

Wie wil er nu een dergelijke zogenaamde zoon? Onvermijdelijk bindt hij de ziel aan illusies; welk intelligent mens hecht nu waarde aan een zoon die je gezinsleven in de ellende stort?

Wie wil er nu een dergelijke zogenaamde zoon? Zonder twijfel betekent hij voor de ziel gebondenheid aan illusie; welk intelligent mens zou waarde hechten aan iemand die zijn huis ellende bezorgt? (Vedabase)

 

Tekst 46

Ik denk dat je maar beter een slechte zoon kan hebben dan een goede. Door een helse huishouding kan een sterveling zich onthechten van zijn huis als bron van verdriet.'

Ik denk dat het beter is een slechte zoon te hebben dan een goede, daar men door het verdriet onthecht raakt van zijn thuis, dat als de bron van alle treurnis, het leven van een sterfelijk man in een hoop ellende verandert.' (Vedabase)


Tekst 47

Aldus onverschillig geraakt stond de koning, die de slaap niet kon vatten, in het holst van de nacht van zijn bed op om zijn huishouding op te geven die vanwege de zegeningen van de grote zielen zo welvarend was. Zonder door ook maar iemand gezien te worden verliet hij Vena's moeder die diep in slaap was.

Aldus onverschillig geraakt stond hij, de koning, niet in staat te slapen, in het holst van de nacht van zijn bed op om zijn, van de zegeningen der grote zielen zo welvarende, woning op te geven en verliet hij, niet gezien door wie dan ook, Vena's moeder die diep in slaap was. (Vedabase)

 

Tekst 48

Toen ze doorkregen dat de koning zich niet langer om hen bekommerde en vertrokken was, zochten al de burgers, priesters en ministers, vrienden en de rest van de mensen, in grote treurnis overal naar hem, als waren ze onervaren yogi's [in de buitenwereld] op zoek naar de oorspronkelijke persoon verborgen [in het hart].

Toen ze doorkregen dat de koning, zich niet langer bekommerend, vertrokken was, zochten al de burgers, priesters en ministers, vrienden en de rest van de mensen, de aarde af in grote droefenis, precies zoals onervaren yogi's van buitenaf speuren naar wat er allemaal binnenin de persoon verborgen zit. (Vedabase)

 

Tekst 49

Niet ook maar een spoor van de vader des vaderlands vindend, o Kaurava, keerden de burgers teleurgesteld naar hun stad terug en stelden ze, na hun eerbetuigingen te hebben gebracht, met tranen in de ogen de verzamelde wijzen op de hoogte van de afwezigheid van de koning.'

Niet ook maar een spoor van hun vader des vaderlands vindend, o Kaurava, keerden de burgers teleurgesteld naar hun stad terug en stelden ze, na hun eerbetuigingen te hebben gebracht, met tranen in de ogen de wijzen op de hoogte van de afwezigheid van de koning.' (Vedabase)

 

 

 
 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding is getiteld:  'Jacob's Ladder'
en werd geschilderd door William Blake. Bron;
British Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties