regelbalk



 

Canto 10

S'rî Dasâvatâra Stotra

 


Hoofdstuk 48: Krishna Behaagt Zijn Toegewijden

(1) S'rî S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Ziel van Allen die Alles Ziet, wenste met begrip [voor Uddhava's verslag over smachtende vrouwen] het om het dienstbare meisje [Trivakrâ] te behagen [zoals Hij had beloofd 10.42: 12], en begaf zich naar het huis van de vrouw die zo geplaagd werd door de lust [zie 10.42: 10]. (2) Het was rijkelijk voorzien van dure spullen, herbergde veel zinneprikkelende voorwerpen en werd verfraaid door strengen parels en baldakijnen, bedden en zetels, alsook door wierook, olielampen, bloemenslingers en sandelhout. (3) Toen ze Hem bij haar thuis zag arriveren, kwam ze onmiddellijk overeind en haastte ze zich, samen met haar vriendinnen, om Acyuta naar behoren te ontvangen door Hem respectvol te verwelkomen met een prima zitplaats en zo meer. (4) Uddhava werd eveneens geëerd, maar, correct als hij was, beroerde hij zijn zetel en ging hij op de vloer zitten. Krishna, trouw aan de gang van zaken in de menselijke samenleving, vleide Zichzelf zonder aarzelen neer op een luxueus bed [in de kamers erachter]. (5) Ze bereidde zich voor door zich te baden, haar lichaam in te smeren en zich aan te kleden met sieraden en bloemenslingers, en door parfum, betelnoot en geurig mondwater en zo meer te gebruiken, waarop ze verlegen met speelse glimlachen Mâdhava benaderde met verleidelijke blikken. (6) De lieftallige vrouw bij Zich roepend die, bevreesd voor het nieuwe contact, verlegen was, greep Hij haar twee, met armbanden gesierde, handen vas bewijs van vroomheid eruit bestond dat ze Hem zalf had aangeboden. (7) Door aan de voeten van de Onbegrensde Heer te ruiken en door tussen haar borsten Hem, haar Minnaar, de Verpersoonlijking van Alle Extase, in haar armen te sluiten, werd de pijn weggevaagd die vanwege Cupido brandde in haar borsten, haar binnenste en haar ogen. Zo slaagde ze erin de nood die haar zo lang had geplaagd kwijt te raken. (8) Omdat zij Hem, de Meester van de Verlichting, smeersels had aangeboden voor het lichaam, had ze de Heer voor zich gewonnen die zo moeilijk te winnen is. Maar ongelukkigerwijze [vergelijk 4.9: 31] smeekte ze toen om het volgende: (9) 'AlstJeblieft blijf hier een paar dagen samen met mij, o Geliefde! Geniet ervan, ik kan het niet verdragen om het zonder Je gezelschap te moeten stellen, o Lotusbloemenogen.'

(10) Hij die van Respect is voor Anderen, gaf uit achting voor haar, gehoor aan de gunst die ze verlangde [in de vorm van een belofte], waarop de Heer van Een Ieder, samen met Uddhava, terugkeerde naar Zijn eigen hoogst weelderige verblijf. (11) Degene die in de volle aanbidding van Vishnu, de Heer der Heerscharen die zo moeilijk [anders dan door zuivere toewijding] te vereren is, voor een geestelijk gemakzuchtige zegening kiest, is met die oppervlakkigheid niet bijster intelligent bezig [zie ook 7.15: 36].

(12) Krishna, de Meester, die [ook] Akrûra een plezier wilde doen en iets met hem wilde regelen, ging samen met Uddhava en Balarâma naar zijn huis. (13-14) Toen hij Hen eraan zag komen, de grootsten onder de luisterrijke persoonlijkheden die zijn verwanten waren, stond hij verheugd op om Hen ter verwelkoming te begroeten en omhelzen. Buigend voor Krishna en Râma werd hij ook door Hen begroet, waarop hij, nadat ze Hun zitplaatsen hadden ingenomen, van eerbetoon was volgens de voorschriften. (15-16) Het water dat hij had gebruikt om Hun voeten te wassen sprenkelde hij over zijn hoofd, o Koning, waarna hij Hen geschenken aanbood: de fijnste kleding, sandelhout, bloemenslingers en de fraaiste sieraden. Met zijn hoofd naar beneden gebogen plaatste hij uit eerbetoon Krishna's voeten op zijn schoot om ze te masseren, en richtte hij zich in alle bescheidenheid, met zijn blik naar beneden gewend, als volgt tot Krishna en Râma: (17) 'Tot ons grote geluk hebben Jullie twee de zondige Kamsa en zijn broers en volgelingen gedood. Aldus werd Uw dynastie bevrijd van eindeloze moeilijkheden en hebben Jullie hem voorspoed gebracht. (18) Jullie twee zijn de pradhâna en purusha [materiële en efficiënte] oorzaken van het universum die één zijn met het universum. Los van Jullie is er geen sprake van wat voor oorzaak of gevolg ook [para-apara]. (19) Dit universum dat U uit Uw energieën schiep, ging U vervolgens binnen. Zo kan U worden waargenomen in de vele [gedaanten], o Absolute Waarheid, waarvan we weet hebben door zowel te luisteren naar de geschriften als door directe ervaring. (20) Zoals het element aarde en de andere elementen zich verschillend manifesteren in levensvormen die rondbewegen en zich niet rondbewegen, manifesteert U, het Ene Op Zichzelf Berustende Zelf, de Superziel, zich ook als een veelvoud [aan zielen] in die verschillende levensvormen. (21) U schept, behoudt en dan vernietigt U het universum weer, maar bent met de kwaliteiten van Uw vermogens - [respectievelijk] de hartstocht, de goedheid en de onwetendheid [de guna's], niet aan die acties of hun geaardheden gebonden. Want wat zou voor U, die de Ziel van de Kennis bent, nu een oorzaak van gebondenheid kunnen vormen? (22) Omdat nimmer is aangetoond dat U bepaald wordt door fysieke zaken en dergelijke, is er met U, de Superziel, geen sprake van een letterlijk geboren worden of van materiële tegenstellingen. Daarom bestaat er voor U geen gebondenheid, noch in feite enige bevrijding [vergelijk 10.14: 26]. En als dat dan naar Uw wilsbeschikking zo lijkt te zijn [zie b.v. 10.11: 7], is dat het gevolg van onze verkeerde notie van U [zoals in 10.23: 10-11]. (23) Voor het heil van dit universum draagt U het klassieke pad van de Veda uit en neemt U gedaanten aan in de geaardheid goedheid als kwaadwilligen op het pad van de goddeloosheid dat blokkeren. (24) U als diezelfde persoon, o Meester, bent nu nedergedaald in het huis van Vasudeva tesamen met Uw volkomen deelaspect [Balarâma]. Dat deed U om  de roem te verspreiden van de [Yadu]dynastie en om van deze aarde de last weg te nemen van de honderden legers daar aanwezig, door de koningen te doden [zie ook 1.11: 34] die horen bij de tegenstanders van de godvrezenden [zie b.v. 7.1: 40-46]. (25) Vandaag, o Heer, is onze woning met Uw komst bijzonder gezegend. U, Adhokshaja, de Geestelijk Leraar van het Universum die de belichaming vormt van al de goden, voorvaderen, levende wezens en mensen, U van wiens voeten het water [van de Ganges, zie 5.17] spoelt dat de drie werelden zuivert. (26) Welke andere geleerde bestaat er nu voor ons? Tot wie anders moeten wij ons voor onze toevlucht wenden dan tot U, de weldoener wiens woorden van liefde voor Zijn toegewijden altijd oprecht zijn? Want de ondersteuners dankbaar die U aanbidden, schenkt U alles wat ze verlangen, zelfs Uzelf bij wie er nimmer sprake is van enige toename of vermindering [zie ook B.G. 2: 40]. (27) Tot ons geluk bent U hier voor ons te zien, U die zelfs voor de meesters van de yoga en de prominenten van de verlichting een moeilijk te bereiken doel vormt. AlstUblieft, doorbreek snel de banden van ons waanbestaan die het gevolg zijn van Uw materiële energie: onze kinderen, echtgenote, weelde, gewaardeerde vrienden, ons thuis, ons lichaam, enzovoorts.'

(28) Aldus uitvoerig aanbeden door Zijn toegewijde, glimlachte Krishna, de Opperheer, naar Akrûra en sprak Hij tot hem met woorden waar hij diep van onder de indruk raakte. (29) De Allerhoogste Heer zei: 'U, Onze oom van vaders zijde en lovenswaardige vriend, bent Onze geestelijk leraar. Wij zijn steeds degenen die van u afhankelijk zijn en die [als uw zonen] door u moeten worden beschermd, onderhouden en begenadigd. (30) Iemand als u behoort tot de meest hoogstaande onder de vererenswaardigen en verdient het te worden gediend door een ieder die het heiligste en hoogste goed verlangt. Halfgoden zijn altijd uit op hun eigenbelang, maar zuivere toegewijden zijn dat niet. (31) Niet om iets af te doen aan de heilige plaatsen die bestaan uit water [rivieren] of aan de beeltenissen die zijn gemaakt van klei en steen - ze zuiveren op de lange duur, maar de heiligen [zelf] geven al zuivering als men ze één enkele keer ontmoet. (32) U bent ongetwijfeld de allerbeste van al Onze weldoeners. Ik zou graag willen dat u voor Ons naar de stad gaat die is vernoemd naar de olifant [Hastinâpura] om erachter te komen wat er in het belang van het welzijn van de Pândava's zou moeten gebeuren. (33) Toen hun vader stierf waren ze er als jonge jongens samen met hun moeder ellendig aan toe. De koning [Dhritarâshthra] bracht ze naar zijn hoofdstad, waar ze zich sedertdien ophouden, zo heb ik vernomen. (34) De koning, de zoon van Ambikâ [zie 9.22: 25], was blind en was, onder controle van zijn boosaardige zoons [een honderdtal aangevoerd door Duryodhana, 9.22: 26], zwak van geest, zodat hij de zoons van zijn broer [Pându] zeker niet gelijk behandelde. (35) Ga en zoek uit of hij momenteel goed of slecht bezig is, zodat We met die kennis iets kunnen regelen ten gunste van onze beste vrienden.'

(36) Na Akrûra met deze woorden volledig te hebben geïnstrueerd, ging de Fortuinlijke, Heer Hari, samen met Uddhava en Sankarshana terug naar Zijn verblijfplaats.'

 

next                      

 
 

Derde herziene editie, geladen 17 maart, 2021.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Ziel van Allen die Alles Ziet, wenste met begrip [voor Uddhava's verslag over smachtende vrouwen] het om het dienstbare meisje [Trivakrâ] te behagen [zoals Hij had beloofd 10.42: 12], en begaf zich naar het huis van de vrouw die zo geplaagd werd door de lust [zie 10.42: 10].
S'rî S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Ziel van Allen en Ziener van Alles, met begrip [voor wat Uddhava had gerapporteerd] het wensend te behagen [zoals Hij had beloofd 10.42: 12], begaf Zich naar het huis van het dienstbare meisje [Trivakrâ] dat zo geplaagd werd door de lust [zie 10.42: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 2

Het was rijkelijk voorzien van dure spullen, herbergde veel zinneprikkelende voorwerpen en werd verfraaid door strengen parels en baldakijnen, bedden en zetels, alsook door wierook, olielampen, bloemenslingers en sandelhout.

Het was rijkelijk voorzien van dure spullen, stond vol met zinnelijke artikelen en werd verfraaid door strengen parels en baldakijnen, bedden en zetels alsook door wierook, olielampen, bloemenslingers en sandelhout. (Vedabase)

 

Tekst 3

Toen ze Hem bij haar thuis zag arriveren, kwam ze onmiddellijk overeind en haastte ze zich, samen met haar vriendinnen, om Acyuta naar behoren te ontvangen door Hem respectvol te verwelkomen met een prima zitplaats en zo meer.

Zij, toen ze Hem bij haar thuis zag arriveren, kwam inderdaad onmiddellijk overeind om zich met haar vrouwlijke metgezellen te haasten Acyuta naar behoren te onvangen, die respectvol werd welkom geheten met een prima zitplaats enzovoorts. (Vedabase)

 

Tekst 4

Uddhava werd eveneens geëerd, maar, correct als hij was, beroerde hij zijn zetel en ging hij op de vloer zitten. Krishna, trouw aan de gang van zaken in de menselijke samenleving, vleide Zichzelf zonder aarzelen neer op een luxueus bed [in de kamers erachter].

Uddhava eveneens geëerd, heilig als hij was, beroerde de zetel [hem geboden] en ging op de vloer zitten, en Krishna, trouw aan zoals dat zo gaat in de menselijke samenleving, vleide Zichzelf zonder aarzelen neer op een luxueus bed [in de kamers erachter]. (Vedabase)

 

Tekst 5

Ze bereidde zich voor door zich te baden, haar lichaam in te smeren en zich aan te kleden met sieraden en bloemenslingers, en door parfum, betelnoot en geurig mondwater en zo meer te gebruiken, waarop ze verlegen met speelse glimlachen Mâdhava benaderde met verleidelijke blikken.

Zij door te baden, zich in te smeren, zich aan te kleden met sieraden, bloemenslingers en parfum, betelnoot en het drinken van geurige substanties en dergelijke, maakte haar lichaam er voor klaar en benaderde toen verlegen met speelse glimlachen en verleidelijke blikken Mâdhava. (Vedabase)

 

Tekst 6

De lieftallige vrouw bij Zich roepend die, bevreesd voor het nieuwe contact, verlegen was, greep Hij haar twee, met armbanden gesierde, handen vast en zette Hij de schoonheid op bed om samen met haar te genieten, zij wiens enige bewijs van vroomheid eruit bestond dat ze Hem zalf had aangeboden.

De lieftallige vrouw bij Zich roepend, die bang voor het nieuwe contact [als een maagd] verlegen was, greep Hij haar twee handen opgesierd met armbanden vast en plaatste Hij de schone op het bed om te genieten met haar wiens enige bewijs van vroomheid bestond uit het hebben aangeboden van zalf. (Vedabase)

 

Tekst 7

Door aan de voeten van de Onbegrensde Heer te ruiken en door tussen haar borsten Hem, haar Minnaar, de Verpersoonlijking van Alle Extase, in haar armen te sluiten, werd de pijn weggevaagd die vanwege Cupido brandde in haar borsten, haar binnenste en haar ogen. Zo slaagde ze erin de nood die haar zo lang had geplaagd kwijt te raken.

Het ruiken van de voeten van de Onbegrensde Heer en het Hem, haar Minnaar, de Verpersoonlijking van Alle Extase, tussen haar borsten in haar armen sluiten, vaagde de pijn weg die vanwege Cupido brandde in haar borsten, binnenste en ogen, zodat ze het verdriet dat zo lang had aangehouden kon laten varen. (Vedabase)

 

Tekst 8

Omdat zij Hem, de Meester van de Verlichting, smeersels had aangeboden voor het lichaam, had ze de Heer voor zich gewonnen die zo moeilijk te winnen is. Maar ongelukkigerwijze [vergelijk 4.9: 31] smeekte ze toen om het volgende:

Zij met het aan Hem, de Meester der Verlichting, geboden hebben van smeersels voor het lichaam, had de Beheerser voor zich gewonnen die zo moeilijk te winnen is, en smeekte, o hoe onfortuinlijk [vergelijk 4.9: 31], om het volgende: (Vedabase)

 

Tekst 9

'AlstJeblieft blijf hier een paar dagen samen met mij, o Geliefde! Geniet ervan, ik kan het niet verdragen om het zonder Je gezelschap te moeten stellen, o Lotusbloemenogen.'

'AlstJeblieft blijf hier een paar dagen samen met mij o Geliefde, geniet ervan, ik kan het niet verdragen het zonder Je gezelschap te moeten stellen, o Lotusbloemen-ogen.' (Vedabase)

 

Tekst 10

Hij die van Respect is voor Anderen, gaf uit achting voor haar, gehoor aan de gunst die ze verlangde [in de vorm van een belofte], waarop de Heer van Een Ieder, samen met Uddhava, terugkeerde naar Zijn eigen hoogst weelderige verblijf.

Hij van Respect voor Anderen, met respect voor haar, gaf gehoor aan die wens van haar materieel verlangen [door te beloven daar later op terug te komen] waarna de Heer van Iedereen, samen met Uddhava, terugging naar Zijn zo hoogst weelderige woning. (Vedabase)

 

 Tekst 11

Degene die in de volle aanbidding van Vishnu, de Heer der Heerscharen die zo moeilijk [anders dan door zuivere toewijding] te vereren is, voor een geestelijk gemakzuchtige zegening kiest, is met die oppervlakkigheid niet bijster intelligent bezig [zie ook 7.15: 36].

Hij die in de volle aanbidding van Vishnu, de Beheerser van alle Beheersers, die zo moeilijk in gedachten te houden is, als zegening kiest voor iets dat makkelijk is voor de geest, is met het daarmee behalen van een onbeduidend resultaat een persoon die maar traag van begrip is [zie ook 7.15: 36]. (Vedabase)

 

Tekst 12

Krishna, de Meester, die [ook] Akrûra een plezier wilde doen en iets met hem wilde regelen, ging samen met Uddhava en Balarâma naar zijn huis.

Krishna, de Meester, die wilde dat er wat zaken werden geregeld ging toen met Uddhava en Râma naar het huis van Akrûra, met ook de bedoeling Akrûra een plezier te doen. (Vedabase)

 

Tekst 13-14

Toen hij Hen eraan zag komen, de grootsten onder de luisterrijke persoonlijkheden die zijn verwanten waren, stond hij verheugd op om Hen ter verwelkoming te begroeten en omhelzen. Buigend voor Krishna en Râma werd hij ook door Hen begroet, waarop hij, nadat ze Hun zitplaatsen hadden ingenomen, van eerbetoon was volgens de voorschriften.

Toen hij Hen, de grootsten der luisterrijke persoonlijkheden, zag aankomen, stond hij verheugd op met zijn verwanten om Hen ter verwelkoming te omhelzen. Neergebogen voor Krishna en Râma werd hij door Hen begroet en was hij van eerbetoon zoals dat was voorgeschreven nadat ze Hun zitplaatsen hadden ingenomen. (Vedabase)

 

Tekst 15-16

Het water dat hij had gebruikt om Hun voeten te wassen sprenkelde hij over zijn hoofd, o Koning, waarna hij Hen geschenken aanbood: de fijnste kleding, sandelhout, bloemenslingers en de fraaiste sieraden. Met zijn hoofd naar beneden gebogen plaatste hij uit eerbetoon Krishna's voeten op zijn schoot om ze te masseren, en richtte hij zich in alle bescheidenheid, met zijn blik naar beneden gewend, als volgt tot Krishna en Râma:

Het water dat hij had gebruikt om Hun voeten te wassen sprenkelde hij over heel zijn hoofd, o Koning, waarna hij Hen geschenken aanbood, de fijnste kleding, sandelhout, bloemenslingers en de fraaiste sierselen. Met zijn hoofd naar beneden gebogen in zijn eerbetoon plaatste hij Zijn voeten op zijn schoot voor een massage, en richtte hij zich neerwaarts kijkend in alle bescheidenheid als volgt tot Krishna en Râma: (Vedabase)

 

Tekst 17

'Tot ons grote geluk hebben Jullie twee de zondige Kamsa en zijn broers en volgelingen gedood. Aldus werd Uw dynastie bevrijd van eindeloze moeilijkheden en hebben Jullie hem voorspoed gebracht.

'Tot ons grote geluk hebben Jullie tweeën de zondige Kamsa en ook zijn broers en volgelingen gedood en is deze dynastie door U bevrijd van eindeloze moeilijkheden en hebben Jullie voorspoed gebracht. (Vedabase)

   

Tekst 18

Jullie twee zijn de pradhâna en purusha [materiële en efficiënte] oorzaken van het universum die één zijn met het universum. Los van Jullie is er geen sprake van wat voor oorzaak of gevolg ook [para-apara].

Jullie twee zijn de essentiële personen die de oorzaak en de inhoud van het Universum vormen en los van wie niet één enkele oorzaak of gevolg kan worden gevonden. (Vedabase)


Tekst 19

Dit universum dat U uit Uw energieën schiep, ging U vervolgens binnen. Zo kan U worden waargenomen in de vele [gedaanten], o Absolute Waarheid, waarvan we weet hebben door zowel te luisteren naar de geschriften als door directe ervaring.

Dit universum door U geschapen, ging U vervolgens binnen middels Uw eigen energieën zodat U kan worden waargenomen in vele gedaanten kenbaar door het luisteren naar de geschriften en door directe ervaring. (Vedabase)


Tekst 20

Zoals het element aarde en de andere elementen zich verschillend manifesteren in levensvormen die rondbewegen en zich niet rondbewegen, manifesteert U, het Ene Op Zichzelf Berustende Zelf, de Superziel, zich ook als een veelvoud [aan zielen] in die verschillende levensvormen.

De manier waarop inderdaad de aarde- en andere elementen zich verschillend manifesteren in levensvormen die rondbewegen en zich niet rondbewegen, doet U, het Ene Op Zichzelf Berustende Zelf, de Superziel, op dezelfde manier Zich in verscheidene levensvormen voor als een veelvoud onder hen. (Vedabase)

 

Tekst 21

U schept, behoudt en dan vernietigt U het universum weer, maar bent met de kwaliteiten van Uw vermogens - [respectievelijk] de hartstocht, de goedheid en de onwetendheid [de guna's], niet aan die acties of hun geaardheden gebonden. Want wat zou voor U, die de Ziel van de Kennis bent, nu een oorzaak van gebondenheid kunnen vormen?

U schept en vernietigt weer; U behoedt het universum maar bent door Uw kwaliteiten, de persoonlijke energieën, de geaardheden der hartstocht, onwetendheid en goedheid, of door hun materiële activiteiten, niet aan deze wereld gebonden; want als U de kennis Zelve bent, wat zou voor U dan een oorzaak van gebondenheid zijn? (Vedabase)

  

Tekst 22

Omdat nimmer is aangetoond dat U bepaald wordt door fysieke zaken en dergelijke, is er met U, de Superziel, geen sprake van een letterlijk geboren worden of van materiële tegenstellingen. Daarom bestaat er voor U geen gebondenheid, noch in feite enige bevrijding [vergelijk 10.14: 26]. En als dat dan naar Uw wilsbeschikking zo lijkt te zijn [zie b.v. 10.11: 7], is dat het gevolg van onze verkeerde notie van U [zoals in 10.23: 10-11].

Omdat U niet bepaald bent door de overdekkingen van het lichaam enzovoorts bestaat er geen letterlijke geboorte of dualiteit voor Uzelf en daarom bestaat er voor U geen gebondenheid, noch in feite enige bevrijding [vergelijk 10.14: 26]; en als die zich tonen is dat naar Uw liefdevolle wilsbeschikking zo [zie b.v. 10.11: 7] of anders door onze noties van wanbegrip voor U [zoals in 10.23: 10-11]. (Vedabase)

 

Tekst 23

Voor het heil van dit universum draagt U het klassieke pad van de Veda uit en neemt U gedaanten aan in de geaardheid goedheid als kwaadwilligen op het pad van de goddeloosheid dat blokkeren.

Voor het heil van dit universum hebt U het oude pad van de Veda uitgedragen en neemt U gedaanten in de geaardheid goedheid aan op het moment dat het pad wordt geblokkeerd door de slechten die vasthouden aan de goddeloosheid.  (Vedabase)

 

Tekst 24

U als diezelfde persoon, o Meester, bent nu nedergedaald in het huis van Vasudeva tesamen met Uw volkomen deelaspect [Balarâma]. Dat deed U om  de roem te verspreiden van de [Yadu]dynastie en om van deze aarde de last weg te nemen van de honderden legers daar aanwezig, door de koningen te doden [zie ook 1.11: 34] die horen bij de tegenstanders van de godvrezenden [zie b.v. 7.1: 40-46].

U als diezelfde persoon o Meester, bent nu nedergedaald in het huis van Vasudeva met Uw eigen volkomen deelaspect [Balarâma] om van deze aarde de last weg te nemen van de honderden legers door middel van het doden van hun koningen [zie ook 1.11: 34], die expansies zijn van de tegenstanders der godvrezenden [zie b.v. 7.1: 40-46], en om de roem te verspreiden van de [Yadu-]dynastie. (Vedabase)


Tekst 25

Vandaag, o Heer, is onze woning met Uw komst bijzonder gezegend. U, Adhokshaja, de Geestelijk Leraar van het Universum die de belichaming vormt van al de goden, voorvaderen, levende wezens en mensen, U van wiens voeten het water [van de Ganges, zie 5.17] spoelt dat de drie werelden zuivert.

Vandaag, o Heer, is onze woning waarlijk bijzonder gezegend met U, Adhokshaja, nu U daar bent binnengetreden; U, de Geestelijk Leraar van het Universum, de God van al de voorvaderen en levende wezens, de mensen en de goden; U als de belichaming van Hem van wiens voeten het water [van de Ganges, zie 5.17] spoelde dat de drie werelden zuivert.  (Vedabase)

 

Tekst 26

Welke andere geleerde bestaat er nu voor ons? Tot wie anders moeten wij ons voor onze toevlucht wenden dan tot U, de weldoener wiens woorden van liefde voor Zijn toegewijden altijd oprecht zijn? Want de ondersteuners dankbaar die U aanbidden, schenkt U  alles wat ze verlangen, zelfs Uzelf bij wie er nimmer sprake is van enige toename of vermindering [zie ook B.G. 2: 40].

Welke andere geleerde dan U is er voor ons; tot wie anders moeten wij ons voor onze toevlucht wenden dan tot U, de weldoener die in Uw woorden van liefde voor Uw toegewijden altijd waarachtig bent; want U, dankbaar jegens de toegewijden die positief met U van aanbidding zijn, geeft U alles wat wordt verlangd, zelfs Uzelf - U voor wie er nimmer sprake is van toename of vermindering [zie ook B.G. 2: 40]. (Vedabase)

 

Tekst 27

Tot ons geluk bent U hier voor ons te zien, U die zelfs voor de meesters van de yoga en de prominenten van de verlichting een moeilijk te bereiken doel vormt. AlstUblieft, doorbreek snel de banden van ons waanbestaan die het gevolg zijn van Uw materiële energie: onze kinderen, echtgenote, weelde, gewaardeerde vrienden, ons thuis, ons lichaam, enzovoorts.'

Tot ons geluk hebben we hier bij ons U voor ogen die zelfs voor de meesters van de yoga en de beheersers van de goddelijken een doel bent dat moeilijk te bereiken is; alstUblieft doorbreek snel de banden van ons misverstaan teweeggebracht door Uw materiële energie: onze kinderen, echtgenote, weelde, eerbare vrienden, ons thuis, ons lichaam enzovoorts.' (Vedabase)

 

Tekst 28

Aldus uitvoerig aanbeden door Zijn toegewijde, glimlachte Krishna, de Opperheer, naar Akrûra en sprak Hij tot hem met woorden waar hij diep van onder de indruk raakte.

Aldus uitvoerig aanbeden door zijn toegewijde glimlachte Krishna, de Opperheer, tot Akrûra en sprak Hij tot hem in woorden waarvan hij diep onder de indruk raakte. (Vedabase)

 

Tekst 29

De Allerhoogste Heer zei: 'U, Onze oom van vaders zijde en lovenswaardige vriend, bent Onze geestelijk leraar. Wij zijn steeds degenen die van u afhankelijk zijn en die [als uw zonen] door u moeten worden beschermd, onderhouden en begenadigd.

De Allerhoogste Heer zei: 'U, onze oom van vaders zijde en lovenswaardige vriend, bent onze geestelijk leraar en altijd zijn Wij het als degenen van U afhankelijk die moeten worden beschermd, onderhouden en begenadigd. (Vedabase)

 

Tekst 30

Iemand als u behoort tot de meest hoogstaande onder de vererenswaardigen en verdient het te worden gediend door een ieder die het heiligste en hoogste goed verlangt. Halfgoden zijn altijd uit op hun eigenbelang, maar zuivere toegewijden zijn dat niet.

Mensen gelijk uw goede zelf zijn onder de aanbiddelijken de meest excellente en het waard te worden gediend door de mensen die het meest heilige, het hoogste goed verlangen, daar, terwijl de halfgoden altijd uit zijn op hun eigen belangen, de geheiligde toegewijden dat niet zijn. (Vedabase)

 

Tekst 31

Niet om iets af te doen aan de heilige plaatsen die bestaan uit water [rivieren] of aan de beeltenissen die zijn gemaakt van klei en steen - ze zuiveren op de lange duur, maar de heiligen [zelf] geven al zuivering als men ze één enkele keer ontmoet.

Niet om iets af te doen aan de heilige plaatsen bestaande uit water en ook niet aan de beeltenissen gemaakt van klei en steen - ze zuiveren op de lange duur, maar de heiligen doen dat als men ze slechts één enkele keer tegemoet treedt. (Vedabase)

  

Tekst 32

U bent ongetwijfeld de allerbeste van al Onze weldoeners. Ik zou graag willen dat u voor Ons naar de stad gaat die is vernoemd naar de olifant [Hastinâpura] om erachter te komen wat er in het belang van het welzijn van de Pândava's zou moeten gebeuren.

Van alle weldoeners bent u ongetwijfeld de allerbeste; Ik zou graag willen dat u voor Ons naar de stad die is vernoemd naar de olifant gaat [Hastinâpura] om erachter te komen wat in het belang van hun welzijn voor de Pândava's zou moeten worden gedaan. (Vedabase)

 

Tekst 33

Toen hun vader stierf waren ze er als jonge jongens samen met hun moeder ellendig aan toe. De koning [Dhritarâshthra] bracht ze naar zijn hoofdstad, waar ze zich sedertdien ophouden, zo heb ik vernomen.

Toen hun vader stierf werden ze als jonge jongens, tezamen met hun moeder er ellendig aan toe zijnd, door de koning [Dhritarâshthra] naar zijn hoofdstad overgebracht, alwaar ze zich aldus ophouden, naar Ik vernam. (Vedabase)

 

Tekst 34

De koning, de zoon van Ambikâ [zie 9.22: 25], was blind en was, onder controle van zijn boosaardige zoons [een honderdtal aangevoerd door Duryodhana, 9.22: 26], zwak van geest, zodat hij de zoons van zijn broer [Pându] zeker niet gelijk behandelde.

De zoons van zijn broer [Pându] was de koning, de zoon van Ambikâ [zie 9.22: 25], miserabel van geest, werkelijk niet gelijkelijk gezind, blind als hij was onder de controle staand van zijn doortrapte zoons [een honderdtal aangevoerd door Duryodhana, 9.22: 26]. (Vedabase)

 

Tekst 35

Ga en zoek uit of hij momenteel goed of slecht bezig is, zodat We met die kennis iets kunnen regelen ten gunste van onze beste vrienden.'

Ga en zoek uit of hij in zijn optreden op het ogenblik goed of kwaadaardig bezig is zodat We met die kennis kunnen voorzien in dat wat onze beste vrienden ten voordeel strekt.' (Vedabase)

 

Tekst 36

Na Akrûra met deze woorden volledig te hebben geïnstrueerd, ging de Fortuinlijke, Heer Hari, samen met Uddhava en Sankarshana terug naar Zijn verblijfplaats.'

Na Akrûra volledig te hebben geïnstrueerd met deze woorden, begaf de Allerhoogste Heer, de Hoogste Persoonlijkheid der Beheersing, Zich met Uddhava en Sankarshana toen naar Zijn eigen verblijf.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het eerste schilderij is een detail van een klassieke folio genaamd "Kubja invites Krishna", Rajasthan, India.
Het tweede schilderij "Krishna teaches Arjuna" is van
Surendra Nath Kar (1892-1970).
Bron: 'Myths of the Hindus and Buddhists', Ballantine Press, Oct. 1913.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties