Een Lied van
Geluk
- Een Klassieke
Gîtâ -
|
Hoofdstuk
13
|
|
De
kenner, het gekende
en de kennis van de âtmatattva
(1) Arjuna
zei: 'Ik zou graag alles willen weten
over het voorwerp van de kennis en de kennis zelf, over de
materiële wereld en de persoon, over het veld van de kennis en de
kenner van het veld, o man van harmonie.'
(2) De gelukkige zei: 'O zoon van Kuntî,
door hen die bekend zijn met de werkelijkheid, wordt het fysieke
lichaam dat we hebben het veld genoemd, en wordt de getuige binnenin
dit lichaam de kenner van het veld genoemd. (3) O nakomeling van
Bharata, je hebt het bij het rechte eind als je mij beschouwt als de
kenner van het veld in al de velden; zoals ik het zie is spirituele
kennis die kennis die betrekking heeft op zowel het veld als de kenner
van het veld. (4) Laat me je nu in het kort uitleggen wat dat veld van
handelen nu eigenlijk is, welke vormen het heeft aangenomen en waar die
toe behoren, alsook over de kenner vanbinnen en wat zijn waardigheid is.
(5) Het wordt op vele manieren door de zieners in
de geschriften beschreven in verschillende lofzangen en in de vorm van
commentaren die gegoten zijn in verzen die uitleg verschaffen over de
kwestie van oorzaak en gevolg. (6-7) Je hebt de externe velden van 1 -
je materiële zaken, 2 - je privébelang van de
intelligentie, 3 - je clubbelang van het zich verenigen in relatie tot
het zogeheten ongeziene, en 4 - je sociale belang van het
geïdentificeerde ego of ik-besef19. Verder zijn er ook nog de interne velden, welke de
afdelingen betreffen van de hersenen, van 1 - de actieve en
ontvankelijke functies van de zintuigen, 2 - de cognitie van de
hersenschors die staat tegenover de emoties van voorkeur en afkeer, en
geluk en ongeluk, die men heeft met wat zich aan de zintuigen voordoet,
en 3 - de combinatie van de laterale functies van a - het bewustzijn
van de ruimte en de werkzame kracht ervan, en b - de lineaire functie
van het plannen van zaken in de tijd met de overtuiging en de taal20. Zo heeft men dan een opsomming van de
staten, of de vormen, die de oorspronkelijke natuur heeft aangenomen.
(8-12) De waardigheid van de mens in relatie tot deze velden in de zin
van het nederig, bescheiden en geweldloos zijn; het vreedzaam,
eenvoudig en trouw zijn aan de leraar die het voorbeeld geeft; het
rein, standvastig en zelfbeheerst zijn; het onthecht en niet
geïdentificeerd zijn met het zintuiglijke indachtig de gebreken en
de ellende van het geboren worden, doodgaan, oud zijn en ziek zijn; het
niet koesteren van vooroordelen en het niet verstrikt zijn in de omgang
met een kind, een vrouw en een thuis, alsook iemands consequent en
gelijkgezind zijn in het besef van wat en wanneer iets gewenst of
ongewenst is; het van een eenduidige, constante toewijding zijn ten
aanzien van mij, de integriteit van alle velden; zowel als het
teruggetrokken leven op afgezonderde plekken zonder gehecht te zijn aan
mensen in het algemeen; het met de waarheid helder voor ogen van
zelfkennis en stabiliteit zijn terwille van het omgang vinden met
betrekking tot het goddelijke - rekent men allemaal tot de âtmatattva4, tot ware kennis, of als behorende tot zowel
de interne als de externe velden; en dat wat hiervan afwijkt is
onwetendheid.
(13) Laat me je op de hoogte stellen van het
kenbare waar ik de scepter over zwaai: het is het opperste Brahman van
de Absolute Waarheid21 dat zijn begin niet kent en smaakt als nectar, en niet iets
is dat gebeurt, noch iets is dat niet bestaat. (14) Zijn bestaan
hebbend met handen, benen, ogen, hoofden, gezichten en oren die zich
uitstrekken in alle richtingen, bestrijkt het alles in de wereld. (15)
Zoals het zich afspiegelt met alle zintuigen en hun kwaliteiten is het
niettemin zonder al die zinnen de handhaver die losstaat van alles;
zelf onafhankelijk van de kwaliteiten is het ook de heerser over de
kwaliteiten. (16) Het bestaat zowel binnen als buiten de levende wezens
die zich wel of niet rondbewegen; het is de vertrouwde werkelijkheid
die men niet kent omdat die zo subtiel is; het staat ver van je af maar
staat je niettemin zo na als wat. (17) Onverdeeld binnenin de levende
wezens schijnt het verdeeld te zijn en in de positie van de handhaver
van alles wordt het Absolute van God ook wel begrepen als alles
ontwikkelend en alles verslindend. (18) Als het licht in alle lichtende
voorwerpen is het eveneens de lichtbron, en als de kennis voorbij aan
het duister is het evenzogoed de âtmatattva, de liefde
voor de kennis, in het hart van iedereen. (19) En zo is dan het veld,
de âtmatattva, alsook dat wat men kent door mij
beschreven; het is mijn toegewijde die, mijn natuur bereikend, dit
alles begrijpt. (20) De combinatie van de persoon en de materiële
natuur22 moet je zien als zijnde zonder
een oorsprong, en ook moet je de drie geaardheden23, tezamen met hun afgeleiden, zien als een
tijdgebonden effect teweeggebracht door die materiële natuur. (21)
De materiële natuur, zo zegt men, is de reden van oorzaak en
gevolg in de zin dat er sprake is van een doener of bewerkstelliger -
in de vorm van de tijd, de natuurkracht of de geaardheden24 -, terwijl men van de persoon zegt dat die
ten grondslag ligt aan het hebben van ervaringen van geluk en ongeluk.
(22) De persoon zich bevindend in een materiële situatie geniet de
drie kwaliteiten die voortkomen uit de materiële natuur en
bijgevolg is de persoon, die op die manier gehecht is, van ofwel een
goed of een slecht kanaal van wedergeboorte.
(23) In dit lichaam spreekt men van nog een andere,
tweede transcendentale persoon die de zaak overziet en bepaalt wat wel
en niet toegestaan is, die de meester is en de Superziel, de
allerhoogste Heer en Genieter25. (24) Hij die, in deze tweeledige zin, begrijpt hoe de
materiële natuur, de materiële kwaliteiten en de persoon met
elkaar verband houden, zal, ongeacht de omstandigheid, nimmer meer met
een nieuw leven hoeven te beginnen. (25) Sommigen zien die Superziel in
zichzelf met behulp van meditatie, anderen zien hem door zaken af te
wegen in de yoga-analyse, en weer anderen komen tot het inzicht met
behulp van bewustzijnsvereniging in onbaatzuchtige dienstbaarheid. (26)
Andere mensen die niet zo goed onderlegd zijn in de spiritualiteit,
proberen van aanbidding te zijn door simpelweg te luisteren naar wat
anderen zeggen. Ook zij, die het proces van het luisteren zijn
toegewijd, overstijgen de idee van de dood. (27) O leider van de
Kurudynastie, wat ook zijn bestaan vindt moet je, of het er nu
organisch of anorganisch is, beschouwen als het resultaat van het
huwelijk tussen het veld en de kenner van het veld. (28) Hij die
werkelijk ziet, is degene die de onvergankelijke Heer in het voorbije
ziet van al de vergankelijke levende wezens. (29) Hij, die er zeker van
is dat hij de Heer overal gelijkelijk gevestigd ziet, zal, met de ziel,
nimmer zijn zelfrespect verliezen en zal bijgevolg het doel der
transcendentie bereiken. (30) Een ieder die inziet dat alles wat gedaan
wordt, in ieder opzicht het resultaat is van het geconditioneerd zijn
door de materiële natuur en dat men, als de ziel, in het geheel
niet de doener is, ziet het perfect. (31) Als men vervolgens inziet dat
het leven, zoals zich dat overal uitbreidde in verschillende
identiteiten, op eenheid berust, bereikt men op dat moment het Absolute
van de Geest. (32) Dit onuitputtelijke zelf doet, hoewel het zich
ophoudt in het lichaam, nimmer iets, o zoon van Kuntî, noch raakt
het ooit verstrikt, omdat het eeuwig is en zich in een bovenzinnelijke
positie bevindt boven de geaardheden van de natuur. (33) Zoals de alles
doordringende ether26 zich in zijn subtiliteit nimmer met iets vermengt, vermengt
ook deze belichaamde ziel zich nimmer. (34) Zoals de ene zon de hele
wereld verlicht, verlicht deze ziel binnenin het lichaam alles en
iedereen, o nakomeling van Bharata. (35) Zij die, begiftigd met de âtmatattva
zienswijze, aldus weet hebben van het verschil tussen het veld en de
kenner van het veld en op de hoogte zijn van de mogelijkheid voor het
levende wezen om bevrijd te raken uit de materiële wereld, zijn
degenen die het allerhoogste bereiken.'
Moderne
versie
h13
| Vorige editie h13 | Download | Vedabase ch13
Bestel het boek: 'Een Lied van Geluk - Een klassieke
Gîtâ'
|