(1) Arjuna
zei: 'Die toegewijden die altijd met
jou in verbinding staan in gepaste aanbidding, vergeleken met hen die
voorbij de zinnen gaan voor het ongeziene, wie van hen kent de
vereniging van het bewustzijn, de yoga, het beste?'
(2) De fortuinlijke zei: 'Zij die, met het
vestigen van hun geest op mij, altijd bovenzinnelijk door mij zijn
toegerust met geloof en zich bezighouden met toegewijd handelen, zijn
degenen die het meest volmaakt zijn in de kennis van de yoga. (3-4)
Maar zij die zich opofferend voor het welzijn van allen, geheel opgaan
in het oneindige en ongeziene, met hun aandacht gevestigd op het
onvoorstelbare, onveranderlijke en onbeweeglijke, en die met alle
zintuigen onder controle op ieder gebied van een gelijkgezinde
intelligentie zijn, zijn degenen die me feitelijk bereiken. (5) De
moeilijkheden voor hen die vrij van gehechtheden van het ongeziene
zijn, zijn zeer groot; voor die belichaamde zielen, die hun geesten op
het niet-waarneembare richten, is vooruitgang boeken iets heel lastigs.
(6-7) Maar, voor hen die al hun handelingen aan mij wijden en die,
gehecht aan mij, de wereld verzaken en, onverdeeld in de vereniging van
hun bewustzijn, van meditatie en eerbetoon zijn met mij, voor hen die
hun geesten aldus op mij richtten, wordt ik spoedig degene die hen
bevrijdt van het sterven in de oceaan van het materieel bestaan, o zoon
van Prithâ. (8) Wees er daarom zeker van je geest op mij te
vestigen, zodat je, met je intelligentie aldus ingezet, in mij je leven
hebt en als gevolg daarvan nimmer gebukt zult gaan onder de twijfel.
(9) Als het je niet lukt je op mij te concentreren, wees dan,
consequent in je yogapraktijk, standvastig in je verlangen tot mij te
komen, o veroveraar van de weelde. (10) En als je zelfs niet in staat
bent die vasthoudendheid op te brengen, probeer dan toewijding te
ontwikkelen in het je inzetten te mijnentwille, omdat je zelfs de
volmaaktheid zult bereiken als je arbeid verricht. (11) En als zelfs
dat niet voor je opgaat, ga dan over tot het verzaken van het
winstmotief met het werk dat je doet en blijf bij jezelf. (12) Het
werkelijk de baatzucht eraan geven is beter dan er enkel maar op te
mediteren, omdat de vrede volgt op de verzaking. Meditatie beschouwt
men als zijnde beter dan het enkel weet hebben van het spirituele, en
het is beter om van de kennis der spiritualiteit te zijn dan zonder die
kennis te werk te gaan.
(13-14) Hij die, mij toegedaan, vriendelijk is en
aardig blijft, zich tegen niemand keert, niet bezitterig is en zich
niet identificeert met het lichamelijke; die gelijk is in lief en leed,
vergevingsgezind is, vreedzaam en immer toegewijd is; die zelfbeheerst
is en geestelijk vastberaden, en een intelligentie heeft die altijd op
mij gericht is, van zo iemand hou ik nog het meest. (15) Hij door wie
de mensen nimmer zijn verstoord en hij die zich niet stoort aan de
mensen; hij die vrij is van ups en downs, en degene die vrij is van
angst en vrees, is mijn favoriet. (16) Hij die in zijn toewijding tot
mij onpartijdig is en zuiver, capabel en onbezorgd, die onbewogen is en
vrij is van wereldse strevingen, zie ik liever. (17) Mij toegewijd
is hij die noch jubelt, noch hekelt, treurt noch smacht en onthecht
blijft in voor- en tegenspoed, degene waar ik de voorkeur aan
geef. (18-19) Een toegewijde van mij die vriend en vijand gelijk
behandelt, gelijk is in eer en oneer, gelijk is in geval van vreugde en
verdriet en tezamen hetzelfde is als wanneer hij op zichzelf is; een
toegewijde van mij die niet anders is als men hem looft of als men
kwaad over hem spreekt, die rustig en tevreden is met wat dan ook, en
vrij is van zijn thuis en vasthoudt aan zijn overtuiging, is een
menselijk wezen dat mij lief is. (20) Zij mij toegewijd die enkel
maar de nectar van deze aard koesteren en, zoals ik zei, met geloof in
het sublieme van mij zich met niets anders bezighouden, zijn degenen
die mijn voorkeur genieten.'
Moderne
versie
h12
| Vorige editie h12 | Download | Vedabase ch12