regelbalk



 

Canto 5

Pańca Tattva

 
 

Hoofdstuk 3: Rishabhadeva's Verschijnen in de Schoot van Merudevī, de Echtgenote van Koning Nābhi

(1) S' S'uka zei: 'Nābhi, de zoon van Āgnīdhra die ernaar verlangde zoons te krijgen van Merudevī die nog geen kinderen had gebaard, bracht samen met haar met veel zorg gebeden in aanbidding van de Allerhoogste Heer Vishnu, de genieter van alle offers. (2) Terwijl hij met groot geloof, toegewijd en met een zuivere geest met de aanbidding bezig was, manifesteerde de Allerhoogste Heer zich vanuit Zijn liefde om aan de verlangens van Zijn toegewijden tegemoet te komen. Hij toonde zich in Zijn mooiste, niet te overtreffen gedaante waarin Hij met Zijn betoverend fraaie ledematen zo'n genoegen is voor het oog en de geest, ondanks dat men dat [normaal gesproken] niet zomaar voor elkaar krijgt op basis van enkel de onderdelen van de inleidende pravargya ceremonie waar hij mee bezig was: de juiste plaats en tijd, de hymnen, de priesters, de giften aan de priesters en de regulerende beginselen. (3) Toen Hij zich in Zijn vierhandige gedaante zeer helder als de beste van alle levende wezens manifesteerde, in een geel zijden gewaad en met de schoonheid van het S'rīvatsa merkteken op Zijn borst, Zijn schelphoorn, lotusbloem, werpschijf, bloemenkrans, het Kaustubha-juweel, Zijn knots en andere zaken die Hem kenmerken, wekte Hij, schitterend stralend met de helm, oorhangers, armbanden, gordel, halssnoer, armversieringen en de enkelbelletjes etc. die Zijn lichaam sierden, bij koning Nābhi, de priesters en de anderen aanwezig een gevoel op van arme mensen die een grote schat verworven hadden. Daarop bogen ze, met grote achting en alle artikelen van aanbidding, eerbiedig hun hoofden. (4-5) De priesters zeiden: 'AlstUblieft, o Meest Verhevene, aanvaard de herhaaldelijke respectbetuigingen van onze aanbidding. Door die aanbidding zijn wij, Uw dienaren, tot handelen in staat, mits we ons houden aan de instructies van hen die boven ons staan. Een ieder die zijn geest niet in bedwang heeft omdat die geheel in beslag wordt genomen door de veranderlijkheid van de natuurlijke verschijningsvormen [de guna's], kan kennis nemen van de namen, gedaanten en kwaliteiten die horen bij de positie die U inneemt in deze wereld, o Allerhoogste Heer verheven boven de zeggenschap van de materiėle natuur! Maar, met het zo goedgunstig in woorden uitdrukken van de uitnemendheid van Uw bovenzinnelijke kwaliteiten die alle zondig handelen van de mensheid wegvagen, kunnen we U slechts ten dele kennen. A Vishnu to worship(6) U wordt het meest behaagd, o Opperheer, door Uw toegewijden die in een staat van hevige vervoering hun gebeden doen met haperende stemmen en zich in hun aanbidding bedienen van water, verse twijgjes groen, tulasī-blaadjes en verse grassprieten. (7) We zien niet in wat voor nut het anders zou hebben om ter wille van U ons bezig te houden met het brengen van offers en gebruik te maken van de hulpmiddelen voor de aanbidding. (8) U als de rechtstreekse belichaming van de burgerdeugden [de purushārtha's] bent van een eindeloze en onbegrensde constante toename, o Heer, maar ons verlangen naar deze zegen van U, kan er alleen maar zijn met de bedoeling Uw genade te verwerven. (9) Hoewel U het persoonlijk wenst om, met Uw grondeloze en onuitputtelijke genade en heerlijkheid, het pad van de bevrijding [genaamd apavarga] voor ons open te leggen, en voor dat doel hier naartoe bent gekomen en voor ieder gewoon mens zichtbaar aanwezig bent, schieten we tekort in ons eerbetoon jegens U. Wij, o Heer van Alle Heren, zijn immers maar dwazen die geen weet hebben van Uw uiteindelijke welzijn. (10) Dit voor ogen van Uw toegewijden verschijnen van U hier in deze offerplechtigheid van koning Nābhi, o Beste van de Begunstigers, vormt werkelijk de grootste zegen, o meest aanbiddelijke. (11) Voor die wijzen van wie in onthechting aan kracht gewonnen talloze onzuiverheden werden weggenomen door het vuur van de kennis, voor die wijzen vanbinnen tevreden die Uw kwaliteiten realiseerden door onophoudelijk Uw verhalen te herhalen en Uw vele eigenschappen te bespreken, bent U [met Uw persoonlijk aanwezig zijn] de hoogste zegen die men kan bereiken. (12) Als we dan onverhoopt struikelen en ten val komen, honger lijden, ons vervelen, in een ongemakkelijke positie verkeren en dergelijke of als we koorts hebben of op sterven liggen en dan niet in staat zijn ons U te herinneren, laat het dan zo zijn dat Uw namen, handelingen en eigenschappen ter sprake komen die het vermogen hebben alle zonde te verdrijven. (13) Daarnaast wil deze vrome koning [Nābhi] niettemin graag door U gezegend worden met nageslacht, een zoon waarvan hij hoopt dat hij precies is als U: een allerhoogste beheerser van de zegeningen van de hemel en het pad dat daarnaar leidt. Hij die met het idee van kinderen als het hoogste levensdoel dit in aanbidding van U vraagt, gedraagt zich aldus als een arme man die een rijk iemand bereid tot liefdadigheid slechts om een greintje vraagt! (14) Wie, zonder achting voor de voeten van de grote zielen, is in deze wereld van U nu niet onderworpen aan de onoverkomelijke, begoochelende energie waardoor men zijn weg niet kan vinden? Wiens intelligentie is nu niet verbijsterd door al het materiėle genoegen dat werkt als vergif? Wiens aard wordt nu niet overschaduwd door die stroom [die keten van gevolgen]? (15) AlstUblieft, vergeef het ons in Uw [goddelijke onverschilligheid van] gelijkheid tegenover alles en iedereen, dat we U hebben uitgenodigd om weer te verschijnen als de verrichter van vele wonderen. Tolereer alstUblieft ons onwetende zielen die, minder intelligent van minachting voor de goddelijkheid van U als de God van al de Goden, een materieel resultaat op het oog hebben.'

(16)
S' S'uka zei: 'Nadat de Allerhoogste Heer, de leidsman van de wijzen, met deze toespraak was aanbeden door de behouders van het rijk [de priesters van Nābhi] voorovergebogen aan Zijn voeten, richtte Hij zich vriendelijk tot hen. (17) De Allerhoogste Heer zei: 'Helaas, tevreden als Ik ben over u wijzen - wiens woorden allemaal waar zijn -, is de zegening waar u om vroeg dat er een zoon van Nābhi mag zijn die is zoals Ik, moeilijk te verwezenlijken. Daar Ik mijn gelijke niet ken kan er buiten Mij niemand bestaan gelijk aan Mij. Maar de woorden van jullie brahmanen mogen zich [ook] niet als onwaar bewijzen, omdat de klasse van de brahmanen Mijn mond vertegenwoordigt. (18) Omdat er niemand te vinden is die gelijk aan Mij is, zal ik, persoonlijk expanderend in een volkomen deel van Mijzelf, nederdalen in [Merudevī,] de echtgenote van Āgnīdhra's zoon.'

(19) S'rī S'uka zei: 'Nadat Hij aldus, in haar aanwezigheid, gesproken had tot de echtgenoot van Merudevī, verdween de Allerhoogste Heer. (20) O genade van Vishnu [Parīkchit], teneinde koning Nābhi tevreden te stellen verscheen de Allerhoogste Heer, die in dit offerperk gunstig was gestemd door de besten onder de wijzen, toen in zijn echtgenote Merudevī. Hij verscheen in Zijn oorspronkelijke avatāra gedaante van zuivere goedheid met de wens om de wijzen van verzaking - die zich amper kleden, een ascetisch leven leiden en zich doorlopend aan het celibaat houden - de manier te tonen waarop men het dharma [de rechtschapenheid, de religie, de ware natuur] in praktijk brengt.'

 

next                     

 
Derde herziene editie, geladen 11 februari 2018. 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Nābhi, de zoon van Āgnīdhra die ernaar verlangde zoons te krijgen van Merudevī die nog geen kinderen had gebaard, bracht samen met haar met veel zorg gebeden in aanbidding van de Allerhoogste Heer Vishnu, de genieter van alle offers. 

S'rī S'uka zei: 'Nābhi, de zoon van Āgnīdhra, er naar verlangend zoons te krijgen van Merudevī die kinderloos was, bracht met veel zorg gebeden in aanbidding van de Allerhoogste Heer Vishnu, de genieter van alle offers. (Vedabase)

 

Tekst 2

Terwijl hij met groot geloof, toegewijd en met een zuivere geest met de aanbidding bezig was, manifesteerde de Allerhoogste Heer zich vanuit Zijn liefde om aan de verlangens van Zijn toegewijden tegemoet te komen. Hij toonde zich in Zijn mooiste, niet te overtreffen gedaante waarin Hij met Zijn betoverend fraaie ledematen zo'n genoegen is voor het oog en de geest, ondanks dat men dat [normaal gesproken] niet zomaar voor elkaar krijgt op basis van enkel de onderdelen van de inleidende pravargya ceremonie waar hij mee bezig was: de juiste plaats en tijd, de hymnen, de priesters, de giften aan de priesters en de regulerende beginselen.

Toen hij zelfzeker met een groot geloof en devotie en een zuivere geest met de aanbidding bezig was, manifesteerde de Allerhoogste Heer vanuit Zijn liefde aan de verlangens van Zijn toegewijden tegemoet te komen, Zichzelf in Zijn mooiste, niet te overtreffen gedaante die met Zijn betoverend schone ledematen zo'n genoegen is voor het oog en de geest, alhoewel dat niet kon worden verkregen met de inleidende pravargya ceremonie zoals begonnen, en wat er bij hoorde, de juiste plaats en tijd, de hymnen, de priesters, de giften aan de priesters, en door middel van de regulerende beginselen zelf. (Vedabase)

 

Tekst 3

Toen Hij zich in Zijn vierhandige gedaante zeer helder als de beste van alle levende wezens manifesteerde, in een geel zijden gewaad en met de schoonheid van het S'rīvatsa merkteken op Zijn borst, Zijn schelphoorn, lotusbloem, werpschijf, bloemenkrans, het Kaustubha-juweel, Zijn knots en andere zaken die Hem kenmerken, wekte Hij, schitterend stralend met de helm, oorhangers, armbanden, gordel, halssnoer, armversieringen en de enkelbelletjes etc. die Zijn lichaam sierden, bij koning Nābhi, de priesters en de anderen aanwezig een gevoel op van arme mensen die een grote schat verworven hadden. Daarop bogen ze, met grote achting en alle artikelen van aanbidding, eerbiedig hun hoofden.

Nadat Hij Zichzelf allerduidelijkst in Zijn vierhandige gedaante zeer helder, als de bovenste beste van alle levende wezens had gemanifesteerd, met een geel zijden gewaad en de schoonheid van het S'rīvatsa merkteken dat Hij op Zijn borst heeft, met Zijn schelphoorn, lotusbloem, schijf, bloemenkrans, het Kaustubha-juweel en Zijn knots en dergelijke zaken kenmerkend voor Hem, en schitterend stralend met de helm, oorhangers, armbanden, gordel, halssnoer, armversieringen en de enkelbelletjes etc. die Zijn lichaam sierden, voelde koning Nābhi en de priesters en de anderen zich als arme mensen die een grote schat verworven hadden en met grote achting en alles van de aanbidding bogen ze eerbiedig hun hoofden. (Vedabase)

 

Tekst 4-5

De priesters zeiden: 'AlstUblieft, o Meest Verhevene, aanvaard de herhaaldelijke respectbetuigingen van onze aanbidding. Door die aanbidding zijn wij, Uw dienaren, tot handelen in staat, mits we ons houden aan de instructies van hen die boven ons staan. Een ieder die zijn geest niet in bedwang heeft omdat die geheel in beslag wordt genomen door de veranderlijkheid van de natuurlijke verschijningsvormen [de guna's], kan kennis nemen van de namen, gedaanten en kwaliteiten die horen bij de positie die U inneemt in deze wereld, o Allerhoogste Heer verheven boven de zeggenschap van de materiėle natuur! Maar, met het zo goedgunstig in woorden uitdrukken van de uitnemendheid van Uw bovenzinnelijke kwaliteiten die alle zondig handelen van de mensheid wegvagen, kunnen we U slechts ten dele kennen.

De priesters zeiden: 'AlstUblieft aanvaard keer op keer, o Meest Verhevene, het ons in aanbidding aanbieden van ons respect, de eerbetuigingen van ons, Uw dienaren. Alzo zijn wij in staat te handelen voor zover geļnstrueerd door hen die boven ons staan; welke mens, wiens geest niet in het minst in staat in beslag wordt genomen door de gedaantewisselingen van de materiėle natuur, vermag het zich te verzekeren, met de Allerhoogste Beheerser die Zich bevindt voorbij de zeggenschap van de materiėle natuur, van de namen, gedaanten en kwaliteiten behorend bij Zijn positie alhier! Door het allergunstigst in woorden uitdrukken van de uitnemendheid van Uw bovenzinnelijke kwaliteiten, welke alle zondig handelen van de mensheid wegvagen, kunnen we U slechts ten dele kennen. (Vedabase)

 

Tekst 6

U wordt het meest behaagd, o Opperheer, door Uw toegewijden die in een staat van hevige vervoering hun gebeden doen met haperende stemmen en zich in hun aanbidding bedienen van water, verse twijgjes groen, tulasī-blaadjes en verse grassprieten.

Het is werkelijk door de aanbidding van Uw dienaren, die in hevige vervoering met haperende stemmen hun gebeden doen, daarbij te werk gaand met water, verse twijgjes groen, tulasī-blaadjes en verse grassprieten, dat U tevredengesteld raakt. (Vedabase)

 

Tekst 7

We zien niet in wat voor nut het anders zou hebben om ter wille van U ons bezig te houden met het brengen van offers en gebruik te maken van de hulpmiddelen voor de aanbidding.

Alle overige bezorgdheid alhier over de gebruiksartikelen in dezen benodigd, is, zo onderkennen wij, dankzij Uw grootheid zelfs niet nodig. (Vedabase)


Tekst 8

U als de rechtstreekse belichaming van de burgerdeugden [de purushārtha's] bent van een eindeloze en onbegrensde constante toename, o Heer, maar ons verlangen naar deze zegen van U, kan er alleen maar zijn met de bedoeling Uw genade te verwerven.

Al de geestelijke deugden - Uw eigenlijke identiteit - nemen, in zichzelf genoeg, ongetwijfeld op ieder moment, rechtstreeks en zonder ooit te stoppen, eindeloos toe; maar, o Heer, het immer door ons verlangen in dezen naar de zegeningen van het materieel plezier, kan er alleen maar zijn met het doel Uw genade te verwerven. (Vedabase)


Tekst 9

Hoewel U het persoonlijk wenst om, met Uw grondeloze en onuitputtelijke genade en heerlijkheid, het pad van de bevrijding [genaamd apavarga] voor ons open te leggen, en voor dat doel hier naartoe bent gekomen en voor ieder gewoon mens zichtbaar aanwezig bent, schieten we tekort in ons eerbetoon jegens U. Wij, o Heer van Alle Heren, zijn immers maar dwazen die geen weet hebben van Uw uiteindelijke welzijn.

Hoewel U, persoonlijk, met de overmaat van Uw grondeloze genade en heerlijkheid ernaar verlangend het spirituele pad [genaamd apavarga] open te leggen, naar hier bent gekomen en aanwezig bent en te zien bent zoals men elke gewone persoon kan zien, schieten we tekort in ons eerbetoon aan U daar we, o Heer der Heerscharen, zijn als dwazen onbekend met dat uiteindelijke welzijn van U. (Vedabase

 

Tekst 10

Dit voor ogen van Uw toegewijden verschijnen van U hier in deze offerplechtigheid van koning Nābhi, o Beste van de Begunstigers, vormt werkelijk de grootste zegen, o meest aanbiddelijke.

Dit dan, het in dit offer van de deugdzame koning Nābhi, o Heer, o Beste der Begunstigers, zijn geworden tot een voorwerp van onze aanschouwing, van ons Uw toegewijden, is zonder twijfel werkelijk de grootste zegening, o meest aanbiddelijke. (Vedabase)


Tekst 11

Voor die wijzen van wie in onthechting aan kracht gewonnen talloze onzuiverheden werden weggenomen door het vuur van de kennis, voor die wijzen vanbinnen tevreden die Uw kwaliteiten realiseerden door onophoudelijk Uw verhalen te herhalen en Uw vele eigenschappen te bespreken, bent U [met Uw persoonlijk aanwezig zijn] de hoogste zegen die men kan bereiken.

U bent voor hen, van wie de eindeloze onzuiverheid, Uw kwaliteiten bereikt hebbend, is weggenomen door de kracht der onthechting en het vuur der kennis, U bent voor die wijzen die in zichzelf vergenoegd, onophoudelijk verslag deden van al het goede van U in het vertellen van Uw verhalen, de allerhoogste verrukking voortgebracht. (Vedabase)


Tekst 12

Als we dan onverhoopt struikelen en ten val komen, honger lijden, ons vervelen, in een ongemakkelijke positie verkeren en dergelijke of als we koorts hebben of op sterven liggen en dan niet in staat zijn ons U te herinneren, laat het dan zo zijn dat Uw namen, handelingen en eigenschappen ter sprake komen die het vermogen hebben alle zonde te verdrijven.

Niettemin strompelen we op de een of andere manier verder, hongerig ten val komend en geeuwend omdat we ons niet op onze plaats voelen enzovoorts, en ook zijn we er uit onszelf niet toe in staat U te herinneren in de koorts van onze doodstrijd; laat het mogelijk zijn dat we in staat zijn Uw namen te uiten en dat we van Uw handelingen en eigenschappen kunnen spreken, daar zij het vermogen hebben al onze zonden te verdrijven. (Vedabase)


Tekst 13

Daarnaast wil deze vrome koning [Nābhi] niettemin graag door U gezegend worden met nageslacht, een zoon waarvan hij hoopt dat hij precies is als U: een allerhoogste beheerser van de zegeningen van de hemel en het pad dat daarnaar leidt. Hij die met het idee van kinderen als het hoogste levensdoel dit in aanbidding van U vraagt, gedraagt zich aldus als een arme man die een rijk iemand bereid tot liefdadigheid slechts om een greintje vraagt!

Daarenboven, hoopt deze vrome koning door U gezegend te worden met nageslacht, een zoon waarvan hij hoopt dat hij precies als U is: een allerhoogste beheerser van de zegeningen van de hemel en het pad dat daarnaar leidt; ookal gedraagt deze koning zich met U, de grote liefde van het eerbetoon, met het idee van kinderen als het uiteindelijk levensdoel, maar als een arme man die van een persoon van liefdadigheid en rijkdom slechts een greintje vraagt.  (Vedabase)


Tekst 14

Wie, zonder achting voor de voeten van de grote zielen, is in deze wereld van U nu niet onderworpen aan de onoverkomelijke, begoochelende energie waardoor men zijn weg niet kan vinden? Wiens intelligentie is nu niet verbijsterd door al het materiėle genoegen dat werkt als vergif? Wiens aard wordt nu niet overschaduwd door die stroom [die keten van gevolgen]?

Wie o wie zonder respect voor de voeten van de groten in deze wereld van U is niet overmeesterd door de onoverkomelijke illusoire energie waarvan men het pad niet kan vinden; wie is in zijn intelligentie niet verbijsterd door het materiėle genoegen dat als een vergif is; wie is in zijn aard niet belemmerd door die stroom? (Vedabase)


Tekst 15

AlstUblieft, vergeef het ons in Uw [goddelijke onverschilligheid van] gelijkheid tegenover alles en iedereen, dat we U hebben uitgenodigd om weer te verschijnen als de verrichter van vele wonderen. Tolereer alstUblieft ons onwetende zielen die, minder intelligent van minachting voor de goddelijkheid van U als de God van al de Goden, een materieel resultaat op het oog hebben.' 

Vanwege het inderdaad U weer uitgenodigd zijn in dit offerperk als degeen der wonderbaarlijkheden - alstUblieft tolereer vanuit Uw gelijkgezindheid jegens allen en alles derhalve ons, de onwetenden, die, niet bijster intelligent in minachting voor de goddelijkheid van U als de God der Goden, een materiėle uitkomst op het oog hebben.'  (Vedabase)

 

Tekst 16

S'rī S'uka zei: 'Nadat de Allerhoogste Heer, de leidsman van de wijzen, met deze toespraak was aanbeden door de behouders van het rijk [de priesters van Nābhi] voorovergebogen aan Zijn  voeten, richtte Hij zich vriendelijk tot hen.

S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de leidsman der wijzen, aldus verheerlijkt met de ongebonden recitatie door hen voor wiens voeten zelfs de keizer van Bhāratavarsha [India] boog, sprak toen tot hen. (Vedabase)
 
Tekst 17

De Allerhoogste Heer zei: 'Helaas, tevreden als Ik ben over u wijzen - wiens woorden allemaal waar zijn -, is de zegening waar u om vroeg dat er een zoon van Nābhi mag zijn die is zoals Ik, moeilijk te verwezenlijken. Daar Ik mijn gelijke niet ken kan er buiten Mij niemand bestaan gelijk aan Mij. Maar de woorden van jullie brahmanen mogen zich [ook] niet als onwaar bewijzen, omdat de klasse van de brahmanen Mijn mond vertegenwoordigt.

De Allerhoogste Heer zei: 'Helaas, tevreden als Ik ben over u wijzen wiens woorden allen waar zijn, is die zegening waar u om vroeg - dat er een zoon van Nābhi mag zijn die is zoals Ik - alzo zeer moeilijk te bereiken; als de Ene zonder weerga is er enkel dat Ik van Mij dat zo gelijk is, niettemin met het bramaanse van wat u zei niet onwaar zijnde, behoort dat van Mij voorzeker zo tot stand te komen, zoals het is verwoord door de goddelijkheid van de klasse der tweemaal geborenen.  (Vedabase)

 

Tekst 18

Omdat er niemand te vinden is die gelijk aan Mij is, zal ik, persoonlijk expanderend in een volkomen deel van Mijzelf, nederdalen in [Merudevī,] de echtgenote van Āgnīdhra's zoon.'

Daar er niemand aan MIj gelijk te vinden is, zal ik daarom door persoonlijke expansie in een volkomen deel van Mijzelf, verschijnen in de echtgenote van Āgnīdhra's zoon.' (Vedabase)

 

Tekst 19

S'rī S'uka zei: 'Nadat Hij aldus, in haar aanwezigheid, gesproken had tot de echtgenoot van Merudevī, verdween de Allerhoogste Heer.

S'rī S'uka zei: 'Na aldus gesproken te hebben tot de echtgenoot in de aanwezigheid van Merudevī, verdween de Allerhoogste Heer. (Vedabase)

 

Tekst 20

O genade van Vishnu [Parīkchit], teneinde koning Nābhi tevreden te stellen verscheen de Allerhoogste Heer, die in dit offerperk gunstig was gestemd door de besten onder de wijzen, toen in zijn echtgenote Merudevī. Hij verscheen in Zijn oorspronkelijke avatāra gedaante van zuivere goedheid met de wens om de wijzen van verzaking - die zich amper kleden, een ascetisch leven leiden en zich doorlopend aan het celibaat houden - de manier te tonen waarop men het dharma [de rechtschapenheid, de religie, de ware natuur] in praktijk brengt.'

O genade van Vishnu [Parīkchit], teneinde koning Nābhi tevreden te stellen verscheen de Allerhoogste Heer, op deze manier gunstig gestemd door de besten der wijzen, in de oorspronkelijke gedaante van zuivere goedheid van een avatāra in zijn vrouw Merudevī, in een verlangen de groten der verzaking, zij die zich teruggetrokken hebben en zij die van studie zijn [de sannyāsī's, de vānaprastha's en de brahmacārī's] de manier te tonen waarop men met de principes van dharma [rechtschapenheid, de religie, de ware natuur] te werk gaat. (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij is getiteld: 'Devotion to the tulsi plant, sweet basil. A lady ascetic.'
Rajput, 18e eeuw.. Bron: British Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties