regelbalk



 

Canto 10

Nārada Muni

 


 

Hoofdstuk 77: Een Einde aan S'ālva en het Saubhafort

(1) S'rī S'uka zei: 'Na het beroeren van water, aandoen van Zijn kuras en het oppakken van Zijn boog, zei Hij [Pradyumna] tot Zijn wagenmenner: 'Breng Me naar de krijger Dyumān.' (2) Dyumān had [in Zijn afwezigheid] huisgehouden onder Zijn troepen, maar nu sloeg Rukminī's zoon in de tegenaanval glimlachend terug met acht nārācapijlen [van ijzer]. (3) Met vier van hen trof Hij de vier paarden, met één de menner, met twee de boog en vlag, en met één zijn hoofd. (4) Gada, Sātyaki, Sāmba en anderen maakten een einde aan het leger van de meester van Saubha. Allen die in de Saubha zaten vielen met hun halzen doorgesneden in de oceaan. (5) Zevenentwintig dagen en nachten lang hield toen de tumultueuze en angstwekkende strijd aan tussen de elkaar aanvallende Yadu's en de volgelingen van S'ālva. (6-7) Krishna, die was weggeroepen door de zoon van Dharma [Yudhishthhira], bevond Zich in Indraprastha [zie 10.71] en nam daar, nadat de Rājasūya was afgelopen en S'is'upāla gedood was, zeer slechte voortekenen waar. Hij nam afscheid van de Kuru-ouderen, de wijzen en Prithā en haar zoons, en begaf Zich naar Dvārakā. (8) Hij zei tot Zichzelf: 'Nu Ik hier naartoe gekomen ben vergezeld door Mijn achtenswaardige oudere broer, zouden de koningen die samenspannen met S'is'upāla wel eens Mijn stad aan het belegeren kunnen zijn.'

(9) Toen Hij koning S'ālva's Saubha zag en de vernietiging van al het Zijne, nam Kes'ava maatregelen om de stad te beschermen en zei Hij tot Dāruka: (10) 'Haal Mijn strijdwagen, o menner, en breng Me snel in de buurt van S'ālva; en pas op, laat je niet in de luren leggen door deze heer van Saubha, hij is een groot magiėr.' 

(11) Met die opdracht de teugels beetpakkend reed Dāruka de wagen ernaartoe, zodat, met Hem daar arriverend, al Zijn troepen en die van de tegenpartij [het embleem van] Garuda ['de jongere broer van Aruna'] konden zien. (12) S'ālva, die als de aanvoerder van een vrijwel geheel vernietigde strijdmacht Heer Krishna op het slagveld zag, smeet zijn speer, die een angstwekkend geluid voortbracht, in de richting van Krishna's wagenmenner. (13) In zijn vlucht verlichtte die alle richtingen als was het een grote meteoor, maar hij werd door Krishna snel in de lucht in honderd stukken gebroken. (14) Als was Hij de zon stralend aan de hemel, doorboorde Hij hem met zes pijlen en trof Hij met een stortvloed aan pijlen het rond bewegende Saubhafort. (15) Maar toen S'ālva S'auri's linkerarm trof, de arm met Zijn boog, viel, hoogst verbazingwekkend, de S'ārnga uit S'ārngadhanvā's handen. (16) Van allen aanwezig rees een grote schreeuw van teleurstelling op. De heer van Saubha brulde luid en zei het volgende tot Janārdana:  (17-18) 'Omdat Jij, o dwaas, recht onder onze ogen de bruid van onze broeder en vriend [S'is'upāla] wegstal [10.53], en hij in een onbewaakt ogenblik door Jou middenin de bijeenkomst werd gedood [10.74], zal Jij, die zo overtuigd bent van Je onoverwinnelijkheid, nu vandaag Zelf door mijn scherpe pijlen naar een andere wereld worden gestuurd, als Je het lef hebt tenminste Je tegenover mij op te stellen!'

(19) De Allerhoogste Heer zei: 'Jij, sufkop, staat te snoeven zonder door te hebben dat je dood nabij is. Helden staan niet te ratelen, maar laten liever zien waar ze toe in staat zijn!'

(20) Dat gezegd hebbende sloeg de Allerhoogste Heer vertoornd, met een schrikwekkende kracht en snelheid, hem met Zijn knots bovenop het sleutelbeen, zodat hij wankelde op zijn benen en bloed moest spuwen. (21) Maar toen Hij Zijn knots weer ophief was S'ālva verdwenen en verscheen er een ogenblik later voor Krishna een man die met gebogen hoofd jammerend de woorden sprak: 'Moeder Devakī heeft me gestuurd! (22) Krishna, o Krishna, o Machtig Gearmde vol van liefde voor Uw ouders, Uw vader is gevangen genomen en meegevoerd door S'ālva, als was hij een tam beest dat door een slachter wordt weggeleid.'

(23) Deze verontrustende woorden horend, zei Krishna, die de menselijke aard had aangenomen, uit liefde ontgoocheld en met mededogen alsof Hij een gewoon mens was: (24) 'Hoe kan die zielige S'ālva nu Mijn vader ontvoeren en Balarāma verslaan die niet van Zijn stuk te brengen is, noch door Sura of Asura kan worden verslagen? Het lot is werkelijk machtig!'
 
(25) Nadat Govinda dit gezegd had kwam de meester van Saubha op Krishna af alsof hij Vasudeva vooruit duwde en zei hij het volgende: (26) 'Hij hier is degene die Jou verwekte en voor wie Je leeft in deze wereld. Ik zal hem hier recht voor je neus doden. Redt hem maar als Je kan, stuk onbenul!'



(27) Nadat de magiėr aldus zijn minachting had getoond, sloeg hij het hoofd van de 'Ānakadundubhi' eraf, nam het beet en stapte in het Saubhavoertuig dat in de lucht zweefde. (28) Ondanks Zijn grote kennis en onderscheidingsvermogen, bleef Hij, uit liefde voor degenen die Hem dierbaar waren, voor een ogenblik verzonken in Zijn normale menselijkheid. Maar toen drong het tot Hem door dat S'ālva zich van een demonische goocheltruc had bediend die was ontworpen door Maya Dānava. (29) Gealarmeerd op het slagveld ontwakend als uit een droom, zag Hij nergens de boodschapper noch het lichaam van Zijn vader. Toen Hij merkte dat Zijn vijand boven Zijn hoofd in zijn Saubha rondzweefde, besloot Acyuta hem te doden. (30) Dit is hoe sommige wijzen, die het niet goed beredeneren, het onder woorden brengen, o ziener onder de koningen. Zeker verkeren ze dan in tegenspraak met de uitlatingen die ze zelf deden maar weer hebben vergeten [vergelijk b.v. 10.3: 15-17; 10.11: 7; 10.12: 27; 10.31: *; 10.33: 37; 10.37: 23; 10.38: 10; 10.50: 29; 10.52: 7 en 10.60: 58]. (31) Hoe kan het weeklagen, de verbijstering, de emotie of de angst die allemaal voortkomt uit onwetendheid, van toepassing zijn op de Oneindige bij wie men daarentegen de onverdeelde volledigheid aantreft van de wijsheid, de geestelijke kennis en de weelde? (32) Zij die, gesterkt door het in zelfverwerkelijking dienst verlenen aan Zijn voeten, het lichamelijk levensbegrip uitbannen dat van oudsher de mens verbijstert, bereiken de eeuwige glorie in een persoonlijke relatie met Hem [svarūpa] - hoe kan er dan sprake zijn van wat voor verbijstering ook bij de Hoogste Bestemming van de Waarachtigen? (33) En terwijl S'ālva met veel geweld Hem aanviel met een stortvloed aan wapens, doorboorde Heer Krishna wiens vermogen nimmer faalt, met Zijn pijlen zijn kuras, boog en kroonjuweel en sloeg Hij met Zijn knots het Saubhavoertuig van Zijn vijand stuk. (34) In duizenden stukken uiteen geslagen door de knots in Krishna's handen, stortte het in het water. S'ālva kroop eruit, nam een positie in en stormde toen met zijn knots in de hand op Krishna af. (35) Terwijl hij op Hem afkwam met een geheven knots scheidde Krishna met een bhalla snijpijl zijn arm van zijn romp. Om S'ālva te doden hief Hij vervolgens Zijn wapenschijf. Eruitziend als een berg met daarboven een rijzende zon straalde Hij met een schittering gelijk het licht aan het einde der tijden. (36) De Heer scheidde ermee het hoofd van de romp van die meester van grote toverkunsten, compleet met oorhangers en kroon, net zoals heer Indra Vritrāsura onthoofdde met zijn bliksemschicht [zie 6.12]. Van de kant van zijn mannen weerklonk er toen een luid geroepen 'helaas, helaas!'

(37) Nadat de zondaar was gevallen en het Saubhafort door de knots was vernietigd, klonken er pauken in de hemel bespeeld door een schare halfgoden, o Koning. En toen... was het Dantavakra die om zijn vrienden te wreken woedend naar voren stormde.'

  

next                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 16 oktober, 2021.

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Na het beroeren van water, aandoen van Zijn kuras en het oppakken van Zijn boog, zei Hij [Pradyumna] tot Zijn wagenmenner: 'Breng Me naar de krijger Dyumān.'
S'rī S'uka zei: 'Met het beroeren van water, aansjorren van Zijn kuras en het oppakken van Zijn Boog zei Hij [Pradyumna] tot Zijn wagenmenner: 'Breng Me naar waar de krijger Dyumān zich ophoudt.' (Vedabase)

 

Tekst 2

Dyumān had [in Zijn afwezigheid] huisgehouden onder Zijn troepen, maar nu sloeg Rukminī's zoon in de tegenaanval glimlachend terug met acht nārācapijlen [van ijzer].

Met Dyumān die huishield onder Zijn troepen sloeg Rukminī's zoon terug met een glimlach, in de tegenaanval met acht nārāca-pijlen [van ijzer].  (Vedabase)

 

Tekst 3

Met vier van hen trof Hij de vier paarden, met één de menner, met twee de boog en vlag, en met één zijn hoofd.

Hij sloeg toe met vier voor de vier paarden, één voor de menner, met twee voor de boog en vlag en met één voor zijn hoofd. (Vedabase)

 

Tekst 4

Gada, Sātyaki, Sāmba en anderen maakten een einde aan het leger van de meester van Saubha. Allen die in de Saubha zaten vielen met hun halzen doorgesneden in de oceaan. 

Gada, Sātyaki, Sāmba en anderen maakten een einde aan het leger van de meester van Saubha; allen die in de Saubha zaten vielen in de oceaan met hun nekken doorklieft. (Vedabase)

 

Tekst 5

Zevenentwintig dagen en nachten lang hield toen de tumultueuze en angstwekkende strijd aan tussen de elkaar aanvallende Yadu's en de volgelingen van S'ālva.

Het gevecht tussen de elkaar aanvallende Yadu's en de volgelingen van S'ālva, dat om die reden tumultueus en angstwekkend was, duurde zevenentwintig dagen en nachten. (Vedabase)

 

Tekst 6-7

Krishna, die was weggeroepen door de zoon van Dharma [Yudhishthhira], bevond Zich in Indraprastha [zie 10.71] en nam daar, nadat de Rājasūya was afgelopen en S'is'upāla gedood was, zeer slechte voortekenen waar. Hij nam afscheid van de Kuru-ouderen, de wijzen en Prithā en haar zoons, en begaf Zich naar Dvārakā.

Krishna die geroepen door de zoon van Dharma weg was naar Indraprastha [zie 10.71] nam toen, met de Rājasūya beėindigd, S'is'upāla ter dood gebracht en met kwade voortekenen voor ogen, afscheid van de Kuru-ouderen, de wijzen en Prithā en haar zoons, en ging naar Dvārakā. (Vedabase)

     

Tekst 8

Hij zei tot Zichzelf: 'Nu Ik hier naartoe gekomen ben vergezeld door Mijn achtenswaardige oudere broer, zouden de koningen die samenspannen met S'is'upāla wel eens Mijn stad aan het belegeren kunnen zijn.'

Hij zei tot Zichzelf: 'Terwijl Ik, vergezeld van Mijn vermaarde oudere broer, naar deze plaats kwam, zouden ondertussen de koningen van S'is'upāla's kant wel eens Mijn stad aan het belegeren kunnen zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 9

Toen Hij koning S'ālva's Saubha zag en de vernietiging van al het Zijne, nam Kes'ava maatregelen om de stad te beschermen en zei Hij tot Dāruka: 

Toen Hij koning S'ālva's Saubha en de vernietiging die zich voltrok van al het Zijne zag, trof Kes'ava Zijn maatregelen ter bescherming van de stad en zei Hij tot Dāruka: (Vedabase)

  

Tekst 10

 'Haal Mijn strijdwagen, o menner, en breng Me snel in de buurt van S'ālva; en pas op, laat je niet in de luren leggen door deze heer van Saubha, hij is een groot magiėr.'

'Breng Me Mijn strijdwagen, en breng Me snel in de buurt van S'ālva; en pas op, laat je niet in de luren leggen door deze heer van Saubha, hij is een groot magiėr.' (Vedabase)

 

Tekst 11

Met die opdracht de teugels beetpakkend, reed Dāruka de wagen ernaartoe, zodat, met Hem daar arriverend, al Zijn troepen en die van de tegenpartij [het embleem van] Garuda ['de jongere broer van Aruna'] konden zien.

Met die opdracht de teugel ter hand nemend reed hij de wagen ernaartoe zodat, met Hem daar arriverend, al Zijn troepen en van die tegenpartij het embleem [van Garuda] in zicht kregen. (Vedabase)

 

Tekst 12

S'ālva, die als de aanvoerder van een vrijwel geheel vernietigde strijdmacht Heer Krishna op het slagveld zag, smeet zijn speer, die een angstwekkend geluid voortbracht, in de richting van Krishna's wagenmenner.

S'ālva, die als de meester van een vrijwel geheel vernietigde strijdmacht Heer Krishna op het slagveld zag, smeet zijn speer met een angstwekkend geluid in de richting van Krishna's menner. (Vedabase)

 

Tekst 13

In zijn vlucht verlichtte die alle richtingen als was het een grote meteoor, maar hij werd door Krishna snel in de lucht in honderd stukken gebroken.

In zijn vlucht alle richtingen in het licht zettend als was hij een grote meteoor, werd hij snel door Krishna in de lucht in honderd stukken gebroken. (Vedabase)

 

Tekst 14

Als was Hij de zon stralend aan de hemel, doorboorde Hij hem met zes pijlen en trof Hij met een stortvloed aan pijlen het rond bewegende Saubhafort.
Zoals de zon die staat te stralen aan de hemel, belaagde Hij hem met zes alles doorborende pijlen en mikte Hij op het rondbewegende Saubha-fort met een hele stortvloed. (Vedabase)

 

Tekst 15

Maar toen S'ālva S'auri's linkerarm trof, de arm met Zijn boog, viel, hoogst verbazingwekkend, de S'ārnga uit S'ārngadhanvā's handen.

Maar toen S'ālva S'auri's linkerarm trof, de arm met Zijn boog, viel, hoogst verbazingwekkend, de S'ārnga uit handen van S'ārngadhanvā. (Vedabase)

 

Tekst 16

Van allen aanwezig rees een grote schreeuw van teleurstelling op. De heer van Saubha brulde luid en zei het volgende tot Janārdana:

Terwijl van de kant van alle levende wezens die hier getuige van waren een grote schreeuw van teleurstelling oprees, brulde de heer van Saubha en zei hij het volgende tegen Janārdana: (Vedabase)

 

Tekst 17-18

'Omdat Jij, o dwaas, recht onder onze ogen de bruid van onze broeder en vriend [S'is'upāla] wegstal [10.53] en hij in een onbewaakt ogenblik door Jou middenin de bijeenkomst werd gedood [10.74], zal Jij, die zo overtuigd bent van Je onoverwinnelijkheid, nu vandaag Zelf door mijn scherpe pijlen naar een andere wereld worden gestuurd, als Je het lef hebt tenminste Je tegenover mij op te stellen!'

'Aangezien door Jou, o dwaas, recht onder onze ogen de bruid van Je broeder [neef in feite], een vriend [S'is'upāla], werd weggekaapt en hij, een vriend van mij dus, door Jou temidden van de vergadering werd gedood [10.74], zal Jijzelf, die zo overtuigd bent van Je eigen onoverwinnelijkheid, nu vandaag door mijn scherpe pijlen naar nergenshuizen worden gestuurd, mits Je natuurlijk het lef hebt Je tegenover mij op te stellen!'  (Vedabase)

 

Tekst 19

De Allerhoogste Heer zei: 'Jij, sufkop, staat te snoeven zonder door te hebben dat je dood nabij is. Helden staan niet te ratelen, maar laten liever zien waar ze toe in staat zijn!'

De Allerhoogste Heer zei: 'Jij, idioot, hebt met je dood ophanden niets in de gaten en staat maar wat uit je nek te kletsen; helden daarentegen tonen hun kunsten, ze staan niet te ratelen!' (Vedabase)

  

Tekst 20

Dat gezegd hebbende sloeg de Allerhoogste Heer, vertoornd met een schrikwekkende kracht en snelheid, hem met Zijn knots bovenop het sleutelbeen, zodat hij wankelde op zijn benen en bloed moest spuwen.

Dat gezegd hebbende sloeg de Allerhoogste Heer vertoornd met een schrikwekkende macht en snelheid met Zijn knots hem bovenop het sleutelbeen zodat hij trillend op zijn benen bloed moest spuwen. (Vedabase)

 

Tekst 21

Maar toen Hij Zijn knots weer ophief was S'ālva verdwenen en verscheen er een ogenblik later voor Krishna een man die met gebogen hoofd jammerend de woorden sprak: 'Moeder Devakī heeft me gestuurd!

Maar toen Hij Zijn knots weer ophief was S'ālva verdwenen en verscheen een ogenblik later voor Krishna een man die met gebogen hoofd jammerend de woorden sprak: 'Moeder Devakī heeft me gestuurd! (Vedabase)

   

 Tekst 22

Krishna, o Krishna, o Machtig Gearmde vol van liefde voor Uw ouders, Uw vader is gevangen genomen en meegevoerd door S'ālva, als was hij een tam beest dat door een slachter wordt weggeleid.'

Krishna, o Krishna, o Machtig Gearmde vol van liefde voor Uw ouders, Uw vader is gevangen genomen en meegevoerd door S'ālva als was hij een slager die een tam beest te pakken neemt.' (Vedabase)

   

Tekst 23

Deze verontrustende woorden horend, zei Krishna, die de menselijke aard had aangenomen, uit liefde ontgoocheld en met mededogen alsof Hij een gewoon mens was:

Met het aanhoren van deze verontrustende woorden sprak Krishna, in het aangenomen hebben van de menselijke aard, uit liefde met mededogen [doend alsof Hij zou zijn] ontgoocheld, als was Hij een gewoon man:  (Vedabase)

 

Tekst 24

'Hoe kan die zielige S'ālva nu Mijn vader ontvoeren en Balarāma verslaan die niet van Zijn stuk te brengen is, noch door Sura of Asura kan worden verslagen? Het lot is werkelijk machtig!'

'Hoe kan met Balarāma die nimmer van slag is en onoverwinnelijk Sura en Asura verslaat, nu die zielige S'ālva Mijn vader ontvoeren; hoe machtig is het lot wel niet!' (Vedabase)

 

 Tekst 25

Nadat Govinda dit gezegd had kwam de meester van Saubha op Krishna af alsof hij Vasudeva vooruit duwde en zei hij het volgende:

Met Govinda zich aldus uitend kwam de meester van Saubha op Krishna af alsof hij Vasudeva vooruit duwde en zei hij het volgende: (Vedabase)

 

 Tekst 26

'Hij hier is degene die Jou verwekte en voor wie Je leeft in deze wereld. Ik zal hem hier recht voor je neus doden. Redt hem maar als Je kan, stuk onbenul!'

'Deze hier is degene die Jou verwekte, hij voor wie Jij in deze wereld rondloopt; ik zal hem hier recht voor je neus afmaken; redt hem maar als Je kunt, Jij kleuter!'. (Vedabase)

 

 Tekst 27

Nadat de magiėr aldus zijn minachting had getoond, sloeg hij het hoofd van de 'Ānakadundubhi' eraf, nam het beet en stapte in het Saubhavoertuig dat in de lucht zweefde.

Nadat de magiėr aldus van zijn minachting had blijkgegeven sloeg hij de 'Ānakadundubhi' het hoofd eraf en klom hij, het hoofd meenemend, in het Saubha-vehikel dat in de lucht hing. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Ondanks Zijn grote kennis en onderscheidingsvermogen, bleef Hij, uit liefde voor degenen die Hem dierbaar waren, voor een ogenblik verzonken in Zijn normale menselijkheid. Maar toen drong het tot Hem door dat S'ālva zich van een demonische goocheltruc had bediend die was ontworpen door Maya Dānava.

Hoewel Hij er alles van wist, was Hij voor een ogenblik verzonken in het normale vasthouden aan Zijn liefde voor degenen die Hem dierbaar waren, maar toen drong het, met Zijn grote vermogens van waarnemen, tot Hem door dat het een demonische goocheltruc was waarvan S'ālva zich bediende naar de ontwerpen van Maya Dānava. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Gealarmeerd op het slagveld ontwakend als uit een droom, zag Hij nergens de boodschapper noch het lichaam van Zijn vader. Toen Hij merkte dat Zijn vijand boven Zijn hoofd in zijn Saubha rondzweefde, besloot Acyuta hem te doden.

Op het slagveld ontwakend als uit een droom nu weer alert niet meer de boodschapper noch het lichaam van Zijn vader ziend en opmerkend dat Zijn vijand in zijn Saubha boven Zijn hoofd rondzweefde, nam Acyuta het besluit om hem ter dood te brengen. (Vedabase)

 

 Tekst 30

Dit is hoe sommige wijzen, die het niet goed beredeneren, het onder woorden brengen, o ziener onder de koningen. Zeker verkeren ze dan in tegenspraak met de uitlatingen die ze zelf deden maar weer hebben vergeten [vergelijk b.v. 10.3: 15-17; 10.11: 7; 10.12: 27; 10.31: *; 10.33: 37; 10.37: 23; 10.38: 10; 10.50: 29; 10.52: 7 en 10.60: 58]. 

Dat is hoe sommige wijzen die het niet goed beredeneren het onder woorden brengen, o ziener onder de koningen. Het lijdt geen twijfel dat zij in tegenspraak verkeren met hun eigen uitlatingen als ze er niet in slagen zich te herinneren hoe het in feite is. [vergelijk b.v. 10.3: 15-17; 10.11: 7; 10.12: 27; 10.31: *; 10.33: 37; 10.37: 23; 10.38: 10; 10.50: 29; 10.52: 7 en 10.60: 58].  (Vedabase)

 

 Tekst 31

Hoe kan het weeklagen, de verbijstering, de emotie of de angst die allemaal voortkomt uit onwetendheid, van toepassing zijn op de Oneindige bij wie men daarentegen de onverdeelde volledigheid aantreft van de wijsheid, de geestelijke kennis en de weelde?

Het weeklagen, de verbijstering, de genegenheid of de angst die allemaal voortkomt uit onwetendheid staat toch in geen verhouding tot de oneindige waarneming, kennis en weelde van de Oneindige? (Vedabase)

 

 Tekst 32

Zij die, gesterkt door het in zelfverwerkelijking dienst verlenen aan Zijn voeten, het lichamelijk levensbegrip uitbannen dat van oudsher de mens verbijstert, bereiken de eeuwige glorie in een persoonlijke relatie met Hem [svarūpa] - hoe kan er dan sprake zijn van wat voor verbijstering ook bij de Hoogste Bestemming van de Waarachtigen? 

Aan Zijn voeten bannen zij, die zich sterkten door het dienstverlenen in zelfverwerkelijking, het lichamelijk begrip van zichzelf uit dat de eeuwige begoocheling vormt en bereiken ze in een persoonlijke relatie de eeuwige glorie - hoe ter wereld kan er nu voor Hem, de Hoogste Bestemming der Waarachtigen verbijstering bestaan? (Vedabase)

 

 Tekst 33

En terwijl S'ālva met veel geweld Hem aanviel met een stortvloed aan wapens, doorboorde Heer Krishna wiens vermogen nimmer faalt, met Zijn pijlen zijn kuras, boog en kroonjuweel en sloeg Hij met Zijn knots het Saubhavoertuig van Zijn vijand stuk.

En terwijl S'ālva met veel geweld Hem aanviel met een stortvloed aan wapens, doorboorde Heer Krishna onfeilbaar in Zijn kunnen, met Zijn pijlen zijn kuras, boog en kroonjuweel en sloeg Hij met Zijn knots het Saubha-voertuig van Zijn vijand stuk. (Vedabase)

 

 Tekst 34

In duizenden stukken uiteen geslagen door de knots in Krishna's handen, stortte het in het water. S'ālva kroop eruit, nam een positie in en stormde toen met zijn knots in de hand op Krishna af.

In duizenden stukken uiteen geslagen door de knots gehanteerd door Krishna, stortte het in het water. Eruit kruipend en overeind krabbelend stormde S'ālva toen met zijn knots in de hand op Krishna af. (Vedabase)

 

 Tekst 35

Terwijl hij op Hem afkwam met een geheven knots scheidde Krishna met een bhalla snijpijl zijn arm van zijn romp. Om S'ālva te doden hief Hij vervolgens Zijn wapenschijf. Eruitziend als een berg met daarboven een rijzende zon straalde Hij met een schittering gelijk het licht aan het einde der tijden.

Op Hem af hollend met zijn knots omhoog werd zijn arm van zijn romp gescheiden met een bhalla snij-pijl. Vervolgens hield Krishna, stralend als een berg tegen de rijzende zon, teneinde S'ālva te doden Zijn wapenschijf omhoog die er precies zo uitzag als de explosie van licht aan het einde der tijden. (Vedabase)

 

 Tekst 36

De Heer scheidde ermee het hoofd van de romp van die meester van grote toverkunsten, compleet met oorhangers en kroon, net zoals heer Indra Vritrāsura onthoofdde met zijn bliksemschicht [zie 6.12]. Van de kant van zijn mannen weerklonk er toen een luid geroepen 'helaas, helaas!'

Daarmee scheidde de Heer toen het hoofd van de romp van die meester der toverkunsten, compleet met oorhangers en helm, net zoals heer Indra met zijn bliksemschicht dat deed met Vritrāsura [zie 6.12]. Daarop was er van de kant van zijn mannen een luid uitgeroepen 'helaas, helaas!' te horen.  (Vedabase)

 

 Tekst 37

Nadat de zondaar was gevallen en het Saubhafort door de knots was vernietigd, klonken er pauken in de hemel bespeeld door een schare halfgoden, o Koning. En toen... was het Dantavakra die om zijn vrienden te wreken woedend naar voren stormde.'

Met de zondaar gevallen en het Saubha-fort door de knots vernietigd, weerklonken de pauken in de hemel bespeeld door de groepen halfgoden, o Koning. En toen was het Dantavakra die woedend, om zijn vrienden te wreken, naar voren stormde.' (Vedabase)

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.
Het schilderij is getiteld: "Krishna kills an enemy".
Courtesy of Berkeley Art Museum/Pacific Film Archive.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties