bij het boek de Bhâgavata Purâna

"Het Verhaal van de Fortuinlijke"

door KRISHNA-DVAIPÂYANA VYÂSA

Downloads:
Bekijk de volledige tekstbestanden boek voor boek.

Muziekbestanden
Luister naar MIDI en Audio-bestanden van de devotionele muziek

Afbeeldingen
Bekijk al de afbeeldingen van het boek

Links
Vind de oorspronkelijke tekst en vertaling hoofdstuk voor hoofdstuk en andere links




Afbeeldingen Canto 9 - pagina 1 - 2 - 3 - 4

Hoofdstuk 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12


 

Hoofdstuk 7: De Nazaten van Koning Mândhâtâ

(8) Hij was er zeer over terneergeslagen dat hij geen opvolger had en zocht toen op aanraden van Nârada zijn heil bij Varuna die hij vroeg: 'O heer, mag er een zoon van mijn lendenen zijn?'



Hoofdstuk 8: De Zonen van Sagara Ontmoeten Heer Kapiladeva

(12) Het is niet het standpunt van de wijzen te beweren dat de zonen van de keizer ter plekke tot as verbrandden vanwege de woede van de muni, want hoe kan zich nu in het zelf van hem [Hem] die steeds in de geaardheid goedheid verkeert en door wiens genade het ganse universum gezuiverd raakt, zich de geaardheid onwetendheid voordoen zodat er woede ontstaat? Hoe kan aards stof nu de ether vervuilen?





Hoofdstuk 9: De Dynastie van Ams'umân

(3) De godin [moeder Ganga] verscheen voor hem en zei: 'Ik ben zeer tevreden over u en zal uw gebeden verhoren.' Met dat gezegd ziende dat zijn zaak gediend was [dat de Ganges de as zou wegwassen, zie 9.8: 28], maakte de koning een buiging.



(9) 'Zo zij het', zei Heer S'iva die allen steeds welgezind is. Door de koning aldus toegesproken, nam hij vervolgens met grote aandacht de last op zich van het Gangeswater dat zuiver is door de voeten van Vishnu [zie ook 5.17].



Hoofdstuk 10: Het Spel en Vermaak van Heer Râmacandra

(4-5) Gehoor gevend aan Zijn vader liet Hij het koninkrijk achter zich en trok Hij met Zijn geliefde [Sîtâ] op Zijn blote lotusvoeten, die zo gevoelig waren als de palm van een hand, van woud tot woud. Dat deed Hij in het gezelschap van Hanumân en Lakshmana die de pijn van Zijn pad wegnamen. Hij werd [door Râvana] gescheiden van Zijn lieveling Sîtâ omdat Hij S'ûrpanakhâ [de zuster van Râvana] had verminkt. Over de oceaan, die in angst verkeerde voor Zijn in woede geheven wenkbrauwen, werd een brug geslagen [naar Lankâ, de verblijfplaats van Râvana] waarna Hij, de koning van Ayodhyâ, als een bosbrand de afgunstigen verzengde. Moge de genade op ons rusten van Hem die in het offerperk van de wijze Vis'vâmitra in de aanwezigheid van Lakshmana, de grote aanvoerders van de Râkshasa's doodde die onder leiding van Mârîca ronddoolden in het duister.


(19) Al de Râkshasa soldaten met hun moeilijk te weerstane zwaarden, lansen, bogen, gekartelde projectielen en spiesen, toortsen, speren en kromzwaarden, stelden zich op tegenover Hem die omringd werd door Sugrîva, Lakshmana, Hanumân, Gandhamâda, Nîla, Angada, Riksha, Panasa en anderen.


(45-46) Nadat Hij naar behoren was verwelkomd door Zijn broer werd Hij vervolgens feestelijk ingehaald in de stad Ayodhyâ. Het koninklijk paleis betredend bewees Hij daar moeder Kaikeyî, Zijn andere stiefmoeders en Zijn eigen moeder [Kaus'alyâ] de eer. De geestelijk leraren, vrienden van hun leeftijd en de jongeren waren allen vol aanbidding en hun welkom werd, zoals dat hoort, door Râma, de prinses van de Videha's [Sîtâ] en Lakshmana geretourneerd.


Hoofdstuk 11: Heer Râmacandra Regeert de Wereld

(11) Omdat ze zwanger was [toen ze Râma verliet] bracht ze daar na de nodige tijd een tweeling ter wereld, twee jongetjes die van de wijze die de geboorteplechtigheden voltrok de namen Kus'a en Lava kregen  ['van het gras' en 'dat wat is afgesneden'].


 

Hoofdstuk 12: De Dynastie van Kus'a,
de Zoon van Heer Râmacandra

(1) S'rî S'uka zei: 'Van Kus'a [de zoon van Heer Râma] was er Atithi, en van hem was er Nishadha; Nishadha's zoon was Nabha, Pundarîka kwam na hem en Kshemadhanvâ werd zijn zoon.


Kijk voor de © copyright rechten van de individuele schilderijen 
 onderaan het hoofdstuk waar het geplaatst is.





 

 

volgende pagina