Hoofdstuk 19: Heer Vâmanadeva Bedingt een Gift van Bali
Mahârâja

(28) Het water afkomstig van Zijn
voeten wast de zonden van alle mensen weg. Bali kende het dharma en
plaatste op zijn hoofd het zegenrijke water dat ook door de god
der goden,
Heer S'iva, die
gemerkt is met het teken van de maan, in zijn opperste toewijding op
zijn hoofd was aanvaard.'

Hoofdstuk 20: Heer Vâmanadeva Omsluit Alle Werelden

(21) Daarop begon de
dwergverschijning van de Onbegrensde Heer zich hoogst wonderbaarlijk
uit te
breiden tot de ganse omvang van de drievoudigheid van de materie: Hij
strekte zich in iedere richting uit over al het
land, de hemel, de planetenstelsels, de
buitenruimte en de zeeën en de oceanen waar de vogels, de beesten,
de mensen, de goden en de heiligen leefden.

Hoofdstuk 21: Bali Mahârâja Ingerekend door de Heer

(6-7) Met water voor de voeten en voor de gasten,
bloemenslingers, allerlei
pasta's om zich mee in te smeren, geurige wierook en lampen, gebakken
rijst, hele granen, vruchten, wortels en jonge spruiten, betoonden ze
hun respect onder het uitroepen van 'Jaya, jaya' voor de
heerlijkheid van Zijn handelingen. Daarbij dansten ze, zongen ze en bespeelden ze muziekinstrumenten, zoals het laten klinken van schelphoorns
en roffelen op pauken.

Hoofdstuk 22: Bali Mahârâja Geeft Zich Geheel Over

(13) Indrasena
[Bali]
zag
zijn
grootvader, de meest
geliefde,
daar
aanwezig
in
zijn
volle
glorie: met ogen zo groot als lotusblaadjes, prachtig
gebouwd, gekleed in saffraan en met een huid zo donker als oogzwart en
met lange armen.

(32) Tot
dan kan hij in alle vrijheid leven in Sutala [zie 5.24: 18],
de
plaats ontworpen door [de architect van de hemel] Vis'vakarmâ,
waar het
voor de bewoners, dankzij Mijn toezicht, onmogelijk is gemaakt dat
men
psychisch of fysiek gebukt gaat onder verveling, uitputting of
verslagenheid.

Hoofdstuk 23: De Halfgoden Herwinnen de Hemelse Plaatsen

(16) Wat betreft de tijd en plaats, de persoon,
de hulpmiddelen, [het bezigen
van] de mantra's en het naleven van de principes,
kunnen er tekortkomingen optreden, maar die
worden allemaal teniet gedaan als men regelmatig gezamenlijk Uw
glorie bezingt [*].

Hoofdstuk 24: Matsya, de Vis-incarnatie van de Heer

(27) U
moet wel de Allerhoogste
Persoonlijkheid van God Zelf zijn, de
onvergankelijke Heer Nârâyana, die de gedaante van een
zeedier heeft aangenomen om alle levende wezens Uw genade te
tonen.

(42) Mediterend
op
wat
de
Heer
had
gezegd
zag
hij
een boot op zich afkomen. Hij stond op, pakte de kruiden en
klimplanten en ging samen met de brahmanen die de leiding hadden aan
boord.