Hoofdstuk 27: Het
Begrijpen
van
de
Materiële
Natuur

(11) Men moet komen tot de
realisatie van de bovenzinnelijke ondersteuning van de materiële
kwestie [de Opperziel] die zich manifesteert als een reflectie in het
onware, die er is als een oog voor de illusoire aard van de materie dat
alles doordringt zonder weerga.

Hoofdstuk 28: Kapila's Instructies over de Uitvoeringspraktijk

(23) Men moet in het hart
mediteren op de
Godin van het Fortuin, Lakshmî, de lotusogige moeder van het
gehele universum geschapen door Brahmâ. Zij, die met haar zorgzame vingers de onderbenen
masseert van de
Almachtige Heer transcendentaal aan het materiële bestaan, wordt door alle godsbewuste zielen aanbeden.

Hoofdstuk 29: De Uitleg van Kapila over Toegewijde Dienst

(40-45) Hem
voor wie bevreesd
de wind
waait en deze zon schijnt, voor wie bevreesd Indra de
regens zendt en de hemellichamen
aan de hemel stralen; Hem voor wie bevreesd de bomen, de klimplanten
en de kruiden ieder op hun tijd bloemen dragen en vruchten
voortbrengen; Hem uit angst voor wie de rivieren stromen en de oceanen
niet
overstromen, vanwege wie het vuur brandt en de aarde met haar bergen
niet verzinkt; Hem vanwege wie de hemel lucht verschaft aan hen
die ademhalen en onder wiens heerschappij het geheel van het universum
uitdijt tot de volledige werkelijkheid [mahat-tattva] met haar
zeven lagen [**]; Hem
uit vrees voor
wie de goden van de
schepping en zo meer, die zorg dragen voor de basiskwaliteiten van de
natuur, in
deze wereld hun functies uitoefenen
naar gelang de yuga's [zie 3.11]
en onder wiens gezag al dit levende en levenloze staat;
die oneindige, uiteindelijke heerser van de Tijd die zijn begin niet
kent, is de onveranderlijke Schepper die mensen vormt uit mensen en met
de dood een einde maakt aan de
heerschappij van de dood.'

Hoofdstuk 30: Heer Kapila Beschrijft de Nadelige Gevolgen
van Vruchtdragende Handelingen

(17) Neerliggend temidden van zijn treurende
vrienden en verwanten is hij, hoewel ertoe aangezet, met de
strop van de tijd om zijn nek, niet in staat te reageren op wat hem
gezegd wordt.

Hoofdstuk 31: Heer Kapila's Instructies over de
Omzwervingen van de Levende Wezens

(11) Het bange levende wezen
gebonden aan zijn zeven ingrediënten [nagels, huid, vet, vlees,
bloed, gebeente, merg], doet dan, met gevouwen handen
en haperende woorden, in gebed een beroep op de Heer die het in de
baarmoeder
plaatste.

Hoofdstuk 32: De Verstriktheid in Vruchtdragende Bezigheden

(16) Zij wiens geesten in deze wereld verslaafd zijn aan
vruchtdragende arbeid, doen met overtuiging hun voorgeschreven
plichten in gehechtheid aan het resultaat van hun handelen en doen dat
dan ook telkens weer
opnieuw.

Hoofdstuk 33: De Activiteiten van Kapila Muni

(13) Zoals haar zoon het haar gezegd had in Zijn
yoga-instructie,
concentreerde ze zich om, in dat verblijf [in Kardama's
paleis], dat met
zijn bloemenweelde het kroonjuweel van de Sarasvatî rivier
vormde, verbonden te zijn in de wetenschap van de bewustzijnsvereniging.