(12) De brahmaan zal
Candragupta op de troon zetten en zijn zoon
Vārisāra
zal op zijn beurt weer door As'okavardhana
worden opgevolgd.

Hoofdstuk
2: Hoop
en Wanhoop in het
Tijdperk van de Redetwist

(12-16) Als de lichamen van
alle levende wezens door de besmetting van
Kali-yuga in verval verkeren, het plichtsbesef
van de leden van alle statusoriėntaties is
verloren gegaan, als de Vedische weg voor alle
mensen is veranderd in een overwegend
atheļstische plichtsopvatting, als de koningen
[dan wel bestuurders] hoofdzakelijk uit dieven
bestaan en de mensen van verschillende beroepen
misdadig, leugenachtig en van onnodig geweld
zijn [m.n. jegens dieren], als de
maatschappelijke klassen vrijwel allemaal op
betaalde arbeid gericht zijn, de koeien niet
meer waard zijn dan geiten, de geestelijke
toevluchtsoorden nauwelijks verschillen van
materialistische huishoudens, de familiebanden
niet verder reiken dan de banden van het
huwelijk, als de planten en kruiden overwegend
klein van formaat zijn, en alle bomen als s'amī-bomen zijn, als het altijd
bliksemt in de wolken en in de huizen de
eenzaamheid regeert [het onpersoonlijke en de
filosofie van de leegte, zie Pranāti], als Kali-yuga op
zijn einde loopt en de mensen zich als ezels
gedragen, zal de Opperheer nederdalen in de
geaardheid van zuivere goedheid om het dharma
veilig te stellen.

Hoofdstuk
3: Het
lied van Moeder Aarde en
de Remedie voor Kali-yuga

(15) Het is meer het
herhaaldelijk bespreken en bezingen van de
kwaliteiten van de Heer Geprezen in de Verzen,
dat een einde maakt aan alles wat ongunstig is.
Hij die Heer Krishna's zuivere toegewijde dienst
wenst moet dit [omgang zoeken] daarom regelmatig
doen en telkens weer [over Hem] vernemen.'
Hoofdstuk
4: Pralaya:
de Vier Soorten van Vernietiging
(11) Daarna zal er meer dan
honderd jaar de verschrikkelijke wind van de
uiteindelijke vernietiging waaien [sāmvartaka]
en zal de hemel grijs worden van het stof. (12) Samengepakte
veelkleurige wolken, beste Koning, zullen het
dan honderd jaar lang laten regenen met enorme
donderslagen.

(36) De [min of meer
gunstige levens]omstandigheden van alle levende
wezens die onderhevig zijn aan verandering,
worden snel en voortdurend weggevaagd door de
machtige kracht van de stroom van de Tijd en vormen de oorzaken van
hun geboorte en dood.

Hoofdstuk
5: De
Laatste Instructies
voor Mahārāja Parīkchit

(8) De ziel die verschilt
van het grofstoffelijke [deha-] en het subtiele [linga]lichaam, is
zelfverlicht en vormt, omdat hij zo
onveranderlijk is als de ether, de basis [ādhāra]
die eeuwig is en alle beschrijving te boven
gaat.

Hoofdstuk
6: Mahārāja
Parīkchit
Bevrijd en
de Veda in Vieren Doorgegeven

(9-10) Parīkchit,
de heilige koning, richtte met de macht van de
rede daarop zijn geest op zijn ziel, mediteerde
op de Allerhoogste Waarheid en stopte met
ademen. Aan
de oever van de Ganges zittend op darbhagras dat naar het
oosten was gelegd, brak de grote yogi, met zijn gezicht naar
het noorden gericht, met alle twijfels in het volmaakte besef
van de Absolute Geest en
werd zo bewegingloos als een boom.

(39)
In die activiteit
vond de drieledige omkāra [A-U-M]
zijn bestaan die, zich ongezien
manifesterend, de representatie vormt van de
Opperheer [Bhagavān], de Absolute Waarheid
[Brahman] en de Superziel [Paramātmā, zie
ook 1.2: 11, B.G. 7: 8].

(74) De machtige wijze verdeelde de honderden
Yajurmantra's in vijftien afdelingen die werden
ontvangen door de discipelen Kānva, Mādhyandina
en anderen onder de naam Vājasaneyi: 'stammend
van de manen van het paard.'

Hoofdstuk
7: De
Toewijding in Samhitā Afdelingen
en de Tien Onderwerpen van de Purāna's
(9-10) De schepping [van dit
universum, sarga], de daaropvolgende
schepping [van verschillende werelden en wezens,
visarga], de handhaving [het
onderhoud, de vritti of sthāna] en
de bescherming [de rakshā of poshana
van de levende wezens], de tijdperken van
heersen [van de verschillende Manu's], de
dynastieėn [de vams'a's], de vertellingen over
hen [vams'a-anucaritam], de vernietiging
[van verschillende aard, pralaya of samsthā],
de reden [het individuele levende wezen of
hetu] en de allerhoogste toevlucht [van de
Fortuinlijke of apās'raya], o brahmaan,
vormen de tien onderwerpen van een Purāna zoals
begrepen door de autoriteiten op dit gebied.
Sommigen stellen dat in verhouding tot de
grotere, de kleinere Purāna's over slechts vijf
van deze onderwerpen handelen [zie ook S'uka hierover
2.10:
1-7 en *].
Kijk voor de © copyright
rechten van de individuele
schilderijen
onderaan
het hoofdstuk waar het geplaatst is.