Hoofdstuk
18: Het
Varnâs'rama-systeem:
de Teruggetrokkenen en de Wereldverzakers

(29) Ondanks zijn
intelligentie behoort hij [de onthechte ziel,
een sannyâsî]
te spelen als een kind, ondanks
zijn kunde
behoort hij te handelen als was hij incompetent, ondanks zijn
scholingbehoort hij zich
uit te laten als was hij verstrooid en ondanks
zijn kennis van de voorschriften moet hij zich
vrij gedragen ['ronddolen als een koe'].

Hoofdstuk
19: De Volmaaktheid van de
Spirituele Kennis

(20-24) Geloof in de nectar van
de vertellingen over Mij, steeds Mijn
heerlijkheden reciteren [bezingen], gefixeerd
zijn op ceremoniële aanbidding, zich met
lofzangen en gebed tot Mij verhouden; hoge
achting hebben voor Mijn toegewijde
dienst, den, denken aan Mij als zijnde
aanwezig in alle levende wezens, alles wat men
normaal doet aan Mij opdragen, Mijn kwaliteiten
met woorden beschrijven, zijn geest aan Mij
opdragen en alle materiële verlangens afwijzen;
te Mijnentwille weelde opgeven, afzien van
zinnelijk genot en materieel geluk, van
opoffering zijn met liefdadigheid en het brengen
van offers, japa doen en zich aan
geloften en verzakingen houden ter wille van
Mij, zijn voor mensen van overgave de
verschillende vormen van religiositeit waaruit,
o Uddhava, zich de liefdevolle dienst aan Mij
ontwikkelt - welk ander doel zou er voor Mijn
toegewijde nog overblijven [om te bereiken]?

Hoofdstuk
20: Trikanda
Yoga: Bhakti Overtreft
Kennis en Onthechting

(17) Een persoon is de
moordenaar van zijn eigen ziel als hij, in deze
zeer geschikte boot van het zo zelden maar
natuurlijk verworven menselijk lichaam, niet de oceaan van het
materieel bestaan oversteekt, voortgestuwd door
de gunstige winden die Ik vorm, en met de
geestelijk leraar als de kapitein.

Hoofdstuk
21: Over
het Onderscheid tussen
Goed en Kwaad

(19) Als iemand ervan
uitgaat dat de voorwerpen die de zinnen
prikkelen goed zijn, ontwikkelt zich als
gevolg daarvan gehechtheid, uit die
gehechtheid ontstaat lust en vanwege de lust
[te genieten wanneer hij wil] is er strijd
onder de mensen. (20) Vanwege de strijd is er
een moeilijk te beheersen woede en als gevolg
van de woede is er onwetendheid; en zo raakt
iemands ruime bewustzijn snel overweldigd door
duisternis [een vernauwd bewustzijn].

Hoofdstuk
22: Prakriti
en Purusha:
de Natuur en de Genieter
(10) Een persoon zit vast
aan een eeuwige onwetendheid en kan niet uit
zichzelf weten wat zelfverwerkelijking inhoudt.
Die kennis ontleent hij aan iemand anders bekend
met de Absolute Waarheid [vergelijk 11.21: 10].
(37) De Allerhoogste Heer
zei: 'De geest van de mens bepaald door zijn
baatzuchtig handelen, is
gebonden aan de vijf zintuigen. Reizend
van de ene wereld naar de volgende, volgt de
ziel, die een afzonderlijk bestaan heeft, die
geest [zie
ook linga, vâsanâ en B.G. 2: 22].

Hoofdstuk
23: Afzien
van:
het Lied van de Avantî Brâhmana
(28) De Allerhoogste Heer,
de Hoogste Persoonlijkheid die al de goden omvat
en die tevreden over mij, me leidde tot deze
staat van onthechting, vormt de boot voor de
ziel [om de materiële oceaan over te steken, zie
ook 11.17:
44].

Hoofdstuk
24: De
Analytische Kennis,
Sankhya, Samengevat