
(5) De
lotusogige Opperheer, de Handhaver van het
Universum, ging een kijkje nemen,
zag het, en haalde het met Zijn linker hand met
gemak naar boven.

Hoofdstuk
65: Heer
Balarāma in Vrindāvana
en de Stroom Verdeeld
(27) De [godin van de] Yamunā aldus
berispt, viel Hem bevreesd ten voeten, o
Koning en sprak bevend de volgende woorden
tot de nazaat van Yadu [*]: (28)'Rāma, Balarāma, o machtig
gearmde, wat weet ik nu van Uw macht, o Meester van het Universum die
met een enkel deelaspect van U [dat van
S'esha] de aarde draagt?

(24-25) Hij met Zijn bloemen, met een enkele
oorhanger, dwaas van het plezier, met Zijn
Vaijayantī bloemenslinger om en met Zijn
lachende, lotusgelijke gezicht overdekt door
zweetdruppeltjes als waren het sneeuwvlokken,
riep toen om de Yamunā met het voornemen in
het water te spelen. Maar toen de rivier Zijn
dronken woorden daarop negeerde en
niet kwam, werd ze door Hem kwaad met de punt
van Zijn ploeg erbij gesleept: (26) 'Door
Mij opgeroepen kom je niet, o zondige. Omdat je buiten Mij om je beweegt
naar eigen goeddunken, zal Ik je hier brengen
met de punt van Mijn ploeg verdeeld in
honderden stroompjes!'

Hoofdstuk
66: De
Valse Vāsudeva Paundraka en
Zijn Zoon Verzengd door Hun Eigen Vuur

(16) De vijanden vielen de
Heer aan met
drietanden, knotsen en knuppels,
spiesen, messen, projectielen met weerhaken,
lansen, zwaarden, bijlen en pijlen.

Hoofdstuk
67: Balarāma
Maakt een Einde
aan de Aap Dvivida
(2) S'rī S'uka zei: 'Er was
een zekere aap genaamd Dvivida ['de
dubbelhartige'], een vriend van Naraka [ofwel
Bhaumāsura, zie 10.59]. Hij was de machtige broer van
Mainda en een raadsheer van Sugrīva [de
aanvoerder van de apen, zie ook 9.10: 32, *]. (3) Teneinde zijn vriend te
wreken [die door Krishna was gedood] richtte deze aap schade aan door de
steden, dorpen, mijnen en
koeherdersgemeenschappen in het koninkrijk in
brand te steken.

Hoofdstuk
68: Het
Huwelijk van Sāmba en de
Kuru Stad Gesleept Bevend voor Zijn Woede

(40) Vandaag nog zal Ik
de aarde bevrijden van de Kaurava's!', en
aldus Zich kwaad uitsprekend nam Hij Zijn
ploeg ter hand en rees op als wou Hij de drie
werelden verzengen.

(41)
Met de punt van Zijn
ploeg trok Hij woedend de stad Hastināpura naar
boven en sleurde haar mee met de bedoeling haar
in de Ganges te werpen.