Inleiding:

Beste lezer, wie ben ik om u dit grootse Lied van God te presenteren? Ik kan u mijn naam vertellen, maar dit boek gaat precies over het vinden van het juiste antwoord op deze vraag. Het gaat over Heer Krishna die aan Zijn vriend Arjuna uitlegt wie hij en Hijzelf werkelijk is. Die kennis zou Arjuna de kracht geven en de vastberadenheid om zijn vijanden te kennen en te verslaan. De crisis van Arjuna is een identiteitscrisis: wie ben ik, wat moet ik doen, hoe moet ik de dingen zien, wat is mijn aard, wat is de juiste houding? Hoe bereik ik de vrede èn de overwinning? Wij als lezers zijn die Arjuna, en ik als de vertaler/interpreet en degene die de zaak tot één geheel samenvoegt, bevond me in dezelfde positie. Ik stond voor vele versies van de Bhagavad Gîtâ die ik, eerlijk gezegd, naar waarheid niet allemaal goed kon lezen. Ten eerste is het nogal een zwaar stukje filosofie in feite, waarmee het moeilijk is om je te identificeren. Ten tweede waren de meeste van de beschikbare Gîtâ's ontleed in een enorme hoop van losse fragmenten in detailstudie, waardoor het oorspronkelijke vloeiende betoog volledig ondoorzichtig werd. Het was niet zo moeilijk te begrijpen waar de prediking allemaal over ging, maar wat had het boek nu eigenlijk zelf te zeggen? Hoe kon ik naar de oorspronkelijke spreker luisteren en het vanuit het hart tot me door laten dringen zoals men dat meestal doet, met het volgen van de redeneringen in een boek? Normaal gesproken wil ik in een boek luisteren naar wat de spreker te zeggen heeft, alles wat in de weg staat tussen mij en de spreker is een hindernis. Zo kan men de geloofscultuur en de uitleg eraan gegeven ervaren als een hindernis, of een probleem van de zuiverheid van het medium tussen jezelf en de Heer der Wijsheid. Ik kon mezelf afvragen: Luister ik nu naar Vyâsadeva: de schrijver, naar Sañjaya door Vyâsa gepresenteerd als degene die verslag doet van het gesprek, of naar Krishna, degene die feitelijk tot ons spreekt? Luister ik naar de geestelijk leraar die mij invoert in deze kennis, het interpreterend en vertalend naar mijn en zijn begrip en naar mijn en zijn sociale en persoonlijke ego-belang, luister ik naar de religie van sociale gebruiken die de goede houding hoog moet houden of ben ik enkel een medium op zichzelf aan het bestuderen, zoals een materieel boek of een moderne internet pagina die afhangt van zijn eigen materiële bestaansvoorwaarden behartigd door een uitgever of een webmaster?

Zodoende is deze presentatie van de Gîtâ een poging te reconstrueren wat feitelijk door Heer Krishna werd gezegd. Ik bleef al vertalend, zo trouw aan het Sanskriet als mogelijk pogend niet één enkel woord eraan toe te voegen of bij weg te laten, zodat de woorden die Vyâsadeva, de oorspronkelijke auteur, gebruikte, kunnen worden gewaardeerd alsof ze van hem afkomstig zijn. Op het slagveld van Kurukshetra, net voor het begin van de grote oorlog van de Mahâbhârata, sprak Krishna deze tot Arjuna aan het eind van een tijdperk van vedische cultuur die ons achterliet met de aard van wat we nu kennen als de moderne tijd en door Hindu's Kali-yuga wordt genoemd, het IJzeren tijdperk van de Redetwist. Ik heb deze Gîtâ, de Gîtâ van Orde genoemd omdat het dat was waar ik naar uitzag en het dat was wat mijn oorspronkelijke bedoeling en geloof in God was: om alles en iedereen, de wereld en mezelf in orde te krijgen. Dus, bestudeerde ik wat de traditie te zeggen had, ik herinnerde me wat ik had geleerd van de moderne wetenschap, de filosofie en de spirituele leringen en last but not least wilde ik mijn eigen moderne/postmoderne ervaring er ook in weerspiegeld zien zonder in de zelfzucht van het ego te vervallen. Van de traditie zelf leerde ik dat haar benadering van gepaste referentie niet werkelijk verschilde van de methode van de moderne natuurwetenschap die eveneens op gepaste referentie berust. Sañjaya kon een zuiver medium zijn voor de woorden van Krishna, omdat hij een trouwe leerling van Vyâsadeva was. Zo kon ook ik een zuiver medium zijn als ik de zelfde methode zou volgen. Zodoende staat deze Gîtâ niet op zichzelf, maar is ze rechtstreeks voortgekomen uit een voorgaande versie, een geestelijke lijn van erfopvolging, de traditie; en neen, hij kwam zelfs voort uit al de bestaande versies en de hele discussie die er gaande was op het huidige moment. Ik begreep dat ik te maken had met de hele verwarring op dit gebied. Ik moest kiezen: er zijn zoveel Gîtâ's en dus zoveel tradities van onderricht te respecteren. Er is de Gîtâ van S'ankarâcârya, de Gîtâ van Maharishi Yogi, de Gîtâ van S'rî Yukteswar, de Gîtâ van de American Gîtâ Society, de Gîtâ van W.Q. Judge van de Theosofie, de Gîtâ van de internet-site ervoor, de Gîtâ van de Hare Krishna's en zelfs een Gîtâ gepresenteerd op televisie.

Ik kwam tot de slotsom, me herinnerend van wat ik tot dusver had begrepen, dat als men niet weet van offeren, dat men dan in feite niet de strekking heeft begrepen van wat de Heer ons probeert te zeggen. Derhalve kon ik alle Gîtâ's die niet op het internet waren aangeboden schrappen. Gîtâ's niet gedeeld met de wereld kunnen niet beschouwd worden als zijnde van goede wil jegens de wereld, kon ik toen hoog houden als een nieuwe norm voor een nieuw medium. De kennis van God is het eigendom van God en niet van een boekverkoper of een instituut van onderwijs. Dus werden alle claims van eigenaarschap en nalatigheid in het offeren gediskwalificeerd. Toen eindigde ik met enkel de recent beschikbare Gîtâ van de Theosofie, de altijd beschikbare Gîtâ 's van de American Gîtâ Society, een recent van het internet teruggetrokken versie van de Gîtâ van Vaishnava's in India (aan het eind van de Gîtâ niet meer vermeld in de referentie-links onder aan de pagina) , de Internet-site www.bhagavad-gita.org van een andere tak van westerse Vaishnava's ervoor en de oorspronkelijke Hare Krishna Gîtâ van Swami Prabhupâda's westerse ISKCON-math school van Vaishnavisme. De laatste twee Gîtâ's werden mijn steun en toeverlaat bij de studie daar zij de enigen waren die aan de wetenschappelijke eis beantwoordden van behoorlijke referentie aan het oorspronkelijke Sanskriet, woord voor woord. Van hen kon ik, tezamen met het Sanskriet woordenboek en een basiscursus in het Sanskriet, de oorspronkelijke redeneertrant reconstrueren die hier wordt geboden. Als zodanig ben ik een leerling van deze Vaishnava cultuur en een leerling (van de leerling van) de âcârya (de leraar, guru, van voorbeeld) die deze methode van respect voor de traditie introduceerde in onze Westerse cultuur. De andere Gîtâ 's werden zo enkel een second opinion om te kunnen achterhalen waar de discussies van vertalen op deze planeet nu eigenlijk over gingen, terwijl ik me ondertussen vasthield aan de siddhânta, of eindconclusie van vedische studie van de leidinggevende acâryâ's. Deze eindconclusie was aangereikt door S'rî Krishna-Caitanya, een grote toegewijde en âcârya van Heer Krishna (geb 1486) die herkend werd als Bhagavân, een oorspronkelijke incarnatie van de Opperheer. Zijn nederdalen in de zestiende eeuw hield een reformatie van de vedische cultuur in, die het eind afriep over de valse autoriteiten der religie en het kastenstelsel. De siddhânta werd onder woorden gebracht als 'acinthya-bheda-abheda-tattva', hetgeen betekent: de Heer is de ondoorgrondelijke eenheid in de verscheidenheid. Met deze konklusie werden alle verschillen van leeftijd en roeping onderworpen aan iemands individuele toewijding tot de Heer als de bindende kracht, zoals uitgedrukt in iemands nivo van overstijging, van spirituele yoga-beheersing en stabiliteit van zelfverwerkelijking boven de materiële conditioneringen, en de eigen aard van betrokkenheid met de cultuur der toewijding. In andere woorden: men behoort boven het materiële motief te staan en men heeft een zekere ervaring nodig in de Yoga en de toegewijde dienst voordat men betrouwbaar kan spreken van en leven naar de inhoud van dit boek b.v. . Het enkel zijn van een expert op het gebied van het Sanskriet of het zijn van een religieuze autoriteit van een of andere leerschool is dus niet genoeg. Men moet ook onafhankelijk in relatie tot de Heer inzien, wat het verhaal van God, Zijn verhaal, met deze yoga allemaal aangaat.

Dus waar gaat het verhaal over? Het is genomen uit het epos de Mahâbhârata dat gaat over de grote oorlog die een einde maakte aan het z.g. Dvâpara Yuga tijdperk van de vedische cultuur. De Kurudynastie (zie stamboom) in strijd komt zichzelf tegen op het slagveld. De hoofdrolspelers aan het woord, Krishna en Arjuna, zijn neven van elkaar in een lange reeks van vedische erfopvolging in dynastieën van adel die heersten over Bhârata-varsha, India, met de kennis van Bhâgavan, de Allerhoogste Heer die door de hele geschiedenis heen verschillende gedaanten aanneemt in verschillende incarnaties (genaamd avatâra's). Christelijke lezers moeten ook Heer Jezus Christus als een soort van incarnatie van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God zien die de Opperheer is, zij het dat Heer Jezus niet een vedische nederdaling van de Hoogste Heer vertegenwoordigt, maar een incarnatie is naar de bijzonderheid van de Joodse cultuur van God. Krishna's vader Vasudeva was de broer van Koningin Kuntî, ook wel tante Prithâ genoemd, die vaak ter sprake komt in de Gîtâ. Arjuna, met zijn vier broers genaamd de Pândava's, werd geboren uit Koning Pându en Koningin Kuntî in de Kurudynastie. Pându had een blinde broer genaamd Dhritarâshthra die zelf een honderdtal zoons had genaamd de Kaurava's. Pându stierf jong en de zoons van Pându werden door hun oom opgevoed samen met hun neven de Kaurava's. Met deze familieverbintenis liep het uit op een verschrikkelijk meningsverschil naar aanleiding van een dobbelspel waarmee de Kaurava's de Pândava's het recht op hun deel van het gemeenschappelijk erfgoed ontzegden. Met name ziende hoe goed ze het ervan afbrachten voordat dat meningsverschil rees gaf aanleiding tot allerlei soorten van doortraptheid. Omdat het dobbelspel doorgestoken kaart was werden ze naar de wildernis verbannen voor de duur van dertien jaar. Toen ze na die periode te horen kregen dat ze zich niet volmaakt aan de regels hadden gehouden en dat dus hun verbanning nog langer zou duren, was de maat vol: nooit zouden Yudhishthhira, Arjuna, Bhîma, Nakula en Sahadeva, de Pândava's, hun koninkrijk op deze manier terug krijgen. Vanwege dit onrecht kwamen ze toen tegenover elkaar op het slagveld Kurukshetra te staan, een heilige plaats, een pelgrimsoord, om strijd te leveren. Arjuna die daar al zijn neven, ooms en andere familieleden op het slagveld ziet stort in: hij wil niet meer vechten en roept zijn vriend en neef Krishna te hulp, die hem bijstaat als zijn wagenmenner. Dan manifesteert Krishna Zijn ware aard voor Arjuna. Hij zegt hem dat het overeenkomstig zijn aard is als bestuurder dat hij moet vechten en legt hem dan uit hoe hij de transcendentale positie van zelfverwerkelijking kan bereiken, die nodig is om kontrole te krijgen boven de geaardheden der natuur en alle menselijkheid die erbij hoort en aldus zeker te zijn van de overwinning. Krishna maakt Zich kenbaar als Vishnu, de Handhaver, als degene van de goedheid en legt Arjuna uit dat hij Hem moet zien als de Zon en de Maan; de orde van de natuur, als de smaak van water, de vormen van goddelijkheid en de Tijd Zelve. Hij zegt hem ook dat dit soort van kennis persoonlijk is en vertrouwelijk. Dit kan niet aan mensen worden verteld die afkerig zijn van de wetenschap van Zijn yoga, waarover Krishna in de onderhavige achttien hoofdstukken uitleg verschaft.

De yoga van Krishna is verdeeld in drie hoofdsecties in dit boek: karma- bhakti- en jñânayoga. Ten eerste is er het karmische gezichtspunt: door het juiste handelen en door analyse realiseert men zich zijn verbondenheid, zichzelf gelijkrichtend (middels religie, re-ligare, op één lijn komen, genaamd dharma of juist handelen) met de oorspronkelijke persoon die de Heer is en het ware zelf zowel alsook met het objectieve van het Absolute van de Waarheid van het gemanifesteerde geheel van het materiële universum. Dit terugdringen van de begoochelde staat bereikt door het uitbannen van winstgemotiveerde arbeid of karma wordt tot stand gebracht door onthechting en meditatie. Vervolgens, in het tweede deel over Bhakti-yoga, legt Krishna uit wat het betekent om de bovenzinnelijke positie te bereiken: zonder het ontwikkelen van doorzettingsvermogen in toegewijde dienst of bhakti-yoga kan men weliswaar verlicht zijn - voor een tijdje, maar is men niet bevrijd; bereikt men niet de stabiliteit van wijsheid in de goede gewoonten van het respect dat men zoekt. Krishna zet dan voor Arjuna uiteen wat Zijn Persoonlijke aard is en hoe hij Hemzelf moet herkennen in Zijn verschillende identiteiten. Arjuna's kanalen van waarneming worden dan, op zijn eigen verzoek, door Krishna opengebroken, die hem Zijn Universele Gedaante toont, het volledige van Zijn persoonlijke aard. Vanaf dat ogenblik betwijfelt Arjuna niet langer de goddelijkheid van zijn vriend en verontschuldigt hij zich Hem in het verleden te hebben behandeld als een normaal sterfelijk wezen. In de laatste zes hoofdstukken van de Yoga van de Spirituele Kennis of jñâna yoga verklaart Krishna hoe, met het verschil tussen de kenner en het gekende, de verdelingen van de natuur in drie geaardheden leidt tot verschillende manieren van offeren en persoonlijke plichtsvervulling. Uitleg gevend over het verschil tussen het goddelijke en de goddeloze aard zegt Hij Arjuna dan hoe door verzaking, de drievoudige aard en de dienstverlening ervan met de verdelingen van de samenleving, men het uiteindelijke van de bevrijding bereikt onder de voorwaarde van het respecteren van Hem als de uiteindelijke orde en natuur van de Absolute Waarheid van de ziel.

Meer over de achtergronden van de cultuur van de toewijding en de spirituele kennis, Krishna's leven en de werkelijkheid van onze moderne levens, wordt uitgelegd in het Srîmad Bhâgavatam, ook door mij op het internet aangeboden op srimadbhagavatam.org, dat kan worden beschouwd als de Krishna-bijbel over het leven en de tijd van de Heer en Zijn toegewijden, waartoe deze preek van de Heer op het slagveld een samenvatting of inleiding is.

In verrukking over de dienstbaarheid aan de Heer en Zijn toegewijden, wens ik u en al uw verwanten een gezonde vooruitgang op het spirituele pad en al het geluk en de glorie van zelfverwerkelijking die mogelijk is binnen het bestek van dit menselijke leven.


met alle respect, Anand Aadhar Prabhu, Maart 2001

   

 

Naar de inhoudsopgave:  

 

  

 

   

 
     Bestel het boek: 'Een Lied van Geluk - Een klassieke Gîtâ' 



  Productie en copyright van deze vertaling: Anand Aadhar Prabhu              

die ook een commentaar schreef op de eerste vier hoofdstukken.              
genaamd
Krishna, en de Zingende Filosoof;              
een studie naar de muziek en cultuur van de Caitanya -Vaishnava's              

De oorspronkelijke bronteksten en woord voor woord vertalingen              
zijn van Swamî Prabhupâda en              
©1989, van de Bhaktivedanta Book Trust              
  

Van deze brontekst bestaat een versie met commentaar op: Sastra               

 

 

 

 
 

check