BHAGAVAD GÎTÂ

Lopende vertaling hoofdstuk 1: vers 1.9 - 1.18 .

(9) Er zijn ook een groot aantal andere helden uitgerust met vele wapens die ervaren zijn in de strijd en bereid zijn hun levens voor mij te riskeren.(10) Onze kracht is onmetelijk, volmaakt beschermd als we zijn door grootvader Bhîsma, maar slechts beperkt is al deze kracht bij de Pândava's zo zorgvuldig beschermd door Bhîma. (11) Zij die overal strategisch staan opgesteld om Bhisma te ondersteunen zullen zeker allen stuk voor stuk u ondersteuning verlenen."

(12) " Tot zijn grote vreugde, blies de heldhaftige stamvader van de Kurudynastie, de grootvader, zeer luid vibrerend als een brullende leeuw op zijn schelphoorn. (13) Andere schelphoorns als ook grote en kleinere trommels en hoorns weerklonken plotseling daarop allen tezamen, hetgeen tot een geweldig tumult culmineerde. (14) Daarop lieten Mâdhava [Krishna als de echtgenoot van de godin van het geluk] met Arjuna staande in een grote strijdwagen getrokken door witte paarden, beiden vol zelfvertrouwen hun goddelijke schelphoorns weerklinken. (15) Hrisikesa [Krishna als de Heer der Zinnen] blies op de Pancajanya, Arjuna op de Devadatta en de bovenmenselijk krachtige Bhîma, de gretige eter, blies op de Paundra. (16-17-18) De koning, de zoon van Kuntî [Yudhisthira de oudste Pândava] blies op Ananta-vijaya terwijl Nakula en Sahadeva [de Pândava tweeling broers] op de Sughosa en de Manipuspaka bliezen. Zo ook bliezen de koning van Kâsî [Varanasi], de grote boogschutter Sikhandî en de grote krijgsheer Dhristadyumna, Virâta [die de Pândava's onderdak bood], Sâthyaki [Yuyudhâna, de wagenmenner van Krishna] die nog nooit was verslagen en, o koning, Drupada tezamen met al de zoons van de Pândava's en de machtig bewapende Abhimanyu [de zoon van Subhadrâ], ieder op hun eigen schelphoorns.

 

Vertaling: Anand Aadhar Prabhu,
de links leiden naar de versie van Prabhupâda hieronder
met een commentaar van Aadhar.

Overzicht van de lopende vertaling van dit hoofdstuk (1) met de oorspronkelijke english version en het woord-voor-woord Sanskriet.


  

 

1.9 En er zijn nog vele andere helden die hun leven voor mij willen offeren. Ze zijn allen goed uitgerust met allerlei wapens en ze zijn allen bedreven in de krijgskunst.

T o e l i c h t i n g

Het woord helden in dit vers heeft een dramatische bijklank. Mensen die de held uit willen hangen zonder precies te weten waarvoor, of ze er nu God of duivel mee dienen, moeten oppassen. Men wordt bepaald door datgene waardoor men zich laat leiden (3.15). Richt men zich op iets leugenachtigs, zoals b.v. een uurwerk dat de onware, standaardtijd weergeeft, dan begaat men mogelijk meer vergissingen dan men zou willen; de heldhaftigheid wordt dan een pose, schijn, een compensatie zou de psycholoog zeggen. Door dit onbewuste verschil tussen wat men is en wat men wil zijn verliest men zijn zelfvertrouwen, men blokkeert in zijn aktie, vervalt in waanzin, probeert met bedrog vol te houden dat het niet zo is, en ten slotte faalt men. Je vergissen, tot waanzin vervallen, bedriegen en falen zijn de vier neigingen waar de materieel gekonditioneerde mens mee behept is. Deze onvolkomenheden zijn inherent aan het materieel bestaan. Leren leven met onvolkomenheden mag niet inhouden dat we deze gaan cultiveren. Doen we dat toch, dan raakt de liefde voor de waarheid in het geding en belandt men in situaties als die van D u r y o d h a n a. Het zich verlaten op wapens, heldhaftigheid en bedrevenheid mag niet baten. Als er ook maar één foute veronderstelling in b.v. een computerprogramma zit, blokkeert de hele onderneming. Zo ook werkt de menselijke geest. Met materialistische motieven draai je in een cirkeltje rond, of nog erger: men raakt opgeblazen en ziet het eigen geestelijk onvermogen in de ander, terwijl de verbeelding van de macht het noodzakelijke hart voor de zaak ontneemt. Daardoor overwint het goede altijd. Het is van de eeuwigheid. Het kwade verliest altijd weer opnieuw zijn greep. A r j u n a , net als de v a i s h n a v a ' s, bedient zich, zoals gezegd, van de middelen van de tegenstander. Het is de praktijk van de duiveluitdrijving. Een klok b.v. is een gevaarlijk ding in de handen van een machthebber: hij kan er de mensen mee manipuleren en gek maken. In de handen van een toegewijde, kunnen we leren er de tekortkomingen van in te zien, zodat we niet in de val van de machtsverbeelding terecht komen en kunnen we leren hoe we er zo mee om kunnen gaan dat we er K r i s h n a recht mee doen. De klok vormt een mooi voorbeeld voor de konditie van de moderne mens. Men is apetrots dat het ding tot op de miljoenste seconde nauwkeurig kan lopen, maar vergeet dat het natuurlijk tijdsverloop, dat zich kenmerkt door een dynamisch ritme - etmalen zijn in werkelijkheid niet allemaal even lang omdat de aarde niet cirkelvormig om de zon draait en scheef staat- in feite niet gerespekteerd wordt en men in een zelfverzonnen wereldje van gemiddelden, zones en seizoensbepaaldheid is verdwenen (afgespleten). Het ontkennen van ons vermogen het beter te doen (met wat moeite haalbaar) en het onderdrukken van medemensen met een hoop machtsverbeelding is de moderne variant op het thema van D u r y o d h a n a. De helden van de 'moderne tijd' zijn gewoon getikt in zijn ogen. De toegewijde echter ziet mensen die de Ware Tijd, K r i s h n a zelf, kwijt zijn en in hun onwetendheid lijden aan de klassieke ziekten genaamd valse trots ( m a d a) en bezitsdrang (l o b h a).

 

1.10 Onze sterkte is onmetelijk en we worden door grootvader Bhîsma volmaakt beschermd, terwijl de sterkte van de Pândava's, onder de hoede van Bhîma beperkt is.

T o e l i c h t i n g

Dit is de staat van degene die in illusie verkeert: onze grote leider zal ons de overwinning brengen, we zijn zo machtig met z'n allen, en zo ontzettend sterk. Ieder klein kind weet dat het leven een voortdurende zelfrealisatie is en dat regressieve fantasieën over grote leiders die alle problemen voor ons op zullen lossen slijten bij het volwassen worden. God wacht netjes tot we zelf verantwoordelijkheid willen dragen; tot wij een instrument zijn (d â s a) en niet een oefening in jalouzie (m â t s a r y a).

Zelfrealisatie betekent niet alleen dat we ons ideale Zelf en K r i s h n a Zelf niet als verschillend moeten zien, het betekent ook niet alleen dat we onszelf als iemand anders dan K r i s h n a Zelf moeten zien, het betekent ook gewoon dat je het allemaal zelf moet realiseren. Realiseren is een mooi woord, het betekent tot stand brengen, maar ook inzien. Het is dus wat anders dan: 'ik zal de wereld eens even naar mijn hand zetten'. Sprak de schrijver dezes in deze regels niet volgens de opvattingen van zijn leraar, dan zou niemand de tekst serieus nemen. Niet het gezag verketteren en toch de zaak zelfstandig inzien en bewerkstelligen betekent gewoon meedoen en niet tegenwerken. â t m â - n i v e d a n a m is het eindpunt van het negenvoudig proces van de toegewijde dienst: de volledige overgave waarin men zich niet langer tegen K r i s h n a verzet. In het begin als we leren te luisteren en te zingen is het heel normaal om vol verzet te zitten. Een normaal ego biedt gewoon weerstand tegen alles wat vreemd is. K r i s h n a helemaal kennen zal ongetwijfeld alleen voor Hemzelf gereserveerd zijn. Dus eerlijk: laten we ons geen illusies maken: de b h a k t i is een weg zonder einde.

Een belangrijk punt in dit vers is het feit dat een meerderheid vormen nog niet wil zeggen dat men K r i s h n a aan zijn zijde heeft. Heeft men alle soldaten van de Heer aan zijn zijde ... K r i s h n a's favoriete sport is het onderuithalen van de machtsverbeelding: d.w.z. zonder Hem is het allemaal illusie of zelfs demonisch. Zo moeten we oppassen met de democratie. Het vormt geen enkele garantie tegen uitwassen als het fascisme. De meerderheid kan nu eenmaal corrupt zijn. Ook religie als instituut is geen garantie. Hoeveel religieuzen zijn niet een prima 'soldaat' van de Heer? Met Heer C a i t a n y a leren we dat Hij, K r i s h n a, de Vader is van de revolutie, de omwenteling die de gehele aarde aangaat in relatie tot het licht van de zon, en niet een doorgedraaide zuidamerikaanse idealist of een perverse journalist. We zullen moeten leren te vertrouwen op wat heilig is. De merkwaardige gewoonte te vertrouwen op de kampioenen van de neurotische * compensatie (neurotisch omdat men niet zo zeker is als men zich wel voordoet), heeft de mensheid al heel vaak opgebroken.

 

1.11 Jullie moeten nu allen grootvader Bhîsma ondersteunen, ieder vanaf zijn eigen strategische plaats in de gevechtslinie.

T o e l i c h t i n g

Swami Prabhupâda verklaart bij dit vers dat het geven van veel aandacht aan de grote leider dit soort aansporingen in de hand werkt. Er is dus niet zozeer sprake van liefde voor de leider alswel een diplomatieke zet om de rest erbij te betrekken. Persoonsverheerlijking is een uitvloeisel van de machtsziekte. Het allen voor één gaat eigenlijk alleen maar op voor de heiligheid die betrokken is op de Allerhoogste. In menselijke betrekkingen brengt dit anders rampspoed. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Heer C a i t a n y a Zijn favoriete spel Zijn zelfontkenning was. Hij moest het model voor de bescheidenheid vormen, ookal kon Hij Zijn ware identiteit in vertrouwelijke situaties niet verhullen. Hij was Heer en Meester over de situatie, er gebeurden wonderen en Hij had alle symptomen van B h a g a v â n_ K r i s h n a, de al-aantekkelijke. Persoonlijke realisatie, nadere bestudering van de literatuur en omgang met toegewijden neemt de twijfel over de identiteit van Heer C a i t a n y a weg. De v a i s h n a v a ' s vormen geen sekte onder leiding van een ketterse g u r u. Het is een historische religiositeit n.a.v. een nederdaling van de Heer.

 

1.12 Toen blies Bhîsma, de grote, wakkere stamvader van de Kuru-dynastie, de grootvader van de krijgers, zeer luid, als brulde er een leeuw, op zijn schelphoorn, tot vreugde van D u r y o d h a n a.

T o e l i c h t i n g

D u r y o d h a n a was blij met de grote inzet van zijn strijdmakkers. Als hij een hart had gehad en had gejammerd dat hij zijn arme neven toch liever niet uitgemoord zag, dan was de grote leider ongetwijfeld niet zo ingebeeld ten strijde getrokken. Het is dus een samenzwering van de leugen: D u r y o d h a n a heeft geen hart en Bhîsma heeft geen mening. Bhîsma hield angstvallig zijn mond toen de P â n d a v a ' s werden bedrogen in het dobbelspel waartoe ze waren uitgedaagd en waardoor ze de zeggenschap over het rijk verloren. Ze konden niet weigeren omdat dat tegen de etiquette was. Meedoen bracht de rampspoed dat A r j u n a 's vrouw Draupadî gedwongen werd zich uit te kleden in tegenwoordigheid van alle grote bevelhebbers en K r i s h n a een wonder moest verrichten om haar te beschermen: Hij materialiseerde een eindeloos lange s a r i. De lengte van die s a r i kan men vergelijken met de lengte van het betoog der impersonalistische wetenschappers die hun eigen handboeken niet door kunnen komen, ookal houden ze voor elkaar de schijn op dat het wel zo is. De mensheid op die manier 'uitkleden' kan men wel vergeten. K r i s h n a staat het niet toe. Hij beschermt altijd Zijn toegewijden, dat is Zijn d h a r m a. Wel is het zo dat dergelijke pogingen de aanzet vormen voor wereldoorlogen waarmee met veel geraas de zoveelste machtsillusie instort... Nu is er echter oorlog en oorlog. Het hoeven geen legers te zijn die tegenover elkaar staan. De hindoe is ervan doordrongen dat sedert K r i s h n a we collectief nooit meer één zullen zijn onder één vreedzaam bestuur. We zullen voor de rest van dit tijdvak, K a l i - y u g a, (1200x365-5000 jaar), blijven kibbelen en twisten over materiële tegenstellingen a.g.v. het niet respekteren van de elementaire regulerende beginselen. Het lijkt een pessimistische visie, maar vreemd is hij niet. Niemand gelooft nog in het idee de wereld te kunnen verbeteren. Daarvoor heeft iedereen zich veel te diep ingegraven in de stellingen van het z.g. valse ego, het ego- of ik-bewustzijn dat zich identificeert met het lichaam en andere materie in de categorie van 'ik en mijn'. De oorlog die niet meer ophoudt speelt zich af in de geest. Wat we ook proberen, steeds moeten we partij kiezen voor God of duivel, de goede of kwade wil, en dienovereenkomstig strijd leveren. Herhaaldelijk hebben de â c â r y a ' s bevestigd dat de klassieke y o g a van mediteren en verlicht raken van de baan is. Zomaar mediterend kom je in een gekkenhuis tegenwoordig. Er is maar één oplossing: strijdmakkers zoeken en de oorlog tegen m â y â winnen door samen te chanten: ' H a r e_K r s n a_H a r e_K r s n a ,_K r s n a_K r s n a ,_H a r e_H a r e ,_H a r e _ R â m a_H a r e_R â m a ,_R â m a_R â m a ,_H a r e_H a r e. Haribol (zing de namen van de Heer).

 

1.13 Toen klonken plotseling alle schelphoorns, signaalhoorns, trompetten, trommen en hoorns tegelijk, dat het daverde.

T o e l i c h t i n g

God is ook geluid, is men tegenwoordig vergeten. In de moderne tijd denkt men: God is stilte. K r i s h n a neemt deze illusie weg. Verderop in de B h a g a v a d_G î t â legt Hij uit :'Ik ben het geluid in de ether': s'abdah khe (7: 8). God is welliswaar vrede, s h a n t i, maar nog altijd een zingende transcendentale vogel (of filosoof). In het Srîmad Bhâgavatam wordt geluid, s' a b d a, omschreven als een subtiele vorm van de ruimte die is als de ziende t.o.v. het geziene, te weten de ruimte met zijn materiële objecten (S.B. 2.5.: 25, 3.26: 33) Van belang is in te zien dat geluid (de z.g. t a n - m a t r a-klank) in de schepping vooraf gaat aan de ruimte met haar materiële manifestaties: door geluid kan men zien en inzien. Via de oren komt K r i s h n a zo tot ons. Van de geluidstrillingen is Hij het bovenzinnelijk Om (o m k a r of de p r a n a v a, B.G.10: 25), en de bovenzinnelijke m a n t r a, j a p a, de H a r e K r s n a - m a n t r a Zelf (B.G.9: 16). De hele B h a g a v a d_G î t â zelf wordt als de geluids-incarnatie van K r i s h n a beschouwd (Sw. Prabhupâda bet.1:18: 31). Christus die bekend staat als een z.g. s h a k t i - a v e s a - a v a t â r a van K r i s h n a staat ook wel bekend als de Logos, het Levend Woord. Niet de levende stilte. Uiterlijke stilte is er om de innerlijke stem te kunnen horen. K r i s h n a noemt dit stilzwijgen zijn Zelf in relatie tot wat geheim is (10: 38). In de christelijke Bijbel heet het dat voor de schepping de geest van God over de wateren zweefde. Alles komt voort uit die geest, die in het Srîmad Bhâgavatam de 'blik van God' wordt genoemd. Alles is ook geest in K r i s h n a -bewustzijn. Zelfs harde natuurwetenschappers die de atomen bestuderen komen tot zo'n conclusie: de wereld is één grote gedachte: brahmaivedam amrtam purustad brahma... ' Wat ook in de materiële wereld is slechts een weerspiegeling van het hoogste licht... B r a h m a n is voor ons en B r a h m a n is achter ons, en in het noorden, oosten, zuiden en westen, onder ons en boven ons: die emanatie van B r a h m a n verspreidt zich zowel in de materiële als geestelijke ruimten. (Moendaka U p a n i s h a d 2.2: 12). Dit is het onpersoonlijk aspekt van K r i s h n a. K r i s h n a is zuivere geest (B r a h m an). Dit is de eerste realisatie.

Geluid is zowel in de geest als in de materie. Het davert niet alleen van buiten in deze oorlog, het gedaver gaat van binnen verder (hoewel oorspronkelijk in omgekeerde volgorde).K r i s h n a is de geest van het goede; het gedaver van de vijand kenmerkt zich door de onwil te luisteren. Daardoor ontstaat oorlog en ellende, waanzin en psychiatrie. Het demonische is een vorm van doofheid (en niet andersom natuurlijk). Openstaan voor geluid, een gretige A r j u n a klaar voor de strijd, is de houding van de toegewijde. Het is ook om deze reden dat de filosoof moet zingen en er muziek in dit boek staat. Muziek is de taal van de liefde. De enige universele taal die we hebben. Geven we niet zelf aktief luisterend gestalte aan de p r a n a v a, dan speelt de duivel van de tot chaos neigende natuur een spelletje met ons horen en behoren. B h a j a n, het indiase woord voor toegewijde zang, is de transformatie van de p r a n a v a (zie S.B. 12.6: 37-43). De m a h â m a n t r a is de meditatie ervoor. Acyutânanda Swami, een andere â c â r y a, verklaart:'... omdat ze (de b h a j a n s) expansies zijn van de m a h â m a n t r a, zijn ze er niet van verschillend.'(uit: introductie ' Songs of the Vaishnava âcârya ' s).

Het verschil tussen luisterend gestalte geven en 'doof' gestalte geven zit hem in het respekt voor Vishnu, de Behouder en transcendentale vorm van K r i s h n a. De v a i s h n a v a ' s of toegewijden van Vishnu brengen allereerst respekt op voor wat er is en stellen zich niet zomaar ten dienst van het creatief persoonlijke: 'B r a h m â'. B r a h m â is de eerste levende persoon en komt in het v e d i s c h scheppingsverhaal direkt na K r i s h n a, V i s h n u (uit zijn 'navel'). B r a h m â schept een wereld. Maar er zijn vele werelden en vele 'Brahmâ's'. Brahmâ is een z.g. halfgod met een tegenhanger, een 'zoon', die weer uit hem voortkomt: Heer S h i v a (bekend als R u d r a), ookwel de Vernietiger genaamd. Heer S h i v a staat voor onwetendheid, maar is toch degene die als v a i s h n a v a nummer één bekend staat. Heer S h i v a heet op een bergtop met zijn vrouw Parvati te mediteren. Men treft hem ook wel met as besmeurd aan op kerkhoven. Liefde voor Vishnu behoudt met klanken de dingen zoals ze zijn, de liefde van Brahmâ schept m.b.v klanken een eigen wereld en met Shiva mediteert men met klanken tot de wereld aan zijn kosmische dans ten onder is gegaan. De klank vertegenwoordigt daarin het object in de ruimte en transformeert onder invloed van de tijd door identificatie met de stof (vals ego),(zie betekenis S.B. 2.5: 25). Als K r i s h n a zegt 'Ik ben het geluid in de ether' betekent dat dat Hij en de toegewijden aktief het valse ego bestrijdend er vorm, structuur en rust aan geven.

In het christendom ligt de nadruk op God de Schepper. De 'Zoon' van de 'Schepper', moest nederdalen om ons liefde voor de 'Vader' bij te brengen. De enige persoon in het hele pantheon van alle culturen en alle tijden die de verantwoordelijkheid voor de persoonlijkheid, d . w . z . dus niet enkel het principe, van die goddelijkheid op zich wil nemen is K r i s h n a. Niemand anders. Daarom noemt men K r i s h n a de Allerhoogste: Hij is de enige die als een werkelijk bestaande persoon en vader herkenbaar is en tegelijkertijd zich uitstrekt over al het bestaande.

Leren luisteren naar K r i s h n a (mediteren) is moeilijk. Zonder de m a h â m a n t r a wil dat heden ten dage niet meer succesvol. Men raakt zonder onmiddellijk verslingerd aan een Hem niet-dienstbare creatieve uiting van de eigenheid (ego) en verdringt daar mee K r i s h n a. K r i s h n a neemt (blijkens zijn vele a v a t â r a ' s) graag een andere vorm aan om je bezig te houden en je ervaring op te laten doen. Hij is geen tirannieke Godheid die, zoals in het Oude Testament b.v. beweert jaloers te zijn. Zo kunnen we op verschillende manieren met Hem omgaan. Terwijl de v a i s h n a v a ' s de omgang met Hem in geluid prefereren (v a n i), omdat lichamelijke omgang (v a p u) niet altijd mogelijk is, geven gewoon materieel levende personen ( k a r m i ' s) de voorkeur aan het tijdelijke van de lichamelijkheid in relatie tot Hem. K r i s h n a bewijst: God is liefde. D.m.v. geluid, de m a h â m a n t r a, de b h a j a n s recitatie van de verzen en prediking, brengt men liefde op voor God. Zo leert men zich te concentreren op de Persoon van God, zo leert men zich aan K r i s h n a, alleen aan K r i s h n a, alleen aan K r i s h n a, alleen aan K r i s h n a, over te geven. J a y a Sri K r i s h n a-C a i t a n y a (j a y a: alle eer aan -, uit te spreken als: dzjéja).

 

1.14 Heer K r i s h n a en A r j u n a , die op een grote, met witte paarden bespannen strijdwagen stonden, lieten hun bovenzinnelijke schelphoorns weerklinken.

T o e l i c h t i n g

De wet luidt: zonder K r i s h n a moeten we vroeg of laat mislukken. Wie met K r i s h n a zijn 'schelphoorn' laat klinken is verzekerd van de overwinning. Het zingen van b h a j a n is zo'n schelphoorn. Het vers meldt: transcendentaal of bovenzinnelijk. Willen we ons als toegewijden van K r i s h n a organiseren, dan hebben we succes aan Zijn zijde; in Zijn grondeloze genade heeft K r i s h n a ons als Heer C a i t a n y a de kans gegeven samen met Hem een toegewijde te zijn en een transcendentale schelphoorn te blazen en bovenzinnelijke liefde te bereiken. Hij incarneerde (...) niet alleen.

Telkens als Hij nederdaalt nemen tal van andere grote zielen hun geboorte. De meest bekende van allen is Zijn broer, Heer B a l a r â m a, die net als K r i s h n a ook B h a g a v â n, de Allerhoogste Heer wordt genoemd. Dit spel van B h a g a v â n en B h a g a v â n speelt zich telkens weer opnieuw af in de menselijke geschiedenis: K r i s h n a en B a l a r â m a, R â m a en L a k s m a n a, N a r a en N â r â y a n a. Zo daalde het roemruchte duo wederom neder in de gedaante van Heer K r i s h n a-C a i t a n y a en Heer N i ty â n a n d a, met het speciale doel de congregatie van toegewijden nieuw leven in te blazen. Duizenden jaren was men bezig geweest (met up's en downs) K r i s h n a te vereren, maar nu werd alles op onvergelijkelijke wijze door Heer C a i t a n y a en Zijn expansies, ookwel V i s h n u- t a t t v a genoemd, de werkelijkheid van V i s h nu, herbevestigd.

Heer C a i t a n y a leefde zich in in de liefde voor K r i s h n a van met name de g o p i ' s - waarvan S r i m a t e_R â d h â r â n î de meest bekende is. Dit betreft de jeugdliefde van K r i s h n a, die toen nog als jongeling als koeherdersjongen ( g o p a) tussen de koeherderinnetjes (g o p i ' s) leefde (hoewel K r i s h n a van adel was werd Hij tussen de koeherders van Gokula in V r i n d â v a n a opgevoed omdat een boosaardige oom van Hem die voorspeld was dat K r i s h n a hem zou doden Hem vervolgde).

De V i s h n u - t a t t v a van Heer C a i t a n y a wordt ook wel P a n c a- t a t t v a (zie afbeelding bovenaan volgende pagina) genoemd omdat hij uit vijf personen bestaat: Heer C a i t a n y a (K r i s h n a), Heer N i t y â n a n d a (B a l a r â m a), Sri A d v a i t a -Sri betekent Heer-(Mahâ-V i s h n u), Sri G a d â d h a r a (Râdhârânî) en Sri V â s â d i (N â r a d a). Deze personen worden als de nederdalingen van de personen tussen haakjes vermeld gezien. Heer Nârada is een zuiver transcendentale persoon die via B r a h m â als leerling van K r i s h n a als de geestelijk leraar van V y â s a d e v a optrad. V y â s a d e v a stelde zoals gezegd het S r î m a d B h â g a v a t a m en de B h a g a v a d_G î t â als onderdeel van het M a h â b h â r a t a te boek. Heer N â r a d a staat bekend als de eerste toegewijde, de ziener der Goden en geldt als de beschermer van de toegewijde dienst, waarin in de incarnatie van B a l a r â m a (ookwel B a l a d e v a genoemd), Heer N i t y â n a n d a steeds de rol van de eerste geestelijk leraar vervuld.

Toegewijden in de tempels en thuis voor hun schrijn of huisaltaar, waarop de beeltenissen van K r i s h n a, Zijn expansies en Zijn toegewijden staan (de â c â r y a ' s in erfopvolging), zingen nadat ze na zes uur slaap op een nuchtere maag ongeveer twee uur de m a h â m a n t r a gaan chanten (zonder melodie), eerst de Prabhupâda Pranâti en vervolgens de z.g.P a n c a-t a t t v a- m a n t r a. Deze m a n t r a behoeft nauwlijks vertaling, ze bestaat louter uit de namen. Deze m a n t r a wordt ook uitgesproken voorafgaande aan iedere ronde van 108 keer de m a h â m a n t r a gechant op de j a p a - m a l a, het bidsnoer met de 108 kralen en één grote kraal voor de P a n c a - t a t t v a-mahâ-mantra. P a n c a_t a t t v a- m a n t r a:

 

 

 

 

Panca-tattva-Mahâ-Mantra

Sri K r i s h n a C a i t a n y a, (C)
Prabhu Nityânada,
(FI)
Sri Advaita,Gadâdhara, Srî Vasâdi
(Dm GII)
Gaur' Bhakta Vrnda
(EmFC)
var.
Sri K r i s h n a C a i t a n y a, (C G I Dm)
Prabhu Nityânada,
(C GI)
Sri Advaita,Gadâdhara, Srî Vasâdi
(C GI)
Gaur' Bhakta Vrnda
(F I Am GI)
 

De Panca-tattva-Mahâ-Mantra

(Al'eer aan) Heer K r i s h n a C a i t a n y a, (C)
Meester Nityânada,
(FI)
Heer Advaita. Gadâdhara, Heer Vasâdi
(Dm GII)
en alle toegwijden van Heer Gaura
(Em F C).

var.

(Al'eer aan) Heer K r i s h n a C a i t a n y a, (C G I Dm)
Meester Nityânada,
(C GI)
Heer Advaita Gadâdhara Heer Vasâdi
(C GI)
en alle toegwijden van Heer Gaura
(F I Am GI)

 

 

melodie (MIDI):

Audio-bestanden

Akkoorden

 

 

 

1.15 Hrsîkesa (K r i s h n a) liet zijn schelphoorn, Pancajanya, schallen, Dhananjaya (A r j u n a)blies op de zijne, Devadatta; en B h î m a, de onverzadigbare eter en geduchte held, blies op zijn schrikwekkende schelphoorn Paundra.

T o e l i c h t i n g

Onze helden, de helden van de Ware Tijd van het Hier en Nu, K r i s h n a en A r j u n a hebben allerlei bijnamen. De hier gebruikte namen hebben betrekking op wat er gebeurt. H r s i k e s a is een bijnaam van K r i s h n a die betrekking heeft op zijn meesterschap over het zintuiglijk apparaat, het lichaam. De bijnaam van A r j u n a heeft betrekking op zijn onzelfzuchtige houding offers te brengen, vrijgevig te zijn. Belangrijk is dat ook de schelphoorns een eigen naam hebben. Dit geeft uitdrukking aan het feit dat ieder zijn eigen rol in het spel te spelen heeft. Dit wordt ook wel het s w a - d h a r m a van een persoon genoemd. Voor ieder van ons is het de levensopdracht te achterhalen wat ons s w a - d h a r m a is. Enerzijds moeten we meedoen met de rest, anderzijds moeten we ons binnen de cultuur onderscheiden door te leren herkennen wat onze positie is. Afhankelijk van de leeftijd, het geslacht, de geboorte, het z.g. k a r m a, de aard van het lichaam, de plaats, de tijd en de omstandigheden moet ieder zijn relatie met K r i s h n a herkennen en er de gevolgen van inzien. Als we b.v. letten op het s w a - d h a r m a van Nederland, de eigen aard van Nederland, dan kunnen we wel spreken van een speciale relatie met K r i s h n a.

De Nederlander heeft de last van de reformatie op zich genomen enerzijds en zich daarmee aan de zijde van Heer C a i t a n y a opgesteld, anderzijds heeft ze niet een republiek, maar een koninkrijk weten staande te houden. Met dit laatste blijft Nederland via het staatshoofd met K r i s h n a verbonden. (K r i s h n a: Ik ben de monarch B.G. 10: 27). Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat in de nederlandse b h a k t i Heer C a i t a n y a en de verering van de P a n c a- t a t t v a voorop gaat. In feite behoren zowel K r i s h n a als C a i t a n y a (de P a n c a - t a t t v a) op het altaar te staan, omdat we enerzijds C a i t a n y a niet altijd voor K r i s h n a zelf moeten, of mogen, aanzien, dat is immers Zijn spel ( l i l â), en anderzijds steeds de gedaante van K r i s h n a voor de geest moeten hebben. Beide vormen zijn noodzakelijk om een compleet beeld van de werkelijkheid van de b h a k t i te verkrijgen. Zonder Heer C a i t a n y a weten we niet wie de leiding heeft in de toegewijde dienst, en zonder K r i s h n a weten we niet goed waar we ons op moeten richten als Heer C a i t a n y a Zichzelf ontkent. Zo kon het gebeuren dat in Nederland veel toegewijden, net als Heer R â m a door Zijn vader, het bos in zijn gestuurd met de mededeling: je moet het zelf maar uitzoeken (met K r i s h n a). We moeten goed begrijpen wat dit betekent: K r i s h n a wil dat wij Hem ieder voor zich op onze eigen manier, met onze eigen schelphoorn, ontdekken in ons leven en daarin realiseren wat er nodig is voor de saamhorigheid. Als we onszelf met India vergelijken: daar is het heel normaal dat ieder huisgezin op geheel eigen wijze met K r i s h n a omspringt. Alle mogelijke personen en attributen kan men op een hinduschrijn aantreffen. Zo is de religie, het zich opnieuw met de Heer, K r i s h n a, te verbinden, een uitdrukking van ieders eigenheid, en niet zoals sommige onwetende commentatoren verklaren een bedreiging van de individualiteit.

 

1.16-18: Koning Yudhisthira, de zoon van Kuntî, blies op zijn schelphoorn Anantavijaya, en Nakula en Sahadeva, bliezen op de Sughosa en de Manipuspaka. Die grote boogschutter, de koning van Kâsî, de grote strijder Sikhandî, Dhrstadyumna, Virâta en de onoverwinnelijke Sâtyakî, Drupada, de zoons van Draupadî en de anderen, o koning, zoals de zoon van Subhadrâ, in volledige wapenrusting, bliezen allen op hun schelphoorn.

T o e l i c h t i n g

Er waren strijders op het slagveld, die zoals gezegd onoverwinnelijk heetten, nog nooit verslagen waren. Er waren strijders die het in hun eentje tegen duizenden tegenstanders tegelijk konden opnemen, z.g. m a h â - r a t h a ' s. Dezen stonden tegenover elkaar. Niet alleen familieleden, maar vele vorsten uit andere landen met hun legers waren er. Het was een wereldoorlog waarin vrijwel alle grote heersers van die tijd het leven zouden laten. Dit was K r i s h n a 's opzet: of men nu het goede of het kwade aanhangt, het spel van vergaren en beheren dat heersers altijd spelen komt vroeg of laat ten einde. K r i s h n a beschermt iedereen tegen de valse heerschappij die gebaseerd is op bezit en macht over anderen. K r i s h n a is Zelf de oorspronkelijke eigenaar en beheerser. Hij is de oorspronkelijke genieter (R â m a). Alleen de P â n d a v a ' s zouden de strijd overleven. Alleen de trouwe toegewijden. Ongeacht aan welke kant men streed zou men de strijd niet overleven. Alle macht sneuvelde.

Ook hierin herkennen we het thema van de zelfstandigheid die zich tegen zijn eigen Heer, maar niet tegen Zijn eigen leer, moet keren om zich waar te maken. S'ukadeva G o s v â m i zegt hierover in het Srîmad_Bhâgavatam (10.33: 32) tegen M a h â r â j a_P a r i k c h i t: 'wat de groten leren is volmaakt, niet steeds voorbeeldig is hun doen, een schrander mens volge hun slechts, in daden met de leer verzoend'. We moeten niet imiteren (a n u k a r a n a), maar volgen (a n u s a r a n a). Mensen die imiteren, zoals sommigen b.v. de g o p i ' s proberen na te doen in V r i n d â v a n a, worden s a h a j i y â genoemd. We moeten K r i s h n a s gedrag (en dat van Heer C a i t a n y a) niet imiteren, wel er veel van leren. Het gaat in de oorlog tegen m â y â dan ook niet om het bereiken van de verlichting of het behoud van het lichaam. Terwille van de eer doet men zijn eeuwige plicht, het s a n â t a n a _ d h a r m a, en verzekert zich zo van zijn relatie met God. Als we het toevallig wel overleven en verlicht raken van de last van de wereldse verplichtingen is dat slechts een bijkomstigheid. Helden sneven en heiligen moeten eeuwig leven, dat is de werkelijkheid van K r i s h n a. De held bekommert zich niet om zijn lichaam en neemt gewoon weer opnieuw geboorte om voor zijn zaak te vechten. De heilige keert niet weer terug, maar blijft eeuwig verbonden met zijn plichtsvervulling, zijn relatie met K r i s h n a.

Zolang we materiële doelen hebben, moeten we terugkeren naar deze wereld. Hebben we de transcendentie van K r i s h n a als doel, dan bereiken we de geestelijke wereld en leven we met zielen zoals wijzelf (B.G. 4: 9).

 



 

next

 

noten:

 *neurotisch: De hier gehanteerde definitie van neurose luidt: die kramptoestand die gekenmerkt wordt door compensatie en ontkenning en niet stabiel is. De symptomen zijn: controlewanen, agressie, bezitsdrang, gebrek aan zelfvertrouwen (wijfelzucht), identiteitsproblemen (vervreemding). Sanskriet: a h a m k a r a, vals ego.